Sta ons bij tegen de vijand, de
hulp van mensen is vergeefs. Met God zullen wij triomferen, hij zal onze
vijanden vertrappen.
Wees gegroet…
Psalm 61
1. God, nu ik mijn hart voel
breken,
hoor mij smeken;
heb toch oog voor mijn verdriet.
Ver van huis roep ik U: red mij!
Leid mij, zet mij
op een rots die houvast biedt.
2. U hebt toen ze mij haast
doodden
hulp geboden;
steeds was U mijn toevluchtsoord.
Veilig bij U weggekropen
blijf ik hopen
op U die mij altijd hoort.
3. Wie U dient, krijgt een
beloning.
Gun de koning
leven tot in eeuwigheid.
Dan zal ik uw naam steeds prijzen
en bewijzen
dat ik U ben toegewijd.
Tekst: Arie Maasland
Wees gegroet…
Psalm 62
1. Bij God vind ik de diepste
rust.
Stil word ik mij ervan bewust
dat Hij mij redt en mij zal sparen.
Hij is de rots van mijn bestaan
de burcht waar ik naartoe kan gaan.
Voor vallen zal Hij mij bewaren.
2. Hoelang nog stormt de vijand
aan
om mijn bestaan aan puin te slaan,
om eensgezind mijn dood te zoeken?
Wat ze bedenken is slechts kwaad;
hun al te vriendelijk gepraat
verbergt dat ze mij stil vervloeken.
3. Vind rust bij God, mijn hart,
wees stil!
Van Hem verwacht ik heil, ik wil
vertrouwen dat Hij mij zal sparen.
Hij is de rots van mijn bestaan
de burcht waar ik naartoe kan gaan.
Voor vallen zal Hij mij bewaren.
4. Door God ben ik gered en
vrij.
Hem eer ik, want Hij is voor mij
de rots, de toevlucht van mijn leven.
Mijn volk, vertrouw Hem toch altijd!
Je zorgen kun je bij Hem kwijt.
Hij wil je zijn bescherming geven.
5. Elk mensenkind is maar een
zucht,
in Gods balans zo licht als lucht.
Verdruk geen zwakke medemensen.
Roof hun bezit niet met geweld
en hecht je hart niet aan je geld,
al heb je meer dan je kunt wensen.
6. Gods eigen stem heb ik
gehoord:
dat alle kracht Hem toebehoort
is wat Hij meer dan eens verklaarde.
Ook bent U liefdevol en goed.
U die vergeldt wat ieder doet,
bepaalt van elke daad de waarde.
Tekst: Adriaan Molenaar
Wees gegroet…
Psalm 63
1. U zoek ik, God, voor dag en
dauw.
Hier in een land waar niets wil groeien,
laat U mijn hart van heimwee gloeien.
Ik ben zo dorstig naar uw trouw.
U hebt de macht, U bent verheven;
dat heb ik in uw huis gezien.
Ik zag uw liefde bovendien,
die mij meer waard is dan dit leven.
2. Ik roep uw naam aan,
levenslang.
Ik steek mijn handen blij naar boven.
Mijn mond zal U uitbundig loven,
omdat ik zoveel goeds ontvang.
In bed lig ik te mediteren:
steeds weer heeft U mij opgezocht.
Ik ben compleet aan U verknocht.
U houdt mij vast, niets kan mij deren.
3. Laat iedereen die mij belaagt
een diep ellendig einde vinden.
Laat allen die mij liefst verslinden,
door wolven worden opgejaagd.
Hoewel mijn tegenstanders dreigen,
ik ben en blijf in God verblijd!
Hij zegent wie zich aan Hem wijdt,
maar leugenaars brengt Hij tot zwijgen.
Tekst: Arie Maasland
Wees gegroet…
Psalm 64
Hoor mijn stem, God, hoor mijn
klacht, behoed mij voor de dreiging van de vijand, verberg mij voor die
misdadige bende, voor die meute van boosdoeners.
Ze scherpen hun tong als een
mes, ze richten hun pijl, een giftig woord, uit verborgen hoeken schieten ze op
een onschuldige, ze schieten onverhoeds, voor niemand bang.
Ze wapenen zich met kwade
woorden, overwegen het zetten van een val, en zeggen: ‘Wie zou het zien?’ Ze
zinnen op misdaden en denken: ‘We lijken onschuldig, zo verborgen is ons plan. –
Diep als een afgrond is het hart van de mens.’
Dan schiet God zijn pijl op hen
af, onverhoeds worden ze zwaar verwond, hun eigen tong heeft hen ten val
gebracht, wie hen ziet, schudt verbijsterd het hoofd.
De mensen zijn van ontzag
vervuld en roemen wat God heeft gedaan, zij beseffen dat het zijn werk is. De
rechtvaardige verblijdt zich in de Heer en zoekt bij hem zijn toevlucht. Wie
oprecht van hart is, prijst zich gelukkig.
Wees gegroet…
Psalm 65
1. Vanuit de stilte klinkt
ons zingen,
God, die in Sion woont.
De dank voor al uw zegeningen
ontvangt U waar U troont.
U luistert als we tot U spreken.
Tot U komt al wat leeft.
De zonden konden mij niet breken,
omdat U ons vergeeft.
2. Wat een geluk te mogen toeven
bij God de schepper thuis.
