Inhoud blog
  • Smart City
  • Red de wereld, een pleidooi voor een authentiek verbindend middenveld.
  • Tochtgenoot met een blijde boodschap
  • Marokkaanse jongens in de waterval
  • Hervorming secundair onderwijs in Vlaanderen
  • Beschouwingen bij het colloquium tien jaar GOK-decreet
  • Reactie op 'De school is van iedereen'
  • De school is van iedereen
  • Nadenken over diversiteit
  • Van harte welkom op 22 juni
  • toekomst brede school Keerpunt
  • Beleidsvoerend vermogen van de brede school
  • School & arbeid, Arbeid & scholing
  • Onderwijs op een brede school in Antwerpen
  • Jongeren met een diagnose
  • De scholengemeenschap op een “Keerpunt”?!
  • Stefan Noppen: "Waarom werkplekleren voor vele jongeren meer kan bieden"
  • De prefrontale cortex ?!
  • Stefan Noppen "Taal is meer dan woorden kennen en begrijpen"
  • Mieke Vogels " Wie is nog normaal?"
  • ADHD-diagnoses. "In plaats van een pedagogische oplossing te zoeken geven we ze een pil"
  • Stefan Noppen "Gesprekken uit de ivoren toren: DBSO een veredeld BUSO?"
  • AWEL! Een gemiste kans?!
  • Stefan Noppen "Overzicht leerlingenevaluaties" (taaltest/rekentest/ PAV-testen)
  • Dirk Geldof "Nood aan interculturalisering"
  • Brede school "het keerpunt"
  • Op zoek naar argumenten
  • Onderwijs op en in “het keerpunt”
  • KMS Forum "Integratie: Hoezo mislukt?"
  • AWEL 9 mei 2011 bijdrage Eric Boels
  • Jaarverslagen 2010 Overstap/ U-turn & Bond
  • Elien Vanleeuw; Masterproef
  • Micha de Winter 'Je kinderen opvoeden is een probleemindustrie geworden'
  • Verstandige klap gefilmd.
  • Leefzorg en zorgzaamheid
  • Meten is Weten (bijdragen van Stefan Noppen)
  • "Interculturele pedagogiek" Elien Vanleeuw
  • Het eeuwig nieuwe van Rerum Novarum
  • Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen KOCA is geloven in kunnen!
  • Kan het (katholiek) onderwijs de wereld, Borgerhout redden?
  • TIES: De Integratie van de Europese Tweede Generatie
  • Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven
  • Voltijdse Leren & Werken is er aan beginnen
  • De “brede school” staat sterk in de belangstelling
  • Willem Schinkel "Schaf het integratiebeleid af"
  • Maryam H'madoun "Een economische benadering van religie"
  • Kloven dichten en bruggen bouwen
  • Een rijkdom aan kansen
  • Zorgverbreding is de beste methode om mensen uit te sluiten
  • De werkende school op de breuklijn
  • Naar ethisch ondernemerschap in onderwijsorganisaties
  • Van laatste trap in het watervalsysteem naar een nieuwe kans voor onze jongeren.
  • Uiterst-rechts is een welvaartsparadox
  • Van laatste trap in het watervalsysteem naar een nieuwe kans voor onze jongeren.
    Foto
    Categorieën
  • Brede School (6)
  • Jaarverslagen (1)
  • Meten is Weten (4)
  • Onderwijs (8)
  • Onderwijs Leren & Werken (13)
  • Opinie (14)
  • Verhandelingen Masters (2)
  • Verstandige klap van Slimme mensen (4)
  • verstandige klap
    op zoek naar argumenten
    Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels.
    01-06-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brede school "het keerpunt"

    Brede school “het keerpunt”

     

    1.      Onze Brede school is een succes, zeker als je dit succes relateert aan het aantal mensen[1] die er in 2010 gebruik van maakten. Enkele cijfers: meer dan 11380 verschillende mensen een 20 tal verenigingen en bijdragen van huur en energie voor een bedrag die renovatie mogelijk zal maken.

     1.1.   Het succes van de verenigingen zelf  groeit samen met het aantal mensen. Het lieverdje[2] die als eerste startte in ons centrum heeft nu al vestigingen in Deurne en nog verdere uitbreidingsplannen.  Hetzelfde verhaal kan je brengen voor de meeste verenigingen. Inburgering als de grootste groeit met duizend klanten per jaar nu al meer dan 6000. Meer en meer spontane kruisbestuivingen tussen de verschillende organisaties doen zich voor. Alhoewel we niet boven de 5% van ons publiek komen. De mensen komen niet voor de “brede school” maar als klant of lid van hun organisatie. 

    1.2.   Er is al een lange weg afgelegd sedert 2001, Een aantal grote en kleine problemen rond tal van praktische zaken lijkt af te nemen. Met relatief grote investeringen zoals sleutelplan, veiligheidsplannen, brand en inbraakbeveiligingen, sanitair en andere voorzieningen zijn er al heel wat voorwaarden gecreëerd. Toch blijven onderhoud in het algemeen en de te verwachten noodzakelijke renovaties een grote zorg. Het onthaal en coördinatie lijkt te voldoen, maar kost momenteel teveel aan menselijke inzet en dus middelen. Vanaf 1 augustus hopen we dat het aanstellen van een conciërge meer comfort zal creëren. Al bij al zijn er bijzonder weinig incidenten te vermelden. De grote groep gebruikers genereert blijkbaar een grote sociale controle. Onze buren beginnen wel te klagen over verschillende vormen van overlast door ons succes.  

    2.      Nadenken over de toekomst van onze centra leren & werken in Merksem en Borgerhout, de brede school in het bijzonder kan niet los gezien worden van de demografische transitie in Antwerpen. De centrale vraag blijft of en in hoeverre we onze maatschappelijke rol willen spelen. Aanwezig zijn in het maatschappelijk debat door te experimenteren, voorbeelden te stellen. Goede praktijk als handelsmerk.

     2.1.   We zijn erin geslaagd “de brede school”[3] als concept  mee inhoud te geven. Ook op onderwijskundig vlak deden we mee. De samenwerking met het kabinet Vandenbroucke bij de creatie van het decreet SO/2008/08[4], maar ook de samenwerkingsmethodes met het volwassenonderwijs zijn trendsettend gebleken. 

    2.2.   Ook de partners stonden niet stil. Kopspel[5] slaagde erin unieke concepten voor integratie van gekleurde medemensen in de cultuursector te verwezenlijken. IQRA-Vlaanderen [6] is op het vlak van empoweren van kinderen en hun ouders uniek. Dit verhaal kunnen we voor alle organisaties van onze brede school brengen. Heel weinig mensen beseffen hoe groot we geworden zijn, niet alleen in aantallen, maar vooral in de vele netwerken die betrokken zijn. De muziekschool[7] speelt niet alleen muziek binnen de muren van ons gebouw. Als metafoor kan dit tellen. 

    2.3.   “De politiek” weet dit, en nu gelukkig ook onze eigen katholieke club. De gretigheid waarmee tal van overheidsdragers ons bezoeken is tegelijkertijd een maatschappelijk erkenning van ons werk.

    2.4.   Deze netwerken zijn geen eigendom van een of enkele mensen maar wel het resultaat van de chemie die we in ons gebouw zien gebeuren. Kortom sterke concepten creëren meerwaarde. Onze “brede school” maar ook het Centrum Leren & Werken is een sterk concept en daar zijn we fier op. De dynamieken die leiden tot sterke concepten zijn wel verbonden met concrete mensen en organisaties. Hoe relatief kleiner de organisatie hoe belangrijker leiderschap. Kan je vandaag de muziekschool voorstellen zonder Lief Verbeeck[8]. Omgekeerd, hoe groter het apparaat hoe minder de leiding in het proces doorweegt. Dit is zo voor inburgering maar ook voor onze school. 

    3.      Hoe dus het concept “Brede School” bewaren maar zich ook verder laten ontwikkelen. Hoe structuren en romantiek elkaar laten versterken. Hoe de consolidatie[9] periode waar de school voor staat in overeenkomst te brengen met de volatiliteit van onze werkelijkheid en dus de brede school.


    Luc Lamote 



    [1] Verenigingen met aantal gebruikers: Onthaalbureau Inburgering Antwerpen  6000; FAAB  30; CLB  5; sportloods 500;  Kopspel  100;  Haciënda Popular  400;  Het Lieverdje  100;  Muziekatelier Ward De Beer  400;  LBC Volwassenenonderwijs  150;  Het Kookpunt  45;  Het Keerpunt 400; Federatie Marokkaanse Verenigingen  1250;  IQRA-Vlaanderen  350;   Eglise De Plein Reveil  150;  Buurtsport Antwerpen  20; Centrum Basiseducatie Antwerpen - Open School  150;  Zaalverhuur  450;  LBC Verzorging  250;  Zewopa  50;  SCVO-Cité  50; Afrikaans Forum België  30; Eenmalige bezoekersgroepen 500.

    [7] http://www.bredeschoolhetkeerpunt.be/index.php?page=21§ion=1

    [9] Na een groei van 7 leerlingen naar 450, nu 100 medewerkers, een nieuw decreet en grote infrastructuurplannen is het nodig om kwalitatief te verdiepen, voluntarisme om te zetten in meer professionaliteit.

    Bijlagen:
    nieuwsbrief de brede school november aaaa.pdf (348.4 KB)   
    Presentatie - KP brede school - 13 december2010 ppt.pdf (8 MB)   

    01-06-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Brede School
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op zoek naar argumenten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit is een uitnodiging.
    Samen op zoek naar argumenten.


    De omgevingsfactoren waar onze scholen in de stad Antwerpen zich bevinden veranderen steeds sneller en diepgaander. De evolutie van de grootstedelijk context lijken exponentieel te verlopen. Onderwijs ondergaat dit en probeert aan steeds wisselende behoeften te beantwoorden.

    Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels. Dit was en is de missie van het middenveld en dus ook onderwijs. Hoe solidariteit waar maken vanuit grote diversiteit. Hoe het stedelijk project koppelen aan deze van de vele nieuwkomers en de Moslimgemeenschap in het bijzonder.

    Op zijn minst hebben wij geprobeerd antwoorden te verzinnen. Brede school, een keuze voor de moeilijkste leerlingen, diversiteit als normaliteit… Dit vanuit de praktijk en in de dagelijkse realiteit.

    Ik hoop dat ik met deze blog bondgenoten vind om het denken rond diversiteit verder te ontwikkelen. Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, ouders, maar ook onze kinderen willen allen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is minder een kwestie van taal, wel van cultuurverschillen.

    Zaak is de transitie in deze stad, hoe bevreemdend ook, positief te vertalen. Het blijft mijn overtuiging dat dit een opportuniteit is voor het katholiek onderwijs in Antwerpen. Daarvoor zijn historische, religieuze maar ook kwaliteitsargumenten.

    Luc Lamote


    luc.lamote@verstandigeklap.be
    luc.lamote@pandora.be
    https://twitter.com/verstandigeklap
    http://www.bloggen.be/luclamote/
    +32 476401817
    +32 35425437
    www.youtube.com/watch?v=iv5tec06Gyw
    www.bredeschoolhetkeerpunt.be

    Onderaan de bijdragen vind je in bijlage "word" of  "pdf" versie

    01-06-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Opinie
    Tags:onderwijs
    25-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onderwijs op en in “het keerpunt”


    woensdag 25 mei 2011

    Onderwijs op en in “het keerpunt”

    Verzameling van gedachten naar aanleiding van onze denktank woensdag 25 mei.

    Waarde collega’s

    Sta mij toe enkele gedachten te delen.

    1. De omgevingsfactoren waar onze scholen in de stad Antwerpen zich bevinden veranderen steeds sneller en diepgaander. De evolutie van de grootstedelijk context lijken exponentieel te verlopen. Onderwijs ondergaat dit en probeert aan steeds wisselende behoeften te beantwoorden. De demografische parameters die deze veranderingen illustreren overschrijden al lang het adaptatievermogen van mensen. De complexiteit van de analyse maakt het formuleren van strategische doelen extra problematisch. Omgevingsfactoren zowel micro of macro spelen voor alle werkvormen van ons onderwijs. De actuele discussies rond scholengemeenschappen en diversiteit lijken nu al achterhaalt.

    1.1. Gegevens van de dienst bevolking in Antwerpen concluderen dat er in 2005 ongeveer 25% niet-Belgen[1] in Antwerpen wonen. Als ze zich enkel focussen op de lagere schoolleeftijd, is dat aantal nog hoger. Ruim vierenveertig 44% van de moeders die hun kind inschreven in het eerste studiejaar schooljaar 2010 had niet het Nederlands als thuistaal. Deze leerlingenkenmerk groeit aan met 2% per jaar. Hoewel het migratiesaldo over tien jaar van 1997 – 2006 maar een groei van 1,7% weergeeft , is er ongeveer 39,4% van de bevolking weggetrokken en zijn er 41,2% nieuwe mensen[2]bijgekomen.

    1.2. Een ander centraal punt binnen de demografische ontwikkelingen zijn de nieuwe levensvormen, zoals de eenoudergezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, gezinnen met co-ouderschap. Daarnaast zijn deze nieuwe gezinsvormen niet gelijkwaardig verdeeld over de samenleving. Laagopgeleiden hebben drie keer meer kans om in zo’n nieuwe gezinsvorm te leven dan hoger opgeleiden[3]. Ook dit is een fenomeen dat vaker voorkomt binnen een grootstedelijke context zoals Antwerpen. Het aantal alleenstaanden en eenoudergezinnen in Antwerpen op 1 januari 2006 was 50,64%. Dit aantal ligt veel hoger dan voor de provincie Antwerpen of Vlaanderen in het algemeen.

    1.3. Het aantal mensen in Antwerpen zonder papieren stijgt zienderogen. Over aantallen, afkomst en gezinsvormen kunnen we enkel speculeren, maar in onze scholen zijn er steeds meer kinderen die gebruik maken van hun recht op onderwijs.


    1.4. Een toenemende instroom in het onderwijs dient zich dus aan onder meer door een stijgend geboortecijfer en de keuze van niet-Nederlandstaligen, bestaande uit allochtonen en kinderen uit buurlanden om in Vlaanderen onderwijs te volgen, denk maar aan het plaats tekort in Antwerpse scholen. Aangezien nu de meerderheid van de Antwerpse bevolking in de categorie 18 tot 29 jaar zit[4], de leeftijdscategorie die stilaan nadenkt over gezinsuitbreiding, zal het aantal kinderen dat de

    schoolgaande leeftijd bereikt de komende jaren zeker toenemen. De stad Antwerpen berekende dat er tegen 2026 al 30.000 tot 70.000 meer jongeren onder de twintig in de stad zullen wonen. Goed onderwijs kan en mag dus niet ontbreken.

    1.5. De steeds in verandering zijnde arbeidsmarkt waar kennis meer en meer centraal te staan is de volgende uitdaging. Beroepen in de secundaire sector zullen afnemen en beroepen in de tertiaire of dienstensector en quartaire sector toenemen. Dit vertaalt zich ook in de soorten jobs binnen de Antwerpse context. Het valt echter op dat in Antwerpen het aantal jobs, door het havengebeuren, in de secundaire sector nog relatief hoog is. Toch zullen de jobs in de secundaire sector afnemen en in de dienstensector toenemen[5]. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ons Centrum Leren & Werken vooral inspeelt op deze tertiaire sector met richtingen zoals voeding, personenzorg en handel. Hoewel er in de secundaire sector zowel functies zijn voor hoog- als voor laaggeschoolden, zullen werkgevers toch voornamelijk hooggeschoolden rekruteren, ook al is het voor relatief eenvoudige jobs.

    2. Nadenken over de toekomst van deze stad en haar onderwijs kan niet los gezien worden van bovenstaande argumenten. De centrale vraag blijft of en in hoeverre politieke maakbaarheid mogelijk en wenselijk is.

    2.1. Hoe structuren en romantiek elkaar laten versterken. Hoe de consolidatie periode waar de stad in volle transitie voor staat in overeenkomst brengen met de volatiliteit van deze werkelijkheid.

    2.2. Hoe het maatschappelijk debat optillen boven de casuïstiek van het dagelijks gebeuren. De “transitie”, zo noemen ze dat nu, die deze stad doormaakt is ongezien. (hoewel in Rotterdam dezelfde cijfers spelen) De daaruit ontstane vervreemdingseffecten zijn het eerst merkbaar in Onderwijs. Pas veel later worden deze effecten politiek vertaald op basis van incidenten en dus de waan van de dag. (jeugdcriminaliteit)

    2.3. Beleidsvoerend vermogen kan maar effectief werken op korte termijn.

    3. Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels. Dit was en is de missie van het middenveld en dus ook onderwijs. Hoe solidariteit waar maken vanuit grote diversiteit. Hoe het stedelijk project koppelen aan deze van de vele nieuwkomers en de Moslimgemeenschap in het bijzonder. Op zijn minst hebben wij geprobeerd antwoorden te verzinnen. Brede school, een keuze voor de moeilijkste leerlingen, diversiteit als normaliteit… Dit vanuit de praktijk en in de dagelijkse realiteit.


    4. We, samen met het ganse korps en ons schoolbestuur zijn fier op onze school. En dat hoop ik echt?

    4.1. Leerlingen moeten fier zijn dat ze naar hun school mogen gaan. We slagen erin om uitgerangeerde leerlingen een getuigschrift te laten halen waarmee ze onmiddellijk op de arbeidsmarkt terechtkunnen. Dit zonder extra zorg, zonder extra centen.

    4.2. Onze school, wil een “eliteschool” zijn. Wij, ook de leerlingen, zijn dus beter, sterker dan de anderen. Jongeren zijn fier dat ze naar deze school kunnen en mogen komen. Om hier binnen te mogen, moet je wel elders “buitengevlogen” zijn. Plaatsen in de herberg zijn duidelijk beperkt.

    4.3. Onze leerlingen hebben inderdaad een laag zelfbeeld, een beperkte basiskennis en moeite met abstract denken. We zorgen er dus voor dat onze opleidingen voor hen haalbaar worden, in individuele trajecten. Zo leiden wij topmensen op zoals topafwassers en koks, toplassers, …. die makkelijk werk vinden. Onze school is sterk ervaringsgericht, met kwaliteitsvolle opleidingen die aansluiten bij de arbeidsmarkt. Leren en werken zijn geen doel op zich, maar wel een methode om op eigen benen te kunnen staan. School als instrument tot autonomie.

    4.4. Laat leerlingen succes ervaren, dat heb je nodig om bij te leren, en te blijven leren. Veel kinderen en jongeren komen na de kleuterklas nooit meer met een tof verhaal thuis. Bij ons maken de leerlingen binnen de eerste veertien dagen van het schooljaar een ‘werkstuk’ waar ze trots op zijn: een laswerk, een gebakken taart, een genaaid kussen. Elke leerling met succes is immers een probleem minder voor de samenleving.

    4.5. Geef jongeren ook een stevige structuur mee. Het pedagogische project in onze Vlaamse scholen is gebaseerd op een onderhandelingshuishouding. We onderhandelen ons plat met onze kinderen over de kleinste futiliteiten. Maar in allochtone of socio-economisch zwakke gezinnen is er een hiërarchische cultuur en regeert de bevelshuishouding. Dit was bij onze generatie niet anders.

    4.6. Daarom hebben ze een school nodig die eisen stelt en grenzen doet respecteren. Wij volgen spijbelaars strikt en vlug op. Geen excuses voor laatkomers. En ze moeten zwijgen in de klas. Omdat de directeur dat vraagt. Dat beantwoordt aan het cultureel denken van die jongere: ik heb respect voor mijn vader, dus ook voor de leraar en de directeur.

    5. Zorgverbreding als concept heeft gefaald. Probleem is dat je daarbij vertrekt vanuit de middenklasse als norm, we proberen méér mensen tot deze norm te krijgen, maar dat werkt niet. De hervormingsplannen secundair onderwijs gaan dezelfde richting uit.

    5.1. De gelijke onderwijskansen (GOK) zijn gestart in 1992. Gevolg: tien jaar later telde het buitengewoon onderwijs liefst 60 procent meer leerlingen. Dat betekent dat zorgverbreding nog méér jongeren gaat uitsluiten. Leerlingen zijn geen verzorgingsobjecten.

    5.2. Kijk naar het exploderend aantal diagnoses van adhd of autismespectrumstoornissen. In plaats van een pedagogische oplossing te zoeken, geven we ze een pil of erger, “het is de schuld van de ouders”.


    6. Veranderingsprocessen zijn een uitgangspunt. Geen enkel thema kan ontsnappen aan deze analysevoorwaarde. Het identiteitsverhaal van gelovigen is daarvan een illustratie. Terwijl in ons land de ontkerkelijking steeds verder gaat zie je een toename van godsdienstbeleving over de hele wereld en dus ook bij onze doelgroep. God is niet dood, hij is gewoon terug en hoe. Ook door en via de leerlingen worden we bevraagd over de religieuze waarden van onze katholieke school en dat niet alleen door moslims.

    6.1. Het voortdurend herhalen en verantwoorden van ons pedagogisch project is onze methode. Een referentiekader die onze toekomst en relatief succes bepaald. Natuurlijk hoop ik dat onze ideeën besmettelijk worden. Niet vanuit het idee dat we “het weten” maar op zijn minst willen inspireren, zeker in onze stad. Een pedagogisch project die gastvrijheid in zich draagt. Een oproep om gastvrijheid te actualiseren dit vanuit een pedagogisch, maatschappelijk en religieus uitgangspunt.

    6.2. Onze school is een kanariepietje. De waterval is niet gestopt, integendeel. De volgende 3 jaar evolueren we naar een school van 570 lln. Dit kan maar dit is ons theoretisch maar vooral pedagogisch maximum. 320 lln in Borgerhout en 250 lln in Merksem. De 5 scholen werkend leren in Antwerpen groeiden van 1500 lln naar 1800 lln, de laatste 3 jaar. Dit is goed nieuws omdat we beantwoorden aan een reële nood. Dit is slecht nieuws omdat dit beantwoord aan reële noden.

    7. Onderwijs heeft toekomst in de stad.

    7.1. Door de universele problematiek in de grootsteden van West Europa, het concrete van de "good practice" en de theoretische onderbouw, zijn de pedagogische en organisatorische concepten van het “keerpunt” gemakkelijk transponeerbaar. Het debat over de opvoeding van onze kinderen verzand in schuldvragen. Omgevingsfactoren die de mondialisering in de steden kenmerkt hebben wel degelijk invloed op het opvoedingsgebeuren. De problematisering is daarbij sterk politiek gekleurd. Een school staat dus niet alleen.

    7.2. Scholen worden steeds vaker aangesproken met maatschappelijke vragen, zoals sociale ongelijkheid, gezondheid, omgaan met problemen, extra ondersteuning in de opvoeding enzoverder. Scholen kunnen niet altijd in hun eentje een antwoord formuleren op vragen en uitdagingen in verband met diversiteit en multiculturaliteit– zeker in Borgerhout. Daarom partners uit verschillende sectoren samenbrengen.

    8. Wanneer we kijken naar hoe mensen en groepen omgaan met veranderingen – het steeds diverser en multicultureel worden van de samenleving – zien we een dialogische benadering als zinvol.

    8.1. Daar waar de ene dialoog als middel gebruikt om tot een reeds vastliggende oplossing te komen (teleologische visie), zal de onze interpretatie van dialoog uitgaan van een steeds blijvend verschil en ontbreken van een laatste woord (niet-teleologische visie). In deze niet-teleologische visie is de dialoog oneindig en komt men in een niet autoritaire relatie tot het construeren van kennis.

    8.2. In een pedagogisch kader is deze dialoog er dus op gericht nieuwe dingen te begrijpen en kennis en inzicht te bevorderen door steeds van op een andere manier de dingen te benaderen. Hoewel op het eerste zicht lijkt dat de niet-teleologische visie, een grotere gelijkheid en vrijheid van ieder individu inhoudt, valt het op dat in het beleid rond opleiding en vorming vaak vanuit een teleologische visie wordt vertrokken.

    9. In onze scholen zien we dus dezelfde beweging. Worden lessen gegeven aan de hand van maatstaven die vastgelegd zijn door de middenklasse. Het zijn deze maatstaven waaraan iedereen uiteindelijk moet aan voldoen. Het eindpunt van de kennis ligt vast en houdt een ongelijke positie van verlichte en niet-verlichte groepen in stand. In het multicultureel beleid vertaalt zich dit in autochtonen en allochtonen. Onze kritiek is met andere woorden gericht op een teleologische visie op dialoog, waar de uiteindelijke oplossing al vastligt en de dominante middenklasse hoger komt te staan dan de nieuwkomer. In deze verschillende vormen van dialoog is de machtsrelatie steeds aanwezig.

    9.1. In het Keerpunt proberen we door verschillende culturen en sociale achtergronden een plaats te geven. Iedereen die hiervoor openstaat krijgt de kans om met een brede waaier van levensvisies in contact te komen en zo de dialoog aan te gaan met mensen van diverse achtergronden maar enkel als ze dit zelf willen. Er is dus geen uiteindelijke oplossing die moet bereikt worden door middel van deze dialoog, We gaan uit van een niet-teleologische visie op dialoog.

    10. Het is belangrijk dat we een plaats vinden waar we verschillen in identiteit naar buiten kunnen brengen. Deze plaats moet de verschillen niet laten verdwijnen of laten oplossen door naar een consensus te groeien, maar moet de verschillen een plaats geven .Een publieke ruimte zoals onze “brede school” kan daartoe in staat zijn door verschillen zichtbaar te maken, ons te ontlasten van de vreemdheid die in onszelf ontstaat.

