op zoek naar argumenten Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels.
01-06-2011
Op zoek naar argumenten
Dit is een uitnodiging. Samen op zoek naar argumenten.
De omgevingsfactoren waar onze scholen in de stad Antwerpen zich bevinden veranderen steeds sneller en diepgaander. De evolutie van de grootstedelijk context lijken exponentieel te verlopen. Onderwijs ondergaat dit en probeert aan steeds wisselende behoeften te beantwoorden.
Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels. Dit was en is de missie van het middenveld en dus ook onderwijs. Hoe solidariteit waar maken vanuit grote diversiteit. Hoe het stedelijk project koppelen aan deze van de vele nieuwkomers en de Moslimgemeenschap in het bijzonder.
Op zijn minst hebben wij geprobeerd antwoorden te verzinnen. Brede school, een keuze voor de moeilijkste leerlingen, diversiteit als normaliteit Dit vanuit de praktijk en in de dagelijkse realiteit.
Ik hoop dat ik met deze blog bondgenoten vind om het denken rond diversiteit verder te ontwikkelen. Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, ouders, maar ook onze kinderen willen allen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is minder een kwestie van taal, wel van cultuurverschillen.
Zaak is de transitie in deze stad, hoe bevreemdend ook, positief te vertalen. Het blijft mijn overtuiging dat dit een opportuniteit is voor het katholiek onderwijs in Antwerpen. Daarvoor zijn historische, religieuze maar ook kwaliteitsargumenten.
Red de wereld, een pleidooi voor een authentiek verbindend middenveld.
Antwerpen
21 februari 13
Red
de wereld, een pleidooi voor een authentiek verbindend middenveld.
Het
tijdsgewricht waar we vandaag in leven wordt gekenmerkt door steeds
versnellende processen in zowat alle domeinen van ons leven. Deze
veranderingsprocessen zijn uniek omdat ze zich vandaag op mondiale[1] schaal voordoen. De
omgevingsfactoren in alle steden wereldwijd veranderen steeds sneller en
diepgaander. De evolutie van de grootstedelijke context lijken exponentieel te
verlopen. De grenzen van het adaptatie vermogen van mensen, groepen en organisaties
wordt daarbij ver overschreden. Dit mondiaal fenomeen is een unieke
werkelijkheid die inderdaad niet terug te draaien is.
De
vervreemdingsverschijnselen die daaruit ontstaan zijn divers en gelaagd en
worden in het beste geval omgezet in verzet. Individuen en organisaties
vertalen hun verzet in diverse vormen. Van lethargie tot fundamentalisme, geweldloos
verzet tot vrijheidsstrijd. De groeiende vervreemding of zelfs het verzet van sommige
gelovige gemeenschappen t.o.v. democratische verworvenheden en stelsels zijn hierbij
zorgwekkend. De meeste van deze fenomenen zijn onschadelijk. Andere fenomenen
zijn destructief en kennen hier en daar fascistoïde kenmerken.
De
landen van herkomst van vele medeburgers ondergaan vandaag in overtreffende
wijze bovenstaande fenomenen. Ons huis staat niet alleen. Gebeurtenissen in Rabat
of Antwerpen grijpen op elkaar in alsof we buren zijn. Er is inderdaad maar één
wereld. Terzelfdertijd wordt de westerse samenleving gekenmerkt door een totale
tweedeling, zowel sociaaleconomisch als cultureel. De heersende kapitalistische
mondiale structuur verdringt de sociaaldemocratische orde in West Europa en
creëert structurele armoede.
Het
daaruit voortvloeiend maatschappelijke debat, voor zover ze democratisch kan
verlopen, wordt bepaald door wisselende themas die antwoord zoeken op het
onvermogen om de veranderende werkelijkheden te vatten. Casuïstiek als
metafoor. Het debat over dragen van een hoofddoek in Vlaanderen bijvoorbeeld is
blijkbaar een metafoor om het thema geloof[2] in de samenleving te kunnen
kaderen.
Hoe
kunnen we als gemeenschap, in zoverre mensen zich vanuit een
identiteitsbeleving als groep kunnen identificeren, een bijdrage leveren aan
het democratisch verzet. De oplossing ligt hem bij het middenveld, het
politiseren van dromen en het versterken en ondersteunen van hun invloed.
Maatschappelijke verandering is echter maar mogelijk wanneer sociale bewegingen
zich terug willen verbinden met de non-middenklasse, hun oorspronkelijke missie
terug opnemen.
De
positie van het historisch middenveld, die vandaag vervreemd is van de
non-middenklasse, staat ter discussie. Niet in het minst omdat ze verstrikt is
geraakt in het web van de georganiseerde hebzucht. En toch zijn
middenveldorganisaties de belangrijkste motor tot democratische verandering.
Een breed draagvlak ontstaat pas naarmate groepen via zelforganisatie zichzelf
kunnen definiëren en daardoor organisatie kunnen worden.
Als
typisch kaderlid vanuit de katholieke actie ben ik schatplichtig aan dit middenveld.
Zij was de motor van een emancipatorische beweging die in Vlaanderen een sterke
middenklasse[3]
creëerde. Via het onderwijs, haar organisaties, slaagde dit middenveld erin haar
programma te politiseren en daardoor belangrijke sociale verworvenheden te
verankeren.
In onze
steden probeert een groeiende non-middenklasse vandaag aansluiting te vinden
bij het historisch middenveld. Het blijft mijn overtuiging dat dit een
opportuniteit is voor onze bewegingen en het katholiek onderwijs. Als we
daar niet in slagen dan verdwijnen we.
Luc lamote
[1] Mondialisering door spectaculaire groei van transport
en communicatiemogelijkheden, gekoppeld aan groeiende energie en voedsel behoeften.
[2] Geloof als verzwakkend en storend element t.o.v. de
postmoderniteit. De positie van vele maatschappelijke actoren en de concrete
praktijk van het verdringen religieuze symbolen en organisaties vertrekt vanuit
een beschavingsretoriek. Godsdienst is dus hinderlijk, achterlijk.
[3] Na de tweede wereldoorlog telde Vlaanderen amper 15%
middenklasse in de jaren 80, 65%.
Jezus/Jezelf
in elkaar herkennen op een katholieke school [ lezing, 18 januari 2013, TPC,
Antwerpen ]
Dr. Jürgen Mettepenningen
Geachte
Dames en Heren,
Vooraleer
mijn lezing aan te vatten, heb ik goed nieuws voor u. Kijkt u eens goed rond in
de zaal en besef: één van u is de
Messias! Wauw Aangezien dit wel heel
bijzonder nieuws is, kom ik er straks uiteraard uitgebreid op terug.
Spreken
over de jeugd van vandaag, of over het christelijk geloof, of over de kerk
vandaag: het begint vaak met klagen. Een catalogus van negatief nieuws, problemen,
miserie en jammerklachten passeert dan niet zelden de revue. Zo niet vandaag,
want een opsomming van alle problemen creëert volgens mij een atmosfeer waarin
het betoog eindigt met nog méér problemen. Ik wil dan ook bij wijze van
inleiding een drieledige lofzang aanheffen, geen klaagzang:
/ .
Zie
bijlage
TOCHTGENOOT MET EEN BLIJDE BOODSCHAP
Antwerpen 7 februari 13
Geachte
heer J. Mettepenningen
Uw
lezing TOCHTGENOOT MET EEN BLIJDE
BOODSCHAP[1]
heeft mij bijzonder getroffen. Het voelde aan als thuiskomen. Bij lezing
kan ik er nog altijd van genieten[2]. Ik heb dus geen enkel
behoefte de inhoud te relativeren of in vraag te stellen integendeel. Bedankt
voor deze ervaring.
Thuiskomen
heeft natuurlijk ook iets melancholisch, het verwijst naar een verleden. In
mijn geval Pa en Ma, een mooie jeugd, Ward Bruynickx onze proost in de Chiro,
zeg maar onze inspiratiebronnen. Geschiedenis die ons vormde tot wie we
vandaag zijn. Thuis als onderdeel van onze identiteit.
Uw
oproep om bij mijn collegas of in mezelf Messias te ontdekken heb ik niet goed
begrepen. Eerlijk, ik heb goed gekeken maar ik zag Hem niet zitten.
Waarschijnlijk omdat we wat beschadigd zijn. De druk vanuit een steeds verder
hollende moderniteit, verdriet omdat we onze thuis verliezen. Verdriet door
het integriteitsdebat die ons thuis en haar positieve romantiek aantastte.
Toch
sluit ik me aan met wat u omschrijft als een lofzang. Na meer dan 40 jaar
engagement in en met de katholieke actie ben ik meer dan ooit overtuigd in het
belang van godsdienst als emancipatorische kracht. In de school is God niet
dood, zelfs niet in onze scholen waar het katholiek onderwijs vandaag minder
dan 4 % kernkatholieken telt. God wordt terug binnengebracht via de vele
kleuren en nieuwkomers. Onze katholieke school, leerkrachten, worden bevraagd
over hun religieuze praktijk door de bv. Jongeren afkomstig uit Oost-Europa.
Kortom veel gelovige leerlingen, hun ouders, zij hebben vertrouwen en
verwachten veel van ons. Veel van deze ouders, ook de moslims, kozen voor een
school waar geloof in het pedagogisch project is verankerd. Ik had dus het
voorrecht de Messias terug te ontdekken via en bij de leerlingen.
Vandaag
gaat het maatschappelijk debat over de plaats van het geloof in onze
samenleving en dus ook in de school. Geloof als verzwakkend en storend element
t.o.v. de postmoderniteit. De positie van vele maatschappelijke actoren en de
concrete praktijk van het verdringen van katholieke en religieuze organisaties
vertrekt vanuit een beschavingsretoriek. Godsdienst is dus hinderlijk,
achterlijk. In die zin zijn de anders gelovigen onze bondgenoot. En ja, vooral
de moslims hebben mij geïnspireerd in het terug ontdekken van mijn eigen
religieuze traditie en cultuur.
Onderwijs
waar God een plaats heeft in het pedagogisch project zal verdwijnen wanneer
we elkaar niet vinden. Ondanks het feit dat de laatste 4% kernkatholieken het
onderwijs verlaten lijkt me het christelijk opvoedingsproject springlevend.
Zaak is de veranderingen in onze samenleving, hoe bevreemdend ook, positief te
vertalen. Het blijft mijn overtuiging dat dit een opportuniteit is voor het
katholiek onderwijs.
Uiteindelijk
herleidt het debat zich naar onszelf. Zijn we nog een katholieke school en wat
betekent dit. De identiteitsvraag wordt zo door anderen, incidentjes, scherp
gesteld. Juist in dit tijdsgewricht hebben onze schoolbesturen, geflankeerd
door het vicariaat beslist het katholiek onderwijs in onze stad te verlaten.
Deze bewering is niet lichtzinnig. Toch oprechte dank voor de lofzang.
VZW MC Attawasul nodigt jullie graag uit op 1 februari om
het project "Tekka - Vertrouwen" voor te stellen waarbij de
essentiële vertrouwensdriehoek jongeren - ouders - onderwijs wordt toegelicht.
