De duivel bij de menswording van Jezus door Maria
De Allerhoogste was in Zijn oneindige
voorzienigheid, wel degelijk op de hoogte van de zondigheid van de draak, en
dat deze bij het najagen van zijn haat tegen de Kerk vele getrouwen in
verwarring zou brengen, dat hij de sterren van de Hemel van de strijdende Kerk,
namelijk de gelovigen, naar beneden zou hallen en op deze wijze steeds meer de
goddelijke gerechtigheid door het slijk zou sleuren en de vruchten van de
Verlossing zou doen verminderen. De Heer besloot in Zijn onmetelijke
minzaamheid dit gevaar, dat de wereld bedreigde, het hoofd te bieden. Om hierin
door des te grotere rechtvaardigheid bewogen te worden en ter meerdere glorie
van Zijn Naam beschikte Hij het zo, dat de allerheiligste Maria Hem zou
verplichten deze hulp te geven. Slechts Zij alleen was waardig genoeg de
voorrechten, giften en genaden te bezitten, waardoor de wereld zou kunnen
worden overwonnen; en slechts deze eminente Vrouwe alleen was in staat tot een
onderneming, welke als doel had het hart
van God door Haar heiligheid, zuiverheid, verdiensten en gebeden naar zich toe
te trekken. Tot grotere verheffing van de goddelijke macht wenste Hij, dat het
door alle eeuwigheden heen duidelijk zou zijn, dat Hij Lucifer en diens
trawanten door midden van een gewoon Schepsel en een Vrouw, overwonnen had,
juist zoals de duivel het gehele menselijk ras terneer had geworpen door een
andere vrouw, en dat er geen andere was waaraan de redding van de Kerk en van
de gehele wereld ten rechte kon worden toegeschreven. Op deze en andere
gronden, gaf de Almachtige in de handen van onze zegevierende Aanvoerster het
zwaard om de kop van de helse draak af te slaan; een macht, welke in Haar nooit
zou verminderen en waarmee Zij de strijdende Kerk verdedigt en helpt in
overeenstemming met de werken en de noden van de komende eeuwen.
Toen Lucifer met zijn helse
legioenen onder zichtbare gedaanten zijn ongelukkige pogingen voortzette, keek
de boven alles rustige Maria niet naar hen en gunde hem zelfs geen blik, hoewel
God toeliet, dat Zij het kabaal hoorde. Aangezien het gehoor niet zo gemakkelijk
af te sluiten is als het zicht, zorgde Zij er in het bijzonder voor, dat wat
Zij hoorde noch Haar voorstellingsvermogen noch Haar innerlijk vermogens zou
binnendringen. Zij verwaardigde zich niet om tot hen te spreken, Zij beval hen
slechts hun godslasteringen na te laten. En dit beval was zo krachtig, dat het
de duivels dwong hun mond tegen de aarde te drukken, terwijl Zij tezelfdertijd
grote gezangen vol lof en glorie van de Allerhoogste aanhief. Deze omgang van
Hare Majesteit met God en Haar verkondiging van de goddelijke waarheden was zo
ondragelijk en pijnlijk voor hen, dat zij elkaar aanvielen als hongerige wolven
en dolle honden; elke daad van de Koningin Maria was voor hen als een vuurpijl
en elk van Haar woorden was voor hen als een vurige vlam, tergender dan de Hel.
Dit is geen overdrijving, want de draak en zijn metgezellen zetten alles in het
werk om zo snel mogelijk uit de nabijheid van de allerheiligste Maria te komen;
terwijl de Heer, teneinde de triomf van Zijn Moeder en Bruid nog luisterrijker
te maken en de trots van Lucifer nog meer te breken, hen met een geheime kracht
tegen hield. Zijne Majesteit liet toe en beschikte het zo, dat de duivels zelfs
zich zover moesten vernederen, dat zij de hemelse Vrouwe moesten smeken hen te
bevelen heen te gaan en zij weggejaagd zouden worden uit Haar aanwezigheid,
welke zij zelf gezocht hadden. Dit deed Zij en Zij zond hen terug naar de
hellekrochten. Daar lagen ze voor een bepaalde tijd plat ter aarde, terwijl de
grote overwinnares Maria geheel verslonden in lof en dankzegging achterbleef.
Toen Lucifer van de Heer verlof
had ontvangen om zich wederom op te richten bond hij de strijd nogmaals aan.