    10.1. Dit is ook hetgeen we in onze brede school nastreven. Er wordt gewerkt met ieders persoonlijke successen, er is geen verbod op hoofddoek of andere religieuze symbolen. Iedereen mag zijn eigenheid tonen, waardoor er kan nagedacht worden over de verschillen die aanwezig zijn, zonder dat men hier echt begrip voor moet hebben of het overgenomen moet worden. Door in de school verschillende organisaties met een andere achtergrond een plaats te geven, kunnen zij in deze publieke ruimte verschillen tonen, bijvoorbeeld door hun eigen streekproducten te bereiden op een lokaal feest. Zo kan iedereen horen wat de andere te zeggen heeft, maar is er niemand verplicht om hier ook echt begrip voor te hebben. Enkel als dit ook echt hun eigenheid raakt, kunnen ze dit geheel vrijwillig in zich opnemen.

    10.2. Daarom dat de brede school zich wil tonen als een markt. Mensen komen niet naar de brede school, maar naar de organisaties in deze brede school die hun interesseren. Er is plaats voor gesprek waar men van mening kan verschillen zonder dat het doel is om een overeenkomst te vinden. Ze zetten mensen aan na te denken bij wie ze zijn en wat ze willen. Daarom dat ook elke vereniging zijn eigen project en visie kan opstellen en dat het Keerpunt in zijn geheel niet volgens één gelijklopend project vorm krijgt. Iedereen kiest zelf waaraan hij of zij deelneemt en welke normen en waarden hij of zij voorop stelt.

    10.3. Vandaar ook dat we onze school niet definiëren als een multiculturele school omdat deze term wijst op een probleemstelling. Een andere reden waarom we de term multiculturaliteit en de daarbij horende interculturele dialoog liever niet hanteren in de school is dat de problemen die er zijn volgens ons weinig te maken hebben met multiculturaliteit, maar met allerlei vormen van diversiteit in onze samenleving, zoals sociaal economische status, taal, cultuur, religie, leeftijd enzoverder. In deze brede school worden daarom niet alleen verschillende culturele verenigingen samengebracht, maar is er ook plaats voor middenklasse organisaties en verschillende religies en ritussen, om zo het diversiteitsaspect in zijn breedheid aan bod te laten komen.

    10.4. Beste Collega’s, je voelt het, ik wil iets achterlaten. Ik hoop dat ik in de denktank bondgenoten vind om het denken rond diversiteit verder te ontwikkelen. Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, ouders, maar ook onze kinderen willen allen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is minder een kwestie van taal (al wil ik het probleem van de taalachterstand niet onder de mat vegen), wel van cultuurverschillen. En om die te overbruggen moet er een doorbraak komen zowel in de samenstelling van onze schoolbesturen als in die van het personeel. Het gebrek aan representatieve kaders en gevormde leerkrachten uit de nieuwe middengroepen is daarbij een groot probleem. En een kentering lijkt helaas niet op komst: van de studenten die een diploma hoger onderwijs halen is amper 2 % gekleurd. Bij geneeskunde en rechten schommelt dat nog rond de 5 %, bij pedagogische richtingen halen we zelfs niet 1 %. Dit is meer dan een uitdaging.

    10.5. Zaak is de transitie in deze stad, hoe bevreemdend ook, positief te vertalen. Het blijft mijn overtuiging dat dit een opportuniteit is voor het katholiek onderwijs in Antwerpen. Daarvoor zijn historische, religieuze maar ook kwaliteitsargumenten. Ik kan me geen stad voorstellen zonder warme sociale weefsels. Dit was en is de missie van ons middenveld.

    10.6. Dit is de Missie van onze school. Iedereen kijkt naar ons, soms met gemengde gevoelens, terecht zijn we daar fier op. Het werk en de gedachten van velen in de denktank?

    Luc Lamote

    Uw Directeur


    Onze mosterd en bronnen van verstandige klap

    Brede School Het Keerpunt. (2007). Brede School Het Keerpunt – Partners. http://www.bredeschoolhetkeerpunt.be/

    De Cock, M. (2009). Interview met socioloog Willem Schinkel: ‘Het neoracisme rukt op’. Knack, 20-22.

    Delrue, K., Loobuyck, P., Pelleriaux, K., Sierens, S., & Van Houtte, M. (2006). Uit het verdomhoekje van het Vlaamse onderwijs: comprehensief secundair onderwijs, concentratiescholen en meertalig onderwijs.

    In S. Sierens, M. Van Houtte, P. Loobuyck, K. Delrue, & K. Pelleriaux (red.), Onderwijsonderwijs in de immigratiesamenleving (pp. 191-214). Gent: Academia Press.

    Desmedt, E., Ernalsteen, V., & Nicaise, I. (2008). Hoofdstuk 3 ‘It takes a village to raise a child’. De brede school. In Desmedt, E. (Red.), & Nicaise, I., Gelijke kansen op school: het kan! Zestien sporen voor praktijk en beleid (pp. 87-108). Mechelen: Plantyn.

    Gowricharn, R. (2003). Democratie en het multiculturele vraagstuk. Migrantenstudies, 2, 83-92.

    Rudi Visker: ‘Multiculturaliteit is een ongewilde heiligschennis’. Filosofiemagazine,

    Interview met L. Lamote IVO 102 0106

    Toespraak L. Lamote 30 08 99 “Van laatste trap in het watervalsysteem naar een nieuwe kans voor onze jongeren.” “Onderwijsaanbod als argument in de kwaliteitsdiscussie van de stedelijke omgeving”.

    Toespraak L. Lamote 18 11 209 25 jaar CL&W “Kan het (katholiek) onderwijs de wereld, Borgerhout redden? Is er plaats in de herberg?”

    Paul Mahieu Universiteit Antwerpen Luc lamote - De verantwoordelijke school. Naar ethisch ondernemerschap in onderwijsorganisaties.

    Sierens, S. (2006). Immigratiesamenleving, onderwijs en overheid in Vlaanderen: een gespannen driehoeksverhouding. In S. Sierens, M. Van Houtte, P. Loobuyck, K. Delrue, & K. Pelleriaux (red.), Onderwijs onderweg in de immigratiesamenleving (pp. 9-32). Gent: Academia Press.

    Steunpunt GOK. (2009). Steunpunt GOK – geschiedenis. http://www.steunpuntgok.be/over_steunpunt_gelijke_onderwijskansen/geschiedenis/default.aspx

    Parekh, B. (2000). Introduction. In B. Parekh, Rethinking multiculturalism: cultural diversity and political theory (pp. 1-15). London: Macmillan Press LTD.

    Pierik, R.,& Saharso, W. (2003). Themanummer over Bhikhu Parekh, Rethinking multiculturalism, en Brian Barry, culture and equality. Migrantenstudies, 2, 64-66.

    Visker, R. (2005). Levinas, multiculturalism, and us. Ethical perspectives, 6(2), 159-168.

    Wildemeersch, D., & Vanheeswijck, H. (2007). Reconsidering dialogue in intercultural learning and ecudation. In Pollefeyt, D. (ed.), Interreligious learning (pp. 255-273). Leuven: Peeters.

    Willem Schinkel, Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij. Uitgever Klement november 2007.

    Willem Schinkel, Publicaties en interviews 2010.



    [1] Niet Belgen (paspoort) zonder de etnische samenstelling van de bevolking, of dubbele nationaliteit in rekening gebracht.

    [2] Butto, Bruggeman, Huyghe, Marynissen, Peeters, Sterkx, 2008.

    [3] Vandenbroucke, 2004

    [4] Dienst welzijn en gezondheid Antwerpen, 2008

    [5] Musterd en Kempen, 2000

    Bijlagen:
    Gedachten denktank 25 mei 2011.doc (189.5 KB)   

    25-05-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Onderwijs Leren & Werken
    12-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KMS Forum "Integratie: Hoezo mislukt?"

    INTEGRATIE | HOEZO MISLUKT?

    WERK MEE AAN EEN VERRIJKTE OPINIE

    Naar aanleiding van de KMS FORUM-dag van 12 mei 2011 publiceerde KMS een opiniestuk. Een overtuigde poging om – als het gaat over interculturele samenlevingsopbouw en gelijke kansen – de moed erin te houden. We zetten een andere bril op om ‘de integratie’ te evalueren. We willen een sterk ondersteunend signaal geven aan wie werkt aan de nieuwe samenleving. We doen dat tegen de stroom in van wie integratie als een mislukking afdoet.

    Het opiniestuk is gericht aan politici en opiniemakers die lijden aan kortzichtigheid en uitspraken doen vanuit een beperkt i.p.v. algemeen belang. We zullen het hen toesturen na Pinksteren 2011.

    We leggen u dit opiniestuk voor met de vraag het te onderschrijven EN naast uw handtekening ook in één paragraaf van max. 10 lijnen uit te drukken waarom u dat doet.  Zo krijgen we een gedeelde en verrijkte opinie als eindresultaat. Wat is uw opinie terzake? Schrijf ze neer en vul de KMS opinie aan.

    We verwachten handtekening en uw tekstparagraaf voor zondag 12 juni, Pinksteren.

    Bedankt voor uw medewerking!

    INTEGRATIE: HOEZO MISLUKT?

    Een gedeelde opinie n.a.v. het KMS FORUM van 12 mei 2011

    Het is waar: Het volwaardig samenspel tussen mensen met verschillende culturele en levensbeschouwelijke achtergrond verloopt ook in Vlaanderen, België en Europa erg moeilijk. Verschillende samenlevingsbarometers geven aan dat racisme en discriminatie nog behoren tot de alledaagse ervaring. Voor sommigen zou Vlaanderen zelfs kenmerken vertonen van een gesegregeerde maatschappij. Anderen wijzen er op dat we echt wel stappen vooruit zetten in de interculturele samenlevingsopbouw.

    De contactarmoede tussen mensen van verschillende origine of levensbeschouwing blijft reëel. De participatie van mensen met een immigratiegeschiedenis aan diverse maatschappelijke instellingen scoort nog steeds laag. De discussie over de grenzen die moeten gesteld worden aan een vrije culturele of levenbeschouwelijke expressie in de openbare ruimte blijft telkens opnieuw opduiken. Bovendien worstelen velen met het gegeven van recente migraties en de feitelijke vaststelling dat onze bevolkingsstatistieken een ‘gekleurde groei’ aangeven.

    Een aantal politici hebben het voorbije jaar, op basis van heel verschillende analyses, ‘de multiculturele integratie’ als een mislukking afgeschilderd. Dat gebeurde in de schijnwerpers van alle media. De conclusie die zij verwoordden kwam, voor burgers die elke dag werken aan de nieuwe samenleving, over als een kaakslag.

    Een open debat over het ‘integratievraagstuk’ brengt ons dichter bij de werkelijkheid en houdt ons gelukkig ver weg van politiek afkeurende trefzinnen. Is het niet evenzeer waar dat de Vlaamse overheid het integratiebeleid laat balanceren tussen een open multiculturele benadering enerzijds en het veeleisende kader van kennis van de Nederlandse taal en aanpassing aan welomschreven (regionale) waarden en normen anderzijds? Wordt het integratiedebat op die manier niet verengd tot een cultureel debat en een vraagstuk van ‘volkstoebehoren’ waarbij het zo vaak de immigrant is die de oproep tot inspanningen te horen krijgt?

    Toch denken wij dat nieuwsgierigheid, wederzijdse uitwisseling en kritisch respect voor de levenservaring, de kennis, de wetenschap en het cultureel erfgoed van de verschillende groepen en personen, mensen - langs ontmoeting en dialoog – tot creatieve antwoorden op onze gemeenschappelijke maatschappelijke uitdagingen en levensvragen brengt. Dat zijn dan antwoorden op de culturele én de sociale uitdagingen. Want zo is het; we staan voor een dubbele taak: een nieuwe gemeenschap opbouwen én meer rechtvaardigheid, mensenrechten en gelijke kansen realiseren.

    Voor het slagen in die dubbele taak is er niet één groep binnen de samenleving verantwoordelijk voor het (al dan niet) lukken of mislukken. Niet één persoon of partij kan beweren dat het proces dat tot nu ontwikkeld werd, mislukt of gelukt is. Het is aan ons samen om tot deze of een andere conclusie te komen.

    Daarom is onze vraag vandaag terecht. Integratie: hoezo mislukt?

    Als ondertekenaars van deze opinie kijken we mogelijks anders naar de realiteit dan zij die de integratie als mislukt evalueren. Als ondertekenaars van deze andere visie léven we mogelijks zelfs in een andere realiteit. We willen daarom geen eenzijdige en ongenuanceerde besluiten trekken. We roepen eerder op om te doen wat we elke keer weer herhalen en blijven herhalen als het over integratie gaat: het moet van twee kanten komen, het is een wederzijds proces.

    Wij vragen degenen die vandaag de integratie een mislukking noemen, in alle eerlijkheid te onderzoeken waar we in de voorbije veertig jaar gefaald hebben in de sensibilisatie van de brede samenleving m.b.t. het integratieproces. We vragen hen waar het beleidsplan van de overheid te vinden is om structureel en alledaags racisme te keren. We vragen hen met aandrang waarom de middelen die tot nu werden geïnvesteerd in het effectief doorbreken van de ‘witte eilanden van tewerkstelling’ niet doortastend genoeg waren. Waren alle integratieplannen misschien ziek in het bed van de eenzijdige aanpassingsstrategie? Vergeten ze niet dat het integratievraagstuk is verbonden met dat van de migratie en met het (sociale) project van de immigrant? Vergeten ze niet dat de wijze waarop in het verleden de Noord-Zuid verhoudingen zich ontwikkelden en waarop vandaag de internationale samenwerking wordt georganiseerd, een wezenlijke rol speelt in dit debat? Lijden ze in deze niet aan geheugenverlies?

    Wij zijn benieuwd naar de antwoorden. We kunnen en willen ondertussen niet voorbijgaan aan de dagelijkse concrete inspanningen van burgers die – in al hun verscheidenheid - in buurten en organisaties, in jeugdverenigingen en overheidsadministraties,  in gezinnen, in scholen, levensbeschouwelijke verenigingen en bedrijven, in openbare diensten en KMO’s - werken aan rechtvaardig samenleven in diversiteit en met gelijke kansen. Ze mogen daar fier op zijn. Het is aan democraten met staatsmanschap die burgers te bevestigen en te sterken in hun engagement. Doen ze dat niet, dan laten ze belangrijke hefbomen liggen. Politici die enkel maar schaduwzijden benoemen moeten beseffen dat ze zelf ook verantwoordelijkheid hebben gedragen en dragen in wat zij ‘de mislukte integratie’ noemen. Het is hoog tijd de niet-gouvernementele inzet en kennis van zaken uit de schaduw te halen en te belichten. Aan doemscenario’s hebben we geen boodschap.

     

    ANTWERPEN, 12 MEI 2011

     

    Tekstvoorstel: KMS – Kerkwerk Multicultureel Samenleven vzw.

     

    Onderschrijf deze tekst persoonlijk of in naam van een organisatie met bijgaand formulier – vergezeld van uw aanvullende tekstparagraaf - voor 12 juni – naar:

    KMS-opinie, Huidevettersstraat 165, 1000 Brussel of  didier@kms.be

     

    Bijlagen:
    INTEGRATIEMISLUKTOPINIE12052011 def.pdf (96.8 KB)   

    12-05-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Opinie
    09-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AWEL 9 mei 2011 bijdrage Eric Boels

    Voorwoord:

    Eric Boels is een pedagoog op zoek naar oplossingen die verder rijken dan de waan van de dag. Onderzoek en vergelijken van schoolachterstand. Vertrekkende vanuit concrete cijfers die onze dagelijkse werkelijkheid in klaslokalen en scholen illustreren. Dit zonder wetenschappelijke pretentie maar met het duidelijk doel te begrijpen en oplossingen te argumenteren.

     

    Zijn gemeten werkelijkheid oogt niet fraai.

    De kloof tussen basis en secundair groeit steeds verder, schoolachterstand groeit, B en C attesten nemen toe. De school maakt wel degelijk het verschil en probeert het beste te doen voor elk kind van de stad. Maar heeft nood aan steun.

     

    Hoe scholen versterken, de draagkracht van leerkrachten verhogen, de maatschappelijke waardering van hun werk herstellen.

     

    Scholen opnieuw emanciperen.

     

    Eric Boels is dus een bondgenoot, mijn waardering en steun wil ik hiermee bevestigen.


    Luc Lamote

    Het cijferdossier die hij presenteerde op de ontmoetingsdag van het Katholiek Onderwijs in Antwerpen Stad op 9 mei 2011 is een significant werkstuk in bijlage. (Awel - cijferdossier pdf)



    De Heer Eric Boels is
    Coördinerend directeur SGKSO Onze-Lieve-Vrouw van Antwerpen (OLVA)

    Lange Nieuwstraat 94

    2000 Antwerpen

    +32 3 294 71 57
    secretariaat@olvant.be  
    eric.boels@skynet.be

    Bijlagen:
    Awel - Cijferdossier Awel 9 mei 2011.pdf (114.3 KB)   

    09-05-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Onderwijs
    02-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jaarverslagen 2010 Overstap/ U-turn & Bond
    Jaarverslagen:

    De Overstap jaarverslag 2010        http://www.denoverstap.be/site_deoverstap/

    U-Turn & Bond jaarverslag 2010   http://www.denoverstap.be/site_deoverstap/index.php?option=com_content&task=view&id=28&Itemid=58

    Bijlagen:
    Jaarverslag 2010 U-Turn en BonT.DOC (583.5 KB)   
    Jaarverslag Den Overstap 2010.pdf (121.6 KB)   

    02-05-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Jaarverslagen
    Tags:Jaarverslag
    01-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Elien Vanleeuw; Masterproef

    Voorwoord:

    De scriptie van Elien Vanleeuw is voor ons een belangrijk werk.
    Haar onderzoek en bevindingen hebben ons veel geleerd.
    Het is goed wanneer buitenstaanders kritisch naar onze school kijken.
    Op zijn minst heeft ze onze visie en analyses op een hoger niveau getild.
    De brede school is er beter van geworden.

    Dank en proficiat.


    Elien Vanleeuw

    Het Keerpunt: Een brede school in Antwerpen

    Masterproef aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Master in de Pedagogische Wetenschappen

    Examenperiode: juni 2011

    Promotor: Prof. Dr. I. Nicaise

    Antwerpen 2011, een stad in verandering die voor grote uitdagingen staat, ook in het onderwijs. In dit onderzoek zoomen we in op één specifieke onderwijsinstelling in Antwerpen, namelijk de brede school Het Keerpunt. De directeur van deze school is er namelijk van overtuigd dat hun werking een antwoord kan bieden op de vele uitdagingen in de buurt.

    In de eerste plaats staan we in dit onderzoek stil bij de kenmerken van deze veranderende samenleving en welke uitdagingen dit met zich mee brengt. Wanneer we weten wat deze uitdagingen zijn, kunnen we kijken hoe Het Keerpunt hierop een antwoord formuleert en wel vanuit een combinatie van drie specifieke onderwijsinitiatieven, namelijk het deeltijds beroepsonderwijs, intercultureel onderwijs en de brede school.

    Om hier achter te komen en na te gaan welke effecten deze manier van werken heeft, maken we in dit onderzoek gebruik van een kwalitatieve casestudie. Op basis van een intensieve bestudering aan de hand van halfopen interviews, klasgesprekken en documentenanalyse, proberen we een antwoord te vinden op de gestelde onderzoeksvragen.

    We komen tot de conclusie dat Het Keerpunt, binnen een grootstedelijke context, een brede school is van de derde generatie die gekenmerkt wordt door een wijk- of buurtgericht profiel en een verrijkingsprofiel. Brede samenwerking wordt hier met andere woorden ingezet voor een brede ontwikkeling van zowel kinderen, jongeren als volwassenen in de buurt. Dit brede-schoolinitiatief heeft zowel een meerwaarde voor het deeltijds beroepsonderwijs, maar ook voor het samenleven in de buurt. Hierbij staat een niet-teleologische en multiculturele dialoog centraal.

    De werkpunten van Het Keerpunt zijn er vooral op gericht een evenwicht te zoeken tussen maatschappelijke en pedagogische doelstellingen en het bevorderen van de communicatie naar zowel de leerlingen, partnerorganisaties als naar de buurt om zo de toegankelijkheid te verhogen.

     

    Dankwoord

    Voor u ligt het resultaat van een twee jaar durend onderzoek. Met de nodige ups en down heb ik de eindstreep gehaald, maar dit was niet gelukt zonder de hulp en steun van een aantal mensen.

    Eerst en vooral wil ik mijn ouders bedanken. Zonder hen had ik nooit de kans gehad om met deze studie pedagogische wetenschappen van start te gaan en had ik al deze ervaringen niet kunnen opdoen. Daarnaast bedank ik mijn mama om me te vergezellen naar Antwerpen en bij haar mijn hart te kunnen luchten als ik het even niet meer zag zitten. Mijn papa dank ik voor het nalezen van de vele documenten die ik hem doorstuurde en het samen met mij zorgvuldig overlopen van zijn feedback.

    Ook mijn vriend wil ik bedanken voor de tripjes naar Antwerpen en de ruggensteun tijdens deze twee jaar.

    Daarnaast dank ik in het bijzonder mijn promotor, Prof. Dr. Ides Nicaise. Doorheen deze twee jaar stond hij altijd voor me klaar wanneer ik vragen had en zette mij weer op het goede pad als ik de draad kwijt raakte.

    Ook de goede steun vanuit Het Keerpunt mag ik zeker niet vergeten. Luc Lamote ontving me steeds met open armen en gaf me telkens nieuwe interessante informatie om mijn onderzoek in de juiste richting te sturen. Ook de verschillende partners (Muziekatelier Ward De Beer, Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV), Federatie voor Engelstalige Afrikanen in België (FAAB), de directeur van het deeltijds beroepsonderwijs en Mieke Fleurackers) en de beleidsverantwoordelijken (Sien Kets, Pat Kussé en Bram Wellens) wil ik bedanken voor hun bereidwillige medewerking aan dit onderzoek. En zeker de leerlingen en de leerkrachten die me tijdens de klasgesprekken op mijn gemak stelden in een onbekende groep. Ik heb genoten van mijn aanwezigheid in deze school.

    En last, but not least, Hanne Verhaegen. Al vele jaren kan ik bij haar terecht voor gezellige momenten, maar ook wanneer het wat moeilijker gaat of voor de nodige feedback en discussies over onze studies. Ook tijdens mijn thesisperiode stond ze steeds voor me klaar, verbeterde ze met de nodige precisie mijn hoofdstukken en stelde ze kritische vragen om mij op weg te helpen om tot het voorliggend resultaat te komen. Ik kon me geen betere vriendin wensen tijdens dit leertraject.




    Inleiding

     

    Alvorens af te studeren als sociaal pedagoog, lag er nog één belangrijke opdracht op me te wachten, namelijk het schrijven van een thesis. Het resultaat daarvan ligt nu voor u. Ik heb me de laatste twee jaar van mijn studies verdiept in de werking van Het Keerpunt, een brede school in Antwerpen, Borgerhout.

    Het Keerpunt is geen gewone school. Het is een brede school. Dit wil zeggen dat ze naast het aanbieden van onderwijs samen met verschillende partners instaan voor een brede ontwikkeling van zowel kinderen, jongeren als volwassenen. Het bestaat uit een deeltijds beroepsonderwijs met een grote diversiteit aan richtingen en daarnaast een groot aantal andere organisaties, gericht op zowel sport, cultuur als vorming. Meer informatie over deze school, de verschillende organisaties die er gevestigd zijn en de diverse studierichtingen binnen het deeltijds beroepsonderwijs vindt u op www.bredeschoolhetkeerpunt.be of in bijlage 1.

    Het Keerpunt is niet zomaar een brede school geworden. In een grootstedelijke context zoals Antwerpen kom je met verschillende uitdagingen in contact en zelfs nog nadrukkelijker dan in de rest van Vlaanderen. Multiculturaliteit, kansarmoede, werkloosheid en sociale ongelijkheid zijn enkele van de uitdagingen waarop men in deze stad een antwoord probeert te formuleren.

    Dit onderzoek gaat er dan ook over hoe het onderwijs – in dit geval Het Keerpunt – mee een antwoord kan bieden op deze uitdagingen. De directeur van deze school is ervan overtuigd dat zij, door hun manier van werken, erin geslaagd zijn het samenleven in de buurt te verbeteren. Zo is onder meer de criminaliteit rond de school gedaald en is er steeds meer beweging rond de school.

    Het is echter niet gemakkelijk om beleidsinstanties te overtuigen van de meerwaarde van een specifieke schoolwerking zonder dit de plaatsen binnen enkele theoretische kaders. Hiervoor riep de directeur mijn hulp in. Het doel van dit onderzoek is nagaan of Het Keerpunt echt een meerwaarde biedt voor de leerlingen en de buurt. Kan deze school een antwoord bieden op de uitdagingen waar ze in een grootstedelijke context voor staat en vormt de brede school een meerwaarde voor het deeltijds beroepsonderwijs?

    De reden waarom ik als sociaal pedagoog in spe voor dit onderwerp gekozen heb, is mijn interesse in de maatschappelijke uitdagingen in een grootstad. Zelf ben ik opgegroeid op het platteland en pas de laatste twee jaar heb ik grootsteden als Gent, Brussel en Antwerpen leren kennen door onder meer mijn stage. Dat men hier voor andere uitdagingen staat dan bij ons op de boerenbuiten werd me al snel duidelijk. Hoe leven kinderen en jongeren in een grootstad, wat doen ze in hun vrije tijd, hoe gaan zij om met de vele verschillen waar ze dagelijks mee in contact komen? Dit zijn enkele vragen die ik mezelf stel als ik in deze steden rondloop. Vanuit een sociaal pedagogische achtergrond stel ik me daarbij ook de vraag hoe in zo‟n context invulling gegeven wordt aan 2

     

    opleiding en vorming, zowel voor kinderen en jongeren als voor ouderen. Het leek me daarom interessant me via dit onderzoek wat meer te verdiepen in de wisselwerking tussen de belangrijkste uitdagingen van een grootstad en het vormgeven aan onderwijs en vorming. Door me te focussen op de case van Het Keerpunt kan ik me verder inleven in hoe beleidsmatige initiatieven in een concrete praktijksituatie vertaald worden.

