De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
Gedurende
dit gebed werd de grote Koningin opgericht in goddelijke extase, waarin Zij
Haar Eniggeborene aan de rechterhand van de Eeuwige Vader zag zitten. De Vader
vroeg Hem alle smekingen van Zijn allergezegendste Moeder toe te staan en Hij
stelde nogmaals, dat Zij Zijn ware Moeder was, geheel aangenaam in de ogen van
Godheid en waard aanhoord te worden in al Haar gebeden. Zij zag ook ,dat de
Eeuwige Vader instemde met dit verzoek en dat Hij, terwijl Hij Haar aanzag zei:
Maria,
Mijn Dochter, kom hogerop.
Bij
dit verzoek van de Allerhoogste daalde een ontelbare menigte Engelen van
verschillende hiërarchieën uit de Hemel; zij omringden Haar en richtten Haar op
van de aarde, waarop Zij neerlag. Daarna droegen zij Haar met ziel en lichaam
naar de hoogste Hemel en zetten Haar neer voor de troon van de allerheiligste
Drie-eenheid, Die Zich aan Haar openbaarde in een zeer verheven, niet intuïtief
maar imaginair visioen. Zij wierp Zich voor de troon en aanbad God in de drie
Personen met de meest diepe nederigheid en eerbied, terwijl Ze tegelijkertijd
Haar goddelijke Zoon dankte voor het doorgeven van Haar smeking aan de Eeuwige
Vader en Hem vroeg Hem terug, dit nogmaals te doen. De goddelijke Heer, gezeten
aan de rechterhand van Zijn Vader, erkende Haar als Zijn waardige Moeder en
Koningin van de Hemel. Hij wilde de gehoorzaamheid, die Hij Haar bewezen had op
aarde, niet vergeten, (Lc 2:51) maar hernieuwde in het bijzijn van alle
hovelingen in de Hemel de erkenning van Zijn kinderlijke verplichtingen en bood
opnieuw de wensen en gebeden aan de Vader aan van Zijn allergezegendste Moeder.
De Eeuwige Vader antwoordde in deze woorden:
Mijn
Zoon, in wie Mijn wil de volheid van genoegdoening aantreft, Mijn oren
luisteren nauwlettend naar de smekingen van Uw Moeder en Mijn barmhartigheid is
Haar wensen en petities goedgezind.
Daarna
keerde Hij zich naar de allergezegendste Maria en zei: Mijn liefste Dochter,
naar Mijn welbehagen gekozen uit talloze vrouwen. Gij zult het instrument van
Mijn Almacht en de Schatkamer van Mijn liefde zijn. Wees gerust en zeg Mij,
Dochter, wat Gij vraagt, want Uw wensen en petities zijn heilig in Mijn ogen en
Mijn wil is deze goed gezind.
Na op
deze wijze verlof te hebben ontvangen, antwoordde Maria:
Mijn
eeuwige Vader en allerhoogste God, Die de Schepper en Bewaarder zijt van de
hele wereld. De H. Kerk is het voorwerp van Mijn zorgen en gebed. Herinner U in
Uw beminnelijkheid dat ze het werk is van Uw Eniggeborene, die mens werd, Haar
verwierf van plantte door Zijn eigen bloed (Hand 20:28). Opnieuw staan de helse
draak en al Uw vijanden, zijn medestanders, op tegen haar en trachten ze de
ondergang en verdoemenis van alle gelovigen te bewerkstelligen; van degenen die
de vruchten zijn van de Verlossing van Uw Zoon. Verijdel de kwaadaardige
raadsbesluiten van de oude slang en verdedig Uw dienaren, de Apostelen en de
andere gelovigen van Uw Kerk. Opdat zij bevrijd zullen zijn van de aanvallen en
de woede van deze vijanden, verzoek Ik U al hun aanvallen tegen Mij te willen
richten, indien dit mogelijk is. Ik, Mijn Heer, ben slechts een arm schepsel en
Uw dienaren zijn veel in aantal; laat hun Uw gunsten en Uw vrede genieten,
zodat ze Uw verheerlijking en Uw glorie zullen kunnen verhogen en laat Mij de
bezoekingen ondergaan die hen belagen. Laat Mij vechten tegen Uw vijanden en
Gij, door de kracht van Uw arm, zult hen verslaan en hun boosaardigheid in
verwarring doen verkeren.