Hij zocht als zijn instrumenten enige naburen van de heilige echtgenoten uit,
waaronder hij het helse zaad van twist over tijdelijke belangen uitzaaide. Om
zijn doel te bereiken, nam de duivel de gedaante aan van een aan allen bekende
vrouw, die hen meedeelde dat ze onder elkaar geen ruzie moesten maken, omdat de
bron van al hun geschillen niemand anders was dan Maria, de vrouw van Jozef. De
vrouw, wier gedaante de duivel had aangenomen, genoot de achting van alle
daarbij betrokkenen, waardoor haar woorden des te meer effect hadden. Hoewel de
Heer niet toestond dat de goede naam van Zijn allerheiligste Moeder schade leed
in een belangrijke zaak, stond Hij toch toe, dat al deze misleide mensen Haar, tot
Haar meerdere eer en verdienste, een gelegenheid zouden verschaffen om geduld
te beoefenen. Zij trokken gezamenlijk op naar het huis van de heilige Jozef en
riepen de allerheiligste Maria toe om zich naar buiten te begeven. In het
bijzijn van Haar echtgenoot spraken zij Haar zeer scherp toe en beschuldigden
Haar, dat Zij hun huisvrede verstoorde. Dit voorval was zeer pijnlijk voor de
onschuldige Vrouwe, in het bijzonder wegens de nieuwe zorg, welke dit aan sint
Jozef gaf, die reeds het zwaarder worden van Haar schoot gezien had en daardoor
al vele zorgen had door de gedachten waarvan Maria zeer goed op de hoogte was,
welke deze groei bij hem opwekte. Toch bleven haar voorzichtigheid en wijsheid
onverlet, en trad Zij deze rustverstoring, gewapend met nederigheid, geduld en
vertrouwen tegemoet. Zij verdedigde zich niet, viel niet terug op haar feilloos
gedrag, integendeel, Zij verdeemoedigde zich en smeekte haar misleide naburen
Haar te vergeven, indien Zij hen met wat dan ook beledigd zou hebben. Met
minzame en wijze woorden lichtte Zij hen in en bracht hen tot bedaren en Zij
maakte het aan allen duidelijk, dat geen hunner zich schuldig gemaakt had aan
belediging van de anderen. Geheel tevreden gesteld door Haar uitleg en gesticht
door de nederigheid van Haar antwoord keerden zij in vrede terug naar hun
huizen, terwijl de duivel weg vluchtte, omdat hij niet in staat was deze grote
heiligheid en hemelse wijsheid te verduren.
Sint Jozef was zwaarmoedig en
bedroefd in die dagen en hij gaf zich over aan gissingen. Hoewel de duivel de
diepste oorzaak van de bedroefdheid van Sint Jozef niet kende, trachtte hij
deze toch uit te buiten (want hij staat niemand toe aan zijn aandacht te
ontsnappen), en hen in grotere onrust te brengen. Hij twijfelde echter omtrent
de oorzaak van zijn ontevredenheid en wist niet of deze toe te schrijven was
aan een zekere afschuw van Jozefs armoede en diens povere huisvesting, zodat
hij niet wist welke van twee wegen hij moest bewandelen. Enerzijds probeerde
hij Jozef een gevoel van rusteloosheid bij te brengen door hem zijn armoede als
een last ene een afschrikwekkend iets te laten zien, anderzijds trachtte hij
hem te overtuigen, dat Maria, zijn Echtgenote, veel te veel tijd met meditaties
en gebeden doorbracht en een te gemakzuchtig en nalatig leven leidde, in plaats
van zich in te spannen om hun armelijke omstandigheden te verbeteren. Maar de
heilige Jozef, oprecht en grootmoedig van hart, verachtte en verwierp
dergelijke overwegingen. De bezorgdheid, welke hem heimelijke vervulde omtrent
de zwangerschap van zijn Echtgenote, verdrong alle andere zorgen. De Heer, Die
hem in het begin aan zijn zorgelijke gedachten overliet, bevrijdde hem van de
bekoringen van de duivel door de voorspraak van de allerheiligste Maria. Want
Zij was uiterst attent op alles, wat zich afspeelde in het hart van haar allertrouwste
echtgenoot. Zij smeekte Haar allerheiligste Zoon hem de aanvallen van de duivel
te besparen en genoegen te nemen met de dienst, welke hij God bewees door zijn
bezorgdheid over Haar zwangerschap te dragen.
De Allerhoogste beschikte, dat
de Prinses des Hemels deze grote strijd met Lucifer nog verder zou voortzetten.