Daar mogen wij uw zegen proeven,
het goede van uw huis.
U antwoordt ons op grootse wijze.
U redt ons door uw hand.
De hele wereld zal U prijzen;
U staat aan onze kant.
3. U plant de bergen in de
aarde.
U bent bekleed met macht.
U sprak – de woeste zee bedaarde;
U temperde haar kracht.
Uw wonderen doen volken buigen.
U slaat hun oproer neer.
Van alle kant klinkt luid hun juichen;
zij brengen U de eer.
4. Met liefde zorgt U voor de
akker.
Uw beek bevloeit het land.
U maakt de dorre aarde wakker,
besproeit die met uw hand.
U trekt de voren, plet de kluiten.
Royaal zaait U het graan.
Het jonge groen zal, niet te stuiten,
fris op de velden staan.
5. Dit wordt het kroonjaar van
uw zegen,
waarin U rijkdom schenkt.
Waar U gaat, drupt uw milde regen
die de woestijn doordrenkt.
De heuvels laten van zich horen.
De weiden zijn vol vee.
De dalen zijn bedekt met koren;
zij zingen vrolijk mee.
Tekst: Titia Lindeboom
Wees gegroet…
Psalm 66
Heel de aarde, juich voor God,
bezing de eer van zijn naam, breng hem eer en lof. Zeg tot God: ‘Hoe
ontzagwekkend zijn uw daden, uw vijanden kruipen voor u, zo groot is uw macht.
Laat heel de aarde voor u buigen en zingen, uw naam bezingen.’ Sela
Kom en zie de werken van God,
zijn daden vervullen de mens met ontzag: hij heeft de zee veranderd in droog
land, zijn volk trok te voet door de rivier. Laten wij ons dan in hem
verheugen: machtig heerst hij voor eeuwig, zijn ogen waken over de volken. Laat
niemand zich tegen hem verzetten. Sela
Prijs, o volken, onze God, laat
luid uw lof weerklinken, hij heeft ons het leven gegeven en onze voeten voor
struikelen behoed.
U hebt ons beproefd, o God, ons
gezuiverd, gezuiverd als zilver, ons in een vangnet gedreven, ons een zware
last op de schouders gelegd. Mensen zijn over ons heen gereden, wij zijn door
vuur en door water gegaan, maar u bracht ons naar een land van overvloed.
Ik zal met offers uw huis
binnengaan en doen wat ik u beloofd heb, wat mijn lippen hebben toegezegd, mijn
mond in nood heeft gesproken: ‘Vetgemeste schapen zal ik u aanbieden, een
geurig offer van rammen, ik zal stieren en bokken slachten.’ Sela
Kom en hoor wat ik wil
vertellen, ieder die ontzag heeft voor God, hoor wat hij voor mij heeft gedaan.
Toen mijn mond hem aanriep, lag een lofzang op mijn tong. Had ik kwaad in mijn
hart gevonden, de Heer had mij niet gehoord.
Maar God heeft mij gehoord, hij
heeft geluisterd naar mijn gebed. Geprezen zij God, hij heeft mijn gebed niet
afgewezen, mij zijn trouw niet geweigerd.
Wees gegroet…
Psalm 67
1. God, blijf ons uw genade
geven.
Laat merken dat U bij ons bent,
opdat de wereld in ons leven
uw zegen en uw heil herkent.
Refrein:
Laat elk volk U prijzen,
U de eer bewijzen;
zeggen: God is goed!
Laat de wereld zingen
van de grote dingen
die U deed en doet.
2. Laat alle volken zich
verblijden,
want U regeert in ieder land.
U zult de naties eerlijk leiden;
het recht is veilig in uw hand.
Refrein:
Laat elk volk U prijzen,
U de eer bewijzen;
zeggen: God is goed!
Laat de wereld zingen
van de grote dingen
die U deed en doet.
3. De oogst was goed! God liet
hem rijpen,
Hij zegent wat er groeit en leeft.
Laat zelfs het verste volk begrijpen
dat U alleen ons zegen geeft.
Optioneel refrein
Tekst: Adriaan Molenaar
Wees gegroet…
Psalm 68
1. God richt zich op in
majesteit.
Zijn haters staken alle strijd
en vluchten voor hun leven.
Zoals de wind de rook verjaagt,
zo is de vijand weggevaagd;
ver uit het zicht verdreven.
Maar de rechtvaardigen zijn blij.
Als God eraan komt juichen zij;
ze klappen opgetogen.
Bezing zijn naam en sta paraat
wanneer Hij door de velden gaat.
Jouw lied zal Hem verhogen.
2. God kijkt vanuit zijn
heiligdom
als vader naar de wezen om;
de weduwen behoedt Hij.
Wie zich verlaten voelt en zwak
geeft Hij ruimhartig onderdak;
de hongerige voedt Hij.
Wie niet meer weet wat vrijheid is
haalt Hij uit de gevangenis,
van elke straf ontheven.
Maar mensen die opstandig zijn
lijden gebrek in de woestijn;
niets kan daar overleven.
3. O God, toen U vol majesteit
uw eigen volk had uitgeleid
als herder van uw kudde,
dreunde de hele aarde luid,
de hemel stortte water uit;
de Horeb stond te schudden.
U hebt hen door uw grote macht
naar het beloofde land gebracht,
dat groen was door de regen.