De
Eeuwige Vader antwoordde: Mijn Bruid en Geliefde, Uw wensen zijn aanvaardbaar
in Mijn ogen en Ik zal Uw gebed, voor zo ver mogelijk, verhoren. Ik zal Mijn
dienaren verdedigen in alles wat juist en dienstbaar is voor Mijn glorie en hen
toestaan te lijden in wat noodzakelijk is voor hun kroon. Opdat Gij de geheimen
van Mijn wijsheid, waardoor deze geheimen vervulling krijgen, zult begrijpen,
zal Ik U omhoog heffen tot Mijn troon, waar Uw vurige liefde U een plaats
verdiend heeft in het consistorie (raadskamer) van onze grote raadsvergaderingen
en in de deelname aan onze goddelijke vermogens. Kom, Mijn Geliefde, Gij zult
onze geheimen inzake het bestuur van de Kerk, haar groei en bloei begrijpen; en
U zult Uw wil, die nu ook de Onze is, volgen en aan U geopenbaard zien.
Door
de kracht van deze lieflijke woorden, voelde Maria Zich opgeheven tot de troon
van de Godheid en geplaatst aan de rechterhand van Haar Zoon tot bewondering en
vreugde van alle zaligen, die de stem en de wil van de Almachtige erkenden. En
waarlijk, het was prachtig en nieuw voor de Engelen en Heiligen om een Vrouw te
zien in sterfelijk vlees, geroepen en opgeheven tot de troon en de raadszaal
van de gezegende Drie-eenheid om daar ingelicht te worden omtrent de voor de
anderen verborgen geheimen, die besloten zijn in het Hart van God en betrekking
hebben op het bestuur van de Kerk.
(
) Aan de ene kant begon moeder
Eva, in haar onwetendheid met het vernietigen van het paleis van deze wereld,
dat God bouwde, en aan de andere kant door de allergezegendste Maria, die vol
wijsheid was, de Moeder van Wijsheid, werd het terug opgebouwd en door Haar
onvergelijkelijke voorzichtigheid herbouwd. Daarom werd Zij waardig bevonden om
de raadsvergaderingen van de allerheiligste Drie-eenheid, waar deze herbouw aan
de orde was, bij te wonen.
Daar werd Haar nogmaals
gevraagd, welke gunsten Zij vroeg en wenste voor Haarzelf, de Kerk en in het
bijzonder voor de Apostelen en leerlingen van de Heer. De allervoorzichtigste
Moeder herhaalde Haar vurigste wensen voor de glorie en de verheerlijking van
Gods H. Naam en voor terugdringing van de vervolging, die de vijanden van de
Heer zouden ondernemen tegen de gelovigen. Hoewel de Drie Personen van de
allerheiligste Drie-eenheid al Haar wensen kenden, bevalen Ze toch de grote
Vrouwe om deze aan Hen voor te leggen, om Hun goedkeuring en vreugde uit te
lokken en Haar meer geschikt te maken voor nieuwe geheimen van Hun goddelijke
wijsheid en de voorbeschikking van de uitverkorenen. Tot uitleg van hetgeen mij
getoond werd van dit sacrament, wil ik slechts zeggen dat, omdat de wil van de
allerheiligste Maria zeer rechtvaardig, heilige en in alle dingen aangenaam en
gelijk was aan die van de allergezegendste Drie-eenheid, het scheen dat God
niet iets wilde, dat in tegenspraak was met deze allerzuiverste Vrouwe; want
Hij werd in de richting van Haar heiligheid gebogen en werd gewond door het
haar en de ogen van zulk een geliefde Bruid (Hoogl 4:9), zo uitzonderlijk onder
alle schepselen. En aangezien de Vader op Haar neerzag als op Zijn Dochter, de
Zoon als Zijn Moeder en de H. Geest als Zijn Bruid en aangezien alle Drie Haar
de Kerk in vol vertrouwen in bewaring hadden gegeven, wensten de drie Personen
geen besluiten te nemen, zonder, als het ware, de wijsheid en het welbehagen
van de Koningin van de Schepping te hebben geraadpleegd.
Opdat de wil van de
Allerhoogste, in deze decreten, zou overeenstemmen met die van de
allergezegendste Maria, was het nodig dat de grote Vrouwe een nieuwe mate van
kennis en inzicht in de meest verborgen raadsbesluiten van Zijn Voorzienigheid
zou ontvangen, waardoor duidelijk zou worden, hoe alle zaken van Zijn schepselen
geregeld worden in gewicht en maat (Wijsheid 11:21) en al hun middelen en
doelstellingen aan de hoogste mate van rechtvaardigheid en gepastheid worden
getoetst. Tot dit doel ontving de allerheiligste Maria bij deze gelegenheid een
zeer duidelijk inzicht in alles wat in de strijdende Kerk moest gedaan worden
en was voorzien door de goddelijke macht. Zij zag:
·
De meest verborgen
reden voor alles wat gedaan moest worden;
·
Hoeveel en welke
Apostelen zouden steven, voordat Zij uit dit leven zou verscheiden;
·
De werken die zij op
zich zouden nemen voor de Naam van de Heer;
·
De reden waarom dit
alles zo moest zijn, in overeenstemming met de geheime raadsbesluiten van God
en de voorbeschikking van de Heiligen;
·
En waarom zij hun
bloed voor de verbreiding van de Kerk moesten vergieten op dezelfde wijze als de
Heer en Verlosser Zijn Bloed vergoten had in Zijn Lijden en Zijn Dood.