Hij stond hem toe al zijn legioenen in één grote aanval onder aanwending van
hun gehele kracht en boosaardigheid in te zetten, teneinde hen totaal te
verpletteren en te overwinnen. De hemelse Vrouwe zou de grootste triomf over de
hel, welke ooit door een gewoon schepsel gevierd was of gevierd zou worden, tot
stand brengen. De legioenen der zonde stelden zich in hun helse slagorde voor
de hemelse Koningin op en stormden naar voor, om onder onbeschrijflijke
woede-uitingen, terwijl zij alle tot nu toe beraamde valstrikken, waarvan zij
zich ieder apart bediend hadden, en waarbij zij nu nog voegden wat ze maar
bedenken konden, verenigden tot één grote aanval. Zij stond pal en wachtte hun
vreselijke aanval met dezelfde rust, adel en sereniteit af, alsof Zij in het
hoogste engelenkoor gezeten was op een veilige en onaantastbare troon. Geen
vreemde of onzuivere gemoedsaandoening kon de rust van Haar hemels innerlijk
verstoren, hoewel de dreigende verschrikkingen, zinsbegoochelingen en leugens
der gehele hel in stromen door de draak tegen deze sterke en nooit overwonnen
Vrouwe, de allerheiligste Maria, werden losgelaten. Terwijl Zij in het heetst
van de strijd heldhaftige daden van alle deugden tegen haar vijanden stelde,
werd Zij opmerkzaam gemaakt op het aanbiddelijk decreet van de Allerhoogste,
dat Zij door haar grote waardigheid als Moeder van God de trots van de Draak
zou vernederen en verpletteren. Zich geheel oprichtend, met vurige en
onoverwinnelijke moed, wendde Zij zich tot de duivels en sprak:
Wie is er gelijk aan God, Die
in de Hoge woont?
En deze woorden herhalende
voegde Zij daaraan toe:
Prins der duisternis, schepper
van zonde en dood, in de Naam van de Allerhoogste beveel ik u te zwijgen en u
met uw legioenen in de hellekrochten te werpen, waar gij uw plaats hebt
aangewezen gekregen en vanwaar gij niet meer tevoorschijn zult komen, totdat de
beloofde Messias u overwonnen en verpletterd zal hebben, of tot een tijdstip
waarop Hij u daartoe verlof zal geven.
De hemelse Koningin schitterde
van hemels licht en pracht, en toen de trotse draak trachtte Haar bevel te
weerstaan, richtte Zij de volle sterkte van Haar kracht op hem. Zijn weerstand
berokkende hem des ter groter smarten, vernedering en kwelling, omdat hij zijn
daardoor verdiende extra vernedering voor het front van alle duivels moest
ondergaan. Tezamen vielen zij in de afgrond en bleven zij als verstijfd in de
diepe holen liggen, zoals dit geschied was ten tijde van de Menswording, de
bekoring en de dodo van Christus, onze Heer. En toen de draak op een later
tijdstip zijn laatste strijd met deze Koningin aanbond, werd hij door deze
hemelse Vrouw dusdanig verslagen, dat zijn kop door Haar en Haar allerheiligste
Zoon totaal verpletterd werd. Door deze laatste veldslag was zijn kracht zo
verzwakt en had hij zich dusdanig uitgeput dat, indien de mensen zich niet zelf
in zijn handen overleverden, zij gemakkelijk, met behulp van goddelijke genade
de overhand kunnen behouden.
Daarna verscheen de Heer Zelf
aan zijn allerheiligste Moeder en Hij verleende Haar als beloning voor haar
zegevierende overwinningen nieuwe gaven en voorrechten; de duizend engelen van haar
lijfwacht, vergezeld van ontelbare heischaren, dienden zich in zichtbare vorm
aan en zongen Haar nieuwe lofgezangen toe ter ere van de Allerhoogste en
Haarzelf. En in Hemelse harmonie van lieflijke en hoorbare stemmen zongen zij
over Haar uit wat de H. Kerk symbolisch zingt over de triomf van Judit:
Gij zijt geheel schoon, Maria,
onze Vrouwe, en in U is geen smet der zonde, Gij zijt de glorie van het hemelse
Jeruzalem; Gij zijt de eer van Gods volk; Gij zijt degenen Die Zijn naam
verheerlijkt, voor de zondaars een pleitbezorgster is, Die hen verdedigt tegen
hun trotse vijand! O Maria, Gij zijt vol van genade en geheel volmaakt.
De Hemelse Vrouwe was vervuld
van grote blijdschap. Zij loofde de Schepper van alle goeds en erkende Hem als
de bron van alles wat Zij bezat. Daarna begon Zij bijzondere attentie te
besteden aan het welzijn van Haar echtgenoot.
|