Uw kleine kudde, uitgeblust,
kreeg daar weer nieuwe kracht en rust.
U gaf aan hen uw zegen.
4. Geef deze blijde boodschap
door,
verspreid dit woord van God in koor:
de vijand is verslagen!
Door vrouwen werd de buit geteld,
terwijl hun mannen in het veld
lui bij het kampvuur lagen.
Het zilver blonk in overvloed.
Verblindend was de gouden gloed
van fraai vergulde duiven.
Gods almacht joeg de heersers op,
zoals de storm op Salmons top
de sneeuw hoog op laat stuiven.
5. Jij, Basans berg, massieve
rots,
met al je toppen, machtig trots,
wat sta je daar te kniezen?
Waarom vind jij het toch zo erg
dat God niet jou, jaloerse berg,
als woonplaats wilde kiezen?
Met veel vertoon van macht beklom
de HEER zijn berg, zijn heiligdom;
zijn zege werd bezongen.
Men legde gaven voor Hem neer.
Zelfs van rebellen heeft de HEER
belastinggeld bedongen.
6. Prijs en aanbid God elke
dag.
Bij voorspoed en bij tegenslag
zal deze God ons dragen.
Hij is een God die ons bevrijdt,
die zegenend zijn handen spreidt;
Hij heeft de dood verslagen.
Zijn tegenstanders velt Hij neer.
‘Ik kom ze halen’, spreekt de HEER,
‘en gun hen geen genade.
De honden likken van hun bloed.
De straat kleurt rood en jullie voet
zal door die plassen waden.’
7. Dit schitterende zangfestijn,
met luit en harp en tamboerijn,
is voor de HEER, mijn koning.
De mannen gaan al zingende,
de meisjes vrolijk springende
in optocht naar zijn woning.
Prijs, klein en groot, bij snarenspel
de HEER, de God van Israël,
de bron van al het leven.
Het land loopt uit van zuid tot noord,
tot welke stam men ook behoort,
om God de eer te geven.
8. U hebt aan ons uw macht
getoond
vanuit de tempel waar U woont;
bevestig deze daden.
Dan wordt U, God, in uw paleis
door koningen als eerbewijs
met gaven overladen.
Bestraf het land dat ons bespiedt
en spaar de brute volken niet
die slechts aan rijkdom denken.
Dan komen afgezanten snel
om U, de God van Israël,
te dienen met geschenken.
9. Zing, koninkrijken, zing voor
Hem,
voor God de HEER, met hart en stem;
erken Hem, alle volken.
Hij trekt zijn koninklijke spoor
de hoge hemelsferen door,
ver boven lucht en wolken.
De HEER verheft zijn stem met kracht.
Zijn majesteit en grote macht
gaan het verstand te boven.
Vanuit zijn heiligdom staat Hij
zijn Israël vol liefde bij.
Laat iedereen God loven!
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 69
1. Verlos mij, God, voorkom dat
ik verdrink.
De stroom is sterk, het water blijft maar stijgen.
Ik kan ternauwernood nog adem krijgen.
Diep is de modder waar ik in verzink.
Van al het roepen is mijn keel kapot.
Ik zie haast niets meer: doodmoe zijn mijn ogen
van al het uitzien naar uw komst, mijn God.
Zet mij toch veilig naast U op het droge!
2. Mijn tegenstanders zie ik
overal!
Zij zeggen dat ik van hen heb gestolen
en hebben mij in blinde haat bevolen
dat ik mijn buit aan hen vergoeden zal.
Niets nam ik weg, al zondig ik vaak wel.
O HEER, mijn schuld ontgaat U geen seconde.
Laat wie U zoeken, God van Israël,
geen schade lijden door mijn dwaze zonden.
3. Om U word ik verstoten en
gesard.
In mijn familiekring heb ik geen leven,
omdat ik U mijn liefde heb gegeven.
Wie U bespotten, trappen op mijn hart.
Ik zit in zak en as door al hun haat;
verdrietig loop ik rond in oude kleren.
Ze lallen liedjes over mij op straat.
Hoor hoe ze leuzen over mij scanderen.
4. Daarom blijf ik steeds tot U
bidden, HEER.
God, laat het nu het uur zijn van genade.
Groot is uw trouw, bevrijdend zijn uw daden;
verhoor me dan en toon uw liefde weer.
Trek me omhoog, ik heb geen vaste grond.
De schurken laten mij steeds dieper zinken.
Een modderstroom van spot komt uit hun mond.
Verlos mij, God, voordat ik zal verdrinken.
5. HEER, antwoord mij, want
U bent trouw en goed.
Verberg U niet, maar kom me snel bevrijden.
Ik ben uw knecht, toon mij uw medelijden.
U weet dat ik veel hoon verdragen moet.
Ik zocht, maar vond geen troost in al mijn pijn.
Er is geen mens die nog van mij wil weten.
Als ik wil drinken, krijg ik zure wijn.
Die moordenaars vergiftigen mijn eten!
6. HEER, laat hen stikken
in hun eigen brood!
Dat ze voor straf als kreupelen en blinden
al strompelend geen enkel houvast vinden.
Grijp in en stel hen aan uw woede bloot.
Verwoest hun huizen, ruïneer hun stad;
laat niemand in zijn woning achterblijven.
Want U straft mij, maar zij verzwaren dat:
ze blijven zout in al mijn wonden wrijven.
7. God, reken dat gespuis hun
zonden aan;
dat U geen misdaad van hen zult vergeven!
Schrap hen toch uit de boekrol van het leven;
laat daar alleen rechtvaardigen in staan.
Mijn lichaam is gebroken van de pijn.
Ik ben verzwakt en doodop van het huilen.
O God, U wilde steeds mijn redder zijn,
laat me ook dit keer veilig bij U schuilen.
8. Ik prijs Gods naam en breng
Hem dank en eer.
Zijn grootheid zal ik opgetogen vieren.
Het gaat Hem niet om reine offerdieren:
een lied van lof waardeert de HEER veel meer.
Dit maakt de nederige mensen blij.
Wie Gods nabijheid zoekt, voelt zich herboren.
Zijn volk, nu nog gevangen, maakt Hij vrij;
misdeelde mensen zal de HEER verhoren.
9. Laat mens en dier, wat maar
bewegen kan,
de grote naam van God uitbundig prijzen,
want Hij laat Sion uit het puin herrijzen.
Voor Juda’s stad heeft Hij een reddingsplan:
De huizen worden door Hem opgebouwd.
De burgers mogen weer in vrijheid leven.
Hij zal het volk dat vurig van Hem houdt
het land voor altijd als bezitting geven.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Heilige Aartsengel Michael,
machtige hemelse strijder,
help ons met uw zegen,
bevrijd ons door uw macht,
verdedig ons met uw hemelse legermacht.
aan u vertrouwen wij ons toe,
bescherm ons en neem ons mee naar het Hoogste Goed.
H. Michael, onze hemelse bewaker,
kom ons te hulp en vertroost ons,
o bewaker van degenen die geloof hebben,
vervul ons met de liefde van de Vader,
de vrede van de Zoon,
de genade van de Heilige Geest. Amen.
Om 16 uur : Derde geheim
: De doornenkroning van Jezus
De boodschap is MOED.
Ze rukten Hem de kleren van het lijf en deden Hem
een rode mantel om. Zij maakten een kroon van takken, waar doornen aanzaten en
zetten die op Zijn Hoofd en bespotten Hem.
Mattheüs 27, 28-29
Heer Jezus, hoe blind zijn wij mensen soms voor wat
U voor ons hebt gedaan en geleden.
U hebt ons alles gegeven.
Open onze oren voor uw bevrijdend woord. Wees de Koning van ons hart.
Maria, met u volgen wij Jezus, onze Koning. En geef dat wij opkomen voor mensen
die het moeilijk hebben.
Achtste statie : Jezus troost de wenende
vrouwen van Jeruzalem
O Jezus, genoegen voor
het hart en zoete vreugde voor de geest, door de bittere gal en edik die Gij op
het kruis hebt willen proeven uit liefde tot ons, vergun dat wij tijdens ons
leven waardig uw kostbaar Bloed en Lichaam mogen ontvangen tot troost en geneesmiddel
voor onze zielen. Amen. (H. Brigitta van Zweden)
Wees gegroet… Onze Vader…
Psalm 70
1. God, kom mij helpen,
red mij snel;
de vijand wil mijn bloed vergieten!
Laat hen beschaamd van kleur verschieten;
mijn goede naam staat op het spel.
Laat wie U zoeken, zich verblijden
en vrolijk zeggen: ‘God is groot!’
HEER, ik ben zwak en diep in nood.
Wacht niet, maar kom mij snel bevrijden!
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 71
1. Ik schuil bij U met al mijn
zorgen.
Beschaam mij niet, o HEER.
Spreek recht, help ook dit keer.
In U, mijn rots, ben ik geborgen.
U hebt mij niet vergeten;
ik mag me veilig weten.
2. God, wil de plunderaars
verjagen,
hun schrikbewind verslaan.
U bent van jongs af aan
mijn toeverlaat in bange dagen.
Voordat ik was geboren
mocht ik al bij U horen.
3. Dat U uw trouw aan mij laat
blijken
ontgaat de mensen niet.
Tot U vlucht ik, U biedt
een plek waar ik naar uit kan wijken.
Geen dag laat ik passeren
zonder uw naam te eren.
4. Wil mij toch niet de rug
toekeren
nu ik, bejaard en zwak,
naar uw bescherming snak.
Kijk hoe die schurken samenzweren.
Hoor hoe ze spottend praten:
‘zijn God heeft hem verlaten.’
5. God, haast U, red mij uit de
handen
van hen die zelfvoldaan
mij naar het leven staan.
Laat hen beschaamd staan en te schande.
Wil wie mijn welzijn schaden
met schaamte overladen.
6. Voortdurend blijf ik op
U hopen.
Uw trouw prijs ik steeds weer;
ik breng U alle eer.
Uw hart staat altijd voor mij open.
‘Mijn God’ mag ik U noemen.
Ik zal uw goedheid roemen.
7. U onderwees mij heel mijn
leven;
uw lessen waren wijs.
Al is mijn haar nu grijs,
ik blijf, als U mij kracht wilt geven,
voor mijn nakomelingen
uw wonderen bezingen.
8. U laat, o God, uw goedheid
rijzen.
Wie is als U zo groot?
Geef dat, na al mijn nood,
de mensen mij weer eer bewijzen.