    Om op al mijn vragen een antwoord te formuleren, heb ik dit onderzoek opgedeeld in zes delen. In het eerste hoofdstuk wordt er uitgebreid stilgestaan bij de context waarin Het Keerpunt tot ontwikkeling komt. Aan de hand van deze schets kom ik tot enkele centrale onderzoeksvragen. Een meer theoretische kadering vindt u in hoofdstuk twee. Hierin staan de onderwijsinitiatieven die in Het Keerpunt tot ontwikkeling komen centraal. In het derde hoofdstuk licht ik de methodologische vormgeving van dit onderzoek toe om vervolgens in hoofdstuk vier de resultaten weer te geven. Deze resultaten worden in hoofdstuk vijf uitgebreid besproken en bediscussieerd om zo tot enkele algemene conclusies te komen. In het zesde en laatste deel wordt er nog even stilgestaan bij het verloop van dit onderzoek om af te sluiten met enkele aanbevelingen voor vervolgonderzoek.

    Ik hoop u mee te kunnen nemen doorheen een uitgebreid verslag van een twee jaar durend onderzoek. Ikzelf vond het een zeer leerrijke ervaring en hoop dat u dit zal terugvinden in dit eindrapport.

    Elien Vanleeuw

    Bijlagen:
    Elien Vanleeuw Masterproef .pdf (4.1 MB)   

    01-05-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Verhandelingen Masters
    23-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Micha de Winter 'Je kinderen opvoeden is een probleemindustrie geworden'

    Voorwoord:

    Ik was bijzonder gelukkig met de stellingen van Micha de Winter.

    Al 20 jaar trek ik ten strijde tegen ideeën die leven in de sociale industrie. (zie ook mijn bijdrages over zorg en zorgverbreding in deze blog). Wat ik alvast wist door ervaring wordt nu bevestigd. Spijtig honderdduizend Rilatine pillen te laat.


    Luc Lamote 


    'Je kinderen opvoeden is een probleemindustrie geworden'

     

    Professor Micha de Winter: slechts 1 op de 10 jongeren met ADHD heeft echte stoornis

     

    'Je kinderen opvoeden is een probleemindustrie geworden'

     

    Onzekere ouders schieten in een opvoedingskramp en doen steeds vaker een beroep op experts, zegt de Nederlandse hoogleraar Micha de Winter. Hij schreef hierover het boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. 'Van elk probleem wordt tegenwoordig een individuele stoornis gemaakt.' Frappant voorbeeld: volgens De Winter heeft slechts 10 procent van de kinderen met de diagnose ADHD een echte stoornis.

     

    Door Peter Giesen

     

    Opvoeding is steeds meer puppytraining geworden, zegt Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit Utrecht. "Consequent zijn, goed gedrag belonen, slecht gedrag bestraffen. Net als de supernanny op tv. Het lijkt wel alsof een opvoeding als geslaagd wordt beschouwd als een kind niet ontspoort, ten prooi valt aan loverboys of breezerseks."

     

    Wat een tragisch, armoedig beeld van opvoeding, zegt De Winter in zijn nieuwe boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. "Natuurlijk is het belangrijk dat kinderen gelukkig worden en zich goed gedragen, maar opvoeding heeft per definitie ook met waarden te maken. Ik vind dat kinderen ook moeten worden opgevoed tot democratische burgers, die kunnen omgaan met conflicten en verschillen, die niet meteen denken in termen van wij en zij". Maar opvoeden is een puur individualistisch project geworden, vindt De Winter. Ook de overheid stelt zich op als een supernanny die stoute kinderen en falende ouders bestraft, en steeds verder "achter de voordeur" doordringt.

     

    Volgens De Winter worden veel problemen juist "voor de voordeur" veroorzaakt. De enorme toename van het aantal kinderen met ADHD valt moeilijk los te zien van scholen die te weinig structuur bieden en ouders en leerkrachten die niet kunnen omgaan met drukke kinderen. Jeugdcriminaliteit hangt samen met achterstanden en gebrekkige sociale controle, kindermishandeling met armoede en sociaal isolement, hangjongeren worden een probleem in buurten zonder sociale structuur, waar mensen niet meer gewend zijn kinderen te corrigeren.

     

    "We betalen een prijs voor onze individualisering", zegt De Winter. "Uit onderzoek blijkt dat kinderen beter presteren als ze opgroeien in buurten met een goed ontwikkelde sociale structuur. In zulke buurten komt ook kindermishandeling minder vaak voor. Dat effect staat los van individuele kenmerken als opleiding of inkomen".

     

    Verbrokkeld middenveld

     

    Het oude maatschappelijk middenveld van buurt, school, kerk en verenigingsleven is verbrokkeld of verdwenen. Daardoor hebben ouders en kinderen meer vrijheid, maar minder houvast. Volgens De Winter ligt de oplossing in het bevorderen van een nieuwe pedagogische civil society, een middenveld dat sociale verbondenheid creëert. Het overheidsbeleid gaat echter precies de andere kant op. Sociale problemen worden steeds meer gedefinieerd als individuele, psychologische problemen.

     

    Kinderen worden behandeld volgens het medisch model. "Van elk probleem wordt een individuele stoornis gemaakt, met een individuele therapie", aldus De Winter. Dat heeft echter grote nadelen. Niet alleen blijven sociale oorzaken buiten beeld, ook neemt het aantal kinderen waar 'iets' mee is almaar toe. De overheid haalt steeds meer uit de kast om individuele risicogevallen op te sporen. "Bij sommige programma's worden alle schoolkinderen gescreend op psychische problemen. Als je hoog scoort op zo'n testje, kun je op assertiviteits- of faalangsttraining worden gestuurd. Of de ouders moeten op opvoedingscursus. En dat allemaal zonder dat een diagnose is gesteld, alleen op basis van een simpele screening", zegt De Winter. Wie zich hiertegen verzet, is meteen verdacht. "Ik hoorde laatst het verhaal van een moeder wier zoontje ADHD zou hebben. Toen ze tegen de leerkracht zei dat jongetjes van zeven soms een beetje druk zijn, stond ze meteen in het dossier als een 'zorgmijdende moeder'."

     

    Volgens De Winter zijn programma's voor screening op kindermishandeling op wetenschappelijk drijfzand gebaseerd. Veel kinderen worden ten onrechte als risicogeval aangemerkt, anderen lopen wel risico, maar worden gemist. Zeker na de dood van peuter Savanna die in 2004 werd vermoord door zijn moeder en haar partner zijn zorgverleners bang om achteraf het verwijt van nalatigheid te krijgen. Daardoor zullen heel wat gezinnen onnodig de hulpverlening in worden gestuurd, vreest De Winter.

     

    De vreedzame school

     

    Opvoeden is een project geworden. Als er iets fout gaat, worden de ouders verantwoordelijk gehouden. Onzekere ouders raken in een 'opvoedingskramp', zegt De Winter, en doen steeds vaker een beroep op experts. Maar als kinderen worden overgelaten aan psychiaters en orthopedagogen, zal het aantal afwijkingen verder blijven stijgen. "Zo wordt altijd gezegd dat 75 procent van de kinderen in jeugdgevangenissen een psychiatrische stoornis heeft. Welke is dat dan? Een antisociale stoornis! Ja, zo kun je van elke vorm van gedrag een stoornis maken".

     

    Het individualistische beleid werkt niet, stelt De Winter. De kosten voor zorg en begeleiding rijzen de pan uit. Hij schat dat slechts 10 procent van de kinderen met de diagnose ADHD een echte stoornis heeft. Het beroep op het bureau Jeugdzorg neemt met 20 procent per jaar toe. Voor de betrokkenen heeft het echter ook voordelen. Sommige scholen halen een belangrijk deel van hun financiering uit de 'rugzakjes' en andere faciliteiten voor zorgleerlingen. "Het is een probleemindustrie geworden."

     

    Veel scholen en ouders kunnen slecht omgaan met drukke kinderen, zegt hij. "Dat wordt vertaald in een medisch probleem. Maar dat heeft wel gevolgen. Kinderen worden gelabeld. En ze slikken ritalin, een amfetamine waarvan weinig bekend is over de werking op lange termijn". Toch is het medisch model verleidelijk: "Als je zegt dat een kind een stoornis heeft, hoef je niet meer zo sterk naar je eigen rol als ouder of leerkracht te kijken. Je ontslaat jezelf van de verantwoordelijkheid."

     

    Voor De Winter ligt de oplossing in het verbeteren van sociale omstandigheden. Maar kan een pedagogische civil society, een middenveld dat zich met kinderen bemoeit, wel bewust geconstrueerd worden? De Winter: "Dat zeggen mensen wel vaker tegen me. Geloof je nog in maakbaarheid? Jij bent optimistisch!"

     

    Toch lopen er allerlei interessante projecten. "Mijn vakgroep is betrokken bij een project 'de vreedzame school'. Daar wordt kinderen democratisch burgerschap geleerd, bemiddelen, omgaan met conflicten en verschillen. Dat werkt goed. De sfeer is prima, er is minder agressie. Maar de achilleshiel is dat zo'n kind na schooltijd thuiskomt in een verkaveling waar andere normen gelden. Daarom is het concept uitgebreid naar de vreedzame buurt: ook ouders, de speeltuin, de bibliotheek, de supermarkt en allerlei andere instellingen in de buurt doen mee. Er zijn minder problemen in buurten waar mensen elkaar kennen, al is het maar van gezicht. Als je elkaar kent, durf je elkaars kinderen ook aan te spreken op wangedrag."

     

    Micha de Winter, Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Vanachter de voordeur naar democratie en verbinding. Uitgeverij SWP, 19,90 euro

     

    Micha de Winter:

     

    Als kinderen worden overgelaten aan psychiaters en orthopedagogen, zal het aantal afwijkingen verder blijven stijgen

     

    Micha de Winter: 'Als je kind een stoornis heeft, hoef je niet meer naar je eigen rol als ouder te kijken.
    Je ontslaat jezelf van de verantwoordelijkheid'.

     

     © De Persgroep Publishing

     

    ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding’


    Pedagoog Micha de Winter pleit in nieuw boek voor een ‘grootse en meeslepende’ opvoeding. In zijn nieuwe boek ‘Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding: van achter de voordeur naar democratie en verbinding’, stelt de Utrechtse pedagoog prof. dr. Micha de Winter dat de hedendaagse opvoeding teveel beperkt wordt tot gedragstraining. Sociale opvoedingsidealen zijn uit de mode geraakt, individueel geluk lijkt het hoogste goed. Toch heeft de manier waarop kinderen worden grootgebracht een belangrijke invloed op het functioneren van de samenleving. Daarom pleit De Winter onder meer voor een opvoeding tot wereldburgerschap en voor een grotere betrokkenheid van burgers bij de opvoeding van (elkaars) kinderen. Zijn boek is zojuist verschenen bij uitgeverij SWP.

    ‘Pedagogische civil society’

    Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat kinderen zich beter ontwikkelen als ze opgenomen zijn in sociale netwerken die groter zijn dan het gezin alléén. Als er bijvoorbeeld goede verbindingen zijn tussen ouders in de buurt en tussen ouders en school, dan presteren kinderen beter en hebben ze meer kans op maatschappelijk succes. De kansen op kindermishandeling en jeugdcriminaliteit dalen als de sociale effectiviteit in een buurt hoog is. “Daarom is in deze tijd van individualisering een versterking van de ‘pedagogische civil society’ nodig, waarin socialisatie een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van burgers is, en waarin het weer vanzelfsprekender is dat mensen zich het wel en wee van elkaars kinderen aantrekken”, aldus De Winter.

    Weerstand bieden tegen het wij-zij denken.
     
    Micha de Winter vindt dat het in opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid om veel meer moet gaan dan om individueel gedrag. “Volwassenen moeten bijvoorbeeld aan kinderen en jongeren leren wat het betekent om te leven in een democratische samenleving, waarin mensen het recht hebben op een eigen identiteit, maar waarin ze anderen datzelfde recht gunnen. Ook moeten ze hen leren hoe ze weerstand kunnen bieden tegen het verleidelijke wij-zij denken. Dat denken geeft weliswaar een veilig gevoel van verbondenheid, maar brengt ook het risico van uitsluiting en dehumanisering met zich mee. Op allerlei momenten in de geschiedenis en op allerlei plekken in de wereld gaan morele uitsluiting en dehumanisering vooraf aan ernstig geweld tegen andersdenkenden, soms zelfs uitmondend in genocide. Opvoeding en educatie kunnen een zeer belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van zulke uitwassen.”

    Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding (ISBN nr. 987 90 8850 187 6, Uitgeverij SWP Publishers, Amsterdam, €19,90) is een krachtig pleidooi voor een hernieuwde maatschappelijke ambitie in opvoeding, onderwijs en pedagogiek. Recensie-exemplaren zijn op te vragen via Hazel Smits, hsmits@mailswp.com of (020) 330 72 00.


    Meer informatie
    Wietske de Lange, persvoorlichting Universiteit Utrecht, w.delange@uu.nl, (030) 253 4073.

    In de media
    Artikel de Volkskrant d.d. 22 maart 2011
    http://pdf.swphost.com/swpbook/20110322____sectionVKN01_page010_article1.pdf

    Artikel Trouw d.d. 23 maart 2011
    http://pdf.swphost.com/recensie/Artikel_Trouw_23_maart_2011.pdf

    Artikel NRC d.d. 25 maart 2011
    http://pdf.swphost.com/swpbook/NRC_20110325_1_005_article2.pdf

    Interview Radio 1, Labyrint radio, d.d. 3 april 2011, bron
    http://www.radio1.nl/contents/28481-verbeter-de-wereld-begin-bij-de-opvoeding

    Interview Tros Radio, d.d. 11 maart 2011, bron
    http://radio.tros.nl/?page=detail&p=46078&type=broadcast&col=left&userPage=39

    Interview Radio 1, NCRV Lunch d.d. 10 maart 2011, bron
    http://lunch.ncrv.nl/nieuwsblogs/verbeter-wereld
     

    23-03-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Verstandige klap van Slimme mensen
    12-03-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verstandige klap gefilmd.
    Deelnemen aan het publiek debat kan op verschillende manieren.
    Hopelijk kan je genieten van bijlagen.

    Bijdrage onderwijscongres Groen!

    www.youtube.com/watch?v=c9htm8is-ds



    Dit is pas echt Leren & Werken. Sterk aanbevolen!

    www.youtube.com/watch?v=iv5tec06Gyw



    Kritische documentaire over ADHD van de Nederlandse VARA:

     

    http://player.omroep.nl/?aflID=11446019

     


    Een becommentarieerde 'life' gebrachte cartoon van Ken Robinson, over kinderen, maatschappij, visie op opvoeding, adhd en leven in het algemeen.

     

    http://www.youtube.com/watch?v=zDZFcDGpL4U

     


    Een boeiende documentaire op de Nederlandse omroep over de negatieve invloed van een marktdenken op de zorgsector. Ondermeer hoe wetenschappelijk onderzoek wordt beïnvloed, hoe artsen worden bewogen tot het voorschrijven van welbepaalde medicijnen en hoe de consument/patiënt overtuigd wordt van het bestaan van onbestaande ziekten (verminderde lust bij vrouwen, overactieve blaas, ...) en de noodzaak om daarvoor allerhande medicijnen te nemen.

     

    http://cgi.omroep.nl/legacy/player?/id/TROS/serie/TROS_1149579/TROS_1149414/bb.20080428.asf


    12-03-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Onderwijs Leren & Werken
    Tags:Onderwijs
    21-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leefzorg en zorgzaamheid

    Leefzorg en zorgzaamheid

    Het appèl van zorg en barmhartigheid, overwegingen bij het antwoord van de school

    1. Vaststelling

    Barmhartigheid: grondwoord vind je etymologisch ook terug in baarmoeder: een orgaan dat leven geeft en herbergt. Rahem Cfr. Rahma (Islam): één van de Godsnamen: de barmhartige. Zorg voor de ander wordt dus etymologisch verbonden met de Godsnaam.

    Het belang van zorg voor de minste wordt geformuleerd in niet mis te verstane bewoordingen in de verschillende religies. De radicaliteit ervan richt een appel, het is geen vrijblijvende keuze. Het is diegene die om hulp roept die de-centreert: Niet ik, maar de ander! Ik word uit mijn centrum gehaald, en ondanks mezelf word ik opgeroepen tot zorg, nederigheid, dienstbaarheid.

    2. Monotheïstische religies over de zorg voor de ander.

    Jodendom ziet de zorg in het verbondsdenken. De naaste liefhebben als jezelf, is doen wat God van je verlangt (Cfr. De 613 Mitswot / geboden in de Talmud). JHWH is diegene die Zijn Volk zei: “ik zal er zijn voor u” (Godsnaam). Door de Grieken werden de Joden “atheoi” genoemd, atheïsten, omdat zij het personalisme, de nadruk op de menselijke persoon centraal stelden, weg uit de marchandering, de offergedachte (do ut des=ik geef opdat u iets zou geven aan mij) van het meergodendom. In de Mitswot wordt onder andere geappeleerd op liefde en broederschap, mededogen voor armen, wezen, ongelukkigen, het liefhebben en verzorgen van de vreemdeling, en het eerlijk handelen (ook economisch). Levinas (joods filosoof 20e E) bouwt verder op het Joodse solidarisme, maar radicaliseert het: het gelaat van de ander spreekt: dood mij niet. De Ander spreekt door het gelaat van de ander, de hulpbehoevende. Levinas leunt deels aan bij het Christendom, vanuit Joods perspectief.

    Ook in het Christendom zien we die radicalisering (Cfr. Boek over Jezus van Daniel Boyarin: a radical Jew): zelfs je vijanden liefhebben (Lucas 6,27-38), je leven geven voor je vrienden (Joh 15,13). Jezus wordt geboren tussen herders (categorie van de dieven, rand van de maatschappij), gaat met zondaars, tollenaars, criminelen om, mensen aan de rand van de toenmalige maatschappij. Zij zijn het gelaat van God. Paulus: daaraan zal je christenen herkennen: zie hoe ze elkaar liefhebben. (zie ook de commentaren terzake in de Apologeticum van Tertillianus) Paulus trekt als Jood volop de kaart van de heidenen, en de verinnerlijking van de boodschap van caritas / liefde voor de naaste, in navolging van Jezus van Nazareth.

    In de parabels van de barmhartige samaritaan, de genezing van de leproos, e.a. wordt die radicaliteit doorgetrokken en geïllustreerd. Cfr. Hedendaags: Pater Damiaan Deveuster: liefde voor zij die verbannen werden, ont-menst. Hij was melaats met de melaatsen, tegen het advies van zijn oversten in.

    In de Islam is 'de Barmhartige' (Ar-Rahman) een van de meest genoemde 99 Schone Namen van God. De besmele, o.a. vertaald als In de naam van God, de Erbarmer, de Meest Barmhartige is de aanhef van 113 van de 114 soera's van de Koran. Een belangrijke Soera terzake is “De Nachtreis” (getiteld: de nachtelijke tocht, de kinderen van Israel) 17,110 vermeldt: Zeg: "Roept God aan of roept Rahman aan, bij welke naam je Hem ook noemt, Hij heeft de schoonste Namen." Enkele aspecten: Vastberadenheid in het doen van goede werken in combinatie met geloof, (17,7-9) beloning in het hiernamaals, met je eigen ziel als getuige (17,13-14). Geef aan de verwante, de armen, de reiziger, zonder te verkwisten (17,26), raak niet aan wezen (17,34) vervul het verbond. Voor de gelovigen is de Koran een geneesmiddel, voor de onrechtvaardigen wordt het verlies vergroot (17,82) doch de meeste mensen geloven het niet, zijn ondankbaar. (verwijzing naar geboorteverhaal van Isa/Jezus: 17,90-91: En zij zeggen: "Wij zullen in u stellig niet geloven voordat je voor ons een bron doet ontspringen aan de aarde. Of tenzij je een tuin hebt met dadelpalmen en wijnranken en in het midden daarvan stromen doet vloeien. De Soera Maryam (Maria) vermeldt bij de geboorte van Isa (Jezus) dezelfde genadevolle tekenen: de dadelboom met vele vruchten, en een bron van levend water die ontspringt.

    3. Over het muurtje durven kijken buiten de 3 ‘vensters’ op God van de monotheïstische godsdiensten: enkele Oosterse filosofische stromingen.

    -Nishimura Shigeki: eind 19e Eeuw: Japans confusianisme: intellectueel onderbouwde ethiek, morele traditionele waarden verbonden met hedendaagse politiek, open voor Westerse cultuur.

    -Ethisch boeddhisme: fijngevoeligheid, nadruk op de intrinsieke waarde van alles en allen, zachtzinnigheid en respect. Vb. bij de Tsunami waren het boeddhisten die samen met moslims en christenen de eerste hulp boden aan de ergst getroffenen. Verschillende strekkingen: Mahayana en Theravada-boeddhisme: Zorg voor de hulpbehoevende, en zelf als hulpbehoevende leven is een weg tot verlichting. (leren met weinig toekomen, nederigheid,..)

    4. Blijft enkel het humanisme overeind?

    Het gevaar is reëel om vb. de Christelijke ethiek tot ethiek van de menselijkheid te verengen en God erbuiten te plaatsen. Het is in deze tijd bijna een schokkerende bewering die uit de tijd lijkt. Wie spreekt begod (lett.: bij God) nog over God? Een illusoire gedachte?

    Wat kan God toelaten betekenen in de zorg? Laten we God mens worden in ons? Paradoxaal genoeg gaat God pas “heersen” door dienend en verlossend aanwezig te zijn bij de mens, zodat deze bevrijd wordt van kwaad waarin hij gevangen zit. “Wat gij aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, hebt ge aan mij gedaan”. In de nederigheid, daar gebeurt het Rijk Gods waar gerechtigheid wordt gedaan.

    God geeft de mens meermaals kansen, vergeeft. God zelf is dus in de zorg bezig met ethiek. De integere zorg (niet voor het oog van de mensen, maar in het verborgene) is hét middel bij uitstek voor de Godsontmoeting: het wekt ontzag: het is “umwerfend”, overrompelend “overwhelming” in de eenvoud: We worden gevonden in de radicale zorg voor elkaar. Daar komt God ons tegemoet. In een tweede naïviteit (Ricoeur) “God met ons” zoals het in wezen bedoeld is.

    5. Zorg in en rond de school, vandaag zorgen voor morgen!

    Hoe concretiseer je die Christelijke zorg in de school? De instroom van leerlingen met leerproblemen, uit kansarmoede, al dan niet met taal- of schoolachterstand heeft in het verleden geleid tot heel wat maatregelen. (GON- GOK-beleid,...) De laatste jaren slagen scholen er moeizaam in de niet-gekwalificeerde uitstroom terug te dringen, komt ook het fenomeen van het schoolshoppen meer en meer voor en zal de evolutie van leerachterstand –zeker in de multiculturele grootstad- zich verder versterken. Welk antwoord bieden wij daarop? Van een school wordt steeds meer verwacht. Op een eiland staan heeft weinig zin. De maatschappij vindt de facto ook op school plaats, als een oefening in samenleven, een zin-vol leven. Dit vraagt om een opvoedingsproject waarvan de dienstbaarheid en zorg voor jongeren vooral in de daden zichtbaar moet zijn. De school kan zo een tweede thuis zijn voor jongeren, en soms de enige.

    In de benadering van kansarmoede is het zaaks de juiste keuzes te maken. Het kan niet de bedoeling zijn bevoogdend te werken en in een blind idealisme te ‘verpamperen’. Concreet zijn we in mijn school vnaf dit schooljaar gestart met het opbouwen van een materialenbank, zodat we de schoolonkosten en de financiële instapdrempel drastisch verlagen, en dit in de toekomst, jaar na jaar nog meer kunnen doen. De aanbevelingen van de Koning Boudewijnstichting (trouwens ook vermeld in de APR’s), zijn wat dat betreft erg waardevol.

    Zorg gaat hand in hand met het responsabiliseren van de jongere/jongvolwassene. De boodschap moet duidelijk zijn: Ik ben verantwoordelijk voor mezelf en de ander, hoe verschillend die ook is. Het is een verhaal in een positieve pedagogie, met een open einde, om samen aan te werken in de dienstbaarheid en de dagdagelijkse zorg voor elkaar.

    Wouter Velle,

    Directeur Bovenbouw TNA

    6. Op zoek naar een nieuw zorgconcept en een gepast pedagogisch model.

    In plaats van ‘nog meer zorgverbreders’ moeten we het concept “zorg op school” volledig hertalen. Het debat rond ‘gelijke kansen’ en ‘extra aandacht voor kansengroepen’ moet loskomen van de welzijnsbenadering en moet een passende pedagogische benadering krijgen. Zoals de filosoof Ivan Ilich eertijds argumenteerde dat meer dokters en meer medicijnen niet noodzakelijk tot een betere gezondheid leiden.

    En wat betekent ‘kansarm’ in onze context ? De ene jongen komt thuis in een eenoudergezin zonder gezamenlijke maaltijden, zonder familiale sfeer, zonder feesten – zelfs kerstmis bestaat er nauwelijks. De andere jongen kent dat alles wel : gezamenlijke maaltijden, brede familiale geborgenheid én regelmatig een groot feest – weze het dan een suikerfeest. Wie is kansarm ?

    Zijn we in de val getrapt van ons eigen idealisme? Heeft zorg terug de kleur van paternalisme, afhankelijkheid en klasse reflex? Een sluitende oplossing om ‘zorg op school’ doelmatig in te voeren bestaat niet, maar de grote uitval van leerlingen stelt ons probleem bijzonder scherp. Het instrument ‘school’ kan nl. niet meer waarmaken wat van haar verwacht wordt, het huidig pedagogisch model faalt. Met andere woorden : hoe komen we tot een pedagogisch en zorg model dat terug aansluit bij onze christelijke missie.