Tijdens deze avond beginnen we met de
vertoning van onze zelfgemaakte documentaire waarin ouders, jongeren en scholen
getuigen over de problematiek rond allochtone jongeren in het onderwijs. Verder zullen drie deskundigen ieder een luik
behandelen/toelichten in de vorm van een korte workshop. Op dat moment krijgt u
de gelegenheid om uw constructieve mening te delen met de experts.
De drie experts die instaan voor de workshops zijn:
Luc Lamote, voormalig directeur van de brede school 'het Keerpunt'
in Borgerhout. Mohamed Chatouani, islamdocent en studiebegeleider op de
Erasmushogeschool in Jette. En tenslotte Nadia Berhmoun, directeur van een Brusselse
school, geboren en getogen in Genk.
Natuurlijk mag de humor niet ontbreken en daarvoor zal Ramzi
Zerqane (standup comedian) op geheel eigen wijze het thema onder de loep
nemen.
Iedereen is welkom! Toegang is gratis. Hapjes en drank zijn voorzien.
Wanneer? Vrijdag 01 februari 2013 om
19u. Waar? Schouwburg, Stadsplein 1, Genk
Om organisatorische redenen willen wij u vragen op
voorhand in te schrijven. U kan zich aanmelden via: mohamed_xbe@hotmail.com
(met vermelding van voor- en familienaam en aantal personen) telefonisch: 0473/ 21.93.44
De vaststelling dat er een hoog percentage Marokkaanse jongens
slechte resultaten halen op school waardoor ze ongekwalificeerd de school
verlaten is spijtig genoeg waar. Hoe komt dit? Wat kunnen we er aan doen? De
vraag van tien miljoen.
Schuldvragen zijn niet aan de orde. Onze scholen, ouders,
maar ook onze jongeren, willen allen het beste. Toch bepalen schuldvragen vaak
het debat. Deze aanpak kan nooit tot een positief resultaat leiden. De zorg van
ouders voor hun kinderen, toekomstwensen van mensen, hun dromen, zorg en
verwachtingen zijn bij iedere mens gelijk. Gelijke onderwijskansen zijn niet
alleen een zaak van de school, maar van iedereen. Daarom ook is deze studieavond
belangrijk en op zijn plaats. Bij dezen een poging tot analyse en het
voorzichtig formuleren van oplossingen.
Omgevingsfactoren spelen. Het problematiseren van
diversiteit is hardnekkig en zit bijzonder diep. De ouders, thuiscultuur, taal,
integratiebereidheid en zelf godsdienst dragen volgens de waan van de dag de
oorzaken van slechte schoolresultaten in zich. De islamfobie kent momenteel een
hoogtepunt.
De tweedeling in de samenleving heeft zich voltrokken en is
nu totaal, zowel sociaaleconomisch als cultureel. De leerkracht als prototype
en rolmodel van onze Vlaamse middenklasse versus leerlingen die in meerderheid
behoren tot de non-middenklasse. De verschillen zijn zo groot dat elementaire
communicatie, laat staan kennisoverdracht, onmogelijk is geworden. Dit laatste
heeft meestal niets met de kennis van het Nederlands te maken.
Naast algemene analyses spelen culturele elementen zeker een
rol. Het verwennen van jongens in het gezin is daarbij een element. Ook recente
inzichten in de ontwikkeling van jonge pubers kunnen leiden tot andere vormen
van pedagogisch handelen.
Volgens mij is het mogelijk deze negatieve spiraal te
doorbreken. Succeservaring, structuur en verbondenheid zijn hier de
sleutelwoorden. Zowel in het pedagogisch handelen als in het maatschappelijk
debat is het belangrijk dat het succes van het kind en de jongere wordt beloond
en verbonden met rolmodellen. Het doorbreken van een negatief zelfbeeld is
hierbij het resultaat en een voorwaarde.
Veel Marokkaanse kinderen hebben een zwak abstraherend
vermogen. Het aanbieden van structuur in het pedagogisch handelen op school en
thuis creëert meer veiligheid, dit als voorwaarde om te kunnen leren.
Uiteindelijk is verbondenheid tussen de school, het gezin en
de omgeving het belangrijkste. De thuiscultuur moet op school voelbaar en
zichtbaar aanwezig zijn.
IQRA
De liefde voor het leren in al zijn prachtige vormen.
BELEIDSVOORSTELLEN VAN DE GROEN! FRACTIE AAN DE VLAAMSE REGERING NAAR AANLEIDING VAN DE MAATSCHAPPELIJKE NOTA JEUGDZORG
De ad-hoc commissie Jeugdzorg kreeg op 29 juni 2010 van het Vlaams parlement de opdracht om te zoeken naar:
nmaatschappelijke verklaringen voor de voortdurend stijgende instroom van kinderen en jongeren in de (Bijzondere) Jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg;
nbeleidsvoorstellen op korte, middellange en lange termijn om die instroomstijging tegen te gaan en dat voor de beleidsdomeinen Welzijn, Jeugd, Sport, Onderwijs en Cultuur.
De commissie organiseerde in de periode oktober-december 2010 een eerste reeks hoorzittingen met hoofdzakelijk experts, en in de periode januari-april 2011 een tweede reeks met hoofdzakelijk getuigen uit het werkveld. Ze legde ook een aantal werkbezoeken af.
Al de verslagen werden gebundeld in een maatschappelijke beleidsnota die werd ingediend ter bespreking op 16 juni 2011.
Hieronder vindt u de beleidsvoorstellen namens de Groen! fractie . Net zoals in de maatschappelijke beleidsnota starten we met de algemene beleidsvoorstellen om daarna de meer sector gebonden voorstellen te formuleren.
1. Wie is nog normaal?
Onze samenleving gaat gebukt onder het streven naar perfectionisme . We hebben het moeilijk om fouten en gebreken te aanvaarden en als er al iets mis gaat dan willen we hiervoor absoluut een verantwoordelijke aanduiden.
Zo is een vreemde bacterie op voedsel die mensen ziek maakt wereldnieuws, dit mag nooit meer gebeuren. Meer nog dan naar een remedie te zoeken om de patiënt te genezen wordt gezocht naar de verantwoordelijke voor het onheil, was het een komkommerkweker in Spanje, een bio-kweker van groentescheuten in Duitsland ...Eens de verantwoordelijke geïdentificeerdverdwijnt de nieuwswaarde en kunnen de advocaten aan de slag. Over de achterliggende structurele oorzaak, het overmatig gebruik van antibiotica waardoor bacteriën resistent worden, daar heeft niemand het over.
De opvoeding van kinderen is aan dezelfde wetmatigheden onderhevig. De druk op de ouder en opvoeder is erg groot. Hij en hij alleen is verantwoordelijk voor de opvoeding, hij moet problemen voorkomen door de juiste opvoeding te garanderen. Als een kind op straat wordt overreden dan is dat de fout van de opvoeder, kinderen horen immers niet op straat en als een kind lastig of druk is dan komt dit door een foute aanpak van de opvoeder.
Ouders en opvoeders worden wel geholpen bij het opnemen van hun verantwoordelijkheid. Ze krijgen goede raad via opvoedingsondersteuning. Ouders worden vandaag overspoeld met informatie over de juiste leefregels en opvoedingstips. Opvoedingsondersteuning is 'cool', zelfs tv- programma's over opvoeding scoren hoge kijkcijfers .
Ook de overheid draagt haar steentje bij. Zo ontwikkelde Kind en Gezin dikke brochures met 'leefregels voor je baby en peuter. Om wiegendood te voorkomen ligt je baby best op de rug, als je start met groentepap gebruik dan geen groenten die langer dan drie dagen in de koelkast liggen, dat kan gevaarlijk zijn, rode billetjes nooit behandelen met babypoeder dat kan schadelijk zijn voor de luchtwegen,
Opvoeden wordt voor steeds meer ouders een stresserend gebeuren met voorop steeds weer die vraag, doe ik het goed? Als een kind druk en onhandelbaar is wijst de omgeving de ouders met de vinger. Ze pakken het verkeerd aan, ze kunnen het ondanks alle opvoedingsondersteuning niet aan. Ouders weten het niet meer en zoeken professionele hulp. Ze belanden op de wachtlijsten van de jeugdpsychiatrie of de geestelijke gezondheidszorg . Een diagnose autismespectrumstoornis of ADHD klinkt dan bijna als een opluchting, 'oef het is toch niet mijn fout'.
Ook in de school - de plek waar kinderen en jongeren het grootste deel van hun tijd doorbrengen - focust men steeds vaker op de problemen in plaats van op wat kinderen en jongeren wel kunnen, op hun talenten. Kinderen en jongeren met een stoornis geven immers recht op extra uren en ondersteuning en begeleiding. Een diagnose opent bovendien het recht op hulpverlening en medicatie (cf. de onrustwekkende stijging van het rilatinegebruik).Steeds meer leven kinderen in een samenleving die problematiseert in plaats van normaliseert.Zo stelt professor Psychoanalyse Stijn Vanheule (UGent): "Een probleem wordt veel sneller dan vroeger bestempeld als een stoornis. Je geeft aan kinderen dan ook de boodschap mee dat ze op een of andere manier gestoord zijn. Ik hou mijn hart vast voor de impact op de identiteitsvorming. Dit is de eerste generatie die zo intensief begeleid wordt en we weten nog niet wat het effect is. Al merk je nu al bij sommige jonge twintigers dat ze worstelen met het etiket dat ze vroeger opgeplakt kregen. Volgens Professor Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek van de universiteit van Utrecht, wordt steeds duidelijker dat voor de meeste kinderen die op jonge leeftijd een ADHD diagnose kregen, die diagnose op latere leeftijd niet wordt bevestigd. De Winter stelt dat slechts 1 van de 10 kinderen die het etiket ADHD mee krijgt ook effectief de stoornis heeft.
Het heeft geen zin om in hetzelfde euvel te vervallen en op zoek te gaan naar wie schuld heeft aan deze evolutie, of om de ouders, of de school of de hulpverleners met de vinger te wijzen. We hebben gewoon nood aan een grondig andere kijk op kinderen en jongeren.
Kinderen krijgen vandaag letterlijk en figuurlijk te weinig ruimte. Zo heet het dat spelende kinderen lawaai maken, kinderen alleen op straat laten onverantwoord en onveilig is en dat jongeren die op het openbaar domein verzamelen hangjongeren zijn
Uit onderzoek blijkt dat kinderen tussen 6 en 12 vandaag ruim 52% van hun verplaatsingen doen op de achterbank. Een vergelijking tussen 1971 en 1990 wees uit dat er een halvering is van de activiteiten die de kinderen zelf ondernamen, en een reductie van de actieradius met factor 9. Anno 2011 is die bewegingsvrijheid alleen nog maar verder ingekrompen hoewel concrete cijfers ontbreken. Dit is niet alleen erg omdat kinderen zo veel minder beweging hebben, ze worden zo ook angstiger en zijn veel minder snel zelfredzaam. De (auto)mobiliteit van de volwassenen beperkt steeds meer de mobiliteit van kinderen.
Nooit hadden kinderen meer rechten, nooit hadden kinderen minder ruimte.
Het aantal jongeren in de hulpverlening en in de bijzondere jeugdzorg kan alleen verminderen als we werken aan een transitie van onze samenleving, als we evolueren naar een samenleving waar een kind niet alleen (theoretische) rechten heeft maar ook de ruimte krijgt om kind, om jongere te zijn. We moeten opnieuw durven kiezen voor een samenleving die kinderen niet problematiseert maar normaliseert.