Zij begreep ook, hoe Zij door
Haar eigen medelijden en smart bij het aanschouwen van het lijden van de
Apostelen en de volgelingen van Christus, genoegdoening zou kunnen verkrijgen
over het niet verkrijgen van toestemming hun lijden op Zich te mogen nemen,
zoals Zij gewild had; want dit voorbijgaande lijden kon hun niet bespaard
worden, indien ze de eeuwige beloning die voor hen was weggelegd, zouden willen
bereiken (2 Kor 4:17). Om de grote Vrouwe voor dit soort verdiensten de
gelegenheid te geven, werd Haar meegedeeld, da de H. Jacobus (de Meerdere) dicht
bij zijn einde was en dat de H. Petrus gevangen was genomen, maar Haar werd
niets verteld over zijn bevrijding door een Engel. Zij begreep ook dat de Heer
aan de Apostelen en de gelovigen het soort lijden of martelaarschap zond, dat
het meest met de genadetoestand en de zielesterkte van elk individu
overeenkwam.
Om de brandende liefde van deze
allerzuiverste Moeder een kans te geven, zich volkomen uit te leven, liet de
Heer toe, dat Zij opnieuw gevechten aanging met de draken uit de hel en over
hen te zegevieren op een wijze, die nimmer bereikt zal worden door de rest van
de stervelingen. Zij verpletterde hun koppen en vernederde hun trots, Zij deed
hun krachten afnemen en brak hun kracht, die ze ingezet hadden tegen de
gelovigen. God hernieuwde in Haar al Zijn giften en deelname aan Zijn
goddelijke eigenschappen en elk van de Drie Personen gaf Haar Zijn zegen. De H.
Engelen brachten Haar terug naar het Cenakel op dezelfde wijze als Zij naar de
hoge Hemelen gekomen was. Zodra Zij uit Haar extase ontwaakt was, wierp Zij
zich met Haar gelaat, in de vorm van een kruis op de grond en dankte de
Almachtige onder gevoelige tranen en ongelooflijke nederigheid voor deze nieuwe
weldaad die Haar, in antwoord op Haar deemoedige smekingen, geschonken was.
Gedurende enige tijd besprak Zij met Haar H. Engelen de mysteries van de Kerk
en alles wat voor deze Kerk noodzakelijk was, opdat Zij de meest dringende
zaken het eerst kon afhandelen. Het scheen raadzaam de Apostelen voor te
bereiden op de komende moeilijkheden, want de vijand zou zijn hoofdaanval op
hen richten. Tot dit doel sprak Zij tot de H. Petrus, de H. Johannes en de rest
in Jeruzalem, hen raad gevend, tot in details, over wat hen en de hele Kerk te
wachten stond, het bericht over de bekering van de H. Paulus bevestigend en hen
mededeling doende over de ijver waarmee hij de Naam van zijn Meester en Heer
predikte.
Aan de Apostelen en leerlingen,
die niet in Jeruzalem waren, zond Zij Engelen, om hen de bekering van de H.
Paulus mee te delen en hen voor te bereiden en moed in te spreken met dezelfde
goede raadgevingen, die Zij aan de in Jeruzalem verblijvenden gegeven had. Zij
zond een van Haar Engelen met een bijzondere opdracht naar de H. Paulus om hem
te waarschuwen tegen de voorgenomen aanvallen van de duivel en om hem op te
wekken en te bevestigen door hem vertrouwen te geven in de goddelijke bijstand
bij zijn bekoringen. De Engelen vervulden al deze opdrachten op snelle wijze,
die zij gewoon waren. Zij verschenen aan de Apostelen en leerlingen in
zichtbare vorm. Deze waren allen uitzonderlijk getroost en bemoedigd door deze
gunsten van de allergezegendste Maria en allen antwoordden door dezelfde
boodschappers, door nederige toezeggingen te doen en zich op te offeren om te
sterven voor de eer van hun Verlosser en Meester. De H. Paulus toonde zijn
dankbaarheid op bijzondere wijze in zijn antwoord, want zijn verlangen om zijn
Beschermster te zien en te danken, zetten hem aan om zijn toewijding op
allervurigste wijze te uiten. Hij was toen in Damascus, preekte en
discussieerde er in de synagogen, hoewel hij spoedig daarna naar Arabië zou
gaan om te prediken. Maar daar vandaan kwam hij later terug naar Damascus voor
een tweede keer.
De H. Jacobus de Meerder was
verder weg dan alle anderen. Hij was de eerste die Jeruzalem verliet om, na
enige dagen in Judea gepredikt te hebben, naar Spanje vertrok. Om deze reis aan
te vatten scheepte hij in te Joppe, dat Jaffa genoemd wordt, in het jaar 35, in
de maand augustus, Sextilis genaamd, 1 jaar en 5 maanden na het lijden van de
Heer, 8 maanden na het martelaarschap van de H. Stefanus en 5 maanden vóór de
bekering van de H. Paulus. De H. Jacobus vertrok van Jaffa, deed Sardinië aan
en kwam in de haven van Cartagena in Spanje aan. Daar begon hij zijn prediking.
Hij bleef slechts korte tijd in Cartagena en geleid door de H. Geest ging hij
naar Granada, waar het hem duidelijk werd, dat de oogst groot was en de
gelegenheid gunstig om de werken voor Zijn Meester te beginnen. En dit werd
bewaarheid.
De H. Jacobus was een van de
meest intieme en geliefde leerlingen van de grote Meesteres van deze wereld.
Hoewel hij in familie-relatie tot Haar stond, evenals de H. Johannes, zijn
broer, kon er niet veel van Haar voorliefde in Haar gedrag gezien worden, wegens
de onpartijdigheid van de voorzichtige Vrouwe. Wat betreft de H. Johannes lagen
de zaken anders. Het hele Apostolische College wist, dat de Heer hem als de
zoon van Zijn allerzuiverste Moeder had aangewezen, waardoor de
allervoorzichtigste Vrouwe zich niet hoefde te beperken in Haar uitwendige
tekenen van liefde jegens de H. Johannes, zoals dit wel het geval was tegenover
de H. Jacobus en de andere Apostelen. Maar innerlijk beminde de gezegende
Vrouwe de H. Jacobus met bijzondere tederheid. Zij openbaarde dit in bijzondere
gunsten die Zij hem deed toekomen gedurende zijn leven tot aan zijn
martelaarschap. De H. Jacobus verdiende deze gunsten wegens zijn bijzondere
devotie en genegenheid tot Maria, waarin hij zich van alle anderen
onderscheidde. Hij had de bescherming van de grote Koningin nodig, omdat hij
een edelmoedig en dapper hart had en een vurige geest, waardoor hij zich bij
voortduring geneigd zag, om zichzelf op te offeren in hard werk en grote
gevaren. Daarom was hij ook de eerste die uittrok om het geloof te verkondigen
en de eerste Apostel, die het martelaarschap verwierf. Op zijn missionerende
reizen was hij inderdaad gelijk aan een bliksemstraal, als een zoon van de
donder, zoals hij genoemd en aangemerkt werd door zijn broeders, toen hij het
Apostolaat binnentrad (Mc 3:17).
Gedurende zijn werken in Spanje
deden de duivels door de ongelovige Joden ongekende vervolgingen ontstaan. Maar
ook de bezoekingen die hij later in Italië en Klein-Azië, waarheen hij terugkeerde
om zijn martelaarschap te ondergaan en te lijden voor zijn Heer, ondervond,
waren zeker niet minder zwaar. Hij vond de dood in Jeruzalem, na de weinige
jaren van zijn Apostelschap door vele vreemde landen gereisd te hebben.
Aangezien het niet mijn doel kan zijn, alles te verhalen wat de H. Jacobus op
zijn vele reizen te lijden had, zal ik mij beperken tot wat meer direct te
maken heeft met deze geschiedenis. In het algemeen heb ik daaruit begrepen dat
de grote Koningin des Hemels met bijzondere liefde over hem waakte wegens
genoemde redenen en dat Zij hem door Haar Engelen verdedigde en uit vele grote
gevaren redde, hem meermaals troostte, hem inlichtingen en raad deed toekomen,
waaraan hij meer behoefte had dan de
andere Apostelen, ondanks zijn korte levensduur. Vele malen zond Christus, onze
Heiland, Zijn Engelen uit de Hemel om deze grote Apostel te verdedigen en hem
van de ene streek naar de andere over te brengen gedurende zijn missiereizen.
|