    Nadenken over ons pedagogisch project is ook nadenken over de maatschappelijk rol van het katholiek onderwijs. Binnen de Vlaamse sociale geschiedenis heeft het katholiek middenveld een centrale rol gespeeld. Zij realiseerde de oprichting van een aantal instellingen, zij nam de leiding in het politieke debat, zij creëerde en beheert de sociale zekerheid, zij legde de sociale verhoudingen vast. Maar … de katholieke actie – en in het bijzonder het Vrij Onderwijs - werden de laatste decennia apolitiek van aard. Ze heeft zichzelf in een underdogpositie gemanoeuvreerd.

    7. Zorgdragen voor elkaar.

    Een kernachtige samenvatting van mens- en zorgvisie Zo zijn we terug bij ons uitgangspunt. Onderwijs die vanuit een christelijke mensvisie cliënten zorg en aandacht biedt, gericht op volwaardig leven en dat vanuit de kernwaarden liefde, barmhartigheid, dienstbaarheid en verantwoordelijkheid.

    Liefde is een kwestie van doen: jezelf richten op de ander, de ander aanvaarden, tot zijn recht laten komen en waar nodig de weg wijzen. Barmhartigheid is bewogen zijn om voor de ander in actie te komen. Dat gebeurt in dienstbaarheid, waardoor je de ander belangrijker acht dan jezelf. Tenslotte is er de bereidheid verantwoordelijkheid te dragen en waar nodig te nemen. Kernwaarden die richting geven aan ons handelen en die onze identiteit, ons “gezicht” naar buiten en naar binnen bepalen.

    8. Teleologische en niet-teleologische visie.

    Daar waar onze pedagogische middelen gebruikt worden om tot een reeds vastliggende oplossing te komen (teleologische visie), zal de andere interpretatie van zorg er van uitgaan van een steeds blijvend verschil en ontbreken van een laatste woord (niet-teleologische visie). In deze diverse samenleving moet iedereen de kans krijgen om met waarden in contact te komen. Een moeilijke redenering om te stellen dat willen we de waarden van de andere als evenwaardig benaderen, we ons bewust moeten zijn van een eigen identiteit.

    Luc Lamote

    Directeur CL&W TNA

    9. Het christelijk onderwijsproject.

    Opvoeden is het blikveld zozeer verruimen, dat de vreugde en de zorgen van mensen wereldbreed in beeld kunnen komen.

    Het christelijk onderwijsproject wil een eigen bezieling doorgeven, die we putten uit het Evangelie. Die bezieling is niet vrijblijvend. Wie kijkt met de ogen van Jezus, kan steeds verder zien: verder dan de eigen buurt of groep, verder dan het eigenbelang, verder dan het kwaad of het verdriet dat is aangericht, verder zelfs dan het afscheid en de dood. Dat de woorden en het voorbeeld van Jezus inspiratie en bezieling mogen brengen

    + Johan Bonny

    Bisschop van Antwerpen

    Bijlagen:
    ZORG en BARMHARTIGHEID aa1.pdf (42.1 KB)   

    21-01-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Onderwijs
    01-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meten is Weten (bijdragen van Stefan Noppen)

    Leven in waarheid start vanuit het idee dat onze "eigen waarheid" niet steeds klopt met de werkelijkheid. Stefan Noppen, onze collega leraar algemene vakken, neemt de moeite om waarheid en werkelijkheid te toetsen. Hij creëert zo op zijn eentje een onmisbaar beleidsinstrument waarvoor mijn dank.

    Luc Lamote

    Het concept "meten om te weten" is ook vandaag in onze school maar ook de rest van het onderwijs aan de orde. "Meten Is Weten", een motto dat de laatste jaren overal opduikt en waar we via tal van controle en registratiesystemen worden geconfronteerd. De recente management concepten en kwaliteitszorg worden meer en meer gestoffeerd door onderzoek en de daar uit voorvloeiende statistieken.

    Waarom moeten we in onze school meten?

    Heel misschien omdat we twijfelen aan onze eigen objectiviteit en betrouwbaarheid. Ook wij laten ons leiden door de waan van de dag. Dit kan pas opgelost als er goed wordt gemeten. De statistiek en onderzoeksmethodologie reikt ons heel wat tools aan.

    In de bijlagen kan je tal van thema's ontdekken die hoewel ze onze school betreft zeker kunnen inspireren.




    Enkele conclusies van Stefan Noppen;


    In tegenstelling tot wat sommige leerkrachten beweren, is er dan ook dit schooljaar objectief geen enkele sprake van een achteruitgang van het taal- en instapniveau van de jongeren tegenover 10 jaar vroeger. Het is niet omdat er vandaag meer ‘hoofddoekjes, nationaliteiten, etnieën en zorgjongeren’ worden geteld in de klas dat er daarom sprake is van een systematische taalachteruitgang en achteruitgang van het niveau in het algemeen. Het voordeel van standaardtesten is dat men beter de gemeten werkelijkheid kan scheiden van de perceptie en daarmee samenhangende vooroordelen. Dit is belangrijk om weten omdat nu vaak geacht wordt de vermeende niveaulat te verschuiven om in aanmerking te kunnen komen voor een certificaat of getuigschrift. De zucht naar vermeende hogere kwaliteit kan dan immers omgekeerde effecten veroorzaken en de ongekwalificeerde uitval onterecht doen toenemen!!! Competentiebeoordelingen zijn vaak een erg subjectieve aangelegenheid afhankelijk van wie beoordeelt. Dat wordt ook op werkvloeren in bedrijven vastgesteld waarbij men dezelfde werknemers liet beoordelen door verschillende zogenaamde objectieve ‘evaluatoren’. Dit is het gevolg van het ondoordacht en subjectief afwegen van bepaalde competenties tegenover elkaar. De zeer ongenuanceerde en versnipperde beoordeling zorgt voor een willekeurig totaalbeeld afhankelijk van de ‘evaluator’ en niet van de vaardigheden of kennis die de werknemer werkelijk bezit. De werknemer wordt hierdoor in een afhankelijkheidspositie gedrukt van de ‘evaluator’. Indien de ‘evaluator’ toevallig je baas of overste is, dan zorgt de werknemer op de eerste plaats ervoor dat de relatie met de baas en overste in orde is in plaats van zichzelf kritisch te leren beoordelen. Er ontstaat op die manier een ongezonde vorm van aangeleerde hulpeloosheid en afhankelijk.



    Evalueren is belangrijk. Maar vandaag stellen we vast dat de "evaluatiedruk" soms groteske vormen aanneemt. De huidige screeningszucht, evaluatiezucht om toch maar zoveel mogelijk te kunnen bewijzen, neemt soms zo'n overdreven vormen aan dat dit niet alleen de evaluatiekwaliteit doet dalen, maar vooral het oordeel van de leerkracht doet herleiden tot een boekhouder van lijsten.

    In bijlage een bijdrage waar ik als tegengewicht blijf het belang verdedigen van het oordeel van een leerkracht, van een eigen puntenstelsel, waar je vaak meer informatie kan uithalen, dan vaak wordt beweerd en vaker efficienter en sneller is en op maat van de leerkracht en de jongere, want uiteindelijk zijn het de jongeren die als laatste in de evaluatieketen deze overdreven screeningzucht en evaluatiezucht moeten doorstaan om toch maar iets te kunnen behalen ineen onderwijssysteem datdenkt de lat op die manier hoger te kunnen leggen, maar waar telkens blijkt dat de ongekwalificeerde uitval niet vermindert. De inspectie wordt meer en meerhet kanon om afvallige scholen en leerkrachten die niet trappen in de ideologische evaluatieval, op de korrel te nemen. Het is zeer de vraag of onze jongeren daar echt mee ondersteund worden en of de huidige screeningszucht en evaluatiedruk niet eerder placebodenken is dan realiteit. Hoe meer men screent hoe meer men beweert dat de kwaliteit daalt. Is dat zo???? Of creëert men hier noden die niet bestaan door ze te objectiveren tot echte behoeften.
    Bedrijven screenen, dokters screenen, leerkrachten screenen, iedereen screent of moet screenen, maar blijkbaar levert dat alleen zeer veel overinformatie op en wordtveel eveluatieverestafval nadien gedigitaliseerd voor archief. Hopelijk lachen archeologen over enkele honderden jaren zich niet blauw met al die informatie. En om te screenen vindt men telkens nieuwe redenen of kwalen om de massa daarvan te overtuigen dat die placebo's nuttig zijn en werkelijk helpen.

    in bijlage de evolutie van de leerlingenaantallen + afwezigheden dit schooljaar voor het Keerpunt. Ondanks het afnemend aantal ingeschreven leerlingen is er toch een mogelijke positieve evolutie. Het percentage afwezigheden en het daarmee samenhangend gemiddeld aantal effectieve aanwezige leerlingen blijft redelijk stabiel. Het is nu vooral belangrijk dat dit percentage niet toeneemt en dat ook het gemiddeld aantal eefctieve aanwezige leerlingen niet verder drastisch afneemt zoals vorig schooljaar. Op die manier houden we naar oktober volgend schooljaar meer betrouwbare leerlingen over om te starten. Ik denk wel dat het belangrijk is voor de leerlingenbegeleiding dat ze geen papieren lerlingen in hun lijsten houden. Zo stel ik bij de telling vast dat er nog altijd een leerling in VZ2Ataat ingeschreven en zelfs nog wordt aanwezig aangekruist ondanks die al maanden niet meer anwezig is geweest. Het heeft weinig zin de statistieken op te fleuren met leerlingen die we nooit meer kunnen ophalen, hoe goed bedoeld ook. Het geeft alleen maar een verkeerd en te optimistisch beeld en we riskeren hierdoor dat de verificatie dit afstraft. We kunne beter vertrekken van het aantal betrouwbare leerlingen die meetellen dan van mogelijke leerlingen die we nog onwaarschijnlijk kunnen laten meetellen.


    Bijlagen:
    Er bestaat een samenhang tussen taaltestscores en graden in het DBSO.pdf (190.9 KB)   
    leerlingenaantallen volgend schooljaren prognoses.pdf (294.8 KB)   
    trenanalyse evolutie regelmatig financierbare lln CL&W TNA bis.pdf (63.7 KB)   
    vergelijkend onderzoek schoolresultaten PAV en taaltest.pdf (148.3 KB)   
    Zin%20en%20onzin%20van%20competentiegericht%20opl.pdf (223 KB)   

    01-01-2011 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Meten is Weten
    05-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."Interculturele pedagogiek" Elien Vanleeuw

    Interculturele pedagogiek

    Casus “Het Keerpunt” in relatie tot de verschillende visies op de dialogische benadering Examenopdracht Elien Vanleeuw
    “katholiek Universiteit Leuven”

    Gepolitiseerd door Luc Lamote, directeur CL&W TNA “het keerpunt”

     

     

    Inleiding

    Het Keerpunt in relatie tot de verschillende visies op de dialogische benadering.

    Teleologische en niet-teleologische visie op dialoog.

    Visker en de confrontatie met de vreemdheid in onszelf.

    Liberale democratie versus multiculturalisme.

    Multiculturaliteit in het onderwijs.

    Besluit

    Literatuurlijst

     

    Inleiding

    Al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog kan België (West Europa) gekenmerkt worden als een immigratiesamenleving. Steeds meer niet-Belgen vinden hun toevlucht in ons land. Deze evolutie is niet meer gestopt, neemt toe, maar de reden tot migratie en de oorsprong van deze migranten is wel geëvolueerd. Waar we tot 1974 spraken van een hoofdzakelijk Zuid-Europese arbeidsmigratie en later ook van Marokkanen en Turken, is het daarna vooral de volgmigratie ter gezinshereniging en de asielmigratie die ons land kenmerkt. Een recentere vorm van migratie is de pendelmigratie. Een voorbeeld hiervan zijn de Oost-Europeanen die als seizoenarbeiders hier tijdelijk komen werken en daarna terugkeren naar hun thuisland. Daarnaast komen door globalisering en het openstellen van de grenzen ook steeds meer Europeanen in België werken en wonen. Deze evolutie heeft ook invloed op de achtergrond van de niet-Belgen die zich hier komen vestigen.

    Waar het vroeger vooral arbeiders uit Zuid-Europa, Marokko en Turkije waren, komen nu ook steeds meer hooggeschoolden die bijvoorbeeld voor de Europese Unie werken zich vestigen in ons land. Dit zorgt voor een grote diversiteit, zowel op sociaal, economisch, cultureel als taalkundig vlak.

    Dat deze diversiteit en Multiculturaliteit de nodige spanningen en uitdagingen met zich mee brengt voor de samenleving, is al meermaals tot uiting gekomen. Denk maar aan de opkomst van de extreem rechtse partijen, de commotie rond het verbod op de hoofddoek en het debat in Nederland rond vrije meningsuiting na de dood van Theo Van Gogh.

    Daar deze niet-Belgen zich vooral vestigen in grootsteden als Genk (15,6%), Antwerpen (11,3%), Leuven (10,1%), Gent (6,6%) en Mechelen (6,4%) brengt dit met zich mee dat het vooral deze steden zijn die met de “problematiek” in aanraking komen. Om met deze spanningen en uitdagingen om te gaan en als niet-Belg een volwaardige rol te kunnen spelen in onze samenleving, wordt er veel verwacht van arbeid, opleiding en vorming. Er liggen echter verschillende opvattingen over cultuur en identiteit achter de vormgeving van het beleid en de praktijk van interculturele educatie.

    Het Keerpunt, gelegen in Borgerhout, is een deeltijds beroepsonderwijs, maar ook een brede school. Scholen worden steeds vaker aangesproken met maatschappelijke vragen, zoals bijvoorbeeld over sociale ongelijkheid, gezondheid, omgaan met problemen, extra ondersteuning in de opvoeding enzoverder. Vragen en uitdagingen in verband met diversiteit en multiculturaliteit zullen hier – zeker in Borgerhout waar het aantal kinderen dat niet-Belg is nog hoger ligt dan in de rest van Antwerpen – deel van uitmaken. Maar scholen kunnen niet altijd in hun eentje een antwoord formuleren op deze vragen en uitdagingen. Daarom zoeken zij partners uit verschillende sectoren, zoals de gezondheidszorg, jeugdwerk, hulpverlening, …

    In het Keerpunt vindt je, naast het deeltijds beroepsonderwijs, onder meer een kinderopvang, een platform voor allochtone jeugdbewegingen, een muziekatelier, een Afrikaanse kerk, een onthaalbureau inburgering en nog veel meer (Brede School Het Keerpunt, 2007). Door verenigingen met een verschillende achtergrond samen te brengen in één gebouw, probeert men een zeer divers en multicultureel publiek aan te trekken. Dit kan zowel worden bereikt doorheen de dagelijkse werking van de brede school als tijdens de verschillende activiteiten die na de schooluren georganiseerd worden. Denk bijvoorbeeld aan de niet-Belgische nieuwkomer die zijn zoon of dochter naar deze school brengt en zelf maar een kleine stap verder moet zetten naar het onthaalbureau inburgering.

    Hoewel deze buurt vroeger nogal gekenmerkt werd door criminaliteit, probeert de brede school de mensen uit de buurt samen te brengen, uit te dagen elkaar te leren kennen, om zo de leefbaarheid en sociale samenhang in de buurt te verbeteren. Als deze samenhang groter is en iedereen zich thuis voelt in deze buurt, is de kans op problemen en criminaliteit kleiner. Dit is de uitdaging waar het Keerpunt voor staat.

    De directeur van deze brede school heeft een eigen visie op Multiculturaliteit en interculturele dialoog. Dit vertaalt zich in de vormgeving van de onderwijspraktijk, die niet altijd op dezelfde manier gebeurt als in de meeste scholen. Om deze visie wat meer theoretisch te kaderen, is het  interessant om de concepten van “interculturele pedagogiek” hieraan te koppelen. Aangezien  sommige ideeën aansluiten bij hetgeen Schinkel schrijft, proberen we dit ook te duiden.

     

    Het Keerpunt in relatie tot de verschillende visies op de dialogische benadering

    Wanneer we kijken naar hoe mensen en groepen omgaan met veranderingen – hier het steeds diverser en multicultureel worden van de samenleving – zien we dat een dialogische benadering vanuit verschillende onderzoeksdomeinen naar voor wordt geschoven als zinvol. Eén van de grondleggers van deze dialogische benadering is Paulo Freire, die afstapt van het “bankiersconcept”. Dit houdt in dat er een ongelijke relatie bestaat tussen twee mensen, waarvan de ene kennis overgeeft aan de andere, die deze kennis gewoon in zich opneemt zonder zich hier vragen bij te stellen. Freire stapt af van deze hiërarchische relatie en gelooft dat men pas echt leert als men in dialoog treedt met elkaar en niet zomaar, zonder kritisch na te denken, dingen overneemt van wat de andere zegt. Deze dialoog is belangrijk omdat de identiteit van de mens hierin vorm krijgt.

    We kunnen als mens nooit op onszelf bestaan. Mensen maken deel uit van een bepaalde gemeenschap in een eigen sociale, culturele en historische context. Deze context bepaald mede wat voor mens je wordt. Een individu is dus steeds een knooppunt in een breder netwerk van relaties en binnen deze relaties krijgt zijn identiteit vorm. Er zijn echter verschillende manieren om deze dialoog in te vullen.

     

    Teleologische en niet-teleologische visie op dialoog

    Daar waar de ene dialoog als middel gebruikt om tot een reeds vastliggende oplossing te komen (teleologische visie), zal de andere interpretatie van dialoog uitgaan van een steeds blijvend verschil en ontbreken van een laatste woord (niet-teleologische visie). In deze niet-teleologische visie is de dialoog oneindig en komt men in een niet autoritaire relatie tot het construeren van kennis. Deze kennis zal niet vast staan, maar steeds in verdere dialoog aangepast worden aan hetgeen men te weten komt. In een pedagogisch kader is deze dialoog er dus op gericht nieuwe dingen te begrijpen en kennis en inzicht te bevorderen door steeds van op een andere manier de dingen te benaderen. Hoewel op het eerste zicht lijkt dat deze tweede vorm, de niet-teleologische visie, een grotere gelijkheid en vrijheid van ieder individu inhoudt, valt het op dat in het beleid rond opleiding en vorming vaak vanuit een teleologische visie wordt vertrokken.

    Hoewel dialoog zowel in de filosofie, sociologie als pedagogiek als zinvolle benadering voor het omgaan met veranderingen wordt gezien, zijn er toch verschillende tekenen van ongeloof ten opzichte van deze benadering. Dit wordt ondermeer door Ellsworth (in Burbules, 1993) naar voor geschoven. Zij zegt (in Burbules, 1993, p. 24) dat “dialogue in its conventional sense is impossible in the culture at large because at this historical moment, power relations between raced, classed and gendered students and teachers are unjust. This injustice of these relations and communication cannot be overcome in the classroom, no matter how committed the teacher and the students are”. Ze gaat er dus van uit dat door deze machtsrelaties er altijd iemand is die in de dialoog de bovenhand haalt en deze dialoog dus niet zo vrij is als men zegt. Ook Schinkel haalt dit met een praktisch voorbeeld aan in een interview voor de Knack (2009). Hij stelt dat door een integratiebeleid te voeren waarin de mogelijkheid gegeven wordt om in samenspraak met anderen verschillen te bewaren, toch steeds de blanke middenklasse de maatschappij een duidelijke identiteit geeft en de dialoog langs beide kanten (tussen Belgen en niet-Belgen en tussen de middenklasse en de sociaal achtergestelden) dus niet in evenwicht verloopt. Men gaat er van uit dat de niet-Belgen die zich in ons land komen vestigen nog niet zo ver verlicht en achtergesteld zijn ten opzichte van de Belgen. Vermeersch stelt dat deze mensen via dialoog wel tot de inzichten zullen komen die hen verlicht maken.

    Hoewel men tegenwoordig dus al meer uitgaat van dialoog en de aanwezigheid van verschillen, ligt toch op voorhand vast wat men moet bereiken om verlicht te zijn en dus nog moet leren om als volwaardige burger aan onze samenleving deel te nemen. De kennis die ze opdoen werd dus door het beleid vastgelegd. In het onderwijs zien we dezelfde beweging. Ook hier worden lessen gegeven aan de hand van maatstaven die vastgelegd zijn door de Belgische middenklasse en zijn het deze maatstaven waaraan iedereen uiteindelijk moet voldoen. Het eindpunt van de kennis ligt ook in het onderwijs al vast en houdt een ongelijke positie van verlichte en niet-verlichte groepen in stand. In het multicultureel beleid vertaalt zich dit in autochtonen en allochtonen. De kritiek die hier geformuleerd wordt, is met andere woorden gericht op de teleologische visie op dialoog, waar de uiteindelijke oplossing al vastligt en de dominante middenklasse hoger komt te staan dan de nieuwkomer. In deze verschillende vormen van dialoog is de machtsrelatie, die reeds in 1990 door Ellsworth werd geformuleerd, nog steeds aanwezig.

    Dialoog wordt ook door de directeur van het Keerpunt als belangrijk gezien. In het Keerpunt wordt hiertoe de mogelijkheid gegeven door verschillende culturen en sociale achtergronden een plaats te geven in de brede school en mee te laten werken aan lokale activiteiten. Iedereen die hiervoor openstaat krijgt de kans om met een brede waaier van levensvisies in contact te komen en zo de dialoog aan te gaan met mensen van diverse achtergronden. Hierdoor kan hun kennis verbreden, maar enkel als ze dit zelf willen. Er is dus geen uiteindelijke oplossing die moet bereikt worden door middel van deze dialoog, wat aantoont dat men in het Keerpunt uitgaat van een niet-teleologische visie op dialoog.

     

    Visker en de confrontatie met de vreemdheid in onszelf

    Ook Visker (2005) gaat uit van een niet-teleologische visie op dialoog. Volgens hem zijn er drie manieren om multiculturalisme te benaderen: als een politiek project, als een ethisch project of als een confrontatie met de vreemdheid in onszelf. Visker zelf gaat uit van deze derde benadering van multiculturalisme, namelijk als confrontatie met onze eigenheid. Onze identiteit wordt gevormd door hetgeen wat wij betekenisvol vinden. Het is echter zeer moeilijk om onder woorden te brengen waarom iets nu zo betekenisvol is voor onszelf en dit confronteert ons met de vreemdheid in onszelf.

    Onze eigenheid is niet iets wat wij bezitten en wat we tot uitdrukking kunnen brengen, maar is iets dat ons bezet. Deze eigenheid creëren we door geraakt te zijn door iets, maar niet iedereen wordt door hetzelfde geraakt. Hetgeen één iemand betekenisvol vindt, kan dat voor een andere persoon helemaal niet zijn. Daardoor is het niet mogelijk om alle verschillen door middel van dialoog weg te werken, maar blijven deze verschillen in ieders eigenheid eeuwig bestaan. In dialoog kunnen we elkaar dus wel begrijpen, maar is het niet noodzakelijk zo dat we er ook begrip voor hebben als het ons niet raakt. Daarom is het belangrijk dat we een plaats vinden waar we deze verschillen naar buiten kunnen brengen om onszelf niet kwellen in de vreemdheid die we ten opzichte van onszelf gaan voelen. Deze plaats moet de verschillen niet laten verdwijnen of laten oplossen door naar een consensus te groeien, maar moet de verschillen een plaats geven en zichtbaar maken zodat we ermee om kunnen gaan. Een publieke ruimte kan daartoe in staat zijn om door verschillen zichtbaar te maken, ons te ontlasten van de vreemdheid die in onszelf ontstaat.

    Dit is ook hetgeen in het Keerpunt bewerkstelligd wordt. Er wordt gewerkt met ieders persoonlijke successen, er is geen verbod op hoofddoek of andere religieuze symbolen. Iedereen mag zijn eigenheid tonen, waardoor er kan nagedacht worden over de verschillen die aanwezig zijn, zonder dat men hier echt begrip voor moet hebben of het overgenomen moet worden. Door in de school verschillende organisaties met een andere achtergrond een plaats te geven, kunnen zij in deze publieke ruimte verschillen tonen, bijvoorbeeld door hun eigen streekproducten te bereiden op een lokaal feest. Zo kan iedereen horen wat de andere te zeggen heeft, maar is er niemand verplicht om hier ook echt begrip voor te hebben. Enkel als dit ook echt hun eigenheid raakt, kunnen ze dit geheel vrijwillig in zich opnemen. Daarom dat de brede school zich wil tonen als een markt. Mensen komen niet naar de brede school, maar naar de organisaties in deze brede school die hun interesseren. Dit is net zoals op een markt waar je naar het kraampje gaat om bijvoorbeeld groenten en fruit te kopen. Naast de essentie van deze goede kraampjes, is het de bedoeling ontmoetingskansen te creëren om zo nieuwe dingen te ontdekken die hun interesse prikkelen en hun eigenheid raakt. Er is plaats voor gesprek waar men van mening kan verschillen zonder dat het doel is om een overeenkomst te vinden. Ze zetten mensen aan na te denken bij wie ze zijn en wat ze willen. Daarom dat ook elke vereniging zijn eigen project en visie kan opstellen en dat het Keerpunt in zijn geheel niet volgens één gelijklopend project vorm krijgt. Iedereen kiest zelf waaraan hij of zij deelneemt en welke normen en waarden hij of zij voorop stelt. Ze zien zichzelf als een grote appartementsblok waar iedereen in samenleeft en enkel samenkomt als er problemen zijn, maar wat betreft hun visie behoudt iedereen zijn eigenheid en is er ruimte om elkaar én zichzelf te leren kennen.

     

    Liberale democratie versus multiculturalisme

    Wanneer we nu even terugkijken naar het verschil tussen de ideeën van de liberale democratie en het multiculturalisme, komen we terug op wat Visker de eerste visie op dialoog noemt, namelijk het zien van de andere als gelijke. Hiermee wordt bedoeld dat iedereen met een andere bril naar de werkelijkheid kijkt, maar dat al deze brillen een gelijke waarde hebben in de samenleving. Dit is de visie van de multiculturalisten onder ons, zoals bijvoorbeeld Parekh. Het liberalisme, waartoe Barry behoort, wijkt hiervan af en ziet gelijk als iedereen volgens dezelfde bril.