Een boeiende documentaire op de Nederlandse omroep over de negatieve invloed van een marktdenken op de zorgsector. Ondermeer hoe wetenschappelijk onderzoek wordt beïnvloed, hoe artsen worden bewogen tot het voorschrijven van welbepaalde medicijnen en hoe de consument/patiënt overtuigd wordt van het bestaan van onbestaande ziekten (verminderde lust bij vrouwen, overactieve blaas, ...) en de noodzaak om daarvoor allerhande medicijnen te nemen.
Stefan Noppen "Gesprekken uit de ivoren toren: DBSO een veredeld BUSO?"
Gesprekken uit de ivoren toren: DBSO een veredeld BUSO? Van welke burgerlijke planeet komt mevrouw Helsen?
Stefan Noppen
Vlaams Parlement:
Commissievergadering nr. C252 OND27 22 (2010-2011) 26 mei 2011
Mevrouw Kathleen Helsen: De manier van werken in het deeltijds onderwijs is bijna vergelijkbaar met die in het buitengewoon onderwijs. Natuurlijk zijn er nogal wat verschillen op het terrein. Waar een sterke band tussen het Centrum voor Deeltijds Onderwijs en het voltijds onderwijs is, krijgen de mensen uit het deeltijds onderwijs wel hetzelfde aanbod als hun collegas uit het voltijds onderwijs.Nochtans hebben ze totaal verschillende noden. Zij moeten met hun leerlingen op een totaal verschillende manier werken. Zij hebben nood aan een begeleiding, opleiding en nascholing op maat.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Omdat het buitengewoon onderwijs wordt vermeld, zou ik u willen vragen of er niets schort aan de instroom. Omdat de aflevering van een diploma mogelijk is, trekt men meer jongeren aan, bijvoorbeeld van jongeren die eigenlijk naar het
onderwijs van type 3 het buitengewoon onderwijs zouden moeten gaan. Ze kiezen toch voor het deeltijds onderwijs omdat ze daar een diploma kunnen krijgen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Stefan Noppen
Als leerkracht PAV in een centrum voor Leren en werken in Borgerhout,struin ik regelmatig door de vele artikelen, commentaren en informatie die men kan vinden over het deeltijds onderwijs.Zo lees ik ook regelmatig wat men verkondigt in commissies of het Vlaamse parlement omtrent onderwijs en in het bijzonder het Deeltijds onderwijs.
Wat mij voortdurend opvalt zijn de dubbele boodschappen en meningen die men verkondigt over het Deeltijds Onderwijs. Wat mij nog meer opvaltis de vervreemding van politici met onze jongerendoelgroep die voortdurend verandert . Men meent vaak te weten waarover men praat, maar eigenlijk is het frappant hoe weinig sommige ministers en parlementsleden weten over het deeltijds onderwijs. Meestal dekt men het potje, dat ons jongerenpubliek moet voorstellen, met de klassieke dooddoener: Schoolmoe.Maar als je dan op de man vraagt wat schoolmoeheid inhoudt, dan krijg je zeer verschillende antwoorden met het volgende cliché: schoolmoe maar daarom niet leermoe.
Vroeger werd het deeltijds onderwijs behandelt als een regenwaterton die de waterval van vele vervuilde onderwijsdakgoten moest opvangen. Was de ton vol, dan werd deze na een schooljaar te vaakgeledigd in de maatschappelijke riool. Weinig van dat regenwater werd zinvol gerecycleerd voor heel wat nuttigere en zinvollere doeleinden. Het enige wat leerkrachten DBSO toen reëel konden aanbieden aan hun jongeren was: een attest van verworven bekwaamheden, zeer wisselende werkervaringen los van opleidingen bij meestal supergemotiveerde, sociaal bewustewerkgevers die hen werkelijk wat konden aanbieden, maar helaas ook bij sommige werkgevers die in onze jongeren goedkope arbeidskrachten zagen. Later konden onze jongeren ook een getuigschrift tweede graad behalen.Onze taak was toen: Houd ze zinvol bezig tot ze niet meer leerplichtig zijn en zorg dat ze niet teveel op straat hangen. Laten we a.u.b. een kat een kat noemen en niet rond de pot draaien!Het DBSO werd toen als het noodzakelijk reservewiel beschouwd van het voltijds onderwijs om hun tekorten te camoufleren.Het lag aan de jongeren en niet aan het onderwijs als institutie! In die prille tijd werd nog niet gesproken van allochtonen, hoofddoekjes, zorgjongeren.Alternerend leren werd toen nog stiefmoederlijk behandelt en gelukkig via het ESF opgevolgd en bijgestuurd.Wie toen als jongere in het DBSO werkervaring kon opdoen, mocht zich gelukkig prijzen. De jongeren die geen werk konden vinden of krijgen, wachtten toen geduldig tot ze niet meer leerplichtig waren.De band tussen vorming en onderwijs was toen nog hecht. Dat onze jongeren afhaakten op school was omdat ze zogenaamd zich niet konden aanpassen aan het systeem en dus hadden ze nood aan een tijdelijke onderwijstherapie: het deeltijds onderwijs. De problemen van ons onderwijs die zich toen al manifesteerden bij vele jongeren, werden gewoon niet herkend of erkend.
Vandaag is de dakgoot een waterval geworden en de regenton een stuwmeer.
Eerst en vooral mevrouw Helsen: Onze jongeren zijn geen sukkels die zomaar uit het voltijds onderwijs stappen omdat ze zich niet kunnen aanpassen en daarom een bijzondere begeleiding nodig hebben, vergelijkbaar met het buitengewoon onderwijs. Onze huidige doelgroep is zo divers geworden, dat je op dit ogenblik geen enkele van onze jongeren zomaar onder het cliché kan vangen van schoolmoe, maar niet leermoe. Deze diversiteitwordt zichtbaar op vele niveaus die zich niet enkel beperken tot het instapniveau of etnische oorspong, taalvaardig, motivatieproblemen. De jongeren die bij ons komen aankloppen, willen gewoon geen voltijds onderwijs meer om zeer uiteenlopende redenen.Zij kiezen voor een school waar ze het gevoel krijgen dat ze iets kunnen bijleren, waar aandacht bestaat voor hun vragen en noden, waar ze echte werkervaring kunnen opdoen of op zijn minst leren ondervinden wat dat werkelijk inhoudt. En ja hoor, er zijn nog altijd jongeren die gewoon bij ons zich komen inschrijven, omdat hun vroegere schoolloopbaan telkens op de klippen eindigde. Bovendien groeit de groep niet leerplichtige jongeren die hun heil niet vinden in een tweedekansonderwijs ofeen klassiek volwassenenonderwijs. Hoe zou dat komen? Omdat het allemaal zo gesmeerd loopt in het voltijds onderwijs dat niets anders doet dan de kloof vergroten van wie kan volgen en wie niet???
Op dit ogenblik is het zo dat in ons centrum geen enkele klas lijkt op een ander. Onze klassen kunnen sterk verschillen qua opleiding, qua werkaanbod en tewerkstelling, qua niveau, qua sociale klasse,qua etnische mix, qua nationaliteiten, qua motivatie, qua leeftijd, qua taalvaardigheid, qua geslacht, qua interesses, qua opvattingen, enz . Wat mijn collega PAV of BGV presteert en aanbiedt, verschilt vaak sterk met wat ik als leerkracht PAV aanbiedt of mijn collegas BGV waar ik nauw mee samenwerk.
Waarom komen dan al die jongeren, die om zo vele diverse redenen niet meer hun gading vinden in het voltijds onderwijs, naar ons?Omdat wij MAATWERKONDERWIJS leveren in plaats van confectieonderwijs. Iedere jongere kan in principe bij ons terecht. Uiteraard zijn we geen supermarkt voor leerlingen. Ons aanbod is immers afhankelijk van de middelen en ingrediënten die we decretaal op ons bord krijgen.Bovendien kunnen we niet alle mogelijke opleidingen aanbieden met de broodnodige aangepaste en flexibele tewerkstelling. Sommige van die ingrediënten zijn zeer interessant en een heuse verbetering tegenover vroeger. We beschikken nu niet alleen over meer mogelijkheden om onze jongeren werkervaring te laten opdoen via brug en voortrajecten, naast deeltijdse arbeidscontracten, we beschikken nu ook over demogelijkheid om een flink deel van onze zo diverse doelgroep, de mogelijkheid aan te bieden een getuigschrift derde graad te behalen en zelfs een diploma middelbaar onderwijs. Het voltijds engagement is daarom tegelijk een zegen voor een deel van onze jongeren, maar ook een vloek voor een andere deel van onze jongeren. Het voltijds engagement is vaak voor onze zwakste jongeren een ongelofelijke hoge drempel. Zij hebben immers met nog een heleboel andere problemen te maken die ervoor zorgen dat ze niet zo fantastisch kunnen functioneren op werkvloeren.Ondanks alle moeite en tijd die collegas in ons centrum investeren in die jongeren, blijkt het maatwerkprincipe niet te lukken omdat decretaal het huidige systeem van brugprojecten, POT, voortrajecten niet werkt voor een beperkte groep jongeren. Je moet daar immers de tool en de middelen voor krijgen. Die tools en middelen bestaan niet alleen goede opgeleide leerkrachten, het gaat vooral om geëngageerde leerkrachten die durven afstappen van de vaak burgerlijke moraal en gekleurde bril die men nog te vaak hanteert in ons onderwijs.Maar veel belangrijker zijn aangepaste arbeidsgerichte projecten voor moeilijke jongeren.De huidige aanbod voortrajecten, brugprojecten zij niet altijd zo aangepast aan die groepof te beperkt in aantal.
En mevrouw Poleyn, u hoeft echt niet te denken dat in de toekomst vele leerlingen uithet BUSO zomaar een getuigschrift gaan behalen of een diploma middelbaar onderwijs. Sommige van die leerlingen zullen inderdaad meer behalen dan wat aanvankelijk van die jongeren zou verwacht worden. Niet alle BUSO jongeren zijn per definitie zwakke jongeren. En sommige jongeren die nu in BSO zitten, hadden misschien veel beter eerst het BUSO gevolgd. En hoeveel van de huidige jongeren in het BUSO hadden helemaal daar niet moeten zijn, omdat ze al in het basisonderwijs geen geschikt traject kregen aangeboden?Maatwerk leveren wil ook zeggen, dat niet elke jongere een traject zal aangeboden krijgen dat per definitie eindigt met een diploma middelbaar onderwijs. Ja we weten dat het vaak de natte droom is van vele ouders dat hun kind of jongere een diploma behaalt. En elke ouder heeft het beste voor. Maar wat veel belangrijker is, wordt vaak vergeten. Is zulk traject wel op maat van de jongere of uw kind? Gaatzoon of dochter nu plots beter en gelukkiger kunnen functioneren in deze samenleving omdat het een diploma middelbaar onderwijs heeft?Is dat het enige streven? Is het niet belangrijker dat uw zoon of dochter later zelfstandig kan instaan voor een eigen inkomen en de mogelijkheden krijgt aangeboden om zich later nog te kunnen bijscholen? Is zon toekomst niet realistischer?
