Toen het delict zich voordeed, zat ik gehurkt, met de fiets op de staander naast mij, geconcentreerd, in een grasberm te kijken naar een bloeiende plant waarvan ik ondertussen de naam te weten gekomen ben, maar op dat moment nog niet wist.
Er was zeker geen sprake van aanleiding gevend gedrag van mijnentwege. Niets leek dit rustig contact met de natuur te kunnen verstoren. Ik voelde mij zelfs geflatteerd toen een knappe met de moto rijdende jongeman even vóór de crime scene gestopt was om te vragen of het goed met me ging. Niettemin overvielen mij schuldgevoelens omdat ik de hulpvaardige jongeman en die zijn schaars tegenwoordig, onnodig, ongerust had gemaakt.
Plots kreeg ik een gewaarwording van lichte prikjes in mijn linkerhand, waaraan ik eerst geen aandacht schonk. In de natuur word ik wel meermaals geprikt, hetzij door brandnetels die mij uren met een branderig gevoel opzadelen, hetzij door distels die zo hard prikken dat ik een uitroep van pijn niet kan onderdrukken. En dan zijn er nog de insecten die mijn huid ontsieren met jeukende bobbels die ik vaak open kras door de kwelling. Een beet of prik waarna een infectie volgt, heb ik nog niet gekregen. Of toch, die ene steek van een wesp maar dat was een spijtig toeval.
Ondertussen bleef het irriterend gevoel maar duren zodat ik toch even een zijdelingse blik op mijn hand wierp en toen zag ik ze zitten: een grijs insect waarvan de ogen mij onmiddellijk aan een daas deden denken.
Vroeger zou ik ze in een reflex van mijn hand hebben geschud. Weliswaar heb ik ondertussen geleerd mijn koelbloedigheid te bewaren wanneer een plotse waarneming die tot een foto kan leiden, zich voordoet. Met één hand heb ik de instellingen van mijn camera kunnen veranderen, scherpstellen en de sluiterknop indrukken.
Na het maken van de foto heb ik de vrouwelijke daas (het zijn alleen de vrouwtjes die bijten omdat ze de eiwitten uit bloed nodig hebben voor de productie van eitjes) vlug van mijn hand verwijderd. Waar ze zat was enkel een heel klein rood puntje te zien. Nochtans, gelijk ik andere slachtoffers hoor vertellen, maken deze bloeddorstige insecten met hun vlijmscherpe tandjes lelijke wonden in de huid.
Oftewel is ze door mijn vel niet geraakt oftewel vond ze mijn bloed niet lekker. Het kan ook zijn dat ze sympathische gevoelens voor mij ontwikkelde aangezien ze toch een hele tijd is blijven zitten. Het komt nog voor dat criminelen iemand sparen vanwege een soort van genegenheid.
Wie weet wat er allemaal in de kop van zo'n insect omgaat. Hopelijk sta ik morgenochtend niet op met een opgezwollen hand of ben ik zelf geen vampier geworden, dacht ik, wat angstig.
Misschien had ik beter terug naar huis gereden om het wondje te ontsmetten. Maar uiteindelijk vond ik het niet nodig omdat de hand er normaal bleef uitzien. En inderdaad 's anderendaags bij het opstaan zag de hand er nog ok uit. Enkel wat lichte jeuk ergerde mij.
De ellende begon echter in de loop van de namiddag. Tegen de avond was mijn hand al serieus opgezwollen. De nacht werd een kwelling door de hevige jeuk, om de muren van op te lopen.
Gelukkig mocht ik de dag nadien bij de dokter langs gaan die geen infectie maar een allergie vaststelde. Tegelijkertijd heb ik mijn vaccinatie tegen tetanus vernieuwd. Een noodzakelijke vaccinatie voor wie veel in de natuur actief is.
Allé, om een eind te maken aan dit 3 dagen durende verhaal, ben ik van de ongemakken verlost geraakt met een doktersvisite, een zalfje, een doosje pillen en geduld. Geruststellend is dat ik nadien nooit of te nimmer de behoefte heb gevoeld om zelf iemand te bijten.