    De liberale democratie gaat ervan uit dat enkel haar waarden, zoals individuele vrijheid, gelijkheid en solidariteit goed zijn en dat als er aandacht wordt gegeven aan andere culturen deze waarden aangetast zullen worden. Daarom streven ze naar gelijkheid, met andere woorden: iedereen volgens dezelfde liberale waarden. Parekh echter gaat ervan uit dat dit kader te beperkt is en dat men ook de niet-liberale ideeën op één of andere manier in een kader moet laten passen. Hij stelt dat het liberalisme dan wel een dominante positie kan hebben, maar zeker niet de enige zinvolle culturele traditie is. Belangrijk is volgens hem af te stappen van dit monisme, waar maar één traditie als de juiste wordt gezien, en te gaan naar een multiculturalisme, waar iedere culturele gemeenschap de mogelijkheid krijgt om zijn eigen waarden en normen naar voor te brengen.

    Hiervoor is dialoog belangrijk. Geen enkele cultuur kan alles omvatten wat waardevol is. Daardoor kunnen via dialoog verschillende culturen elkaar aanvullen en corrigeren om zo tot een uitgebreidere en kritischere kijk te komen op de samenleving. Hij gaat hierbij uit van een pluralistisch universalisme. Dit betekent dat, in tegenstelling tot men vaak denkt, er over verschillende culturen heen een stelsel van universele waarden geldt, al leggen ze misschien een andere klemtoon. Zo zullen de meeste culturen vrijheid en gelijkheid zeker hoog in het vaandel dragen, al vullen ze dit misschien anders in.

    Ook Schinkel (in Knack, 2009) formuleert een gelijkaardige kritiek als Parekh. Het is ook op deze manier dat het Keerpunt denkt. Steeds meer wordt er bij de integratie van niet-Belgen gefocust op het nastreven van westerse normen en waarden. Dit leidt meer tot assimilatie dan integratie en dit terwijl vergeten wordt dat de meest fundamentele waarden over de gehele samenleving gelden. Iedereen is het er bijvoorbeeld mee eens dat niemand steelt of doodt. Dit is het pluralistisch universalisme dat Parekh aanhaalt. Natuurlijk zijn er rechten die niet in elk land op dezelfde manier gehanteerd worden, maar dit is net doordat deze rechten een plaatselijke – hier een westerse – invulling hebben. Dit zegt iets over het cultuurrelatief zijn van deze rechten. Het is niet omdat wij als westers land deze rechten centraal stellen dat dit ook de enige juiste invulling ervan is. Dit is dezelfde kritiek als Parekh formuleert op het feit dat de liberale democratie enkel haar rechten als goed ziet.

    Daarom probeert de directeur van het Keerpunt af te stappen van de westerse culturele waarden en normen en te vertrekken vanuit deze van zijn niet-Belgische leerlingen, om zo de link tussen thuisomgeving en school te behouden. Zo zal er in de school een bevelshuishouden heersen in plaats van een onderhandelingshuishouden. De leerlingen die in deze school zitten, leven thuis nog volgens dit eerste principe en het zorgt voor moeilijkheden en angst als in school plots iets totaal anders van hen verwacht wordt. Natuurlijk krijgen de leerlingen ook de kans om in aanraking te komen met andere culturele waarden en normen, ook met deze van de westerse samenleving, maar dit gebeurt, zoals zojuist al aangehaald werd, op een manier dat ze zelf de keuze hebben om dingen te aanvaarden en in hun eigen identiteit op te nemen.

    Deze eenzijdige westerse invulling blijft niet beperkt tot het formuleren van rechten, maar komt volgens de directeur ook naar voor bij het formuleren van het onderwijsbeleid, onder meer in de vertekening van IQ-testen en PISA-scores. De vragen die er gesteld worden, sluiten vaak niet aan bij de culturele eigenheid van een niet-Belgische leerling, omdat ze zijn opgesteld op basis van normen en waarden van de westerse middenklasse. Niet-Belgen en sociaal achtergestelden zullen bij gevolg lager scoren, maar dit is daarom nog niet altijd toe te wijden aan een gebrekkige kennis, maar eerder aan een verschil in normen en waarden. Dit zorgt voor vertekeningen en is volgens de directeur ook mede de oorzaak waarom niet-Belgen minder goed scoren in het onderwijs.

    Initiatieven die worden genomen, krijgen vorm onder westerse normen en waarden, waardoor mensen die hier niet rechtstreeks aan voldoen sneller buiten de samenleving worden gezet, al wonen ze misschien al heel hun leven in dit land. Ze worden als probleem gezien, vaak alleen maar door het hanteren van andere – in westerse termen “verkeerde” – normen en waarden. In dit kader is het dus vooral de witte dominante middenklasse die bij deze analyse baat heeft en hierdoor geld kan verdienen aan iets wat niet noodzakelijk als een probleem gedefinieerd moet worden, maar – zeker voor Antwerpen – als een zeer normale werkelijkheid gezien wordt. Vandaar dat de directeur zijn school niet definieert als een multiculturele school omdat hij vindt dat deze term wijst op een probleemstelling, terwijl hij deze diversiteit niet als een probleem ervaart.

    Een andere reden waarom de directeur de term multiculturaliteit en de daarbij horende interculturele dialoog liever niet hanteert in zijn school, en ook hier sluit hij weer aan bij hetgeen Schinkel (in Knack, 2009) zegt, is omdat de problemen die er heersen in zijn school niet alleen te maken hebben met multiculturaliteit, maar met allerlei vormen van diversiteit in onze samenleving, zoals sociaal economische status, taal, cultuur, religie, leeftijd enzoverder. Het is dus niet in eerste instantie de culturele achtergrond die voor problemen en uitdagingen in de samenleving zorgt, maar juist het samenspel van de gehele diversiteit tussen de mensen. Dit wordt ook door Sierens aangehaald als hij het heeft over de aspecten waarom het onderwijsbeleid niet altijd werkt. Daarom dat ik, ook in het voorgaande, altijd spreek van dialoog en niet interculturele dialoog, om niet te hard de nadruk te leggen op het culturele aspect. In deze brede school worden daarom niet alleen verschillende culturele verenigingen samengebracht, maar is er ook plaats voor middenklasse organisaties en verschillende religies, om zo het diversiteitsaspect in zijn breedheid aan bod te laten komen.

     

    Multiculturaliteit in het onderwijs

    In wat hieraan vooraf gaat, werd reeds de link gelegd met multiculturaliteit en de dialoog in het onderwijs en hoe dit vorm krijgt. Toch zijn er nog enkele elementen die het bespreken waard zijn met betrekking tot het Keerpunt en de ideeën die de directeur van deze school heeft over het onderwijsbeleid. Dit onderwijsbeleid geeft sinds 1989 extra aandacht aan het steeds meer multicultureel worden van de samenleving. Verschillende projecten (onderwijsvoorrangsbeleid, zorgverbreding, …) werden in 2003 opgenomen in het Gelijke Onderwijskansenbeleid (Steunpunt GOK, 2009).

    Dat een diploma onontbeerlijk is om in ons land vooruit te komen, is iets waar de niet-Belgen, die zich hier blijvend komen vestigen, zich van bewust zijn. Toch vormt er zich een stereotiep beeld dat de ouders van niet-Belgische kinderen weinig aandacht besteden aan onderwijs. Hierdoor raakten leerkrachten zeer gevoelig voor deficit- en deprivatie denken. In het Keerpunt proberen ze van deze stereotypering af te raken door voldoende aandacht te besteden aan de ouders zelf. In plaats van het probleem bij de ouders te leggen, is men kritisch ten opzichte van de manier waarop de school ouders aantrekt. Door de werking van de brede school, die in de buurt staat en zijn deuren naar deze buurt openstelt, is de stap voor de ouders niet zo groot. Ze komen bijvoorbeeld iets eten of drinken in het cafeetje van de school of komen naar de inburgeringcursus en zo is de stap naar de school zelf veel kleiner.

    Ook tijdens de oudercontacten proberen de leerkrachten open te staan voor de problemen waarmee de ouders in aanraking komen. In plaats van hen verantwoordelijk te stellen voor de problemen van hun kinderen, proberen ze er samen uit te komen hoe ze dit kunnen aanpakken. Wat het deficit- en deprivatie denken betreft, gaat deze school net uit van het tegenovergestelde. Ze vertrekken vanuit de succeservaringen van jongeren. De jongeren die hier terecht komen, hebben vaak een lange weg van mislukkingen achter zich. Zo zijn deze leerlingen bijvoorbeeld allemaal weggestuurd van hun vorige school. Om hen terug zin te doen krijgen in school, is het belangrijk dat ze beseffen dat ze iets kunnen. Zo zullen ze de eerste weken van het schooljaar meteen iets maken wat ze mee naar huis kunnen nemen en tonen dat ze wel iets kunnen. Deze succeservaring kunnen ze meedragen naar de buurt. Wanneer ze het gevoel hebben dat ze iets kunnen, zullen ze minder rap terug grijpen naar dingen die hen negatief in de aandacht brengen, zoals bijvoorbeeld criminaliteit. Dit kan de sociale cohesie in de wijk bevorderen.

    Daarnaast is het volgens Sierens belangrijk te beseffen dat het onderwijs alleen de vele vragen die ze krijgen niet meer opgelost krijgt. “Het onderwijs kan sociale ongelijkheid in de maatschappij niet (volledig) compenseren” “Tenzij gelijke kansen worden gerealiseerd op het vlak van werk, huisvesting en politieke rechten, zullen de positieve effecten van onderwijs voor minderheden beperkt blijven. Om de cognitieve en andere ontplooiingsmogelijkheden van kinderen te vergroten zijn ook onderwijs activerende ingrepen nodig in de stedelijke omgeving waarin ze opgroeien – liefst op basis van partnerschap met de school. Dit is net hetgeen de basis is van de brede school die het Keerpunt is. Juist door de samenwerking en het samenbrengen onder één dak van verschillende organisaties kan er op meerdere gebieden ondersteuning geboden worden en is de afstand tussen school en buurt verkleind. Waar er tegenwoordig vaak wordt gesproken van de school die zich op een eiland bevindt, zal deze school juist plaatsnemen midden in de buurt.

    Hoewel er in het onderwijsbeleid aangegeven wordt op welke vlakken er moet gewerkt worden en dit al meerdere jaren bezig is, zijn er nog maar weinig consequente analyses gedaan die een duidelijk beeld geven hoe het onderwijs er voor staat. Dit tekort heeft er volgens de directeur van het Keerpunt voor gezorgd dat we te laat tot het besef zijn gekomen met welke hardnekkige problemen van ongelijkheid we in het onderwijs zitten. Daarom dat het praktijkveld nog vaak niet de juiste vertaling van de aanbevelingen gevonden heeft. Daarnaast is het ook niet altijd haalbaar om de school vorm te geven volgens deze aanbevelingen. Het is een mooi idee om in elke school een ideale verdeling tussen Belgen en niet-Belgen te bereiken, maar dit zal niet altijd mogelijk zijn. Daarom is het belangrijk ook in concentratiescholen, zoals het Keerpunt er één is, de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Dit is het doel van deze school en de directeur gelooft dat hij hierin geslaagd is.

     

    Besluit (Luc lamote)

    Uit deze theoretische kadrering bleek dat het Keerpunt uitgaat van een niet-teleologische dialoog, die vooral uitgaat van het aanwezig zijn van zeer diverse betekenisvolle achtergronden die allemaal langs elkaar moeten kunnen bestaan. In deze diverse samenleving moet iedereen de kans krijgen om met deze dingen in contact te komen en zelf, op basis van wat men raakt, dingen bij te leren die zijn of haar eigenheid kan bepalen.

    De brede school waar mensen met verschillende achtergronden een plaats krijgen, kan dienen als ideale ontmoetingsplaats, waar ideeën kunnen uitgewisseld worden. Deze school kan een publieke ruimte vormen waar verschillen naast elkaar kunnen blijven bestaan en mensen elkaar én zichzelf kunnen leren kennen.

    We kunnen ons afvragen of deze casus onze politieke visie op multiculturaliteit kan inspireren. Wij als groenen zijn een typische middenklasse partij waar gekleurde politici eerder optreden als excuustruzen. Ter linkerzijde kan je vaststellen dat er duidelijk sprake is van een theologische visie vanuit de waarden van de middenklasse. Hoe kan je anders de ongemakkelijke posities ter linkerzijde verklaren wanneer religieuze thema’s politieke inhoud krijgen. Paul Scheffer en Patrick Janssens zijn duidelijk sociaal democraten.

    De snelheid waarmee maatschappelijke veranderingen zich aandienen zijn niet langer een constante. De demografische cijfers zijn van dien aard dat veranderingen al lang het organische overschrijden met vergaande vervreemding als resultaat.

    Je kan je afvragen of er zoiets bestaat als adaptatievermogen. Ik vrees van wel. Een politiek thema van de eerste orde.

     

     


     

    Literatuurlijst

    Burbules, N. (1993). The dialogical relation. In N. Burbules, Dialogue in teaching: theory and practice (pp. 19-49). New York: Teachers College Press.

    Brede School Het Keerpunt. (2007). Brede School Het Keerpunt – Partners. Geraadpleegd op 4 juni 2010, van http://www.bredeschoolhetkeerpunt.be/

    De Cock, M. (2009). Interview met socioloog Willem Schinkel: ‘Het neoracisme rukt op’. Knack, 20-22.

    Delrue, K., Loobuyck, P., Pelleriaux, K., Sierens, S., & Van Houtte, M. (2006). Uit het verdomhoekje van het Vlaamse onderwijs: comprehensief secundair onderwijs, concentratiescholen en meertaligonderwijs.

    In S. Sierens, M. Van Houtte, P. Loobuyck, K. Delrue, & K. Pelleriaux (red.), Onderwijsonderwijs in de immigratiesamenleving (pp. 191-214). Gent: Academia Press.

    Desmedt, E., Ernalsteen, V., & Nicaise, I. (2008). Hoofdstuk 3 ‘It takes a village to raise a child’. De brede school. In Desmedt, E. (Red.), & Nicaise, I., Gelijke kansen op school: het kan! Zestien sporen voor praktijk en beleid (pp. 87-108). Mechelen: Plantyn.

    Gowricharn, R. (2003). Democratie en het multiculturele vraagstuk. Migrantenstudies, 2, 83-92.

    Heuts, L. (2005).

    Rudi Visker: ‘Multiculturaliteit is een ongewilde heiligschennis’. Filosofiemagazine,

    Interview met L. Lamote (Directeur brede school het Keerpunt, Borgerhout) op 2 december 2009.

    Schryvers, E. (2005). Het basisonderwijs in Antwerpen in kaart gebracht. Schooljaar 2001-2002, schooljaar 2002-2003 en schooljaar 2003-2004.

    Sierens, S. (2006). Immigratiesamenleving, onderwijs en overheid in Vlaanderen: een gespannen driehoeksverhouding. In S. Sierens, M. Van Houtte, P. Loobuyck, K. Delrue, & K. Pelleriaux (red.), Onderwijs onderweg in de immigratiesamenleving (pp. 9-32). Gent: Academia Press.

    Steunpunt GOK. (2009). Steunpunt GOK – geschiedenis. Geraadpleegd op 4 juni 2010, van http://www.steunpuntgok.be/over_steunpunt_gelijke_onderwijskansen/geschiedenis/default.aspx

    Parekh, B. (2000). Introduction. In B. Parekh, Rethinking multiculturalism: cultural diversity and political theory (pp. 1-15). London: Macmillan Press LTD.

    Pierik, R.,& Saharso, W. (2003). Themanummer over Bhikhu Parekh, Rethinking multiculturalism, en Brian Barry, culture and equality. Migrantenstudies, 2, 64-66.

    Visker, R. (2005). Levinas, multiculturalism, and us. Ethical perspectives, 6(2), 159-168.

    Wildemeersch, D., & Vanheeswijck, H. (2007). Reconsidering dialogue in intercultural learning and ecudation. In Pollefeyt, D. (ed.), Interreligious learning (pp. 255-273). Leuven: Peeters.

    Willem Schinkel, Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij. Uitgever Klement november 2007.

    Willem Schinkel, Publicaties en interviews 2010.

     

    05-12-2010 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Brede School
    Tags:Leren & Werken
    01-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het eeuwig nieuwe van Rerum Novarum

    Het eeuwig nieuwe van Rerum Novarum

    Honderd jaar geleden begon men in het onderwijs stilaan zicht te krijgen op de uitdagingen en verantwoordelijkheden die jaren voordien geformuleerd waren in de encycliek Rerum Novarum. Geïnspireerd door de inhoud van deze visietekst kozen een aantal mensen absoluut voor de zwaksten in de samenleving, en richtte men zich, dikwijls zonder middelen, op wat we vandaag een ‘doelgroep’ zouden noemen : de verpauperde ‘nieuwkomers’ die vanuit het platteland de stad opzochten. Technische scholen werden opgericht en gaven leerlingen generatie na generatie de kracht om zichzelf te emanciperen.

    Deze emancipatiebeweging overheerste de 20ste eeuw. Na de tweede wereldoorlog kende Vlaanderen 15% middenklasse, nu ruim 60%. Een merkwaardige evolutie waarin onder meer het katholieke middenveld een cruciale rol speelde, met daarin een zeer bijzondere plek voor ons onderwijs.

    Vandaag krijgt de inspiratie die Rerum Novarum ooit uitsprak een andere vorm, maar opnieuw kan een gemotiveerde keuze voor de absoluut zwaksten uit de samenleving ons actuele onderwijsbeleid richting geven. Een nieuwe non-middenklasse is zich immers stilaan aan het vormen, en de vraag is of we ons actief met deze groeiende groep ‘nieuwkomers’ willen verbinden - een groep die vandaag niet noodzakelijk verpauperd, maar meestal wel gekleurd is. Of kiezen we enkel voor de bestendiging van een wit middenklassenproject.

    Een feest als dat van morgen nodigt ons uit om na te denken over de toekomst. De omgevingsfactoren in onze steden en dorpen veranderen snel, waardoor het moeilijk in te schatten is hoe de onderwijsmarkt er binnen 10 jaar zal uitzien. De snelle demografische evoluties en steeds wisselende maatschappelijke verwachtingen stellen ons echter wel voor uitdagingen die het menselijk en organisatorisch adaptatievermogen soms overschrijden.

    Dat maakt onze scholen kwetsbaar. Ieder schoolbestuur in Antwerpen, of Gent dient er zich van bewust te zijn dat de gekleurde diversiteit een feit is en zal blijven, en dat de meerderheidspositie van een witte middenklasse binnen 10 jaar definitief voorbij zal zijn.

    Gelukkig, maar we moeten het ontdekken, ontstaat stilaan een nieuw georganiseerd ‘middenveld’, een groep van vaak goed opgeleide moslims die zich samen proberen sterk te maken. Ze staan onafhankelijk van het moederland, kiezen voor de meerwaarde van een democratische moderniteit en willen duidelijk zelf verantwoordelijkheden opnemen bij het realiseren van sociale doelen. Dit lijkt niet toevallig op het katholieke middenveld van na de jaren ’30. Welnu, het is van cruciaal belang dat wij, de kaders van het katholiek onderwijs, ACW of sociale beweging, dit nieuwe middenveld proberen te verbinden met het onze. Wij én zij hebben daar belang bij, en zo steunen we de krachten die kiezen voor moderniteit en die willen bouwen aan een democratischer en sociaal Vlaanderen. Met assimilatie heeft dit niets te maken.

    Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, onze ouders, maar ook onze kinderen willen allen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is minder een kwestie van taal (al wil ik het probleem van de taalachterstand niet onder de mat vegen), wel van cultuurverschillen. Om verschillen te overbruggen moet er een doorbraak komen zowel in de samenstelling van onze schoolbesturen als in die van het personeel. Het gebrek aan representatieve kaders en gevormde leerkrachten uit de nieuwe middengroepen is daarbij een groot probleem. En een kentering lijkt helaas niet op komst : van de studenten die een diploma hoger onderwijs halen is amper 2 % gekleurd. Dit is meer dan een uitdaging …

    Om al deze evoluties te ondersteunen wil ik hier pleiten voor brede en oriënterende scholen – gebaseerd op succeservaring, structuur en kwaliteit. Laten we ons religieus geïnspireerd opvoedingsproject verruimen en toegankelijk maken voor nieuwe groepen. Want succeservaringen kunnen pas bereikt worden wanneer leerkrachten een positief vooroordeel kunnen opbrengen, wanneer resultaten tastbaar zijn en ouders uitgenodigd worden om van het succes mee te genieten – vele vliegen in een klap. Structuur is broodnodig en kwaliteit start bij de relevantie van de opleidingen. In die zin is de nood aan goed technologisch opgeleide mensen vandaag een opportuniteit.

    Zo blijft Rerum Novarum zichzelf steeds weer vernieuwen. Het is aan ons om de keuzes en de verbindingen te maken die vandaag, net als honderd jaar geleden, nodig zijn. Het zal evenveel moed vergen als toen .

    Luc Lamote

    Directeur

    +32 32700190

    +32 476401817

    +32 32711168 (fax)

    www.clw-tna.be

    www.bredeschoolhetkeerpunt.be

    Bijlagen:
    Lamote - Rerum Novarum aaa.pdf (203.4 KB)   
    Lamote - Rerum Novarum aaa.pdf (203.4 KB)   

    01-05-2010 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Opinie
    24-02-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen KOCA is geloven in kunnen!

    Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen KOCA is geloven in kunnen!

    http://www.koca.be/node/47


    Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen vzw (KOCA) groepeert 3 scholen voor Buitengewoon onderwijs, twee Medische Pedagogische Instituten, een audiologische dienst, een Thuisbegeleidingsdienst en een dienst Beschermd Wonen.

    Algemene Diensten
    Van Schoonbekestraat 131
    2018 Antwerpen
    Tel: 03 238 16 00
    Fax: 03 247 30 79
    Email:
    info@koca.be


    Diversiteitsbeleid

    Paul Boutsen
    Diversiteitscoördinator

    Diversiteit, verscheidenheid en Gelijke Kansen.

    De samenleving om ons heen verandert voortdurend en steeds sneller. Globalisering neemt toe onder invloed van media, betere en goedkopere verplaatsingsmogelijkheden en toegang tot internet. Mensen leven langer en blijven ook langer actief. Gezinspatronen veranderen en mannen en vrouwen gaan beiden steeds meer buitenshuis werken. Er beweegt dus heel wat in het straatbeeld en op de werkvloer.

    Wat is diversiteit?

    Diversiteit staat voor verscheidenheid. Verscheidenheid betekent dat er verschillen zijn tussen de mensen die in onze maatschappij leven op het vlak van gender (man/vrouw), etnisch culturele achtergrond (autochtoon/allochtoon), sociale achtergrond, afkomst,seksuele geaardheid, lichamelijke en verstandelijke mogelijkheden, religie, levensbeschouwing, leeftijd, …
    Tegelijkertijd hoor je niet enkel tot één van deze groepen maar een mens vormt een kruispunt tussen meerdere van deze factoren.
    Hoewel onze samenleving dus vrij “divers” is, denken en doen we de dingen nog vaak vanuit het perspectief of de norm van de”gemiddelde persoon”, diegenen die niet of weinig afwijken van wat wij als normaal beschouwen. Onze positieve aandacht gaat vandaag nog vaak uit naar mensen die grotendeels in deze norm passen.
    Dat maakt dat we goedbedoeld doelgroepen creëren en mensen bekijken in functie van de verschillen en voorbij gaan aan de identiteit die elk heeft. Het gaat niet over “wat” men is maar “hoe” we omgaan met verschillen en gelijkenissen tussen mensen.
    In deze zin is verscheidenheid niet alleen een gegeven maar vooral een kans.

    Binnen onderwijs en welzijn is men zich al goed bewust van de verschillen die kunnen bestaan tussen mensen en poogt men op alle mogelijke manieren toegankelijker te worden voor iedereen.
    Wanneer we optimaal gebruik willen maken van de maatschappelijke diversiteit, betekent dit dat we erkennen dat mensen vanuit verschillende achtergronden een bijdrage leveren aan het maatschappelijke leven.

    Diversiteit in KOCA

    De Raad van Bestuur en het directiecomité van KOCA vzw heeft verscheidenheid ook uitdrukkelijk opgenomen in het beleidsplan 2006-2010 als één van de essentiële waarden die men wil nastreven.

    De verscheidenheid in onze samenleving neemt toe, wordt zichtbaarder en steeds actiever uitgedragen… Binnen KOCA kiezen we ervoor om de verscheidenheid aan gezindheden, culturen, religies en stromingen actief en vanuit een positieve ingesteldheid tegemoet te treden. Vanuit een basishouding van respect en bereidheid tot dialoog willen we onderzoeken hoe we in concrete situaties waarin verschil tot uiting komt, constructief en creatief kunnen samenwerken zonder daarbij de vormgeving van onze eigen waarden uit het oog te verliezen.
    (KOCA vzw, beleidsplan 2006-2010)

    Vanuit deze visie werd diversiteit eveneens opgenomen in het KOCA organisatieplan 2008-2009 en ook goedgekeurd door de ondernemingsraad.
    Koca kiest dan ook voor een actief diversiteitsbeleid. Langs deze weg willen we nastreven dat de verscheidenheid van de samenleving zich ook in ons personeelsbestand weerspiegelt. In dit verband is er dan ook een duidelijke link tussen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en diversiteit.
    Een eerste stap in dit beleid was dan ook de aanstelling van een intercultureel bemiddelaar, mevr. Samira Aboudar.
    Op dit ogenblik vinden we de grootste diversiteit aan werknemers nog hoofdzakelijk terug binnen de randvoorwaardelijke diensten en dan meer bepaald bij onderhoud, keukenpersoneel en de technische dienst. Dit is evenwel een algemeen verschijnsel binnen de sector.
    Toch is dit binnen deze personeelsgroepen ook niet zo evident en ondervindt het beleid dat goede informatie naar de nieuwe, maar ook naar de bestaande werknemers zeer belangrijk is om de goede werking te garanderen.
    Bij de cliëntgebonden functies binnen het MPI en bij de scholen, waar functies in beide gevallen impliciet diplomagebonden zijn, is er aangaande diversiteit in de personeelsbezetting nog een hele weg af te leggen. Bijzondere aandacht voor stagiairs (zowel als stagegever als in de contacten met stageplaatsen) kan hier een belangrijke stap in zijn. Eveneens blijkt dat we nog heel wat kunnen doen aan de bekendmaking van onze aanwezigheid t.o.v. de buitenwereld.