Er is dus inderdaad nog veel werk aan de winkel. Maar misschien toch maar eerst even eens luisteren bij de professionele leerkrachten op het veld die al veel ervaring hebben. Om te eindigen citeer ik nog even Alain Mouton, redacteur bij Trends:
Onderwijsplannen Smet helpen arbeidsmarkt niet
zaterdag 09 oktober 2010 om 10u12
Pascal Smet zal er met zijn nieuwe onderwijsplannen niet in slagen meer technisch geschoolden jongeren voor de arbeidsmarkt af te leveren. Zijn plannen zullen vooral leiden tot nivellering en kwaliteitsverlies.
Onderwijsspecialisten zijn duidelijk: ons onderwijssysteem is ideaal voor de grote middenmoot. De hoogbegaafden en de zwakkere groepen krijgen te weinig aandacht. Een onderwijshervorming zet beter in op enerzijds een intensieve begeleiding van hoogbegaafden en anderzijds een bijzondere focus op scholieren die best snel naar de arbeidsmarkt worden geloodst. Daarom moet er extra aandacht komen voor het deeltijds onderwijs. Er is hier de voorbije jaren al een hele weg afgelegd maar in plaats van de zoveelste onderwijshervorming door te voeren zou de Pascal Smet beter volop investeren in een intensievere samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Het deeltijds onderwijs moet aantrekkelijker gemaakt worden, want vandaag is het te veel de laatste strohalm voor een leerling die het slachtoffer is van het watervalsysteem. Jongeren in een technische opleiding moeten zo veel mogelijk toegang krijgen tot bedrijfsstages.
Wat wij wensen is vooral werk op maat van onze jongeren blijven garanderen!
Nadenken over Katholiek onderwijs in onze stad, onze club, is een veelzijdige oefening. De analyses zijn al lang en uitgebreid gemaakt. Wat al 10 jaar duidelijk is wordt vandaag door de werkelijkheden ingehaald. De meerderheidspositie van de witte middenklasse in onze stad is voorbij.
De omgevingsfactoren waar onze scholen in de stad Antwerpen zich bevinden veranderen steeds sneller en diepgaander. De evolutie van de grootstedelijk context lijken exponentieel te verlopen. Onderwijs ondergaat dit en probeert aan steeds wisselende behoeften te beantwoorden.
Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels. Dit was en is de missie van het Katholiek middenveld en dus ook onderwijs. Hoe solidariteit waar maken vanuit grote diversiteit. Hoe het stedelijk project koppelen aan deze van de vele nieuwkomers en de Moslimgemeenschap in het bijzonder.
De vele probleemstellingen in de analyses hebben wel degelijk een hiërarchie. In de eerste plaats gaat het hier over de dromen van ouders en hun kinderen. Al de rest is ondergeschikt en utilitair. Schuldvragen zijn niet aan de orde. Onze scholen, ouders, maar ook onze kinderen willen allen het beste. Hoewel, gezien de slechte onderwijsresultaten bij de gekleurde jongeren we voor een verpletterende verantwoordelijkheid worden geplaatst.
Wat te doen is momenteel de centrale vraag. De zwakte van het katholiek onderwijs stelt zich zowel ideologisch, kwalitatief als structureel. Deze zwakten benoemen is een voorwaarde.
-Het geloof in ons katholiek project heeft te weinig draagkracht bij de schoolbesturen en het personeel. Ook politiek is er geen draagvlak meer. Een stedelijke benadering van het Katholieke project is noodzakelijk.
-Onze operationele organen zijn versnippert. Met 20 schoolbesturen vormen we verschillende scholengemeenschappen waar we een overeenkomst van niet-samenwerking afsluiten. De mogelijkheden die de scholengemeenschap ons boden werden en worden niet benut.
-Engagement is een voorwaarde maar geen garantie op kwaliteit. Zowel bij schoolbesturen als directies is er verwarring over rol en bevoegdheden. Interne problemen van financiële en bestuurlijk vermogen nemen alle energie weg dit ten koste van strategisch en conceptueel handelen.
Onze tijd is op. Het katholiek onderwijs heeft in de feiten beslist de stad te verlaten .Als er niet ingegrepen wordt is er voor de ouders die scholen willen waar religiositeit een pedagogische meerwaarde vormt geen plaats. Awel was een gemiste kans, maar we zijn hopelijk vertrokken. Hoe het diplomatiek overleg overstijgen door middel van een gemeenschappelijk project.
Formuleren van een strategisch concept met als basis.
1.Het debat over onze eigen identiteit verder activeren. Onze relatie met andere religieuze gemeenschappen verder uitklaren waardoor samenwerking tussen het Moslim middenveld en onze schoolbesturen kan gerealiseerd worden.
2.In respect en behoud van diversiteit dienen tussen verschillende schoolbesturen vergaande samenwerking gerealiseerd door middel van het instrument scholengemeenschap. In de stad herleiden we het aantal schoolgemeenschappen tot twee.
3.Het samenbrengen van onze gebouwen in een gezamenlijke patrimoniumvennootschap is noodzakelijk om verder verlies te voorkomen
4.Dit alles dient sterk verbonden en gestuurd door deKerkelijke overheid en het VVKO. Er bestaat maar één Katholiek onderwijs..
Zaak is de transitie in deze stad, hoe bevreemdend ook, positief te vertalen. Het blijft mijn overtuiging dat dit een opportuniteit is voor het katholiek onderwijs in Antwerpen. Daarvoor zijn historische, religieuze maar ook kwaliteitsargumenten.
Naar aanleiding van de KMS FORUM-dag van 12 mei 2011 publiceerde KMS een opiniestuk. Een overtuigde poging om als het gaat over interculturele samenlevingsopbouw en gelijke kansen de moed erin te houden. We zetten een andere bril op om de integratie te evalueren. We willen een sterk ondersteunend signaal geven aan wie werkt aan de nieuwe samenleving. We doen dat tegen de stroom in van wie integratie als een mislukking afdoet.
Het opiniestuk is gericht aan politici en opiniemakers die lijden aan kortzichtigheid en uitspraken doen vanuit een beperkt i.p.v. algemeen belang. We zullen het hen toesturen na Pinksteren 2011.
We leggen u dit opiniestuk voor met de vraag het te onderschrijven EN naast uw handtekening ook in één paragraaf van max. 10 lijnen uit te drukken waarom u dat doet.Zo krijgen we een gedeelde en verrijkte opinie als eindresultaat. Wat is uw opinie terzake? Schrijf ze neer en vul de KMS opinie aan.
We verwachten handtekening en uw tekstparagraaf voor zondag 12 juni, Pinksteren.
Bedankt voor uw medewerking!
INTEGRATIE: HOEZO MISLUKT?
Een gedeelde opinie n.a.v. het KMS FORUM van 12 mei 2011
Het is waar: Het volwaardig samenspel tussen mensen met verschillende culturele en levensbeschouwelijke achtergrond verloopt ook in Vlaanderen, België en Europa erg moeilijk. Verschillende samenlevingsbarometers geven aan dat racisme en discriminatie nog behoren tot de alledaagse ervaring. Voor sommigen zou Vlaanderen zelfs kenmerken vertonen van een gesegregeerde maatschappij. Anderen wijzen er op dat we echt wel stappen vooruit zetten in de interculturele samenlevingsopbouw.
De contactarmoede tussen mensen van verschillende origine of levensbeschouwing blijft reëel. De participatie van mensen met een immigratiegeschiedenis aan diverse maatschappelijke instellingen scoort nog steeds laag. De discussie over de grenzen die moeten gesteld worden aan een vrije culturele of levenbeschouwelijke expressie in de openbare ruimte blijft telkens opnieuw opduiken. Bovendien worstelen velen met het gegeven van recente migraties en de feitelijke vaststelling dat onze bevolkingsstatistieken een gekleurde groei aangeven.
Een aantal politici hebben het voorbije jaar, op basis van heel verschillende analyses, de multiculturele integratie als een mislukking afgeschilderd. Dat gebeurde in de schijnwerpers van alle media. De conclusie die zij verwoordden kwam, voor burgers die elke dag werken aan de nieuwe samenleving, over als een kaakslag.
Een open debat over het integratievraagstuk brengt ons dichter bij de werkelijkheid en houdt ons gelukkig ver weg van politiek afkeurende trefzinnen. Is het niet evenzeer waar dat de Vlaamse overheid het integratiebeleid laat balanceren tussen een open multiculturele benadering enerzijds en het veeleisende kader van kennis van de Nederlandse taal en aanpassing aan welomschreven (regionale) waarden en normen anderzijds? Wordt het integratiedebat op die manier niet verengd tot een cultureel debat en een vraagstuk van volkstoebehoren waarbij het zo vaak de immigrant is die de oproep tot inspanningen te horen krijgt?
Toch denken wij dat nieuwsgierigheid, wederzijdse uitwisseling en kritisch respect voor de levenservaring, de kennis, de wetenschap en het cultureel erfgoed van de verschillende groepen en personen, mensen - langs ontmoeting en dialoog tot creatieve antwoorden op onze gemeenschappelijke maatschappelijke uitdagingen en levensvragen brengt. Dat zijn dan antwoorden op de culturele én de sociale uitdagingen. Want zo is het; we staan voor een dubbele taak: een nieuwe gemeenschap opbouwen én meer rechtvaardigheid, mensenrechten en gelijke kansen realiseren.
Voor het slagen in die dubbele taak is er niet één groep binnen de samenleving verantwoordelijk voor het (al dan niet) lukken of mislukken. Niet één persoon of partij kan beweren dat het proces dat tot nu ontwikkeld werd, mislukt of gelukt is. Het is aan ons samen om tot deze of een andere conclusie te komen.
Daarom is onze vraag vandaag terecht. Integratie: hoezo mislukt?
Als ondertekenaars van deze opinie kijken we mogelijks anders naar de realiteit dan zij die de integratie als mislukt evalueren. Als ondertekenaars van deze andere visie léven we mogelijks zelfs in een andere realiteit. We willen daarom geen eenzijdige en ongenuanceerde besluiten trekken. We roepen eerder op om te doen wat we elke keer weer herhalen en blijven herhalen als het over integratie gaat: het moet van twee kanten komen, het is een wederzijds proces.
Wij vragen degenen die vandaag de integratie een mislukking noemen, in alle eerlijkheid te onderzoeken waar we in de voorbije veertig jaar gefaald hebben in de sensibilisatie van de brede samenleving m.b.t. het integratieproces. We vragen hen waar het beleidsplan van de overheid te vinden is om structureel en alledaags racisme te keren. We vragen hen met aandrang waarom de middelen die tot nu werden geïnvesteerd in het effectief doorbreken van de witte eilanden van tewerkstelling niet doortastend genoeg waren. Waren alle integratieplannen misschien ziek in het bed van de eenzijdige aanpassingsstrategie? Vergeten ze niet dat het integratievraagstuk is verbonden met dat van de migratie en met het (sociale) project van de immigrant? Vergeten ze niet dat de wijze waarop in het verleden de Noord-Zuid verhoudingen zich ontwikkelden en waarop vandaag de internationale samenwerking wordt georganiseerd, een wezenlijke rol speelt in dit debat? Lijden ze in deze niet aan geheugenverlies?