Wil toch mijn naam verhogen
en al mijn tranen drogen.
9. Dan klinkt mijn loflied bij
de klanken
van vrolijk snarenspel.
U, God van Israël,
zal ik voor mijn verlossing danken.
Wie uit is op mijn schande
staat met een mond vol tanden.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 72
1. God, laat de koning goed
regeren,
met recht en met beleid.
Wil hem uw wijze regels leren
en uw gerechtigheid.
Dan zal uw volk in vrede leven,
dan wordt er recht gedaan:
verdrukten zal hij redding geven,
verdrukkers pakt hij aan.
2. Laat onze koning hooggeacht
zijn
zolang de zon bestaat.
Moge hij eeuwen aan de macht zijn
totdat de maan vergaat.
Laat hij verkwikkend zijn als regen
die dorstig land bevloeit:
wie eerlijk leeft ervaart zijn zegen
terwijl de vrede bloeit.
3. Tot aan de einden van de
aarde
erkent men hem als heer.
Elk volk moet zijn gezag aanvaarden
en buigt zich voor hem neer.
Geschenken zullen binnenstromen,
uit ieder land gebracht.
De verste vorsten zullen komen
en knielen voor zijn macht.
4. Wie roept om hulp zal hij
bevrijden.
Wie in ellende leeft
redt deze koning, die zal strijden
voor wie geen helper heeft.
Wie arm zijn of door zorg gebogen,
verdrukt of diep in nood –
hun bloed is kostbaar in zijn ogen.
Hij redt hen van de dood.
5. 'Laat onze koning eeuwig
leven',
zo bidt men keer op keer.
Men zal hem goud uit Sjeba geven
en zegent hem steeds weer.
Het koren kiemt, zelfs waar tevoren
geen graan ooit groeien kon;
gerijpt laat het een ruisen horen
zoals de Libanon.
6. De welvaart heerst in elke
woning,
de stedeling floreert!
De grote naam van onze koning
wordt overal geëerd.
Zijn roem leeft voort door alle tijden:
men wenst te zijn als hij.
Elk volk blijft zich in hem verblijden
en prijst zijn heerschappij.
7. Laat iedereen de HEER bezingen,
de God van het verbond,
want Hij alleen doet grote dingen.
Laat nu uit ieders mond
zijn lof weerklinken door de tijden:
groot is zijn roem en eer!
Laat al wat leeft zijn naam belijden.
Ja, amen, loof de HEER.
Tekst: Adriaan Molenaar
Wees gegroet…
Psalm 73
1. Ja, God is goed voor Israël,
voor wie zich houdt aan zijn bevel.
Hoewel ik bij Hem wilde horen
begon ik bijna te ontsporen.
Ik was afgunstig op het lot
van hen die leven zonder God.
Ze zijn gezond en eten goed,
terwijl een ander lijden moet.
2. De hoogmoed is hun
halssieraad
en het geweld is hun gewaad.
Terwijl de anderen creperen
lopen zij rond te paraderen.
Hun ogen zijn met vet omrand,
ze spotten en zijn arrogant.
Vanaf hun ingebeelde troon
gaan ze tekeer op hoge toon.
3. Hun weg die over rozen gaat,
zet zelfs Gods volk aan tot het kwaad.
De stroom van laster en van leugen
drinkt iedereen met volle teugen.
De dwazen gaan hun eigen gang;
ze zijn voor niets en niemand bang.
Ze spreken roekeloze taal:
‘Wat weet die God nu helemaal?’
4. Ikzelf hield mijn geweten
rein,
maar dat leek tevergeefs te zijn.
Want elke dag moest ik verdragen
dat ik onschuldig werd geslagen.
Maar zou ik meegaan met het kwaad,
ik pleegde aan Gods volk verraad.
Waarom word ik zo onderdrukt,
terwijl de dwaas de dagen plukt?
5. Het werd mij in Gods
heiligdom
volkomen duidelijk waarom:
U zult de zondaars eens verdrijven,
niets zal er van hen overblijven.
Hun einde zal ontstellend zijn;
ze storten neer in een ravijn.
Ze gaan op uw bevel meteen
als vage morgendromen heen.
6. Wat was ik een mislukkeling
toen ik mijn weg verbitterd ging!
Gekwetst was ik en doorgeslagen;
ik heb me als een beest gedragen.
Nu ben ik bij U voor altijd.
Ik weet dat U mij veilig leidt.
Er komt een eind aan mijn getob:
in heerlijkheid neemt U mij op.
7. Wie heb ik in de hemel, Heer,
behalve U? Ik wens niets meer
dan U te dienen hier beneden,
want U alleen geeft echte vrede.
Al zou mijn lichaam ook vergaan,
U bent de rots van mijn bestaan.
U helpt mij als ik bij U kom;
U bent en blijft mijn eigendom!
8. Wie ver van U zijn krijgen
straf,
het loopt voor hen bedroevend af.
Met U, God, heb ik niets te vrezen,
dicht bij U zal ik veilig wezen.
U bent de HEER op wie ik bouw,
die ik met heel mijn hart vertrouw.
Wat U gedaan heeft is zo goed
dat ik het rondvertellen moet!
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 74
1. Waarom, o God, verstoot U
voor altijd?
Waarom blijft U op ons uw woede koelen?
Laat ons, uw kudde, weer uw liefde voelen.
Denk aan het volk dat U ooit hebt bevrijd.
2. Denk aan uw berg, de
woonplaats van uw eer.
Kom naar uw huis, waar wij U mochten dienen.
Bezoek uw stad, al zolang een ruïne:
verwoestend ging de vijand er tekeer.
3. Hun vlag stond midden op het
tempelplein,
waar zij hun overwinning luid bezongen.
Diep zijn zij in uw woning doorgedrongen.
Zij sloegen daar het snijwerk kort en klein.
4. Uw heiligdom werd in de as
gelegd.
Door plunderingen wilden zij ons breken.
Gaf U ons in uw goedheid maar een teken;
al lange tijd hebt U geen woord gezegd.
5. Hoe lang nog, God, houdt de
bespotting aan?
Hoe lang nog blijft de vijand U verachten?
Grijp in en laat ons toch niet langer wachten!
Wil eigenhandig dit gespuis verslaan!
6. Ik ken U als mijn koning en
mijn God.
U spleet met kracht de watervloed in tweeën.
De monsters die regeerden in de zeeën
hebt U gedood; U sloeg hun kop kapot.
7. U was het die rivieren
stromen liet.
Uit U, de bron, ontsprongen frisse beken.
U maakte, door een enkel woord te spreken,
van overstromend land een droog gebied.
8. De dag en nacht zijn, HEER,
in uw bezit.
Aan zon en maan hebt U een plek gegeven.
U schiep het vasteland om op te leven.
Na zomerzon geeft U weer winterwit.
9. Denk aan uw trouw, nu men zo
met U spot.
HEER, voer uw tortelduif niet aan de gieren.
Geef toch uw volk niet prijs aan wilde dieren,
maar breng een wending in hun trieste lot.
10. Kom ons te hulp, HEER,
denk aan uw verbond.
Het land is vol geweld en doodsgevaren.
Wil zwakken voor een nederlaag bewaren.
Laat hen U prijzen met hun hart en mond.
11. Grijp krachtig in, verdedig
nu uw zaak.
Stop het getier, het spotten van de dwazen.
God, hoor toch hoe uw tegenstanders razen.
Maak er een einde aan, sta op, ontwaak!
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 75
1. U alleen, God, prijzen wij,
U prijzen wij, telkens weer.
U ontvangt de lof en eer,
want U staat ons altijd bij.
Wie het horen wil, die weet
welke wonderen U deed.
2. ‘Het moment is vastgezet
dat Ik rechtvaardig beslis
wie oprecht of zondig is
naar de normen van mijn wet.
Als de hele wereld beeft,
ben Ik het die houvast geeft.’
3. ‘Schepselen vol
eigenwaan’,
zo klinkt het woord van de HEER,
‘kijk niet op een ander neer.
Dwazen, wees niet zelfvoldaan.
Spreek niet op zo’n hoge toon;
buig je liever voor mijn troon.’
4. Ook al zoek je wereldwijd
naar iemand die redding biedt,
zo’n verlosser vind je niet;
het is God die je bevrijdt.
Hij alleen stelt vast wie klein
en wie invloedrijk zal zijn.
5. In zijn rechterhand houdt God
een beker wijn, wrang gekruid.
Zelfs de droesem schenkt Hij uit
aan de mens die met Hem spot.
Met de laatste druppel wijn
zal het recht voltrokken zijn.
6. Jakobs God geef ik de eer,
mijn lied voor Hem jubelt door.
Dit houd ik de mensen voor:
Wie zich groot maakt, slaat God neer.
Maar wie zich gehoorzaam toont,
wordt door Hem met macht gekroond.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 76
1. In Juda’s stam is God
beroemd.
Zijn naam wordt in het land genoemd.
Vanuit zijn huis op Sions top
trad Hij tegen zijn vijand op.
Daar brak Hij bogen, pijlen, schilden,
omdat Hij rust en vrede wilde.
2. Wat schitterde U als de zon
toen U de oorlog glansrijk won!
Door U lag zelfs de sterkste held
in slaap verzonken in het veld.
O Jakobs God, door slechts te dreigen
wist U de ruiters klein te krijgen.
3. U bent geducht; wie houdt er
stand
wanneer uw boosheid fel ontbrandt?
Toen U vol majesteit verscheen
kromp iedereen van angst ineen.
God, U sprak recht – en dat bevrijdde
wie onder onrecht had te lijden.
4. Wie woedend waren op de HEER
bezingen eens voluit zijn eer.
Volk, maak wat je beloofde waar;
bedank Hem met een gul gebaar.
Hij laat de wereldleiders beven
totdat zij zich gewonnen geven.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 77
1. Luidkeels, om God aan te
sporen,
smeek ik tot Hij zal verhoren.
Niet berustend in mijn lot
zoek ik overdag naar God.
Rusteloos zijn mijn gedachten,
troosteloos de lange nachten.
Wanhoop voel ik en verdriet;
aan Hem denken helpt mij niet.
2. Zonder woorden, aangeslagen,
lig ik wakker vol met vragen.
Steeds haal ik mij voor de geest
hoe het vroeger is geweest:
hoe ik spelend op de snaren,
Gods nabijheid mocht ervaren.
Nu klinkt treurig mijn refrein:
zou Hij mij vergeten zijn?
3. Heeft de Heer dan echt
besloten
mij voor altijd te verstoten?
Wat als Hij nu nooit meer komt,
als zijn woord voorgoed verstomt?
Is de Heer zijn trouw vergeten,
wil Hij niets meer van mij weten?
Is Hij meer van toorn vervuld
dan van liefde en geduld?
4. God is in mijn diepe lijden
niet zoals in oude tijden:
Hij, de allerhoogste Heer,
toont zijn sterke hand niet meer.
Toch blijf ik mijn tijd besteden
aan uw werk uit het verleden.
Wat U deed sinds het begin
prent ik mij voortdurend in.
5. Heilig is uw weg, verheven.
Welke afgod zou niet beven?
God, wie is als U zo groot?
U alleen redt van de dood.
In uw macht en uw genade
doet U wonderlijke daden.
Dat bewees U wereldwijd
toen uw arm ons heeft bevrijd.
6. Schrik beving de oceanen
toen uw hand een pad kwam banen.
Wolken stortten water uit
en de hemel dreunde luid.
Dreigend flitsten bliksemschichten,
die de wereld fel verlichtten.
Heel de aarde kromp ineen
toen U luisterrijk verscheen.
7. Niet te stuiten,
onverschrokken,
bent U door de zee getrokken.
Onnavolgbaar was het pad
dat U uitgekozen had.
Als een trouwe herder leidde
U het volk dat U bevrijdde.
U bracht hen door Mozes’ hand
veilig naar de overkant.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 78
1. Luister, mijn volk, naar mijn
doordachte woorden,
naar wat wij eens van onze ouders hoorden.
Wij mogen het verleden niet vergeten;
ook moeten onze kinderen het weten.
Vertel met verve aan je nageslacht
over de HEER, zijn werken en zijn macht.
2. De HEER gaf Jakob
regels voor het leven
en Hij gebood die verder door te geven.
Zo moest elk kind dat uit hem werd geboren
zijn grote daden en beloften horen.
Hij wilde dat het volk Hem dienen zou;
niet als destijds, toen waren zij ontrouw.
3. Zij moesten niet zo dwars zijn als ten tijde
van Efraïm: die stam trok niet ten strijde.
Zij bleven zich met hand en tand verzetten
tegen wat God gezegd had in zijn wetten.
Zij vluchtten weg en dachten er niet aan
dat Hij altijd voor hen had klaargestaan.
4. Het voorgeslacht had eerder
al ervaren
hoe goed God was, hoe groot zijn daden waren:
Hij spleet het water en met droge voeten
vervolgden zij hun wonderlijke route.
De weg werd hun gewezen door een wolk
en ’s nachts verlichtte vlammend vuur het volk.
5. De HEER liet voor
hun ogen waterstromen
in de woestijn vanuit een steenrots komen.
Toch bleven zij ondankbaar provoceren:
‘Zou God in staat zijn voedsel te serveren?
Het is wel waar dat Hij ons water bood,
maar wij verlangen lekker vlees en brood.’
6. God werd witheet omdat zij
Hem verachtten
en niet hun hulp en heil van Hem verwachtten.
Maar desondanks gaf Hij een rijke zegen:
op zijn bevel kwam er een mannaregen.
Zo werd op weg naar het beloofde land
dit goddelijke brood hun proviand.
7. Uit oost en zuid bracht God
de winden samen,
waarop er vogels naar beneden kwamen.
Hij gaf hun vlees dat alle honger stilde;
ze konden zoveel eten als ze wilden.
Hun buik was nog maar nauwelijks gevuld
toen er een einde kwam aan Gods geduld.
8. De sterksten en zij die het
gulzigst aten
moesten voor straf meteen het leven laten.
De reis liep uit op doelloze ellende,
omdat het volk zijn redder niet erkende.
Als het hun uitkwam zochten zij de HEER,
maar na een tijd bedrogen zij Hem weer.
9. De HEER bedekte
elke keer hun zonden,
al was hun hart niet echt met Hem verbonden.
Hoewel Hij vaak zijn boosheid moest bedwingen
wilde Hij niet dat zij ten onder gingen.
Dan dacht Hij: ‘Ach, ze zijn maar zwak en klein;
laat Ik ook ditmaal nog genadig zijn’.
10. Het volk bleef God, de
Heilige, steeds krenken
door steeds weer nieuwe laster te bedenken.
Wat Hij gedaan had waren ze vergeten;
ze leken van zijn daden niets te weten:
hoe Hij hun hulp bood met zijn sterke hand,
hoe Hij hen redde uit het slavenland.
11. God liet daar bloed door de
rivieren stromen.
De steekvlieg liet Hij als een kwelling komen.
Hij stuurde kikkers die het land bedekten.
De oogst werd kaalgevreten door insecten.
Geen boom bleef heel door het natuurgeweld.
De bliksem trof de kudden op het veld.
12. God was zo boos op de
Egyptenaren
dat zij ten dode opgeschreven waren.
Zo moesten zij, na negen zware plagen,
hun eerstgeborenen ten grave dragen.
Toen leidde Hij zijn volk naar de woestijn,
waar Hij hun trouwe herder wilde zijn.
13. Het volk was veilig onder
zijn geleide
toen Hij het water van de Rietzee scheidde.
Hij bracht hen naar de berg door Hem verkoren,
naar het gebied dat hun zou toebehoren.
De volken joeg Hij weg met eigen hand.
Hij gaf per stam het vastgestelde land.
14. Zij tartten ook in Kanaän
Gods woorden;
ze deden net of ze zijn wet niet hoorden.
Niet erger konden zij de HEER kleineren
dan door hun godenbeelden te vereren.
Boos en beledigd door dit overspel
keerde de HEER zich af van Israël.
15. Vertoornd zocht Hij zijn
woonplaats ergens anders.
De ark belandde bij zijn tegenstanders.
Het volk waaraan Hij zich had willen geven
werd door Hem ver van huis en haard verdreven.
De sterke mannen overleefden niet;
voor jonge meisjes stierf het bruiloftslied.
16. Hoewel de priesters waren
omgekomen,
werd er geen snik, geen rouwgeklaag vernomen.
Zo ongenadig diep sloeg God de wonden
dat weduwen zelfs niet meer huilen konden.
Toen stond God op en vocht zoals een held.
Nog altijd wordt zijn zege doorverteld.
17. In Efraïm bleef God niet
langer wonen;
aan Juda wilde Hij zijn liefde tonen.
Hij koos de Sionsberg om van te houden,
waar Hij een huis, zijn eigen woning, bouwde:
een tempel voor de eeuwigheid gemaakt,
een heiligdom dat zelfs de hemel raakt.
18. De jonge David, die zijn
schapen weidde,
riep God om Israël, zijn volk, te leiden.
Als herder moest hij zijn bezit bewaken,
de eigenwijze kudde volgzaam maken.
Hij hoedde hen in het beloofde land
oprecht van hart en met bekwame hand.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Wees gegroet…
Psalm 79
1. O God, de vreemde volken zijn
gekomen.
Jeruzalem hebben ze ingenomen.
De heiligheid is uit uw huis verdwenen.
Wat overbleef is slechts een berg met stenen.
De straten kleurden rood.
Uw knechten zijn gedood
als voedsel voor de gieren.
Dit troosteloze oord
werd na de massamoord
een thuis voor wilde dieren.
2. De volken uit de
naastgelegen landen
lachen ons uit en maken ons te schande.
Hoe lang nog blijft U ons de rug toekeren?
Zal uw jaloersheid ons als vuur verteren?
Laat wie uw naam niet kent
zien dat U woedend bent
omdat zij U verguizen.
Zij maakten, Jakobs God,
uw mooie land kapot;
verwoest zijn onze huizen.
3. Vergeet de zonden uit
vervlogen tijden.
Laat ons weer delen in uw medelijden.
Help snel, o God, wij laten haast het leven!
Denk aan uw naam, wil onze schuld vergeven.
Verhinder dat men spot:
‘Waar is nu jullie God;
geeft Hij geen levensteken?’
Toon dat U het geweld
tegen uw volk vergeldt
en al hun bloed zult wreken.
4. Hoor, HEER, houd de
gevangenen in leven,
want nu zijn zij ten dode opgeschreven.
Maak met de heidenvolken korte metten
door hun al het gehoon betaald te zetten.
Als schapen die U weidt
prijzen wij U altijd,
U, liefdevolle Herder.
Omdat men weten moet
hoe groot U bent en goed
vertellen wij het verder.
Tekst: Jan Pieter Kuijper
Heilige Aartsengel Michael,
machtige hemelse strijder,
help ons met uw zegen,
bevrijd ons door uw macht,
verdedig ons met uw hemelse legermacht.
aan u vertrouwen wij ons toe,
bescherm ons en neem ons mee naar het Hoogste Goed.
H. Michael, onze hemelse bewaker,
kom ons te hulp en vertroost ons,
o bewaker van degenen die geloof hebben,
vervul ons met de liefde van de Vader,
de vrede van de Zoon,
de genade van de Heilige Geest. Amen.
Om 17 uur : Vierde
geheim : Jezus draagt zijn Kruis naar Golgotha
De boodschap is GEDULD.
Zij namen Jezus mee naar een
plaats buiten de stad. Die plaats heette "de Schedelplaats" of in het
Hebreeuws "Golgotha". Jezus droeg zelf Zijn kruis. Daar aangekomen
sloegen zij Hem aan het kruis, samen met twee anderen, de één links en de ander
rechts van Hem. Johannes 19, 17-18
Heer Jezus, laat ons niet klagen
als wij het kruis met U mee mogen dragen. Zo ervaren wij misschien net als
Simon hoeveel U van ons houdt. Leer ons te bidden voor mensen die anderen
geestelijk of lichamelijk mishandelen. Dat zij geraakt mogen worden door uw
liefde.
Maria, leer ons in de voetstappen van Jezus te gaan en trouw te blijven aan
zijn Kerk, ook als dit ons zo goed als onmogelijk wordt gemaakt.
Negende
statie : Jezus valt voor de derde maal
O
Jezus, Koning vol deugen en behagen voor de Geest, herdenk het zielenleed
waardoor Gij, bij het naderen van de dood, overweldigd waart toen de Joden U
steeds hebben beledigd en bespot. Dan hebt Gij in uw doodstrijd tot de Vader
geroepen: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” Door deze
doodsangsten smeek ik U, o mijn Zaligmaker, mij in de verschrikking van de dood
niet te verlaten. Amen. (H. Brigitta van Zweden)
Wees gegroet… Onze Vader…
|