    Het diversiteitsplan

    Vanuit de Raad van Bestuur, het directieteam en de ondernemingsraad is daarom beslist voor schooljaar 2008-2009 te starten met een diversiteitsplan.
    De Vlaamse overheid is sinds 1999 gestart met een impulsbeleid voor een diversiteitsbeleid in bedrijven en organisaties. Het doel is, samen met de sociale partners, te streven naar een evenredige arbeidsdeelname van personen die het moeilijker hebben op de arbeidsmarkt. Dit gebeurt door ondernemingen, instellingen en lokale besturen financieel en inhoudelijk te ondersteunen bij het ontwikkelen van een diversiteitsbeleid via het afsluiten van een diversiteitsplan.
    Het diversiteitsplan is een veelzijdig en soepel instrument om diversiteit binnen het personeelsbeleid te stimuleren en te ondersteunen. Achterliggend doel is om de werkgelegenheidskansen van personen uit de kansengroepen te verbeteren: allochtonen, oudere werknemers, arbeidsgehandicapten, kortgeschoolden,… en via een geoptimaliseerd personeelsbeleid de kwaliteit van tewerkstelling voor iedere werknemer te verbeteren.
    Om dit project maximale slaagkansen te bieden, kunnen we een beroep doen op de ondersteuning van de Resoc-projectontwikkelaars diversiteit. Resoc staat voor regionaal sociaaleconomisch overlegcomité. Zij kunnen instaan voor de nodige begeleiding, zowel bij de opmaak als bij de uitvoering van het plan.

    • In het instapdiversiteitsplan KOCA vzw willen we dit werkjaar hoofdzakelijk intern een draagvlak voor diversiteit creëren. We willen dit in de eerste plaats bereiken via werking met de middenkaders. Ons instapplan werd op 18 november 2008 goedgekeurd namens de Vlaamse minister van werk.
      We voorzien 4 acties tijdens dit jaar.
      aanstellen van een diversiteitscoördinator
      oprichten van een diversiteitscommissie
      organiseren van een startdag diversiteit
      implementeren van diversiteit in het VTO beleid
      Om deze werking te ondersteunen voorziet de overheid een subsidiëring van de werkings-en loonkosten.

    Startdag diversiteitsbeleid KOCA

    Onder het thema “Diversiteit is Verscheidenheid” organiseren we op dinsdag 10 maart 2009 een startdag diversiteitsbeleid KOCA vzw. Gastspreker Houssein Boukhriss zal ons dan een aantal gezichtspunten aanreiken inzake verscheidenheid, diversiteit en gelijke kansen.
    We richten ons deze dag in de eerste plaats naar de eigen medewerkers omdat we hier een interactieve werksessie van willen maken en we vooral beperkt zijn in het aantal plaatsen in het auditorium van De Zuidschool.
    Doel van deze dag is om via de diversiteitscommissie het aanwervingsbeleid en de ondersteuning en doorstroming van de huidige werknemers onder de loep te nemen en waar mogelijk voorstellen te formuleren tot bijsturing in functie van diversiteit.

    Diversiteit: opdracht en troef voor KOCA vzw

    Door niet alleen onze deuren te open, maar ook onze ogen en onze praktijken te openen, wil KOCA een organisatie zijn waar instroom van “andere” werknemers kan leiden tot duurzame tewerkstelling.
    Hiermee wil KOCA vzw ook op dit domein als organisatie ernstig werk maken van haar grote maatschappelijke opdracht in de regio ten aanzien van personen die extra aandacht verdienen. Door in te gaan op de diversiteit aan personeel en de meerwaarde dat dit kan bieden, moedigt KOCA de eigen werknemers aan om van elkaar te leren en hun eigenheid in te zetten als troef binnen de organisatie.
    Dit creëert een goede werksfeer, leidt tot verbeteringen in de organisatie en draagt bij tot een betere dienstverlening aan de gebruikers.

    Paul Boutsen
    Diversiteitscoördinator


    Pioniersprijs Diversiteit 2010 voor KOCA VZW

    KOCA vzw viel op 24 februari in de prijzen tijdens de derde editie van de Pioniersprijs Diversiteit.

    Met deze prijs, een waardebon van 2500 euro, wil Jobkanaal, een initiatief van de werkgeversorganisaties Unizo, VKW en VOKA bedrijven en social-profitorganisaties belonen die op innovatieve wijze werk maken van diversiteit in hun personeelsbeleid en een voorbeeldrol willen spelen naar andere organisaties en ondernemingen toe.

    Bij de Pioniersprijs Diversiteit, houdt de jury rekening met verschillende criteria. Zo wordt er gekeken naar creativiteit en voorbeeldfunctie van het diversiteitsbeleid, de visie en doelstellingen, de betrokkenheid van de directie, de bereikte cultuur- en gedragsveranderingen en de duurzaamheid van het beleid.

    In de categorie van de social-profit ondernemingen werd KOCA VZW gekozen als winnaar. De waardebon van 2500 euro kan het Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen inruilen bij één van de sponsors: de sociale secretariaten ADMB (UNIZO-groep), SD Worx en Acerta.
    Deze som zullen we besteden om via opleidingen en vorming het diversiteitsbeleid binnen KOCA VZW verder te kunnen uitbouwen.

    Uiteraard is deze prijs vooral een beloning voor de inzet die al de KOCA medewerkers elke dag leveren om van KOCA een organisatie te maken waar iedereen zich welkom voelt.

    Paul Boutsen
    Diversiteitscoördinator KOCA VZW

    Winnaars Pioniersprijs Diversiteit 2010

    http://www.youtube.com/watch?v=XgDQfcjUI4U&feature=player_embedded#at=22

    http://www.koca.be/misc/Diverstiteit%20als%20meerwaarde.pdf

    24-02-2010 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Onderwijs
    Tags:Diversiteitsbeleid
    18-11-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kan het (katholiek) onderwijs de wereld, Borgerhout redden?

    Toespraak 25 jaar CL&W

    Luc Lamote

    Kan het (katholiek) onderwijs de wereld, Borgerhout redden?

    Is er plaats in de herberg?

    “Armoede heeft schrijnend effect in het onderwijs”. Deze titel vatte een interview samen met Ides Nicaise. Als open deur kan dit tellen. Maar ook Elchardus, Paul Mahieu en anderen hebben de laatste jaren hun steentje en deuren bijgedragen. Het rapport “Monard” is het laatste werkstuk, onderwijsmensen hebben veel te lezen. Tel daarbij de beleidsnota van onze nieuwe Minister en de cirkel is rond.

    Allen hebben ze één boodschap gemeen, het onderwijs als ultieme oplossing voor zowat alle persoonlijke en maatschappelijke problemen en omgevingsfactoren als verklaring voor de problemen in het onderwijs. De school is nuttig en staat blijkbaar niet alleen.

    Het feit dat wij in Vlaanderen een unieke plaats in de wereld bekleden door onze schoolpoorten vanaf de leeftijd van 2,5 jaar open te stellen, bevestigt dat het onderwijs bij ons een centrale rol krijgt toebedeeld. In Vlaanderen is een diploma vaak belangrijker voor kansen op tewerkstelling, dan geletterdheid of ervaring.

    Eerder dan zich te oriënteren op maatschappelijke noden, richt het onderwijs zich op eigen onderwijskundige normen om die op haar beurt over te dragen aan de samenleving. Onderwijs doet blijkbaar al 40 jaar niet meer aan politiek. Onderwijs als een eiland. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de kinderen van leerkrachten de beste schoolse prestaties leveren.

    Nicaise spreekt van “ongelijke kansen” en “ongelijke behandeling of discriminatie”. De oorzaak van de problemen wordt bij de leerling en zijn omgeving gelegd. Men gaat dus uit van een deficittheorie. Daarbij wordt verwezen naar de beperkte educatieve bagage van de ouders, taal, studiebegeleiding en stimulansen, de gezondheid, het sociaal en cultureel kapitaal, materiële en financiële drempels en dat versterkt door de onderwijsstructuur, het Matteuseffect in het onderwijsbeleid en flagrante discriminerende maatregelen door scholen. Met andere woorden, het onderwijs zou bewust of onbewust de ongelijkheid bestendigen.

    Een mond vol!

    Zo zijn we bij de schuldvraag beland. En laat ons scherp zijn. Vaak slagen wij er ook niet in de schuldvraag te overstijgen. De leerling, zijn opvoeding, ouders of is het een hoofddoek, de Islam, beschavingsachterstand of beter, het is de schuld van de school, de leerkracht, directeur.

    De analyse van ons eigen onvermogen kent zo zijn tendensen. Vandaag wordt de schuld bij de ouders gelegd, je weet wel, betrokkenheid. Objectieve rapporten geven echter blijk van slechte of negatieve communicatie van uit de school. Maar ja, het was zo niet bedoeld, we doen ons best, en “ze” begrijpen ons schoolsysteem niet.

    Dit doorbreken vraagt moed.

    Deze opsomming, schuldvragen, doen afbreuk aan de dromen van ouders maar ook aan de vele engagementen in het onderwijs en dat van vele collega’s.

    Toch kunnen we niet rond de slechte resultaten. Het is niet onze schuld maar het is wel onze verantwoordelijkheid om samen met de ouders te zoeken naar de beste weg.

    De doorstroming van gekleurde jongeren naar het hoger onderwijs blijft een probleem. Hoe kunnen we met de twee procentdrempel doorbreken blijft de centrale vraag? Dit is niet alleen een schandaal maar een maatschappelijk probleem van de eerste orde.

    De omgevingsfactoren in onze stad zijn bijzonder. De stadsvlucht, meer dan 5 procent per jaar, is niet gestopt, integendeel. Het nettoverlies is gestopt met verkleuring als resultaat. Dit gebeurt niet organisch met vervreemding als logisch gevolg.

    In de Antwerpse onderwijswereld gebeurt er veel. We verzamelen knowhow, experimenteren, vechten voor ons overleven, maar kunnen vaak niet op tegen de te snel veranderende omgevingsfactoren. Een duidelijk gericht beleid voor kansengroepen en daarvoor de nodige middelen zijn voor handen. Het zal toch nog enige tijd duren vooraleer het kan doorwerken.

    Als we niet slagen staan we voor een immense maatschappelijke kost. Laat ons vooral verder doen. Onderwijsraad, Lop en alle mogelijke overlegstructuren zijn slopend maar noodzakelijk. Het belangrijkste blijft dat we samen, inderdaad netoverschrijdend het proberen waar te maken. We leven wel in dezelfde stad waar ouders en leerlingen zoeken naar een mooie en waardige toekomst. Ze verwachten terecht veel van de school, uw school, onze school.

    Enkele weken geleden was Frank Vandenbroucke in onze school, onze leerlingen, leerkrachten maar ook Frank zelf hebben genoten. Mensen succeservaring bieden doet deugd zelfs voor een ex-minister. We wilden hem bedanken.

    Inderdaad in de voorbije periode is er veel gebeurd: Ieder kind gelijk, samenwerking tussen verschillende onderwijsniveaus’, studietoelage voor onze doelgroep, middelen voor ons centrum, ons nieuw decreet. Minister Vandenbroucke maakte een duidelijke keuze voor onze doelgroep. Ook met zijn hart koos hij voor ons. Het maatschappelijk belang was voor hem duidelijk.

    Het feit dat we in Antwerpen geen rellen kennen heeft misschien te maken met ons werk. In Antwerpen slagen wij er samen in 1600 jongeren een traject aan te bieden. Jonge mensen die we mogen omschrijven als moeilijk en vaak komende uit negatieve peer groepen.

    Niet alleen ons centrum bestaat 25 jaar, ook vieren we 25 jaar Werkend Leren in Antwerpen. Graag stel ik u WELA voor: Johan, Marc, Frans en Bruno staan symbool voor ruim 250 collega’s die kiezen voor dit werk. Het zijn deze leerkrachten in de klas en de werkplaats die het iedere dag willen waar maken. (Applaus) Een aantal van deze pioniers doen het al 25 jaar. (podiummoment)

    Om werkelijk iets te leren - en vooral om te blijven leren - heeft een mens, onze leerlingen, succeservaringen nodig. En dat wordt in onze school zeer concreet ingevuld. Bij wijze van voorbeeld : binnen de eerste veertien dagen van het schooljaar sturen wij leerlingen met een werkstuk naar huis : een laswerk, een gebakken taart, een genaaid kussen, desnoods een verhaal. Maar ze moéten iets maken, iets ‘creëren’. Voor velen is het van in de kleuterklas geleden dat ze dat nog eens konden. Onze gangen portretteren onze leerlingen dit om fierheid en motivatie te ontwikkelen. Hun succes en erkenning zijn broodnodig. Het maakt de slaagkansen van een individueel traject alleen maar groter. Elke leerling met succes is een probleem minder voor de samenleving.

    Succeservaring, gastvrijheid kan pas bereikt worden wanneer leerkrachten een positief vooroordeel kunnen opbrengen, wanneer resultaten tastbaar zijn en ouders uitgenodigd worden om van het succes van hun kinderen mee te genieten – vele vliegen in een klap. Structuur is broodnodig en kwaliteit start bij de relevantie van de opleidingen. In die zin is de nood aan goed technologisch opgeleide mensen vandaag een opportuniteit.

    Veel van de ‘gekleurde’ leerlingen raken evenwel op de dool doordat ze op school met een heel andere structuur geconfronteerd worden dan thuis. Het pedagogisch project in onze scholen is de voorbije dertig jaar geëvolueerd, zoals de meeste Vlaamse gezinnen, van een bevelshuishouding tot een onderhandelingshuishouding. Onze eigen ouders gaven weinig commentaar en veel instructies, maar toen we zelf ouder werden hebben we ons plat onderhandeld met de kinderen.

    Veel ‘gekleurden’ maar ook sociaal zwakkere leerlingen leven vandaag in gezinnen met een sterke hiërarchische cultuur. En die komen dan terecht in een school waar geleuterd wordt, waar ze een pedagogisch model van onderhandelen voorgeschoteld krijgen dat ze thuis niet kennen. Dit is gedoemd om te mislukken. Structuur hebben ze nodig. Scholen die eisen durven stellen en grenzen doen respecteren.

    Om echt gemotiveerd te geraken hebben de leerlingen bovendien nood aan uitzicht op tewerkstelling. Studie om de studie is een mooie deugd, maar slechts voor weinigen weggelegd. Dat stelt de vraag naar de maatschappelijke relevantie van een aantal opleidingen voor bepaalde doelgroepen : die honderden Marokkaanse jongens die ‘kantoor’ volgen, wat zitten die daar te doen? Welke kantoorchef werft nu een relatief laaggeschoolde gekleurde man aan? De maatschappelijke relevantie van bepaalde opleidingen voor bepaalde doelgroepen wordt helaas zelden afgewogen.

    Succeservaringen, structuur en een hoogstaande opleiding, zo dicht je een deel van de kloof en verhoog je de kans op tewerkstelling, inkomen. In dat perspectief heeft de school eigenlijk maar twee bedoelingen: de jongeren leren met twee woorden te spreken én ze een economische waarde geven. Het mag provocerend klinken, maar in onze wereld is iemand is waard, waar een ander ervoor wil betalen.

    In plaats van die kloven te dichten zijn er de voorbije decennia vooral bruggen gebouwd. De zorgverbreding was de laatste – maar ook zij faalt. Meer dan 40% van de leerlingen in de tweede graad van het secundair onderwijs in Antwerpen heeft ondertussen een leerachterstand van twee jaar of meer. In plaats van de mensen zelfstandig te maken is men, via de zorgverbreding, ontspoord.

    Dit zijn bijzonder pijnlijke vaststellingen – ook omdat ze kritiek inhouden op de geleverde ‘zorg’ en op zorgverleners met een zeer idealistisch engagement in onze maatschappij. Maar het weze duidelijk : in plaats van extra zorgverbreders op te leiden moeten we het concept ‘zorg op school’ een nieuwe inhoud geven. Wij ondersteunen daarbij de visie van Vandenbroucke dat ‘recht op hulp’ en ‘plicht tot inspanning’ samen moeten sporen. Elke geboden kans is ook een stuk verantwoordelijkheid.

    Door bruggen te bouwen dicht je geen kloven. De kloof blijft immers even diep en de erosie doet verder ongestoord haar werk. Bijzonder relevant en verontrustend in het OESO-onderzoek is dan ook de vaststelling dat de ‘allochtone leerlingen die uit het buitenland komen betere resultaten halen dan de jongeren die in de Vlaamse Gemeenschap geboren zijn’. De tweede generatie, aldus het rapport, zou volledig geïntegreerd moeten zijn, dit klopt niet, het tegendeel is waar. Dat zijn feiten waarvan de consequenties niet te overzien zijn. Maar we maken ze hier wel dagelijks mee. En iedereen gaat dit meemaken.

    Laten we de wijzende vingers dus au serieux nemen. Er is in de scholen nog veel werk aan de winkel. Maar we moeten ook een vuist durven maken, en de illusie doorprikken dat de school, de pedagogie en dus de leerkracht alles kàn, laat staan moét, oplossen.

    De eigen school in vraag stellen is een uitgangspunt. Leren en werken is geen doel maar een methode die tot doel moet hebben dat jonge mensen autonomie verwerven. Op eigen benen staan betekent dat jongeren op een eerbare manier geld kunnen verdienen.

    Onze leerlingen, hoe gemotiveerd ook, hebben meestal een negatief zelfbeeld, een zwak abstraherend vermogen en door schoolachterstand een beperkte vaktechnologie. Toch geloven we in onze leerlingen, ze hebben gewoon recht op werk, succeservaring en dus een toekomst. Als school, leerkracht, tewerkstellingsbegeleider willen we ze coachen. Hoe beperkt hun basiskennis ook is de meeste leerlingen zijn best in staat een succesvol traject af te leggen. Ze zijn geen verzorgingsobjecten.

    De Vlaamse arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een steeds verder groeiende dienstensector. Deze sector is erg verscheiden en kan moeilijk los gemaakt worden van de plaatselijke markt. De dienstensector creëert heel wat werk voor relatief laaggeschoolden ook bij klassieke technologische beroepen. Containers herstellen, verkoop, verzorging, voeding maar ook kinderopvang, vakantie en andere vrijetijdssectoren. Er is dus geen tekort aan werk voor onze doelgroep.

    Ook wordt onze plaatselijke arbeidsmarkt gekenmerkt door een middenklasse die steeds meer bereid is tijd te kopen. Het buitenhuis eten bijvoorbeeld is een groeisector met een bijzonder grote arbeidscreatie. Maar ook kinder-, bejaardenzorg, lichaamsverzorging, thuis en tuinonderhoud, was en plas, de strijk en natuurlijk de vrije tijdsector. U hoorde zopas een opsomming van onze richtingen. Dit is niet toevallig.

    De groei van de dienstencheques is een illustratie. De lopende band is terug, en hoe. Jobs met veel structuur, omlijnde competenties, en handen die nodig zijn. Wel blijft de vraag naar sterke sociale vaardigheden, flexibiliteit en zelflerend vermogen. Toch is deze arbeidsmarkt een opportuniteit.

    Fundamenteel is dat de aangeboden richtingen als belangrijkste parameter de potentiële tewerkstellingskansen heeft. Leren en werken betekent dat de aangeboden opleiding relevant is.

    Sluiten de opleidingen in de school aan op de werkelijkheid van het bedrijf? Technologie maar ook sociale competenties moeten voortdurend getoetst worden. Durven conclusies trekken door het opleidingsaanbod systematisch af te stemmen. Onze school moet dus flexibel kunnen inspelen op de steeds wisselende noden van de arbeidsmarkt. Technologisch gezien quasi een onmogelijke opgave. Leren op het en in samenwerking met het bedrijf, technologie zo aanbieden dat het zelflerend vermogen van de jongere wordt versterkt.

    Graag dit verhaal. Een leerling in de afdeling keuken bleek heel wat vaardigheden te missen. Eerder mensenschuw maakte hem ongeschikt voor de zaal, ook koken was niet zijn sterkste punt, vooral bij verhoudingen tussen producten liep het mis. Hij vluchtte in de afwas. Afwassen, borden, bestek en ander gerei schikken. Dit werd opgemerkt en omgezet in een succeservaring. We hadden zijn talent ontdekt. Hotels staan te smeken naar dergelijke mensen. Een relatieve beperking werd - CLB sprak over een lichte vorm van autisme- omgezet in een succeservaring met economische meerwaarde. Deze jonge man verdient dus nog altijd goed zijn brood. Enkele maanden geleden kreeg ik het geboortekaartje van zijn eerste kindje. Daarvoor doen we het, nu al 25 jaar.

    Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven maar speelt zich af op alle domeinen van ons leven. Cultuur, demografie, … tot in ons hoofd.

    Actueel zien we een massieve verschuiving van geld over de ganse wereld. Rijkdommen uit het westen worden op korte termijn “herverdeeld”. Dat een en ander politieke gevolgen zal hebben is voorspelbaar. Op zijn minst zal bij deze collectieve verarming de perceptie van onzekerheid toenemen. Van beurs tot voedselcrisis, er is maar één wereld. Het is in deze wereld dat we schooltje spelen.

    De verkleuring van onze steden gaat sneller dan demografisch kan voorspeld worden. Ieder schoolbestuur in Antwerpen dient er zich van bewust te zijn dat de gekleurde diversiteit een feit is, en dat de meerderheidspositie van de witte middenklasse in onze stad binnen de 8 jaar definitief voorbij zal zijn.

    Veranderingsprocessen zijn een uitgangspunt. Geen enkel thema kan ontsnappen aan deze analysevoorwaarde. Het identiteitsverhaal van gelovigen is daarvan een illustratie. Terwijl in ons land de ontkerkelijking steeds verder gaat zie je een toename van godsdienstbeleving over de hele wereld. God is niet dood, hij is gewoon terug en hoe. Ook door en via de leerlingen worden we bevraagd over de religieuze waarden van onze school en dat niet alleen door moslims.

    Bij moslims kan religieuze beleving als identiteitskeuze niet los gezien worden van politieke contexten. Landen van “herkomst” proberen wel degelijk via kerken en moskeeën invloed uit te oefenen. Dat er wel degelijk op een georganiseerde manier vanuit Saudi-Arabië en Turkije invloed wordt uitgeoefend is een weet.

    Maar ook bij deze groepen kennen we sterke evoluties. Een groeiende groep probeert zijn identiteit te onderbouwen door meer afstand te nemen van de moderniteit.

    Een belangrijke groep, vaak goed opgeleide moslims, probeert zich te organiseren in een zelfgeorganiseerd middenveld. Ze staan onafhankelijk van het moederland, kiezen voor de meerwaarde van een democratische moderniteit en willen duidelijk zelf verantwoordelijkheden opnemen bij het realiseren van sociale doelen. Dit lijkt niet toevallig op de katholieke middenveld na de jaren 30.

    Vooral het nieuw middenveld van de gekleurde medeburgers stemt ons optimist. De BOEH groep, het FMV geeft aan dat ze in staat is zichzelf te formuleren en via hun kaders kwaliteit aan te brengen die we verbluffend kunnen noemen. Dis weet er van mee te spreken.

    Mijn droom is dat er een integratie komt tussen het oud en nieuw middenveld. Pas dan ontstaat er democratie. Wij als kaders van het katholiek onderwijs, ACW, of sociale beweging hebben er alle belang bij dit nieuw middenveld te verbinden met het onze. Op zijn minst moeten we die krachten steunen die op een positieve manier kiezen voor moderniteit en willen meebouwen aan een democratischer en socialer Vlaanderen. Dit is iets anders dan assimilatie. Ook voor ons noodzakelijk in het belang van onze democratie en van onze scholen, of is dit hetzelfde.

    Willen we als georganiseerd middenveld onze virtuele positie beschermen, crisissen beheren, onze scholen verder laten sterven? Of zijn we in staat, willen we, een strategisch antwoord formuleren?

    Het debat over de eigen school binnen de moslimgemeenschap is dus fundamenteel. Het raakt het wezen van ons persoonlijk engagement in onze katholieke scholen. In de feiten gaat het over het geloof in het eigen pedagogisch project. De argumenten die het oprichten van een “eigen” school argumenteren starten vanuit een massieve schoolachterstand bij grote groepen jongens en meisjes.

    De “eigen” school en het debat daarover is volgens mij een opportuniteit voor het katholiek onderwijs. Al vrees ik dat het maatschappelijk draagvlak erg smal is. Morgen moeten we er wel aan beginnen. Onze tijd is op.

    Om al deze evoluties te ondersteunen wil ik hier pleiten voor brede en oriënterende middenscholen – gebaseerd op succeservaring, structuur en kwaliteit. Laten we ons religieus geïnspireerd opvoedingsproject verruimen en toegankelijk maken voor nieuwe invloeden. Om dit waar te maken moet er een doorbraak komen zowel in de samenstelling van onze schoolbesturen als het personeel. Het gebrek aan representatieve kaders en gevormde leerkrachten is een probleem maar niet onoverkomelijk. Ook op dit terrein willen we deuren open stellen, gastvrij zijn.