Wij zijn benieuwd naar de antwoorden. We kunnen en willen ondertussen niet voorbijgaan aan de dagelijkse concrete inspanningen van burgers die in al hun verscheidenheid - in buurten en organisaties, in jeugdverenigingen en overheidsadministraties, in gezinnen, in scholen, levensbeschouwelijke verenigingen en bedrijven, in openbare diensten en KMOs - werken aan rechtvaardig samenleven in diversiteit en met gelijke kansen. Ze mogen daar fier op zijn. Het is aan democraten met staatsmanschap die burgers te bevestigen en te sterken in hun engagement. Doen ze dat niet, dan laten ze belangrijke hefbomen liggen. Politici die enkel maar schaduwzijden benoemen moeten beseffen dat ze zelf ook verantwoordelijkheid hebben gedragen en dragen in wat zij de mislukte integratie noemen. Het is hoog tijd de niet-gouvernementele inzet en kennis van zaken uit de schaduw te halen en te belichten. Aan doemscenarios hebben we geen boodschap.
Onderschrijf deze tekst persoonlijk of in naam van een organisatie met bijgaand formulier vergezeld van uw aanvullende tekstparagraaf - voor 12 juni naar:
Honderd jaar geleden begon men in het onderwijs stilaan zicht te krijgen op de uitdagingen en verantwoordelijkheden die jaren voordien geformuleerd waren in de encycliek Rerum Novarum. Geïnspireerd door de inhoud van deze visietekst kozen een aantal mensen absoluut voor de zwaksten in de samenleving, en richtte men zich, dikwijls zonder middelen, op wat we vandaag een doelgroep zouden noemen : de verpauperde nieuwkomers die vanuit het platteland de stad opzochten. Technische scholen werden opgericht en gaven leerlingen generatie na generatie de kracht om zichzelf te emanciperen.
Deze emancipatiebeweging overheerste de 20ste eeuw. Na de tweede wereldoorlog kende Vlaanderen 15% middenklasse, nu ruim 60%. Een merkwaardige evolutie waarin onder meer het katholieke middenveld een cruciale rol speelde, met daarin een zeer bijzondere plek voor ons onderwijs.
Vandaag krijgt de inspiratie die Rerum Novarum ooit uitsprak een andere vorm, maar opnieuw kan een gemotiveerde keuze voor de absoluut zwaksten uit de samenleving ons actuele onderwijsbeleid richting geven. Een nieuwe non-middenklasse is zich immers stilaan aan het vormen, en de vraag is of we ons actief met deze groeiende groep nieuwkomers willen verbinden - een groep die vandaag niet noodzakelijk verpauperd, maar meestal wel gekleurd is. Of kiezen we enkel voor de bestendiging van een wit middenklassenproject.
Een feest als dat van morgen nodigt ons uit om na te denken over de toekomst. De omgevingsfactoren in onze steden en dorpen veranderen snel, waardoor het moeilijk in te schatten is hoe de onderwijsmarkt er binnen 10 jaar zal uitzien. De snelle demografische evoluties en steeds wisselende maatschappelijke verwachtingen stellen ons echter wel voor uitdagingen die het menselijk en organisatorisch adaptatievermogen soms overschrijden.
Dat maakt onze scholen kwetsbaar. Ieder schoolbestuur in Antwerpen, of Gent dient er zich van bewust te zijn dat de gekleurde diversiteit een feit is en zal blijven, en dat de meerderheidspositie van een witte middenklasse binnen 10 jaar definitief voorbij zal zijn.
Gelukkig, maar we moeten het ontdekken, ontstaat stilaan een nieuw georganiseerd middenveld, een groep van vaak goed opgeleide moslims die zich samen proberen sterk te maken. Ze staan onafhankelijk van het moederland, kiezen voor de meerwaarde van een democratische moderniteit en willen duidelijk zelf verantwoordelijkheden opnemen bij het realiseren van sociale doelen. Dit lijkt niet toevallig op het katholieke middenveld van na de jaren 30. Welnu, het is van cruciaal belang dat wij, de kaders van het katholiek onderwijs, ACW of sociale beweging, dit nieuwe middenveld proberen te verbinden met het onze. Wij én zij hebben daar belang bij, en zo steunen we de krachten die kiezen voor moderniteit en die willen bouwen aan een democratischer en sociaal Vlaanderen. Met assimilatie heeft dit niets te maken.
Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, onze ouders, maar ook onze kinderen willen allen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is minder een kwestie van taal (al wil ik het probleem van de taalachterstand niet onder de mat vegen), wel van cultuurverschillen. Om verschillen te overbruggen moet er een doorbraak komen zowel in de samenstelling van onze schoolbesturen als in die van het personeel. Het gebrek aan representatieve kaders en gevormde leerkrachten uit de nieuwe middengroepen is daarbij een groot probleem. En een kentering lijkt helaas niet op komst : van de studenten die een diploma hoger onderwijs halen is amper 2 % gekleurd. Dit is meer dan een uitdaging
Om al deze evoluties te ondersteunen wil ik hier pleiten voor brede en oriënterende scholen gebaseerd op succeservaring, structuur en kwaliteit. Laten we ons religieus geïnspireerd opvoedingsproject verruimen en toegankelijk maken voor nieuwe groepen. Want succeservaringen kunnen pas bereikt worden wanneer leerkrachten een positief vooroordeel kunnen opbrengen, wanneer resultaten tastbaar zijn en ouders uitgenodigd worden om van het succes mee te genieten vele vliegen in een klap. Structuur is broodnodig en kwaliteit start bij de relevantie van de opleidingen. In die zin is de nood aan goed technologisch opgeleide mensen vandaag een opportuniteit.
Zo blijft Rerum Novarum zichzelf steeds weer vernieuwen. Het is aan ons om de keuzes en de verbindingen te maken die vandaag, net als honderd jaar geleden, nodig zijn. Het zal evenveel moed vergen als toen .
Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven
Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven
Aan de vrienden van de werkgroep SOKOS.
Collegas
1.Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven maar speelt zich af op alle domeinen van ons leven. Cultuur, demografie, tot in ons hoofd.
1.1.Actueel zien we een massieve verschuiving van geld over de ganse wereld. Rijkdommen uit het westen worden op korte termijn herverdeelt. Dat een en ander politieke gevolgen zal hebben is voorspelbaar. Op zijn minst zal bij deze collectieve verarming de perceptie van onzekerheid toenemen. Van beurs tot voedselcrisis, er is maar één wereld.
1.2.De verkleuring van onze steden gaat sneller dan demografisch kan voorspeld worden. Ieder schoolbestuur in Antwerpen dient er zich van bewust te zijn dat de gekleurde diversiteit een feit is, en dat de meerderheidspositie van de witte middenklasse in onze stad binnen de 8 jaar definitief voorbij zal zijn.
1.3.De omgevingsfactoren wijzigen zich niet meer organisch met vervreemdingsverschijnselen tot gevolg. De snelheid van veranderingsprocessen is een probleem op zich. Nieuwe informele maar ook instrumentele netwerken bij veel jonge mensen ontsnappen aan ons waarnemingsvermogen.
1.4.Veranderingsprocessen zijn een uitgangspunt. Geen enkel thema kan ontsnappenaan deze analysevoorwaarde. Het identiteitsverhaal van gelovigen is daarvan een illustratie. Terwijl in ons land de ontkerkelijking steeds verder gaat zie je een toename van godsdienstbeleving over de hele wereld. God is niet dood, hij is gewoon terug en hoe. Ook door en via de leerlingen worden we bevraagd over de religieuze waarden van onze school en dat niet alleen bij moslims.
2.Bij moslims kan religieuze beleving als identiteitskeuze niet los gezien worden van politieke contexten.Landen van herkomst proberen wel degelijk via kerken en moskeeën invloed uit te oefenen. Dat er wel degelijk op een georganiseerde manier vanuit Saudi-Arabië en Turkije invloed wordt uitgeoefend is een weet.
2.1.Maar ook bij deze groepen kennen we sterke evoluties. Een groeiende groepprobeert zijn identiteit te onderbouwen door meer afstand te nemen van de moderniteit. Een andere groep wordt door Abou Jahjah raak omschreven als evoluees of hoe kan je de gekleurde politici momenteel anders omschrijven. Ze beantwoorden aan het middenklasse idee van assimilatie maar verliezen elke binding met de eigen achterban waar ze voor een deel werden door verkozen.
2.2.Een belangrijke groep, vaak goed opgeleide moslims, probeert zich te organiseren in een zelfgeorganiseerd middenveld. Ze staan onafhankelijk van het moederland, kiezen voor de meerwaarde van een democratische moderniteit en willen duidelijk zelf verantwoordelijkheden opnemen bij het realiseren van sociale doelen. Dit lijkt niet toevallig op de katholieke middenveld na de jaren 30.
3.Van probleemstelling naar opportuniteit?!
3.1.Wij als kaders van het katholiek onderwijs, ACW, of sociale beweging hebben er alle belang bij dit nieuw middenveld te verbinden met het onze. Op zijn minst moeten we die krachten steunen die op een positieve manier kiezen voor moderniteit en willen meebouwen aan een democratischer en sociaal Vlaanderen. Dit is iets anders dan assimilatie. Ook voor ons noodzakelijk in het belang van onze democratie en van onze scholen, of is dit hetzelfde.
3.2.Willen we als georganiseerd middenveld onze virtuele positie beschermen, crisissen beheren, onze scholen verder laten sterven?Of zijn we in staat een strategisch antwoord te formuleren.
3.3.Het netoverschrijdend adagio is aan de orde. Onze subsidiegevers creëren allerhande middenstructuren, we hebben dus geen keuze. Een politiek draagvlak om tegenwind te geven blijkt niet meer te bestaan. Het wegvallen van identiteitsbepalende elementen speelt minder een rol gezien een sterk verzwakkend katholiek middenveld.
4.Het debat over de eigen school binnen de moslimgemeenschap is fundamenteel. Het raakt het wezen van ons persoonlijk engagement in onze katholieke scholen en gaat in de feiten over het geloof in het eigen pedagogisch project.
4.1.De argumenten die het oprichten van een eigen school argumenteren starten vanuit een massieve schoolachterstand bij grote groepen jongens en meisjes. Dat een en ander oorzakelijk door de zwakke sociaal economische positie van deze groep bepaald wordt is door onderzoek bevestigd. Het cultureel aspect lijkt mij deze tendens enkel te versterken. Onze scholen slagen er dus niet in een emancipatorisch rol te spelen, integendeel.
4.2.De analyse van ons eigen onvermogen kent zo zijn tendensen. Vandaag wordt de schuld bij de ouders gelegd, je weet wel, betrokkenheid. Objectieve rapporten geven blijk van slechte of negatieve communicatie. Maar ja, het was zo niet bedoeld, we doen ons best, en ze begrijpen ons schoolsysteem niet. Dit doorbreken vraagt moed.
5.De eigen school is een opportuniteit voor het katholiek onderwijs. Uit bovenstaande analyse blijkt dat we heel wat gemeenschappelijke belangen hebben.
5.1.Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, de ouders maar ook de kinderen willen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is zelden een kwestie van taal, wel van cultuurverschillen. Om dit te doorbreken moet en een doorbraak komen zowel in de samenstelling van onze schoolbesturen als het personeel. Het gebrek aan representatieve kaders en gevormde leerkrachten is een probleem maar niet onoverkomelijk.
5.2.Ik vrees dat het maatschappelijk draagvlak erg smal is. Morgen moeten we er wel aan beginnen. Onze tijd is op.
Willem Schinkel kwam enkele maanden geleden spreken in onze school. De Federatie van Marokkaanse Verenigingen had hem uitgenodigd.Zelden meer geïnspireerd door een jonge Socioloog die volgens mij bouwstenen aandraagt voor een vernieuwd denkkader in het debat rond diversiteit.
Willem Schinkel (Kampen, 1976) is socioloog. Hij werkt aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. In 2005 promoveerde Schinkel cum laude op het proefschrift 'Aspects of Violence'. In dit onderzoek onderzocht Schinkel in hoeverre daders van geweld genieten van het plegen van deze daden.
Studie en werk
Schinkel studeerde sociologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam van 1995 tot en met 2000. Van 2000 tot 2005 werkte hij aan dezelfde universiteit als aio. Sinds 2005 is Schinkel universitair docent in de theoretische sociologie aan de Erasmus Universiteit. Schinkel publiceert onder andere over de staat, integratie en de sociologie van de liefde.
Promotieonderzoek
Zijn in 2005 gepubliceerde promotie-onderzoek 'Aspects of Violence' werd bekroond met de Willem Nagelprijs van de Nederlandse Vereniging voor Criminologie. Schinkel onderzocht of en zo ja waarom geweld binnen de populaire cultuur aantrekkingskracht heeft. De centrale vraag van zijn onderzoek luidde: ontlenen geweldplegers bevrediging aan het plegen van geweld? Dit blijkt het geval te zijn, stelt Schinkel op basis van interviews met veroordeelde plegers van zware geweldsdelicten. Geweld is voor geweldplegers een waarde in zichzelf. Dit 'geweld om het geweld' noemt Schinkel 'autotelisch geweld'. Schinkel stelt in zijn onderzoek dat zinloos geweld waarschijnlijk grotendeels hiermee verklaard kan worden. De pleger van zinloos geweld heeft in de ogen van buitenstaanders geen motief, maar in veel gevallen is het zo dat de 'zin' van het geweld in het geweld zelf ligt. Daders krijgen een kick van het plegen van geweld.
Publicaties
In 2007 verscheen zijn boek 'Denken in een tijd van sociale hypochondrie'. Schinkel concludeerde dat we leven in een hypochondrische maatschappij, we doen te veel aan zelfanalyse en praten onszelf en vooral onze maatschappij allerlei kwalen aan. We zijn bang voor terrorisme, we zijn bezorgd over onze cultuur en de integratie. Volgens Schinkel zijn die angsten en zorgen uitingen van een hypochondrische maatschappij. Onder een hypochondrische maatschappij verstaat Schinkel o.a. een maatschappij die onzeker is van zichzelf, we weten niet meer waar we naartoe moeten of wie we zijn. Volgens Schinkel blazen de autochtone Nederlanders de problemen met allochtonen en integratie enorm op. Het boek is te lezen als een maatschappijkritiek waarin Schinkel pleit voor afschaffing van het integratiebeleid en invoering van een egalitair, op gelijkheid van uitgangspositie gericht beleid. 'Denken in een tijd van sociale hypochondrie' werd door NRC Handelsblad tot één van de 100 beste boeken van 2007 gekozen.
In 2008 verscheen het boek 'De gedroomde samenleving'. In dit boek analyseert Schinkel hoe er binnen Nederland over integratie en de samenleving gesproken wordt. Ook nu pleit Schinkel weer voor de afschaffing van het integratiebeleid.
Bibliografie
Aspects of violence, Willem Schinkel, 2005, Thesis Erasmus Universiteit Rotterdam
Denken in een tijd van sociale hypochondrie, aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij, Willem Schinkel, 2007, Klement, ISBN 9789086870172
De gedroomde samenleving, Willem Schinkel, 2008, Boekencentrum, ISBN 9789086870363
De samenleving ligt in een sociaal-hypochondrische stuip. Ze zit in haar maag met de niet-geïntegreerden. Maar we kunnen beter het integratiebeleid afschaffen. Want dat bestendigt alleen maar de scheiding tussen samenleving en te integreren burgers. Dat betoogt socioloog Willem Schinkel. Hieronder zijn artikel.
Als het in kwesties op het gebied van integratie ergens op aankomt, is het wel op het stellen van radicaal andere vragen. Wie heeft er geen schoon genoeg van al datzelfde gepraat in termen van allochtonen en autochtonen, waarbij de eersten meer op de laatsten moeten gaan lijken, maar dat alleen al vanwege hun label (allochtonen) niet kunnen? Wie wordt er in de wetenschap en ik spreek vanuit de sociologie niet horendol van de saaiheid van steeds hetzelfde type onderzoek, dat steeds weer hetzelfde beweert: er is een meer of minder grote afstand van allochtonen tot de samenleving? Wie wordt er nog niet murw van het gebrek aan reflectie op die steeds weer gebruikte, maar nooit gedefinieerde termen: integratie, de samenleving? En wie voelt zich nog goed in deze maatschappij, die zichzelf diagnosticeert als ziek, als gebrekkig geïntegreerd?
Laten we dus eens proberen andere vragen te stellen. Zoals: wat is dat voor raar fenomeen, een maatschappij die zichzelf op haar integratie onderzoekt? Laten we eens geen integratie-analyse maken, maar een analyse van het verschijnsel van een samenleving die integratieanalyses van zichzelf maakt. Een maatschappij die zowel arts als patiënt is. Integratie is een term die van oudsher op organismen, op lichamen van toepassing is. Wat voor lichaam is dat, dat zichzelf voor ziek verklaart en genezing zoekt?
Sociale hypochondrie Het oudste denken over het sociale leven begrijpt de samenleving al als een lichaam. Dat is bijvoorbeeld het geval in de Griekse polis, zoals beschreven door Plato en Aristoteles. Ook in de middeleeuwen ging het om het corpus mysticum, ook wel het corpus christi. Dat waren lichamen, met als hoofd een heerser of een heersende elite, met daaronder, in de regios van het hart (de nobele inborst) een militaire aristocratie, en met, analoog aan de lagere regionen van het lichaam, het plebs. En als het denken over de samenleving dan in de negentiende eeuw een eigen wetenschap krijgt, de sociologie, is het eerste denkmodel dat daarin wordt gehanteerd opnieuw dat van het lichaam. Sociologie, dat is altijd organicisme geweest, in meer of minder expliciete vorm. Een sociaal lichaam vormt, net als een menselijk lichaam, een geheel dat bestaat uit delen, maar het is ook meer dan de som der delen. Sterker nog: in een lichaam hebben alle delen hun vaste plaats en rol in het geheel, en ze ontlenen hun betekenis aan het geheel. En als in zon geheel de delen niet perfect op het geheel zijn afgestemd, dan is het geheel geschonden. Een ongeschonden geheel heet met een Latijnse term integer. De integratie van zon lichaam is dus een afstemmingsprobleem van delen op het geheel, waarbij het geheel boven de delen gaat. De opvatting van een samenleving als sociaal lichaam leidt tot een levensgroot probleem: de dood. Een lichaam moet immers wel sterven. Om dat te negeren, hanteert de samenleving allerhande strategieën, die haar eigen sterfelijkheid, haar einde, moeten negeren en wegdrukken. Dat negeren gebeurde in het verleden bijvoorbeeld door te veronderstellen dat het einde niet zomaar een einde is, maar een doel-einde, een perfectionering en vervolmaking van de samenleving. Dat denken, dat in voormoderne tijden religieus en in moderne tijden utopisch van aard was, heeft zijn alomvattende greep op het sociaal lichaam inmiddels verloren. Zeker toen de gesteldheid van het lichaam verzwakte tot de zogenoemde postmoderne conditie, verloren utopische verhalen hun wervingskracht. In zon lichamelijke conditie is er nog maar één manier om de reflectie op het einde van het lichaam te onderdrukken, en dat is de exclusieve focus op de ziektes van het lichaam. Wie zich obsessief focust op zijn ziektes, vergeet zijn dood. De sociaal-hypochondrische samenleving is geboren.
Obsessie met integratie Het hedendaagse denken over integratie heeft alle kenmerken van een sociaal-hypochondrische gedachtewisseling. Het bestendigt een scheiding tussen de samenleving en mensen die buiten de samenleving staan, zij zijn een bedreiging voor de hygiëne van het sociaal lichaam. Iedere migrant is per definitie lichaamsvreemd aan het bestaande sociaal lichaam. Daarom spreken we in termen van afstand tot de samenleving.
Dat miskent echter het feit dat de samenleving niet zo hard is als een fysiek lichaam en dat het binnen en het buiten van de samenleving uitkomsten zijn van een discursief proces, van een sociale constructie. Wat buiten of binnen de samenleving is, is immers een discutabel onderscheid. Uiteraard zijn de te integreren burgers wel degelijk onderdeel van de samenleving, maar zijn ze simpelweg een deel dat die samenleving minder waardeert. Ze staan niet alleen buiten de samenleving, maar bevinden zich ook aan de onderkant van de samenleving, en dus daarbinnen. Er is dus sprake van een paradox.
Het integratieprobleem wordt als een ziekte beschouwd en als antwoord probeert de samenleving zich te zuiveren van alles wat er zogenaamd vreemd aan is. Uitgangspunt is: wie niet geïntegreerd is, staat erbuiten. Soms blijkt dat pas achteraf. Dan denken we dat iemand een geïntegreerd lid van de samenleving is, maar blijkt dat ineens niet zo te zijn. Zo antwoordde toenmalig minister Verdonk op de vraag of Mohammed B. niet eigenlijk volgens alle maatstaven volledig geïntegreerd was: Nou, kennelijk toch niet. Iemand die een moord pleegt, kan kennelijk niet lid zijn van de samenleving; moorden komen in de samenleving blijkbaar niet voor. Eigenlijk is de samenleving een volledig vredig oord, dat het te stellen heeft met allerhande narigheid in haar omgeving. Een gezond lichaam dat voortdurend door bacteriën en parasieten wordt bedreigd.
Maar het sociaal lichaam probeert iets onmogelijks: de zelfzuivering mislukt omdat de buitenkant ook de onderkant is. Het sociaal lichaam zit in zijn maag met die niet-geïntegreerden. Dat is waarom het hypochondrisch is. Hypo-chondria betekent immers letterlijk: onderbuikgevoelens. Zo maakt de hypochonder zich druk om de onrust in de wereld na 9/11 en om daaraan gerelateerde fenomenen: enkele tientallen mensen die in burkas lopen, een enkeling die vrouwen geen hand schudt. Zo onzeker is deze hypochonder, dat er dagen moet worden vergaderd over handen schudden of over dubbele nationaliteiten in het parlement. Ja, hij heeft zware en aan het grote geopolitieke gebeuren gerelateerde gezondheidsproblemen. En dus zoekt hij bescherming, sociale hygiëne, zuivering van inbreuken op zijn gezonde, geïntegreerde gestel.
Zuiveringsstrategieën De sociaal-hypochondrische samenleving tobt over integratie en heeft verschillende zuiveringsstrategieën die duidelijk moeten maken wat zich binnen en buiten de samenleving bevindt:
1 De genealogisering van integratie, dat wil zeggen: de overdracht van het integratieprobleem op volgende generaties migranten. Het spreken over tweede en derde generatie migranten is natuurlijk onzinnig, omdat het in het geheel geen migranten betreft. Maar er spreekt wel het idee uit dat wie zoon of dochter van een migrant is, nog altijd geen onderdeel is van de samenleving en een afstand te overbruggen heeft. Dat levert de verzekering op dat het sociaal lichaam ook in de toekomst onderscheid kan maken tussen de samenleving en een omgeving van niet geïntegreerden daarbuiten.
2 De dispensatie van etniciteit en integratie: autochtone Nederlanders worden voorgesteld als een etnisch neutrale categorie, en dat is de norm. Zij hebben dispensatie van integratie ontvangen. Integratie speelt slechts bij personen die buiten de samenleving staan. Autochtonen zijn dat slechts wanneer ze zich aan de onderkant van de samenleving bevinden: als ze (ex-)gedetineerd, werkloos of gek zijn. Wie géén dispensatie van integratie ten deel valt, blijft altijd een zekere afstand tot de samenleving behouden. Ook wie geïntegreerd is, blijft een ander die potentieel kan terugvallen in wezensvreemde culturele uitingen.
3 Het culturisme, ofwel een culturele vorm van racisme, dat uitgaat van het inherente conflict tussen culturen. In het culturisme bestaat een rangorde van culturen waarbij de dominante cultuur, ofwel de cultuur van de samenleving, bovenaan staat. In het culturisme wordt de verklaring voor sociaaleconomische achterstanden en voor criminaliteit gevonden in de culturele achtergrond van een burger. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in geen geval bij de samenleving. Deze nadruk op cultuur heeft een uitsluitend effect en is sociologisch uiterst problematisch. De cultuur van Marokkanen kan bijvoorbeeld niet verklaren waarom er zon verschil is tussen generaties Marokkaanse Nederlanders. Sterker nog: dat verschil maakt duidelijk dat het in het geheel niet de cultuur, maar de positie van mensen in een omgeving is die hun handelen bepaalt. Mensen handelen in reactie op en met voortdurende creatieve aanpassing aan omstandigheden. Cultuur is een schijnverklaring, van het soort: Waarom doet Mohammed dit? Omdat relatief veel Mohammeds dit doen. Wie uitgaat van een dergelijke culturele bepaaldheid, kan bovendien niet verklaren waarom die cultuur in het ene geval wel, en in het andere geval niet tot problemen leidt. De hedendaagse criminalisering van de cultuur van moslims is een vorm van culturisme die een sociaal-hypochondrische samenleving in staat stelt zichzelf te zuiveren van en te wapenen tegen gezondheidsproblemen van buitenaf.
4 De retoriek van het multiculturealisme: hier gaat het om het forceren van een breuk met het verleden door culturistisch te spreken over integratie. Het idee is hier dat Nederland jarenlang een multicultureel beleid heeft gevoerd dat de eigen cultuur van migranten heeft gestimuleerd en zo uiteindelijk tot polarisatie heeft geleid. Tegenover dat oude of verouderde denken staat het wereldwijs geworden realisme dat eenzijdige assimilatie de beste weg naar integratie is. Maar het oude denken heerst, zo luidt de retoriek, nog altijd in beleid en politiek. De linkse kerk is alomtegenwoordig, zo wil het complot. De realiteit is natuurlijk dat culturistisch denken denken in termen van culturele problemen en van de noodzaak tot eenzijdige aanpassing inmiddels dominant is geworden, en die dominantie juist behoudt door haar te verhullen.
De integratie voorbij Het is niet alleen het beleid dat de tegenstelling tussen binnen en buiten de samenleving reproduceert. Ook de sociologie van de integratie, die arts van het sociaal lichaam die uiteindelijk de diagnose stelt, draagt daaraan bij. Zo wordt sociaal-culturele integratie doorgaans bijvoorbeeld door het SCP gemeten aan de hand van het aantal contacten dat allochtonen met autochtonen hebben. En wel precies zo, niet andersom. Dan blijkt dat allochtonen relatief weinig contacten hebben met autochtonen, en dat zou garant staan voor een gebrekkige sociaal-culturele integratie. Maar voor contacten, zou je zeggen, zijn twee kanten nodig. Autochtonen hebben dus omgekeerd ook weinig contacten met allochtonen, maar dat is alleen voor die laatsten een probleem! Sterker nog: autochtonen zijn degenen die het minste contact hebben met leden van andere etnische groepen, maar nergens wordt hun sociaal-culturele integratie geproblematiseerd. Voor de integratie van Iliass, mijn Marokkaans-Nederlandse collega, maakt het dus uit of hij contact heeft met mij; voor mijn eigen integratie maakt dat totaal geen verschil. Autochtonen hebben die contacten natuurlijk helemaal niet nodig; zij horen sowieso bij de samenleving, ze bezetten de machtsposities om de grenzen van de samenleving te bewaken, en zij hebben bovendien dispensatie van integratie gekregen. Zo ligt de samenleving in een sociaal-hypochondrische stuip. Ze zit in haar maag met die niet-geïntegreerden, die wel en niet binnen zijn. Integratiebeleid is een vorm waarmee de samenleving zich probeert te zuiveren. In feite is er amper concreet integratiebeleid, maar gaat het om een vorm van spreken die bepalend is voor de manier waarop de werkelijkheid wordt gezien: als samenleving met te integreren burgers daarbuiten. Integratiepolitiek is in die zin een vorm van sociale hygiëne. Met alle beste bedoelingen, dat staat buiten kijf. Maar in plaats van de beoogde integratie wordt precies het tegenovergestelde bereikt. Integratiebeleid bereikt zijn doel daarom nog het meest door het af te schaffen. Door het te transformeren in een beleid dat een radicaal andere taal spreekt, en niet voortdurend uitgaat van binnen en buiten de samenleving. Want of het integratiebeleid nu links of rechts is, onbedoeld wordt daarmee de scheiding tussen binnen en buiten gereproduceerd. Dat komt omdat dit beleid berust op een lichamelijk denken dat van tevoren uitgaat van een vastomlijnde samenleving waar anderen (nog) geen deel van uitmaken. Als je dat idee loslaat, kom je tot radicaal andere vragen.
En de alledaagse problemen tussen mensen in stadswijken dan? Daar doe je toch echt het beste wat aan door het integratiebeleid af te schaffen. Schaf het af, en voer een egalitair beleid, gericht op gelijkheid van sociale uitgangsposities. Pak problemen aan zonder die eerst in de mystieke terminologie van integratie te gieten. Niemand weet toch wat daarmee precies wordt bedoeld. Probeer het in beleid eens zonder in historische volgorde welzijn, leefbaarheid, integratie en burgerschap. Al die hedendaagse zogenaamd praktische begrippen, zoals de cultuur van migranten, hun afstand tot de samenleving, hun gebrekkige integratie, daar is slechts één ding praktisch aan: in de praktijk reproduceren ze steeds weer een scheiding tussen de samenleving en de te integreren burgers. Een scheiding die zolang bestaat als nodig wordt geacht. Net als die samenleving zelf, dat sociaal lichaam, dat maar leeft zolang als het denkt nog ziek te kunnen zijn.
Willem Schinkel is als socioloog werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en auteur van het boek Denken in een tijd van sociale hypochondrie, Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij. Kampen: Klement, 2007. ISBN 978-90-8687-017-2. Dit artikel is eerder verschenen in het Tijdschrift voor de Sociale Sector en met toestemming van de auteur ook op het Allochtonenweblog geplaatst. De foto is afkomstig van de flickrsite van Stewart Leiwakabessy
Terwijl autochtone leerlingen in Vlaanderen tot de wereldtop behoren, bengelen allochtone leerlingen helemaal achteraan. Tot die conclusie kwam onlangs de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. Onmiddellijk werden er allerhande vingers opgestoken richting onderwijs. Een aantal van die vingers wijzen natuurlijk correct, maar een aantal wijzen verkeerd. Ook de minister van onderwijs trok een aantal conclusies. Laat ons er enkele aan toevoegen.
Om werkelijk iets te leren - en vooral om te blijven leren - heeft een mens succeservaringen nodig. En dat moet zeer concreet worden ingevuld. Bij wijze van voorbeeld : binnen de eerste veertien dagen van het schooljaar sturen wij leerlingen met een werkstuk naar huis : een laswerk, een gebakken taart, een genaaid kussen, desnoods een verhaal. Maar ze moéten iets maken, iets creëren. Voor velen, zeker voor de moeilijke groepen, is het van in de kleuterklas geleden dat ze dat nog eens konden - als ze die al hebben gevolgd En hang dan de gang dan maar vol met fotos : om fierheid en motivatie te ontwikkelen zijn succes en erkenning broodnodig. Het maakt de slaagkansen van een individueel traject alleen maar groter. Elk succes met een leerling, is een probleem minder in de samenleving.
Veel van de gekleurde leerlingen raken evenwel op de dool doordat ze op school met een heel andere structuur geconfronteerd worden dan thuis. Het pedagogisch project in onze scholen is de voorbije dertig jaar geëvolueerd zoals de meeste Vlaamse gezinnen : van een bevelshuishouding tot een onderhandelingshuishouding. Onze eigen ouders gaven weinig commentaar en veel instructies, maar toen we zelf ouder werden hebben we ons plat onderhandeld met onze kinderen. Veel gekleurden leven vandaag nog steeds in gezinnen met een sterk hiërarchische cultuur. En die komen dan terecht in een school waar geleuterd wordt, waar ze een pedagogisch model van onderhandelen voorgeschoteld krijgen dat ze thuis niet kennen : gedoemd om te mislukken. Structuur en niets dan structuur hebben ze nodig. Met de woorden van de minister : scholen die eisen durven stellen en grenzen doen respecteren.
Om echt gemotiveerd te geraken heb leerlingen bovendien nood aan uitzicht op tewerkstelling. Studie om de studie is een mooie deugd, maar slechts voor weinigen weggelegd. Dat stelt de vraag naar de maatschappelijke relevantie van een aantal opleidingen voor bepaalde doelgroepen : die honderden Marokkaanse jongens die kantoor volgen, wat zitten die daar te doen? Welke kantoorchef werft nu een gekleurde jongeman aan als er jongedames komen solliciteren ? De maatschappelijke relevantie van bepaalde opleidingen voor bepaalde doelgroepen wordt helaas zelden afgewogen.
De maatschappelijke relevantie van bepaalde pedagogieën is soms al even ver zoek. Het OESO-rapport onderzocht b.v. de wiskundevaardigheid van allochtone leerlingen, en die blijkt desastreus te zijn waardoor ze de link met de samenleving dreigen te verliezen. Het drama is echter dat de wiskunde zelf al lang de link met de samenleving verloren is. Die moderne wiskunde wie bedenkt nu zoiets voor het onderwijs ? Men blijft maar abstraheren, maar velen missen de trein. Wiskunde moet vertrekken van dingen, van beweging, van elektronica, van mechanica Van daaruit kan en moet je ook abstraheren, maar het gaat wel over een concrete werkelijkheid. Wie het denken loskoppelt van de werkelijkheid creëert kloven en moet achteraf niet verbaasd zijn over de wiskundevaardigheid van x of y.
Succeservaringen, structuur en een hoogstaande opleiding, zo dicht je een deel van de kloof en verhoog je de kans op tewerkstelling. In dat perspectief heeft de school eigenlijk maar twee bedoelingen: de jongeren leren met twee woorden te spreken én ze een economische waarde geven. Het mag provocerend klinken, maar : iemand is waard, wat een ander ervoor wil betalen.
Het rapport stelt dus nogal wat kloven vast, maar in plaats van die kloven te dichten zijn er de voorbije decennia vooral bruggen gebouwd. De zorgverbreding was de laatste maar ook zij faalt. Meer dan 40% van de leerlingen in de tweede graad van het secundair onderwijs in Antwerpen heeft ondertussen een leerachterstand van twee jaar of meer. In plaats van de mensen zelfstandig te maken is men, via de zorgverbredeing, ontspoord in de verpampering.
Onlangs vond een interessant onderzoek plaats in het Nederlands-Duitse grensgebied. Men vergeleek er de participatie van de Turkse gemeenschappen aan beide zijden van de grens. In Duitsland bestaat er quasi geen begeleiding of ondersteuning, in Nederland heb je een batterij maatregelen, de zgn. sociale industrie. Welnu, het onderzoek wees uit dat de zorgverbreding langs Nederlandse zijde vooral groepen mensen afhankelijk heeft gemaakt - en dat de participatie van de Turken in Duitsland béter is. Ondanks, of dank zij, geen maatregelen.
Dit zijn bijzonder pijnlijke vaststellingen ook omdat ze kritiek inhouden op de geleverde zorg en op zorgverleners met een zeer idealistisch engagement in onze maatschappij. Maar het weze duidelijk : in plaats van extra zorgverbreders op te leiden moeten we het concept zorg op school een nieuwe inhoud geven. Wij ondersteunen daarbij de visie van de minister dat recht op hulp en plicht tot inspanning samen moeten sporen. Elke geboden kans is ook een stuk verantwoordelijkheid. Daarom màg er in onze school niet puur gezorgd worden! We moeten elke leerling als een klant beschouwen, iemand die voor zichzelf opkomt. Ongemeen belangrijk in onze relatie met de doelgroep.
Door bruggen te bouwen dicht je geen kloven. De kloof blijft immers even diep en de erosie doet verder ongestoord haar werk. Bijzonder relevant en verontrustend in het OESO-onderzoek is dan ook de vaststelling dat de allochtone leerlingen die uit het buitenland komen betere resultaten halen dan de jongeren die in de Vlaamse Gemeenschap geboren zijn. De tweede generatie, aldus het rapport, zou volledig geïntegreerd moeten zijn, maar het tegendeel is waar. Dat zijn feiten waarvan de consequenties niet te overzien zijn. Maar we maken ze hier wel dagelijks mee. En iedereen gaat ze meemaken. Ook minister Vandenbroucke moest erkennen dat de aspiraties van allochtone jongeren in het begin hoog liggen, maar dat na een tijd hun motivatie achteruit gaat. Ondertussen verergert echter de thuissituatie en groeit de taalachterstand : veel jonge allochtonen huwen nog steeds een neef of een nicht uit hun thuisland en voeden hun kinderen dan niét in het Nederlands op. Achterstand gegarandeerd en daar kan geen pedagogisch project tegenop. Bij veertig procent van onze jongeren in het eerste jaar van de basisschool spreekt de mama geen Nederlands. En de overheid maar bijkomende subsidies ophoesten. In sommige gevallen terecht, in veel gevallen de bestendiging van een foute situatie. En dat deel van de gekleurde gemeenschap prijst zichzelf de markt uit.
Laten we de wijzende vingers dus au serieux nemen er is in de scholen nog veel werk aan de winkel. Maar we moeten ook een vuist durven maken, en de illusie doorprikken dat de school, de pedagogie of de leerkracht alles kàn, laat staan moét, oplossen. Zij kunnen niet opvangen wat thuis of elders wordt nagelaten. Zelfs met leerkrachten die bijzonder gemotiveerd en gedreven zijn.
De minister erkende dat, en riep daarom verschillende partners op om hun deel van het werk te doen : laat de jeugdbescherming het spijbelen ernstig nemen, laat het bedrijfsleven voldoende stageplaatsen en werkervaring aanbieden en laat de welzijnssector hulp bieden indien nodig. Maar laat ook en vooral de ouders en het eigen milieu hun verantwoordelijkheid niet ontvluchten als zij abdiceren dan blijft het dweilen met de kraan open, en raakt de kloof nooit gedicht. Hoeveel bruggen we ook bouwen.
Luc Lamote
Luc Lamote is coördinator van het TNA - Centrum Leren & Werken,,
met vestigingen Het Keerpunt in Borgerhout en Het Leercentrum in Merksem
Uiterst-rechts gedijt door maatschappelijke problemen als migranten, verloedering van de stad, onveiligheidsgevoel, apolitieke tendensen. Conclusie: als we deze problemen oplossen, zal uiterst-rechts vanzelf verdwijnen.
Naarstig beginnen onze beleidvoerders oplossingen te verzinnen en uit te voeren. Programma's van stadsrenovatie worden uitgevoerd, een mobiliteitsplan wordt gerealiseerd, verkrotting aangepakt. Bepaalde wijken kennen per inwoner meer sociale werkers dan cafés. En toch wordt de bruine vloed niet gekeerd. Volstaan de inspanningen niet of is de analyse fout?
Niet dat je een aantal problemen zoals het onveiligheidsgevoel moet minimaliseren, maar Antwerpen een verloederde stad? Een simpele vergelijking met andere Europese steden maakt duidelijk dat daar het probleem niet kan liggen. De bestaande inspanningen moeten wel worden voortgezet. Ze zullen de leefbaarheid van de stad ten goede komen, maar de voedingsbodem van uiterst-rechts zullen ze niet wegnemen.
De stad Antwerpen biedt de laatste jaren een culturele programmering aan waar iedereen zijn gading in kan vinden. Antwerpen is een bruisende stad en toch dreigt ze ten onder te gaan aan haar eigen gekanker. Terwijl op de Groenplaats en op de Grote Markt de wereld feestviert, alle nationaliteiten, talen en kleuren elkaar ontmoeten, dreigt Antwerpen met 30 procent Vlaams-Blokkiezers de tak waarop we zitten, door te zagen.
De cijfers die ons welzijn illustreren, bevatten merkwaardige paradoxen. De werkloosheid lijkt opgelost, tientallen jobs worden niet ingevuld. Hoe langer hoe meer worden laag- en niet-geschoolden gevraagd en niet gevonden. Toch daalt de werkloosheid bij bepaalde categorieën niet. Een jonge migrant heeft nog nooit zo weinig kansen gehad op werk. Het probleem is ingewikkelder dan de cijfers. Rendabiliteit maar ook sociale vaardigheid spelen hierbij een rol.
Het aantal werkenden ligt hoog, het gemiddelde gezinsinkomen ook. Ondanks die welstand breekt het OCMW van Antwerpen dagelijks nieuwe records. De kaap van de honderd miljoen frank steun op maandbasis is al lang gerond.
De centrale paradox is een welvaartsmaatschappij waar uitsluiting nog nooit zo sterk heeft doorgewerkt. Mochten de mechanismen van die uitsluiting in sociaal-economische termen te omschrijven zijn, dan lagen oplossingen voor de hand. Maar ze situeren zich vooral op cultureel gebied.
In onze samenleving wil iedereen tot de middenklasse behoren. De non -middenklasse, bij gebrek aan een beter begrip, heeft als voornaamste doel tot de middenklasse te kunnen behoren. Ze slaagt daar niet in omdat ze de sleutels en de codes niet krijgt -- inkomen, cultuur, sociale vaardigheden, intellectuele tools.
Haar underdogpositie kreeg politiek vertaling in het Vlaams Blok. Deze klasse herkent in de underdogpositie van het Vlaams Blok zichzelf en heeft in de eigen omgeving argumenten gevonden die wel op de een of ander manier aansluiting vinden bij het programma van deze partij.
Zoals Filip Dewinter het zelf uitdrukte: we zijn niet de partij van de Bekende Vlaming (lees: de woordvoerders van de middenklasse), we zijn de partij van de gewone Vlaming (lees: de non-middenklasse).
Het belangrijkste uitsluitingssysteem start in het onderwijs. Er vallen zeer goede dingen over ons onderwijssysteem te vertellen, maar ook dat het secundair onderwijs meer en meer fungeert als een selectiesysteem. Het was anders bedoeld.
Onderwijs als cultureel apparaat bij uitstek -- de plaats waar de middenklasse haar waarden, haar sleutels en codewoorden doorgeeft. Wie niet tot de middenklasse behoort, wordt er onverbiddelijk uitgezet: heb je gedragsproblemen of communicatieproblemen? Ben je te lastig, te brutaal? Omgekeerd gebeurt het ook dat middenklasse-leerlingen die duidelijk niet intelligent genoeg zijn om bepaalde richtingen te volgen, te lang in bepaalde schoolsystemen worden gehouden. Een deel van de jongeren komt onverbiddelijk in het watervalsysteem terecht, zeker als ze geen sterke sociale thuisbasis hebben. Slechts enkelen zullen de sleutels en de codes van de middenklasse kunnen bemachtigen.
Om die maatschappelijke uitsluiting te vermijden, worden -- naast materiële elementen -- een enorme psychische kracht, organisatietalent en professionele meerwaarde verwacht.
Ook andere sociale categorieën worstelen met dat probleem. Vrouwen, bijvoorbeeld, doordat sociale verbanden uit elkaar vallen, ook in de gezinnen. Of de honderden zelfstandigen die in de jaren tachtig onder invloed van de veranderde distributiesystemen hun zaak hebben moeten sluiten. Ook zij voelen zich vaak uitgesloten.
Binnen de dienstensector bestaat een steeds grotere nood aan ongeschoolde arbeid, maar daar heeft een geschoolde gespecialiseerde arbeider bij een bedrijfssluiting weinig boodschap aan. Van een matrijzenmaker maak je niet zomaar een geschikt iemand voor de dienstensector. Ook al vinden velen opnieuw werk, de veranderde kwaliteit maakt dat ook zij zich psychologisch uitgesloten voelen.
In verschillende sectoren worden eisen gesteld waaraan een almaar grotere groep van mensen niet meer kan voldoen. Onthaasting is hier een sleutelwoord, dat evenwel haaks staat op de sociaal-economische realiteit. Sociaal zwakkeren dreigen een nieuwe categorie gehandicapten te worden. De welzijnssector is in plaats van een oplossing een deel van het probleem geworden. Vele van deze organisaties kunnen geen enkele kwaliteitstoets doorstaan.
Ze creëren afhankelijkheid en werken niet emancipatorisch. Door hun kleinschaligheid en projectmatige subsidiëring gaat bijna alle energie naar hoe ze zichzelf in stand kunnen houden.
Zowel het culturele apparaat, het onderwijs, de welzijnssector als de politiek moeten zich bewust worden van hun verantwoordelijkheid. Ze zijn de oplossing, maar ook een deel van het probleem.
(De auteur is coördinator deeltijds onderwijs in Antwerpen en lid van het nationaal partijbestuur van Agalev.)