    Honderd jaar Technicum Londenstraat een prachtige viering. De oprichting van het Technicum was een antwoord op de uitdagingen en verantwoordelijkheden die jaren voordien geformuleerd waren in de encycliek Rerum Novarum. Geïnspireerd door de inhoud van deze visietekst kozen een aantal mensen absoluut voor de zwaksten in de samenleving, en richtte men zich, dikwijls zonder middelen, op wat we vandaag een ‘doelgroep’ zouden noemen, de verpauperde ‘nieuwkomers’ die vanuit het platteland de stad opzochten. Technische scholen werden opgericht en gaven leerlingen generatie na generatie de kracht om zichzelf te emanciperen.

    Deze emancipatiebeweging overheerste de 20ste eeuw. Na de tweede wereldoorlog kende Vlaanderen 15% middenklasse, nu ruim 65%. Een merkwaardige evolutie waarin onder meer het katholieke middenveld een cruciale rol speelde, met daarin een zeer bijzondere plek voor (de organisatie van) het onderwijs.

    Vandaag krijgt de inspiratie die Rerum Novarum ooit uitsprak een andere vorm, maar opnieuw kan een gemotiveerde keuze voor de absoluut zwaksten uit de samenleving ons actuele onderwijsbeleid richting geven. Een nieuwe non-middenklasse is zich immers aan het vormen, en de vraag is of we ons actief met deze groeiende groep ‘nieuwkomers’ willen verbinden - een groep die vandaag niet noodzakelijk verpauperd, maar meestal wel gekleurd is. Of kiezen we enkel voor de bestendiging van een wit middenklassenproject? Wat ons betreft, wij zijn klaar voor de volgende 25 jaar.

    Een feest als deze nodigt ons inderdaad uit om verder na te denken over de toekomst. De omgevingsfactoren in onze steden en dorpen veranderen snel, waardoor het moeilijk in te schatten is hoe de onderwijsmarkt er binnen 10 jaar zal uitzien. De snelle demografische evoluties en steeds wisselende maatschappelijke verwachtingen stellen ons echter wel voor uitdagingen die het menselijk en organisatorisch adaptatievermogen soms overschrijden. En dat maakt onze scholen, maar ook leerkrachten kwetsbaar. Ieder schoolbestuur in Antwerpen dient er zich van bewust te zijn dat de gekleurde diversiteit een feit is en zal blijven. Dat de meerderheidspositie van de witte middenklasse binnen 10 jaar definitief voorbij zal zijn.

    Het succes van onze katholieke scholen nu al 100 jaar is gebaseerd op een pedagogisch project die gastvrijheid in zich draagt. Onze inrichtende macht koos dit thema om 3 jaar rond te werken. Een oproep om gastvrijheid te actualiseren dit vanuit een pedagogisch, maatschappelijk en religieus uitgangspunt. Een katholieke school zal dus gastvrij zijn. Een opdracht van alle dagen.

    Ons CL&W kiest ervoor om nogmaals 25 jaar plaats te maken in onze herberg. Dit voor alle leerlingen, drempelloos. Dit moeten we bewaken. Ons nieuw decreet, het voltijds engagement, de financiering ervan, maakt dit niet vanzelfsprekend. Deze elementaire doelstelling van ons pedagogisch project dient bewaakt te worden door het schoolbestuur, de directie en alle leerkrachten.

    Ons relatief succes is gestoeld op liefde. Tijdens de functioneringsgesprekken kon ik ervaren dat de meeste leerkrachten hun persoonlijke frustraties kunnen overstijgen door hun liefde voor hun vak en de leerling. Positieve vooroordelen wegen op tegen vele mislukkingen. Vaak krijg je ook tekens van bewondering voor die leerlingen die ondanks moeilijke persoonlijke omstandigheden er toch in slagen zichzelf waar te maken.

    25 jaar positieve vooroordelen t.o.v. onze doelgroep is en was geen flauw idealisme maar een voorwaarde om leerlingen in alle gastvrijheid te mogen ontvangen. Daar zijn we vandaag fier op. Daarom vieren we feest.

    Hopelijk wil je meevieren.

    Er is maar één stad, we zijn samen de onderwijsmensen van deze stad.

    Luc Lamote

    Bijlagen:
    Toespraak 25 jaar CL&W.pdf (66.8 KB)   

    18-11-2009 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


    Categorie:Onderwijs Leren & Werken
    26-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TIES: De Integratie van de Europese Tweede Generatie
    TIES: De Integratie van de Europese Tweede Generatie

    Immigratie en de daar op volgende integratie van nieuwkomers is één van de belangrijkste uitdagingen voor Europa’s grote steden. De integratie van de tweede generatie -de kinderen van immigranten die in het land van migratie zijn geboren- is cruciaal voor dit proces, omdat zij vandaag de dag een steeds groter deel van de grootstedelijke jeugd vormen.

    Het onderzoek van TIES richt zich op het onderwerp integratie. Zowel in economische zin, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs en arbeid, als ook in sociale zin, zoals op het terrein van identiteit. Omdat er slechts weinig statistische gegevens over deze groep zijn, en de bestaande gegevens niet internationaal vergelijkbaar zijn, is het belangrijkste doel het creëren van een eerste vergelijkbare Europese database, waarvoor er 10.000 respondenten worden geïnterviewd in vijftien Europese steden. Dit is niet alleen van belang voor een beter algemeen begrip van integratie processen, maar ook voor het ontwikkelen van beleid op verschillende niveaus.

    TIES is een internationaal onderzoeksproject dat zich richt op de nakomelingen van immigranten uit Turkije, Marokko en voormalig Joegoslavië in vijftien Europese steden in acht landen. Maar TIES biedt ook een gemeenschappelijk raamwerk voor diverse activiteiten rond onderzoek en training, de overdracht van kennis, beleidsaanbevelingen en korte films.

    http://www.tiesproject.eu/index.php?lang=nl



    OCW Rapport De lange route internationaal vergeleken
    hot!
    Crul, M., A. Pasztor, F. Lelie, J. Mijs en Ph. Schnell (2009) De lange route in internationaal vergelijkend perspectief. Tweede generatie Turkse jongeren in het onderwijs in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland en Zweden. In opdracht van de afdeling Primair Onderwijs van het Ministerie van OCW
      Valkuilen en Springplanken in het onderwijshot!
      Het rapport ‘Valkuilen en Springplanken in het onderwijs. Tweede generatie Turkse jongeren in Europa vergeleken.' geschreven door IMES onderzoeker Maurice Crul e.a.
      De officiële publicatie werd gepresenteerd tijdens de TIES Stakeholders Conferentie 11-13 Mei 2009 in Amsterdam en is gratis te bestellen via de webwinkel van Nicis Institute (http://www.nicis.nl/nicis/webwinkel/).
        De tweede generatie: Uitdagingen en kansen voor de stad.hot!

        Het rapport ‘De tweede generatie: Uitdagingen en kansen voor de stad.' geschreven door IMES onderzoekers Maurice Crul, Adel Pasztor en Frans Lelie. De publicatie is gepresenteerd tijdens het gelijknamige Landelijk Kennisatelier op maandag 6 oktober 2008 en is gratis te bestellen via de webwinkel van Nicis Institute (http://www.nicis.nl/nicis/webwinkel/).

        Bijlagen:
        CRUL_et_al._valkuilen_en_springplanken.pdf (3 MB)   
        OCW_Rapport_de_Lange_Route_def.pdf (1 MB)   
        tweede-generatie-boek.pdf (2.2 MB)   

        26-06-2009 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


        Categorie:Meten is Weten
        15-09-2008
        Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven

        Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven



        Aan de vrienden van de werkgroep SOKOS.

        Collega’s

         

        1.      Mondialisering is niet langer een theoretisch economisch gegeven maar speelt zich af op alle domeinen van ons leven. Cultuur, demografie, … tot in ons hoofd.

        1.1.   Actueel zien we een massieve verschuiving van geld over de ganse wereld. Rijkdommen uit het westen worden op korte termijn “herverdeelt”. Dat een en ander politieke gevolgen zal hebben is voorspelbaar. Op zijn minst zal bij deze collectieve verarming de perceptie van onzekerheid toenemen. Van beurs tot voedselcrisis, er is maar één wereld.

        1.2.   De verkleuring van onze steden gaat sneller dan demografisch kan voorspeld worden. Ieder schoolbestuur in Antwerpen dient er zich van bewust te zijn dat de gekleurde diversiteit een feit is, en dat de meerderheidspositie van de witte middenklasse in onze stad binnen de 8 jaar definitief voorbij zal zijn.

        1.3.   De omgevingsfactoren wijzigen zich niet meer organisch met vervreemdingsverschijnselen tot gevolg. De snelheid van veranderingsprocessen is een probleem op zich. Nieuwe informele maar ook instrumentele netwerken bij veel jonge mensen ontsnappen aan ons waarnemingsvermogen.

        1.4.   Veranderingsprocessen zijn een uitgangspunt. Geen enkel thema kan ontsnappen  aan deze analysevoorwaarde. Het identiteitsverhaal van gelovigen is daarvan een illustratie. Terwijl in ons land de ontkerkelijking steeds verder gaat zie je een toename van godsdienstbeleving over de hele wereld. God is niet dood, hij is gewoon terug en hoe. Ook door en via de leerlingen worden we bevraagd over de religieuze waarden van onze school en dat niet alleen bij moslims.

         

        2.      Bij moslims kan religieuze beleving als identiteitskeuze niet los gezien worden van politieke contexten.  Landen van “herkomst” proberen wel degelijk via kerken en moskeeën invloed uit te oefenen. Dat er wel degelijk op een georganiseerde manier vanuit Saudi-Arabië en Turkije invloed wordt uitgeoefend is een weet.

        2.1.   Maar ook bij deze groepen kennen we sterke evoluties. Een groeiende groep  probeert zijn identiteit te onderbouwen door meer afstand te nemen van de moderniteit. Een andere groep wordt door Abou Jahjah raak omschreven als evoluees of hoe kan je de gekleurde politici momenteel anders omschrijven. Ze beantwoorden aan het middenklasse idee van assimilatie maar verliezen elke binding met de eigen achterban waar ze voor een deel werden door verkozen.

        2.2.   Een belangrijke groep, vaak goed opgeleide moslims, probeert zich te organiseren in een zelfgeorganiseerd middenveld. Ze staan onafhankelijk van het moederland, kiezen voor de meerwaarde van een democratische moderniteit en willen duidelijk zelf verantwoordelijkheden opnemen bij het realiseren van sociale doelen. Dit lijkt niet toevallig op de katholieke middenveld na de jaren 30.

         

        3.      Van probleemstelling naar opportuniteit?! 

        3.1.   Wij als kaders van het katholiek onderwijs, ACW, of sociale beweging hebben er alle belang bij dit nieuw middenveld te verbinden met het onze. Op zijn minst moeten we die krachten steunen die op een positieve manier kiezen voor moderniteit en willen meebouwen aan een democratischer en sociaal Vlaanderen. Dit is iets anders dan assimilatie. Ook voor ons noodzakelijk in het belang van onze democratie en van onze scholen, of is dit hetzelfde.

        3.2.   Willen we als georganiseerd middenveld onze virtuele positie beschermen, crisissen beheren, onze scholen verder laten sterven?  Of zijn we in staat een strategisch antwoord te formuleren.

        3.3.   Het netoverschrijdend adagio is aan de orde. Onze subsidiegevers creëren allerhande middenstructuren, we hebben dus geen keuze. Een politiek draagvlak om tegenwind te geven blijkt niet meer te bestaan. Het wegvallen van identiteitsbepalende elementen speelt minder een rol gezien een sterk verzwakkend katholiek middenveld.

         

        4.      Het debat over de eigen school binnen de moslimgemeenschap is fundamenteel. Het raakt het wezen van ons persoonlijk engagement in onze katholieke scholen en gaat in de feiten over het geloof in het eigen pedagogisch project.

        4.1.   De argumenten die het oprichten van een eigen school argumenteren starten vanuit een massieve schoolachterstand bij grote groepen jongens en meisjes. Dat een en ander oorzakelijk door de zwakke sociaal economische positie van deze groep bepaald wordt is door onderzoek bevestigd. Het cultureel aspect lijkt mij deze tendens enkel te versterken. Onze scholen slagen er dus niet in een emancipatorisch rol te spelen, integendeel.

        4.2.   De analyse van ons eigen onvermogen kent zo zijn tendensen. Vandaag wordt de schuld bij de ouders gelegd, je weet wel, betrokkenheid. Objectieve rapporten geven blijk van slechte of negatieve communicatie. Maar ja, het was zo niet bedoeld, we doen ons best, en “ze” begrijpen ons schoolsysteem niet. Dit doorbreken vraagt moed.

         

        5.      De “eigen” school is een opportuniteit voor het katholiek onderwijs. Uit bovenstaande analyse blijkt dat we heel wat gemeenschappelijke belangen hebben.

        5.1.   Omgaan met diversiteit is geen kwestie van schuldvragen. Onze scholen, de ouders maar ook de kinderen willen het beste. Dat we elkaar niet begrijpen is zelden een kwestie van taal, wel van cultuurverschillen. Om dit te doorbreken moet en een doorbraak komen zowel in de samenstelling van onze schoolbesturen als het personeel. Het gebrek aan representatieve kaders en gevormde leerkrachten is een probleem maar niet onoverkomelijk.

        5.2.   Ik vrees dat het maatschappelijk draagvlak erg smal is. Morgen moeten we er wel aan beginnen. Onze tijd is op.

         

        6.      Wat te doen.

         

        Luc lamote

         

        15-09-2008 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


        Categorie:Opinie
        Tags:Onderwijs
        10-08-2008
        Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voltijdse Leren & Werken is er aan beginnen

        Antwerpen zondag 29 mei 2011

        Voltijdse Leren & Werken

        Er aan beginnen is werken en leren.

        Doelen

        De eigen school in vraag stellen is een uitgangspunt. Leren en werken is geen doel maar een methode die tot doel moet hebben dat jonge mensen autonomie verwerven. Op eigen benen staan betekent dat jongeren op een eerbare manier geld verdienen. Als we onze doelen scherpstellen willen we dat onze leerlingen sociale vaardigheden verwerven en de instrumenten meekrijgen waardoor ze een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren. Werken en leren de ideale combinatie?

        Analyse

        Wie zijn onze leerlingen?

        Onze leerlingen, hoe gemotiveerd ook, hebben meestal een negatief zelfbeeld, een zwak abstraherend vermogen en door schoolachterstand een beperkte vaktechnologie. Toch geloven we in onze leerlingen, ze hebben gewoon recht op werk, succeservaring en dus een toekomst. Als school, leerkracht, tewerkstellingsbegeleider willen we ze coachen. Hoe beperkt hun basiskennis ook is. De meeste leerlingen zijn best in staat een succesvol traject af te leggen. Ze zijn geen verzorgingsobjecten.

        Wie zijn onze potentiële werkgevers?

        Bedrijven en sectoren die pas nu tot de conclusie zijn gekomen dat er geen geschoolde arbeidsreserve meer is. De kleine en middelgrote bedrijven hebben meestal geen personeelspolitiek op lange termijn. Proactief contact met onderwijs is onbestaand. Toch wordt gespecialiseerde of hoge technologische scholing meestal niet verwacht. Een steeds wisselende arbeidsmarkt met wisselende behoeften, knelpuntberoepen.

        Omgevingsfactoren

        Heel wat industriële bedrijven kiezen voor lage loonlanden, toch groeit het arbeidsvolume. Terwijl ik dit artikel schrijf staat er in mijn krant een verhaal over de delocatie van een firma waar velgen worden geproduceerd. Dit bedrijf heeft vele jaren samengewerkt met scholen van het deeltijds onderwijs. De laatste jaren een steeds weerkerend verhaal.

        De Vlaamse arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een steeds verder groeiende dienstensector. Deze sector is erg verscheiden en kan moeilijk los gemaakt worden van de plaatselijke markt. De dienstensector creëert heel wat werk voor relatief laaggeschoolden ook bij klassieke technologische beroepen. Containers herstellen, verkoop, verzorging, voeding maar ook kinderopvang, vakantie en andere vrijetijdssectoren. Er is dus geen tekort aan werk voor onze doelgroep, integendeel.

        Ook wordt onze plaatselijke arbeidsmarkt gekenmerkt door een middenklasse die steeds meer bereid is tijd te kopen. Het buitenhuis eten bijvoorbeeld is een groeisector met een bijzonder grote arbeidscreatie. Maar ook kinder-, bejaardenzorg, lichaamsverzorging, thuis en tuinonderhoud, was en plas, de strijk en natuurlijk de vrije tijdsector.

        De groei van de dienstencheques is een illustratie. De lopende band is terug, en hoe. Jobs met veel structuur, omlijnde competenties, en handen die nodig zijn. Wel blijft de vraag naar sterke sociale vaardigheden, flexibiliteit en zelflerend vermogen. Toch is deze arbeidsmarkt een opportuniteit.

        Vaak is hier toch sprake van de meest kwetsbare beroepen, conjunctuurgevoelig soms met onduidelijke statuten. Een politiek probleem dat aandacht verdient.

        Organisaties in de dienstverlening, sociale en culturele sector mogen niet verwaarloosd worden. Samen met de groei van de dienstensector zorgen ze voor een groeiende tewerkstelling, ook voor relatief laag geschoolden. Het grootste deel van al dat werk vraagt een beperkte technologie. Tribunes en podia dienen op maat gemaakt, verplaatst en opgesteld te worden. Catering, veiligheid en onderhoud een beperkte opsomming.

        Ook in de sociale sector zijn er heel wat handen nodig, waarmee ik geen sociale tewerkstelling bedoel. Bij de overheid kennen we de laatste 10 jaar vormen van aanwervingstop. Toch is daar ook een tekort aan handen. We mogen opmerken dat de verwachtingen naar de privésector ook worden waargemaakt op dit niveau.

        Strategie

        In deze markt moeten onze tewerkstellingsbegeleiders maar ook onze leerlingen hun weg vinden.

        Kennis van dynamische omgevingsfactoren is een must. Wat zijn de behoeften van deze markt, en welke afdelingen hebben we in de school. Zijn de richtingen er toevallig gekomen of is dit het resultaat van beleid met een visie. Fundamenteel is dat de aangeboden richtingen als belangrijkste parameter de potentiële tewerkstellingskansen heeft. Leren en werken betekent dat de aangeboden opleiding relevant is. Sluiten de opleidingen in de school aan op de werkelijkheid van het bedrijf. Technologie maar ook sociale competenties moeten voortdurend getoetst worden. Durven conclusies trekken door het opleidingsaanbod systematisch af te stemmen.

        De centrumraad was ooit zo bedoeld. Sociale partners samen brengen om beleid te onderbouwen. De voltijdse opdracht kan niet waargemaakt worden met opportunistische richtingen. Inschrijven, screenen en oriënteren in functie van tewerkstellingmogelijkheden is een absolute voorwaarde.

        Onze school zal dus flexibel moeten kunnen inspelen op de steeds wisselende noden van de arbeidsmarkt. Technologisch gezien quasi een onmogelijke opgave. Leren op het en in samenwerking met het bedrijf. Technologie zo aanbieden dat het zelflerend vermogen van de jongere wordt versterkt.

        Vooraleer op een gestructureerde manier een netwerk kan ontwikkeld worden is inzicht op de lokale arbeidsmarkt en het antwoord daarop in het schoolwerkplan essentieel. Maak er een collectief gebeuren van.

        Netwerken ontwikkelen is mensenwerk. De kwaliteit van de tewerkstellingsbegeleider staat hierbij centraal. Naast bijzonder sterke sociale vaardigheden, kennis van de sectoren wordt heel wat inzicht verwacht in de lokale arbeidsmarkt.

        Netwerken is een werkwoord die je kunt ervaren als een ontdekkingstocht. Ze worden vaak te organisch opgebouwd. Een tewerkstellingsbegeleider sprak over een dominosysteem. Dit houdt het gevaar in dat doelstellingen uit het oog worden verloren. Uiteindelijk dienen echte jobs gevonden te worden waar jongeren ook uit kunnen leren.

        Netwerken is een sociale vaardigheid die wij als middenklasse sterk ontwikkeld hebben. Onze persoonlijke netwerken sluiten sterk aan bij onze werk. Dit is niet zo bij onze jongeren. Werk zoeken, problemen oplossen, doe je samen met de leerlingen. Netwerken als essentiële sociale vaardigheid kan je leren door te doen.

        De onderneming, het bedrijf verwacht van u gesneden brood. Stapsgewijze prospectie, duidelijke folders, één contactpersoon en feilloze administratieve opvolging.

        De kwaliteit van het netwerken begint met de plaats van de school in het maatschappelijk leven. Een school die zich isoleert t.o.v. de scholengemeenschap, het eigen net, het gestructureerd overleg op alle niveaus start maakt het zichzelf en de tewerkstellingsbegeleiders moeilijk. Maar let op, voor je het weet kom je in het vergadercircuit van middenstructuren terecht. Durf ook op dit niveau selectief te zijn.

        De fondsen voor vakopleiding kunnen bondgenoten zijn. Een aantal fondsen levert zeer verdienstelijk werk. Toch is hier nog een grote achterstand in te halen.

        De leerlingen en hun ouders worden onderdeel van het netwerk. Probeer hen maximaal te betrekken. Zij zijn de levende reclame voor uw school en zijn uw voornaamste informatiebron over het bedrijf.

        Naast werk vinden speelt ook werk houden. Spijtig genoeg is de mislukkinggraad groot. De reden van deze mislukkingen ligt hem vaak in de aanvangsfase. Realistische verwachtingspatronen wederzijds dienen zoveel mogelijk geëxpliciteerd. Verwachtingen zijn ook vaak storende gedachten, leg de nadruk op tergend haalbare doelen. Succeservaring blijft ons enig pedagogisch instrument. Ook uit mislukkingen kan de leerling leren. Vaak ligt de schade in het verlies van de arbeidsplaats. Ook hier moet je in de verwachtingen tegenslag incalculeren.

        De begeleiding op de werkvloer speelt een grote rol. Het bedrijf dient wel degelijk inspanningen te willen leveren om begeleiding waar te maken. Ook daar dient het bedrijf, als het kan, begeleid te worden dit in het belang van de leerling maar ook van het bedrijf.

        Opmerkingen

        Administratieve opvolging van de vele contacten is zeer belangrijk. Vele kleine en middelgrote ondernemingen zijn blij verrast als je zoveel mogelijk de administratieve loot zelf regelt. Het is niet alleen een service maar ook een blijk van kwaliteit. Vaak is de administratieve drempel een argument om het uiteindelijk niet te doen of af te haken.

        Ondanks de vele verklaringen en goede intenties blijft de regelgeving een groot probleem. Een veelheid aan ingewikkelde statuten, veranderende regelgeving en dat op verschillende niveaus. Val de bedrijven er niet mee lastig integendeel doe positieve voorstellen in het besef dat geld ook een argument is en blijft.

        Bedrijven hebben graag rechtstreekse gepersonaliseerde contacten met de school. Eén contactpersoon, vermijd een veelvoud aan wisselende contacten. Tijd is inderdaad ook geld. Maak een duidelijk verschil tussen de verantwoordelijken in het bedrijf en de concrete collega – begeleider op de werkvloer.

        Graag dit verhaal. Een leerling in de afdeling keuken bleek heel wat vaardigheden te missen. Eerder mensenschuw maakte hem ongeschikt voor de zaal, ook koken was niet zijn sterkste punt, vooral bij verhoudingen tussen producten liep het mis. Hij vluchtte in de afwas. Afwassen, borden, bestek en ander gerei schikken. Dit werd opgemerkt en omgezet in een succeservaring. We hadden zijn talent ontdekt. Hotels staan te smeken naar dergelijke mensen. Een relatieve beperking werd - CLB sprak over een lichte vorm van autisme- omgezet in een succeservaring met economische meerwaarde. Deze jonge man verdient dus nog altijd goed zijn brood. Enkele maanden geleden kreeg ik het geboortekaartje van zijn eerste kindje. Daarvoor doen we het.

        Soms komen via onze leerlingen gekleurde mensen voor het eerst op de werkvloer. Voor sommige bedrijven een negatief argument, de collega’s, je weet wel. Het argument dat onze gekleurde leerlingen moeilijker aan een job geraken is bijzonder relatief. Bedekt racisme bestaat maar moet sterk gerelativeerd worden. Zeker meer dan 80% van de bedrijven en organisaties hebben geen enkel probleem integendeel. Diversiteit wordt om tal van redenen als een meerwaarde ervaren al was het maar om aan te sluiten met de demografische werkelijkheid en dus klanten.

        Er wordt heel wat verwacht van onze begeleiders. Ze moeten goede netwerkers zijn, veranderende regelgeving kunnen interpreteren en de administratie en haar technologie beheersen. Bijscholing is dus belangrijk. De tijd en het geld die daarvoor nodig is verdient zichzelf.

        Samengevat

        • Samen met collega’s als school doelen sterker formuleren.
        • Aangeboden richtingen en tewerkstellingsmogelijkheden afstemmen.
        • Onze leerlingen hebben gewoon recht op werk, succeservaring en dus een toekomst.
        • Blijft u doelen centraal stellen.
        • Kennis verwerven over de omgevingsfactoren. Arbeidsmarkt maar ook demografische evoluties.
        • De huidige arbeidsmarkt kent veel opportuniteiten.
        • Kwalitatieve administratieve voorwaarden creëren.
        • Maak van het netwerkproces een collectief gebeuren ook met de leerlingen.
        • Diversiteit wordt om tal van redenen als een meerwaard ervaren.
        • Eigen tekorten door bijscholing weg werken.

        Luc Lamote

        Directeur

        Centra Leren & Werken

        Technicum Noord Antwerpen

        Prins Leopoldstraat 51

        2140 Borgerhout

        www.hetleercentrum.be

        www.hetkeerpunt.be

        www.bredeschoolhetkeerpunt.be

        Bijlagen:
        Vrije Tribune LL - mei 2006.doc (51 KB)   

        10-08-2008 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


        Categorie:Onderwijs Leren & Werken
        13-05-2008
        Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De “brede school” staat sterk in de belangstelling

        Wie de waarheid wil kennen loopt risico’s
        Wie de waarheid niet wil kennen is er een

        1. De “brede school” staat sterk in de belangstelling. Er is al heel wat inkt gevloeid studiedagen en de aanzet tot ministeriele initiatieven. Men kan de vraag stellen wat de onderliggende bedoelingen zijn. Onderwijs staat momenteel voor een scharnierpunt. Het is belangrijk dat de overheid bewuste keuzes maakt en de scholen hun kwaliteit en effectiviteit versterken.

        2. Het is voor iedereen duidelijk dat in deze tijden, waarin we overstelpt worden met diverse kansen en uitdagingen, we ons op een scharniermoment bevinden. Al bij al is het creëren van een “brede school” een verdedigingsreflex.

        3. De strategie die we mogen ervaren vanuit de overheid is bijzonder divers.
        3.1. Er bestaat een batterij aan maatregelen ter stimulering van scholen en aanverwante instellingen.
        3.2. Het blijft onduidelijk hoe de minister de toekomst van ons onderwijs ziet, gezien de vele verschillende initiatieven vaak in de vorm van proeftuinen.
        3.3. De proeftuinen zijn mooie vertalingen van onderwijsinnovaties die door de scholen voorgesteld werden en ook de goedkeuring van de minister wegdragen, maar de budgetten om de innovaties te implementeren ontbreken.3.4. Heel wat middenstructuren (in ons geval: Voka, onderwijskoepels en de stad Antwerpen) maken via tal van projecten mensen vrij in projecten die direct of indirect met onze scholen en leerlingen te maken hebben.
        3.5. De stad Antwerpen zal dit schooljaar bijzonder grote inspanningen doen om onderwijs te ondersteunen.
        3.6. Meer en meer derden vinden het nodig coördinerende taken naar zich toe te trekken. Wie stuurt hier wie? Uiteindelijk is het een kwestie van het innemen van strategische posities om klaar te staan voor de onvermijdelijke subsidie potten.
        3.7. Politieke middenstructuren, zeg maar de kabinetten van minister en schepen zijn bijzonder toegankelijk. Overleg en voor-afnames gaan zo sneller en efficiënter. Dat hiermee de klassiek overlegstructuren zoals onderwijskoepels worden omzeild is meegenomen.

        4. Natuurlijk heb ik deel aan bovenstaande dynamieken. Ben en blijf ik loyaal lid van mijn club. Maar op lange termijn zijn bovenstaande evoluties nefast.
        4.1. Het formuleren van concepten en paradigma’s verschuift meer en meer van de gebruiker, haar koepels naar politieke structuren.
        4.2. Noodzakelijke belangenstructuren worden langzaam ontmanteld. Ze verliezen hun relatieve en subjectieve macht.
        4.3. De ontstellende politieke zwakte van de “katholieke actie” is zowel resultaat als oorzakelijk.
        4.4. De nog grote groep mensen die zich verbonden weten door hun geloof in Christelijke tradities zijn op zoek naar metaforen waar zowel romantiek als effectiviteit wordt verwacht. Vakbonden en Katholieke Scholen beantwoorden deze verwachting. Jeugdbewegingen blijven succesvol.
        4.5. Deze vaststellingen zijn contradictorisch. Ze zijn kenmerkend voor het actuele tijdsgewricht.

        5. Als uitsmijter de volgende gedachte, de groeiende diversiteit in onze scholen zal het katholieke onderwijsproject verder in vraag stellen. Religiositeit en haar consequenties wordt ongetwijfeld een sleutelthema voor de volgende jaren. Het herformuleren van onze identiteit zal mede bepaald worden door de vele religies van onze leerlingen en hun ouders. Ze kijken naar ons, soms verbijsterd.

        6. Zelden waren er zoveel verwachtingen. We kunnen vele papa’s en mama’s niet ontgoochelen. We zullen dit ook niet doen, integendeel. Ons best doen is echter niet genoeg. We hebben nood aan kaders die niet alleen integer, idealistisch en bekwaam zijn.

        Luc Lamote

        Bijlagen:
        Brede School Vlaanderen visietekst 2-05-2006.doc (86 KB)   

        13-05-2008 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


        Categorie:Brede School
        Tags:onderwijs
        06-04-2008
        Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Willem Schinkel "Schaf het integratiebeleid af"


        Voorwoord:

        Willem Schinkel kwam enkele maanden geleden spreken in onze school. De Federatie van Marokkaanse Verenigingen had hem uitgenodigd.  Zelden meer geïnspireerd door een jonge Socioloog die volgens mij bouwstenen aandraagt voor een vernieuwd denkkader in het debat rond diversiteit.


        Luc Lamote

        Zie ook: http://www.eur.nl/fsw/staff/homepages/schinkel/

        Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

        Willem Schinkel (Kampen, 1976) is socioloog. Hij werkt aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. In 2005 promoveerde Schinkel cum laude op het proefschrift 'Aspects of Violence'. In dit onderzoek onderzocht Schinkel in hoeverre daders van geweld genieten van het plegen van deze daden.

        Studie en werk

        Schinkel studeerde sociologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam van 1995 tot en met 2000. Van 2000 tot 2005 werkte hij aan dezelfde universiteit als aio. Sinds 2005 is Schinkel universitair docent in de theoretische sociologie aan de Erasmus Universiteit. Schinkel publiceert onder andere over de staat, integratie en de sociologie van de liefde.

        Promotieonderzoek

        Zijn in 2005 gepubliceerde promotie-onderzoek 'Aspects of Violence' werd bekroond met de Willem Nagelprijs van de Nederlandse Vereniging voor Criminologie. Schinkel onderzocht of en zo ja waarom geweld binnen de populaire cultuur aantrekkingskracht heeft. De centrale vraag van zijn onderzoek luidde: ontlenen geweldplegers bevrediging aan het plegen van geweld? Dit blijkt het geval te zijn, stelt Schinkel op basis van interviews met veroordeelde plegers van zware geweldsdelicten. Geweld is voor geweldplegers een waarde in zichzelf. Dit 'geweld om het geweld' noemt Schinkel 'autotelisch geweld'. Schinkel stelt in zijn onderzoek dat zinloos geweld waarschijnlijk grotendeels hiermee verklaard kan worden. De pleger van zinloos geweld heeft in de ogen van buitenstaanders geen motief, maar in veel gevallen is het zo dat de 'zin' van het geweld in het geweld zelf ligt. Daders krijgen een kick van het plegen van geweld.

        Publicaties

        In 2007 verscheen zijn boek 'Denken in een tijd van sociale hypochondrie'. Schinkel concludeerde dat we leven in een hypochondrische maatschappij, we doen te veel aan zelfanalyse en praten onszelf en vooral onze maatschappij allerlei kwalen aan. We zijn bang voor terrorisme, we zijn bezorgd over onze cultuur en de integratie. Volgens Schinkel zijn die angsten en zorgen uitingen van een hypochondrische maatschappij. Onder een hypochondrische maatschappij verstaat Schinkel o.a. een maatschappij die onzeker is van zichzelf, we weten niet meer waar we naartoe moeten of wie we zijn. Volgens Schinkel blazen de autochtone Nederlanders de problemen met allochtonen en integratie enorm op. Het boek is te lezen als een maatschappijkritiek waarin Schinkel pleit voor afschaffing van het integratiebeleid en invoering van een egalitair, op gelijkheid van uitgangspositie gericht beleid. 'Denken in een tijd van sociale hypochondrie' werd door NRC Handelsblad tot één van de 100 beste boeken van 2007 gekozen.

        In 2008 verscheen het boek 'De gedroomde samenleving'. In dit boek analyseert Schinkel hoe er binnen Nederland over integratie en de samenleving gesproken wordt. Ook nu pleit Schinkel weer voor de afschaffing van het integratiebeleid.

        Bibliografie

        • Aspects of violence, Willem Schinkel, 2005, Thesis Erasmus Universiteit Rotterdam
        • Denken in een tijd van sociale hypochondrie, aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij, Willem Schinkel, 2007, Klement, ISBN 9789086870172
        • De gedroomde samenleving, Willem Schinkel, 2008, Boekencentrum, ISBN 9789086870363

        Externe links

        • Wij, Joran - Massage van de Massa, Artikel van Willem Schinkel in de Groene Amsterdammer, 15 februari 2008
        • Willem Schinkel in Zomergasten
        • Torrent file van de Zomergasten aflevering van 24.08.2008 met Willem Schinkel
        • VPRO-gids over Willem Schinkel




          Schaf het integratiebeleid af (Willem Schinkel)

          Ziek De samenleving ligt in een sociaal-hypochondrische stuip. Ze zit in haar maag met de ‘niet-geïntegreerden’. Maar we kunnen beter het integratiebeleid afschaffen. Want dat bestendigt alleen maar de scheiding tussen samenleving en te integreren burgers. Dat betoogt socioloog Willem Schinkel. Hieronder zijn artikel.

          Als het in kwesties op het gebied van ‘integratie’ ergens op aankomt, is het wel op het stellen van radicaal andere vragen. Wie heeft er geen schoon genoeg van al datzelfde gepraat in termen van allochtonen en autochtonen, waarbij de eersten meer op de laatsten moeten gaan lijken, maar dat alleen al vanwege hun label (‘allochtonen’) niet kunnen? Wie wordt er in de wetenschap – en ik spreek vanuit de sociologie – niet horendol van de saaiheid van steeds hetzelfde type onderzoek, dat steeds weer hetzelfde beweert: er is een meer of minder grote ‘afstand van allochtonen tot de samenleving’? Wie wordt er nog niet murw van het gebrek aan reflectie op die steeds weer gebruikte, maar nooit gedefinieerde termen: ‘integratie’, ‘de samenleving’? En wie voelt zich nog goed in deze maatschappij, die zichzelf diagnosticeert als ziek, als gebrekkig ‘geïntegreerd’?

          Laten we dus eens proberen andere vragen te stellen. Zoals: wat is dat voor raar fenomeen, een maatschappij die zichzelf op haar ‘integratie’ onderzoekt? Laten we eens geen ‘integratie-analyse’ maken, maar een analyse van het verschijnsel van een samenleving die integratieanalyses van zichzelf maakt. Een maatschappij die zowel arts als patiënt is. ‘Integratie’ is een term die van oudsher op organismen, op lichamen van toepassing is. Wat voor lichaam is dat, dat zichzelf voor ziek verklaart en genezing zoekt?

          Sociale hypochondrie
          Het oudste denken over het sociale leven begrijpt de samenleving al als een lichaam. Dat is bijvoorbeeld het geval in de Griekse polis, zoals beschreven door Plato en Aristoteles. Ook in de middeleeuwen ging het om het corpus mysticum, ook wel het corpus christi. Dat waren lichamen, met als hoofd een heerser of een heersende elite, met daaronder, in de regio’s van het hart (de nobele inborst) een militaire aristocratie, en met, analoog aan de lagere regionen van het lichaam, het plebs. En als het denken over de samenleving dan in de negentiende eeuw een eigen wetenschap krijgt, de sociologie, is het eerste denkmodel dat daarin
          wordt gehanteerd opnieuw dat van het lichaam. Sociologie, dat is altijd organicisme geweest, in meer of minder expliciete vorm.
          Een sociaal lichaam vormt, net als een menselijk lichaam, een geheel dat bestaat uit delen, maar het is ook meer dan de som der delen. Sterker nog: in een lichaam hebben alle delen hun vaste plaats en rol in het geheel, en ze ontlenen hun betekenis aan het geheel. En als in zo’n geheel de delen niet perfect op het geheel zijn afgestemd, dan is het geheel geschonden. Een ongeschonden geheel heet met een Latijnse term integer. De ‘integratie’ van zo’n lichaam is dus een afstemmingsprobleem van delen op het geheel, waarbij het geheel boven de delen gaat. De opvatting van een samenleving als sociaal lichaam leidt tot een levensgroot probleem: de dood. Een lichaam moet immers wel sterven. Om dat te negeren, hanteert de samenleving allerhande strategieën, die haar eigen sterfelijkheid, haar einde, moeten negeren en wegdrukken. Dat negeren gebeurde in het verleden bijvoorbeeld door te veronderstellen dat het einde niet zomaar een einde is, maar een doel-einde, een perfectionering en vervolmaking van de samenleving. Dat denken, dat in voormoderne tijden religieus en in moderne tijden utopisch van aard was, heeft zijn alomvattende greep op het sociaal lichaam inmiddels verloren. Zeker toen de gesteldheid van het lichaam verzwakte tot de zogenoemde postmoderne conditie, verloren utopische verhalen hun wervingskracht. In zo’n lichamelijke conditie is er nog maar één manier om de reflectie op het einde van het lichaam te onderdrukken, en dat is de exclusieve focus op de ziektes van het lichaam. Wie zich obsessief focust op zijn ziektes, vergeet zijn dood. De sociaal-hypochondrische samenleving is geboren.

          Obsessie met integratie
          Het hedendaagse denken over integratie heeft alle kenmerken van een sociaal-hypochondrische gedachtewisseling. Het bestendigt een scheiding tussen ‘de samenleving’ en mensen die ‘buiten de samenleving staan’, zij zijn een bedreiging voor de hygiëne van het sociaal lichaam. Iedere migrant is per definitie lichaamsvreemd aan het bestaande sociaal lichaam. Daarom spreken we in termen van ‘afstand tot de samenleving’.

          Dat miskent echter het feit dat de samenleving niet zo hard is als een fysiek lichaam en dat het ‘binnen’ en het ‘buiten’ van de samenleving uitkomsten zijn van een discursief proces, van een sociale constructie. Wat ‘buiten’ of ‘binnen’ de samenleving is, is immers een discutabel onderscheid. Uiteraard zijn de te ‘integreren’ burgers wel degelijk onderdeel van de samenleving, maar zijn ze simpelweg een deel dat die samenleving minder waardeert. Ze staan niet alleen ‘buiten de samenleving’, maar bevinden zich ook aan de ‘onderkant van de samenleving’, en dus daarbinnen. Er is dus sprake van een paradox.

          Het ‘integratieprobleem’ wordt als een ziekte beschouwd en als antwoord probeert de samenleving zich te zuiveren van alles wat er zogenaamd vreemd aan is. Uitgangspunt is: wie ‘niet geïntegreerd’ is, staat erbuiten. Soms blijkt dat pas achteraf. Dan denken we dat iemand een geïntegreerd lid van de samenleving is, maar blijkt dat ineens niet zo te zijn. Zo antwoordde toenmalig minister Verdonk op de vraag of Mohammed B. niet eigenlijk volgens alle maatstaven volledig ‘geïntegreerd’ was: ‘Nou, kennelijk toch niet.’ Iemand die een moord pleegt, kan kennelijk niet lid zijn van de samenleving; moorden komen in de samenleving blijkbaar niet voor. Eigenlijk is de samenleving een volledig vredig oord, dat het te stellen heeft met allerhande narigheid in haar omgeving. Een gezond lichaam dat voortdurend door bacteriën en parasieten wordt bedreigd.

          Maar het sociaal lichaam probeert iets onmogelijks: de zelfzuivering mislukt omdat de buitenkant ook de onderkant is. Het sociaal lichaam zit in zijn maag met die niet-geïntegreerden. Dat is waarom het hypochondrisch is. Hypo-chondria betekent immers letterlijk: onderbuikgevoelens. Zo maakt de hypochonder zich druk om de onrust in de wereld na 9/11 en om daaraan gerelateerde fenomenen: enkele tientallen mensen die in burka’s lopen, een enkeling die vrouwen geen hand schudt. Zo onzeker is deze hypochonder, dat er dagen moet worden vergaderd over handen schudden of over dubbele nationaliteiten in het parlement. Ja, hij heeft zware en aan het grote geopolitieke gebeuren gerelateerde gezondheidsproblemen. En dus zoekt hij bescherming, sociale hygiëne, zuivering van inbreuken op zijn gezonde, geïntegreerde gestel.

          Zuiveringsstrategieën
          De sociaal-hypochondrische samenleving tobt over integratie en heeft verschillende zuiveringsstrategieën die duidelijk moeten maken wat zich binnen en buiten de samenleving bevindt:

          1 De genealogisering van integratie, dat wil zeggen: de overdracht van het integratieprobleem op volgende generaties ‘migranten’. Het spreken over ‘tweede en derde generatie migranten’ is natuurlijk onzinnig, omdat het in het geheel geen migranten betreft. Maar er spreekt wel het idee uit dat wie zoon of dochter van een migrant is, nog altijd geen onderdeel is van de samenleving en een afstand te overbruggen heeft. Dat levert de verzekering op dat het sociaal lichaam ook in de toekomst onderscheid kan maken tussen ‘de samenleving’ en een omgeving van ‘niet geïntegreerden’ daarbuiten.

          2 De dispensatie van etniciteit en integratie: autochtone Nederlanders worden voorgesteld als een etnisch neutrale categorie, en dat is de norm. Zij hebben ‘dispensatie van integratie’ ontvangen. Integratie speelt slechts bij personen die buiten de samenleving staan. Autochtonen zijn dat slechts wanneer ze zich aan de onderkant van de samenleving bevinden: als ze (ex-)gedetineerd, werkloos of gek zijn. Wie géén dispensatie van integratie ten deel valt, blijft altijd een zekere afstand tot de samenleving behouden. Ook wie ‘geïntegreerd’ is, blijft een ander die potentieel kan terugvallen in wezensvreemde culturele uitingen.

          3 Het culturisme, ofwel een culturele vorm van racisme, dat uitgaat van het inherente conflict tussen culturen. In het culturisme bestaat een rangorde van culturen waarbij de ‘dominante cultuur’, ofwel de ‘cultuur’ van de samenleving, bovenaan staat. In het culturisme wordt de verklaring voor sociaaleconomische achterstanden en voor criminaliteit gevonden in de culturele achtergrond van een burger. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in geen geval bij de samenleving. Deze nadruk op cultuur heeft een uitsluitend effect en is sociologisch uiterst problematisch. De ‘cultuur’ van ‘Marokkanen’ kan bijvoorbeeld niet verklaren waarom er zo’n verschil is tussen generaties Marokkaanse Nederlanders. Sterker nog: dat verschil maakt duidelijk dat het in het geheel niet de ‘cultuur’, maar de positie van mensen in een omgeving is die hun handelen bepaalt. Mensen handelen in reactie op en met voortdurende creatieve aanpassing aan omstandigheden. ‘Cultuur’ is een schijnverklaring, van het soort: ‘Waarom doet Mohammed dit? Omdat relatief veel Mohammeds dit doen.’ Wie uitgaat van een dergelijke culturele bepaaldheid, kan bovendien niet verklaren waarom die cultuur in het ene geval wel, en in het andere geval niet tot problemen leidt. De hedendaagse criminalisering van de ‘cultuur van moslims’ is een vorm van culturisme die een sociaal-hypochondrische samenleving in staat stelt zichzelf te zuiveren van en te wapenen tegen gezondheidsproblemen van buitenaf.

          4 De retoriek van het multiculturealisme: hier gaat het om het forceren van een breuk met het verleden door culturistisch te spreken over integratie. Het idee is hier dat Nederland jarenlang een multicultureel beleid heeft gevoerd dat de eigen cultuur van migranten heeft gestimuleerd en zo uiteindelijk tot polarisatie heeft geleid. Tegenover dat ‘oude’ of ‘verouderde denken’ staat het wereldwijs geworden realisme dat eenzijdige assimilatie de beste weg naar integratie is. Maar het ‘oude denken’ heerst, zo luidt de retoriek, nog altijd in beleid en politiek. De ‘linkse kerk’ is alomtegenwoordig, zo wil het complot. De realiteit is natuurlijk dat culturistisch denken – denken in termen van culturele problemen en van de noodzaak tot eenzijdige aanpassing – inmiddels dominant is geworden, en die dominantie juist behoudt door haar te verhullen.

          De integratie voorbij
          Het is niet alleen het beleid dat de tegenstelling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ de samenleving reproduceert. Ook de sociologie van de integratie, die arts van het sociaal lichaam die uiteindelijk de diagnose stelt, draagt daaraan bij. Zo wordt ‘sociaal-culturele integratie’ doorgaans – bijvoorbeeld door het SCP – ‘gemeten’ aan de hand van het aantal ‘contacten’ dat allochtonen met autochtonen hebben. En wel precies zo, niet andersom. Dan blijkt dat allochtonen relatief weinig contacten hebben met autochtonen, en dat zou garant staan voor een gebrekkige ‘sociaal-culturele integratie’. Maar voor contacten, zou je zeggen, zijn twee kanten nodig. Autochtonen hebben dus omgekeerd ook weinig contacten met allochtonen, maar dat is alleen voor die laatsten een probleem! Sterker nog: autochtonen zijn degenen die het minste contact hebben met leden van andere etnische groepen, maar nergens wordt hun ‘sociaal-culturele integratie’ geproblematiseerd. Voor de ‘integratie’ van Iliass, mijn Marokkaans-Nederlandse collega, maakt het dus uit of hij contact heeft met mij; voor mijn eigen ‘integratie’ maakt dat totaal geen verschil. Autochtonen hebben die contacten natuurlijk helemaal niet nodig; zij horen sowieso bij de samenleving, ze bezetten de machtsposities om de grenzen van  ‘de samenleving’ te bewaken, en zij hebben bovendien dispensatie van integratie gekregen. Zo ligt de samenleving in een sociaal-hypochondrische stuip. Ze zit in haar maag met die ‘niet-geïntegreerden’, die wel en niet binnen zijn. Integratiebeleid is een vorm waarmee de samenleving zich probeert te zuiveren. In feite is er amper concreet ‘integratiebeleid’, maar gaat het om een vorm van spreken die bepalend is voor de manier waarop de werkelijkheid wordt gezien: als ‘samenleving’ met ‘te integreren’ burgers daarbuiten. Integratiepolitiek is in die zin een vorm van sociale hygiëne. Met alle beste  bedoelingen, dat staat buiten kijf. Maar in plaats van de beoogde integratie wordt precies het tegenovergestelde bereikt. Integratiebeleid bereikt zijn doel daarom nog het meest door het af te schaffen. Door het te transformeren in een beleid dat een radicaal andere taal spreekt, en niet voortdurend uitgaat van ‘binnen’ en ‘buiten’ de samenleving. Want of het integratiebeleid nu links of rechts is, onbedoeld wordt daarmee de scheiding tussen binnen en buiten gereproduceerd. Dat komt omdat dit beleid berust op een lichamelijk denken dat van tevoren uitgaat van een vastomlijnde samenleving waar anderen (nog) geen deel van uitmaken. Als je dat idee loslaat, kom je tot radicaal andere vragen.

          En de alledaagse problemen tussen mensen in stadswijken dan?
          Daar doe je toch echt het beste wat aan door het integratiebeleid af te schaffen. Schaf het af, en voer een egalitair beleid, gericht op gelijkheid van sociale uitgangsposities. Pak problemen aan zonder die eerst in de mystieke terminologie van ‘integratie’ te gieten. Niemand weet toch wat daarmee precies wordt bedoeld. Probeer het in beleid eens zonder – in historische volgorde – ‘welzijn’, ‘leefbaarheid’, ‘integratie’ en ‘burgerschap’. Al die hedendaagse zogenaamd ‘praktische’ begrippen, zoals de ‘cultuur van migranten’, hun ‘afstand tot de samenleving’, hun gebrekkige ‘integratie’, daar is slechts één ding ‘praktisch’ aan: in de praktijk reproduceren ze steeds weer een scheiding tussen ‘de samenleving’ en de ‘te integreren’ burgers. Een scheiding die zolang bestaat als nodig wordt geacht. Net als die samenleving zelf, dat sociaal lichaam, dat maar leeft zolang als het denkt nog ziek te kunnen zijn.

          Willem Schinkel is als socioloog werkzaam aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en auteur van het boek ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie, Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij’.
          Kampen: Klement, 2007. ISBN 978-90-8687-017-2.
          Dit artikel is eerder verschenen in het Tijdschrift voor de Sociale Sector en met toestemming van de auteur ook op het Allochtonenweblog geplaatst. De foto is afkomstig van de flickrsite van Stewart Leiwakabessy


        06-04-2008 om 00:00 geschreven door Luc Lamote  


        Categorie:Opinie


        Foto

        Mijn favorieten
      • Centrum Leren & Werken TNA
      • Brede School "Het Keerpunt"
      • Technicum Noord Antwerpen
      • Linked in Luc Lamote
      • Videoclip "Onderstroom" van Hans Van Cauwenberghe
      • Federatie van Marokaanse Verenigingen
      • Diocesane Inrichtende Machten Bisdom Antwerpen
      • De Overstap
      • Kopspel
      • WELA

        Gastenboek

        Benieuwd naar uw reactie op mijn uitnodiging. Eventuele bijdragen in het debat zijn dus welkom.


        E-mail mij

        Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


        Blog als favoriet !

        Foto

        Foto

        Foto

        Archief per maand
      • 06-2013
      • 02-2013
      • 01-2013
      • 12-2012
      • 11-2012
      • 06-2012
      • 05-2012
      • 04-2012
      • 03-2012
      • 11-2011
      • 10-2011
      • 09-2011
      • 07-2011
      • 06-2011
      • 05-2011
      • 03-2011
      • 01-2011
      • 12-2010
      • 05-2010
      • 02-2010
      • 11-2009
      • 06-2009
      • 09-2008
      • 08-2008
      • 05-2008
      • 04-2008
      • 06-2006
      • 05-2006
      • 03-2006
      • 12-2005
      • 05-2003
      • 01-2002
      • 10-2001
      • 03-2000
      • 09-1999


        Blog tegen de wet? Klik hier.
        Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs