HOE
HET VAGEVUUR VERMIJDEN : deel 1
Grote devotie tot de H. Maagd Maria is de sleutel. Je moet
je ziel reinigen met water en vuur : water als tranen om spijt te betonen over
de zonden en vuur door goede werken en naastenliefde. Maria helpt je met je
ziel reinigen. Zij is de Moeder van Barmhartigheid voor de levenden en degenen
in het Vagevuur. Haar gebeden zorgen voor vermindering van hun straffen.
Draag het scapulier van de berg Karmel :
Het scapulier van de berg Karmel (= bruine scapulier)
Bij haar 5de verschijning
te Fatima op 13 augustus 1917 liet Maria de 3 kinderen Lucia, Jacinta en
Francesco weten, dat ze op 13 oktober weer zou verschijnen en dat ze Onze Lieve
Vrouw van de Berg Karmel te zien zouden krijgen. Omdat voor deze verschijning
het grote zonnewonder door Maria was aangekondigd, was er een menigte van
70.000 mensen samengekomen. De H. Maagd maakte Zich bekend als : ‘Onze Lieve
Vrouw van de Rozenkrans’. ‘Ik ben gekomen, om de mensen aan te sporen van leven
te veranderen en God niet meer door de zonden te beledigen, daar Hij al zozeer
beledigd is. Dat zij de Rozenkrans bidden en boete doen voor hun zonden. Op
deze plaats verlang Ik een Kapel. Als de mensen zich bekeren, zal er vrede op
aarde komen’. Hierbij opende Zij weer de handen en liet ze in de zon stalen;
terwijl Zij Zich verhief straalde Haar eigen licht terug van de zon, de zon
weerkaatste het. Dan riep Lucia dat de mensen naar de zon moesten kijken. Zij
zagen de zon ronddraaien als een wiel van vuur met prachtige stralen, daarna
stilstaan en als laatste zigzag naar hen toe bewegen.
Als de O.L.Vrouw dan in de oneindige
verte verdwenen was, verscheen naast de zon de Heilige Jozef met het Kindje
Jezus en Maria in het wit, met een blauwe mantel om. De Heilige Jozef zegende
de wereld met een handbeweging in de vorm van een kruis. Ook deze verschijning
verdween. Daarop verscheen de Heer Jezus en O.L.Vrouw (van Smarten). De Heer
scheen de wereld te zegenen, op dezelfde wijze als de H. Jozef had gedaan. Toen
deze verschijning verdwenen was, kwam Maria als de O.L.Vrouw van de Berg Karmel
terug. Daarbij hield ze een scapulier in de hand. In de maand augustus 1950
vraagt men zuster Lucia, een van de zieners die nadien tot de Karmel is
ingetreden, waarom de Moeder Gods was verschenen met het Scapulier van de
Karmel. Haar antwoord luidt : ‘Dit is omdat Onze Lieve Vrouw graag wil, dat wij
het Heilig Scapulier dragen’. Mgr. Da Silva
verklaart van zijn kant dat het scapulier een onlosmakelijk deel
uitmaakt van de boodschap van Fatima.
Wat is dan toch dit scapulier waar
de Allerheiligste Maagd Maria zoveel waarde aan hecht ?
Het woord ‘scapulier’ stamt uit het
Latijn ‘scapulae’, dat ‘schouders’ betekent. Het scapulier is een lange strook
stof die de schouders bedekt; vaak voorzien van een capuchon (= kap) en van
voren en van achteren neerhangend tot de voeten. Het wordt door monniken over
hun tunica (of kleed) gedragen. Het scapulier van de Berg Karmel is een
verkleining van dit kleed.
Ontstaan
De Karmel ! Een naam rijk aan
herinneringen. De profeten bezongen destijds al de schoonheid van deze berg in
Galilea, die als een voorgebergte boven de Middellandse Zee opdoemt. Vooral de
profeet Elia roemde de heilige berg om haar deugden en wonderen. Daar trok hij
zich in de 9de eeuw voor Christus terug. Gedurende drie jaar heerste
toen in Palestina een meedogenloze droogte, een hemelse straf wegens de
trouweloosheid van de Hebreeën jegens God. Terwijl Elia aan het bidden was,
zond hij zijn dienaar naar de top van de Berg Karmel met de woorden : ‘Klim
omhoog en kijk naar de zeekant !’ De dienaar klom naar boven en zag niets…Hij
kwam beneden met de woorden : ‘Er is niets te zien !’ Daarop liet de profeet
hem zijn vruchteloze klautertocht tot zeven maal toe overdoen. Toen hij
uiteindelijk terugkwam zei hij : ‘Ik zag een heel klein wolkje’. Dat wolkje was
zo klein dat het bij het eerste zuchtje wind wel moest oplossen. Maar
geleidelijk aan werd het groter, breidde zich uit over de hele omtrek en
stortte zich op de aarde als een overvloedige, heilbrengende regen. (1 Kon. 18)
Naderhand zagen veel commentatoren in die zo weldadige wolk het beeld van de
Heilige Maagd, die door haar Zoon, Jezus Christus, met haar kostbare, maar
verborgen deugden, de stromen van goddelijke genade over de wereld liet
uitstorten.
In navolging van de profeet Elia
hebben er in verschillende tijdsperioden kluizenaars op de Berg Karmel geleefd
en gebeden. Zij ontvingen de Geest door hun eigen verbond met God en gaven die
door net zoals Elia. Die plaatsen, geheiligd door mannen van gebed, hebben
andere mannen van gebed aangetrokken. In het begin van het christelijk kloosterwezen
in Palestina, ongeveer in de 4de eeuw, herbergde de Berg Karmel in
haar rotsachtige bergwanden de Byzantijnse Laura’s. Dit is een
kluizenaarskolonie. Zij leidden een sober en kuis gebedsleven en kwamen samen
voor bepaalde oefeningen onder de leiding van een abt. Deze sporen zijn vandaag
nog te zien. In de ruïnes van die eerste kloosters zonderden zich aan het einde
van de 12de eeuw de eerste Latijnse kluizenaars af, meegekomen met
de grote kruistochten.
Die eerste Karmelieten, afkomstig
uit het westen, bouwden op de Karmel ‘op een prachtige en sierlijke plek voor
Onze Lieve Vrouw een fraai kerkje’, zo vermeldt een oude kroniek. Hieruit
blijkt de bijzondere toewijding van de Orde, geboren uit de Moeder van God,
Prinses en Moeder van de Karmel genoemd. Later zou de heilige karmelietes
Teresa van Avila (16de eeuw) over de Allerheiligste Maagd Maria
zeggen : ‘Deze Orde is de hare. Zij is onze Koningin en onze Schutspatrones’.
De Heilige Maagd vergde heel wat van
haar trouwe dienaren van de Berg Karmel : aan beproevingen en allerlei lijden
ontbrak het hun niet. Maar Maria leerde hun het lijden naar waarde te schatten
omdat het ons reinigt en ons tot een ‘hostie voor zondaars’ maakt. De monniken
ervaarden een streng maar toch diep, bovennatuurlijk geluk. Ze verzochten
St.-Albert, de patriarch van Jeruzalem, om een leefregel. In 1225 vertrok een
delegatie van de Orde naar Rome om de Heilige Stoel om goedkeuring te vragen.
Het Vierde Concilie van Lateranen (1215) had erom gevraagd de nieuwe
instellingen onder te brengen bij de reeds bestaande Orden. De goedkeuring van
deze Instelling door de Paus leek twijfelachtig, maar in 1226 stemde Honorius
III toch toe.
Maar de moeilijkheden waren nog niet
ten einde : de vervolgingen door de islam in het Heilig Land troffen de
monniken zwaar. Sommigen onder hen werden tijdens de Saraceense invallen
gemarteld. Ondertussen overwogen de Karmelieten de heilige berg te verlaten. De
Prior van de Berg Karmel stond een bepaald aantal broeders toe het Heilig Land
te verlaten om terug te keren naar hun land van geboorte en daar kloosters van
de Orde te bouwen. De laatste monniken die op de Berg Karmel waren gebleven,
werden in 1291 tijdens de inname van Sint-Jan van Acre (nu Akko genoemd)
vermoord of gedwongen te vertrekken.
Sint Simon Stock en de schenking van
het scapulier
Simon Stock werd rond 1165 in
Engeland geboren. Hij was uitvoerig getuige van het onstuimige begin van de
Orde dichtbij de Elia-fontein op de Berg Karmel, evenals van allerlei
problemen, veroorzaakt door de overplaatsing van de Orde naar het westen. Nadat
hij zich weer in Engeland had gevestigd werd hij rond het midden van de 13de
eeuw in Aylesford gekozen tot Hoofdprior van de Orde. Eerst had hij met een
crisis af te rekenen ontstaan door de overgang, die een groot aantal van zijn
monniken maakten, naar andere (Franciscaner- of Dominicaner) bedelorden. De
Karmel werd in haar bestaan bedreigd. In uiterste nood richtte de heilige Simon
zich tot Maria. Was de Karmel niet door haar gewild en dus aan haar eer
verbonden ? De Moeder van God beantwoordde zijn smeekbede door een verschijning
die waarschijnlijk op 16 juli 1251 plaatsvond, waarbij zij hem een
wonderbaarlijk geschenk gaf : het scapulier. Het verhaal van dit visioen werd
ons overgeleverd via een groot aantal documenten, waarvan de oudste uit de
eerste helft van de 14de eeuw stammen. Dit is een stuk tekst uit de
‘Fioretti van Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel’: ‘Simon, een man met grote
ingetogenheid en verering voor Maria, bad vaak nederig maar aanhoudend tot de
Maagd, de roemvolle Moeder Gods, Schutspatrones van de Karmelorde, opdat zij
die Orde een voorrecht zou toekennen, die opviel door haar naam. Zo bad hij
elke dag in zijn gebeden met een hart vol devotie tot haar :
‘Bloeme
van de Karmel, fleurige Wijnstok, Schittering des Hemels,
vruchtbare Maagd,
Enige,
Zachte Moeder, die nooit een man bekende,
Sterre
der zee, schenk uw gunst aan uw Karmelieten’.
En op een dag verscheen Onze Lieve
Vrouw aan hem, omringd door een schare engelen, terwijl zij in haar hand het
scapulier hield. Ze zei tot hem : ‘Dit hier is een teken voor jou en een
voorrecht voor alle Karmelieten : degene die in dit kleed sterft wordt gespaard
voor het eeuwig vuur’.
En dan overhandigde zij hem het
scapulier.
Verspreiding van het scapulier
Oude verhalen vermelden dat de
bekering van een Engelse edelman het eerste wonder was met het scapulier. Deze
man had eerst de hele streek tot zonde aangezet. De heilige Simon Stock had de
bekering verkregen door zijn scapulier op de stervende te leggen. In dit wonder
zag Simon een aanleiding om het geheim aan zijn broeders te onthullen en om hun
het prachtige kleed te laten zien dat hij uit handen van Maria had ontvangen.
Hij stierf omstreeks 1265 in Bordeaux (waar een gedeelte van zijn relikwieën
zich nog steeds bevinden) en liet aan de Orde de ontvangen boodschap na en de gegronde hoop op een
beslissende snelle ontwikkeling ervan. Sinds 1281 bepalen de Grondregels van de
Karmelieten : ‘Het scapulier zal worden bewaard en zoals vroeger het speciale
kleed van de Orde blijven’.
Het wonderbaarlijke visioen werd al
spoedig door paus Innocentius IV bevestigd en het nieuws over het prachtige
geschenk van de Moeder van God aan de Karmelietenorde verspreidde zich spoedig.
Van overal kwamen mensen uit alle lagen van de bevolking toegesneld; verlangend
deel te hebben aan de grote beloofde gunsten : het geschenk van het scapulier
was immers aan de hele Kerk beloofd (de Heilige Maagd had gezegd ‘AL wie
sterft met dit teken van de Orde…’). Door zich tot de Broederschap van het
scapulier te wenden konden eveneens leken baat hebben bij de heilsboodschap.
De heilige Lodewijk, koning van
Frankrijk, had het scapulier ontvangen, maar hij droeg het in het geheim en het
beschermde hem tegen de gevaren van de zee. Hij stierf met dit gewaad aan. De
Engelse koning Edward II, die begin 14de eeuw regeerde, ontving het
scapulier ook en de paus Johannes XXII verleende aan deze vorst een oorkonde
van goedkeuring, die de wonderbare besherming door Onze Lieve Vrouw van de Berg
Karmel vermeldt. Dan waren er ook nog vele heiligen die het scapulier hebben
gedragen zoals Don Bosco, Bernadette Soubirous en ook vorige pausen. En niet te
vergeten onze vorige H. Paus Johannes Paulus II.
De devotie van het scapulier
verspreidde zich geleidelijk aan, als vanzelf onder de christenen. Stapsgewijs
volgden zij de wonderen die hier en daar gebeurden en waren die wonderen de
beste aanbeveling. Allerlei mensen, zowel koningen als leken, begonnen onder
hun gewone kleren dit vierkant stuk stof over de schouders te hangen. Het
formaat was bij hen kleiner dan het scapulier van de monniken.
Het Sabatijns voorrecht
Onder de talrijke geestelijke
gunsten, door de Kerk verleend aan hen die het scapulier dragen, is wel het
meest opmerkelijke : het ‘Sabatijns voorrecht’. De oorsprong ervan schuilt in
de ‘Sabatijnse bul’, die paus Johannes XXII in 1317 zou hebben uitgevaardigd,
net nadat hij een visioen had gekregen van de Heilige Maagd. Zij beloofde de
Heilige Vader daarbij al diegenen van
het vagevuur te redden die het scapulier zouden dragen. Om van deze nieuwe
belofte te kunnen genieten moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. Op deze
voorwaarden wordt dieper op ingegaan wat verder in dit schrift.
De boodschap van het scapulier
Het gaat erom zielen te helpen het
eeuwig leven te bereiken en hen te redden uit de hel door hen te verenigen met
zijn Orde, waarvan de Heilige Maagd de Koningin is. Zij zal hen helpen in de
hemel te komen.
Paus Pius XII schreef in zijn brief
‘Neminem profecto’ (1950) het volgende erover : ‘Het gaat hier niet om iets van
weinig belang, maar om door middel van de belofte van de Allerheiligste Maagd
waarover de Traditie het heeft, het eeuwig leven te verkrijgen. Het gaat dus om
een zeer belangrijke aangelegenheid en over de manier om die zeker tot een goed
einde te brengen. Het scapulier is als kleed van de Maagd, een onderpand van de
bescherming door de Moeder Gods. Hoeveel zielen hebben, in wanhopige
omstandigheden, hun hoogste bekering en hun eeuwig heil aan het scapulier, waarmee
ze bekleed waren, te danken gehad ! Hoeveel anderen hebben te midden van
gevaren van lichaam of ziel, dankzij dat scapulier, de moederlijke bescherming
van Maria gevoeld !’
Zou het scapulier er niet zijn om
hen, die het vergeten, te herinneren aan de werkelijkheid van de dood ?
Daarover had paus Johannes Paulus II het in de apostolische brief Verzoening en
Boetedoening, verschenen in 1984 : De Kerk kan een doorlopende catechese de
dood, het oordeel, de hel en het paradijs niet achterwege laten.
Van de Herders van de Kerk wordt
verwacht om een catechese te geven die met zekerheid van geloof het leven na
dit huidige leven bekendmaakt en uitlegt. Achter de mysterieuze poort van de
dood strekt zich een eeuwigheid uit. Met enkel en alleen deze mogelijkheden :
- in vreugde en in gemeenschap met God leven
- of van pijn en afgescheiden van God leven
Alleen op die manier kan men de
precieze maat van de zonde inschatten en zich de juiste houding tot
boetedoening aanmeten en de nodige verzoening vragen.
In de Katechismus van de Katholieke
Kerk kan men lezen : ’De leer van de Kerk bevestigt het bestaan van de hel en
haar eeuwige duur. De zielen van hen die sterven in staat van doodzonde, dalen
onmiddellijk na de dood af in de hel, waar zij de straffen van de hel, ‘het
eeuwige vuur’, ondergaan. De belangrijkste straf van de hel bestaat in het
eeuwig van God gescheiden te zijn.
Want alleen in Hem kan de mens het
leven en het geluk vinden. Hiertoe is hij immers geschapen en hiernaar streeft
hij. De uitspraken van de heilige Schrift en de leer van de Kerk met betrekking
tot de hel doen een beroep op het verantoordelijkheidsgevoel waarmee de mens
gebruik moet maken van zijn vrijheid met het oog op zijn eeuwige bestemming.
Zij zijn tegelijkertijd een
dringende oproep tot bekering : ‘Gaat binnen door de nauwe poort; want de weg
die naar de ondergang voert, is wijd en breed en velen zijn er die hem inslaan.
Hoe nauw toch is de poort en hoe smal is de weg die voert naar het leven, en
weinigen zijn er die hem vinden’ (Matt. 7, 13-14)’.
De Heilige Maagd Maria heeft Simon
Stock een uitzonderlijke belofte gedaan. Zij heeft beloofd de deur van de hemel
te openen. Dit is het uiteindelijke doel en de verwezenlijking van de diepste
verlangens van de mens, de hoogste en definitieve staat van geluk voor hen die
sterven. Dit voor degene die bekleed zijn met haar scapulier. Zij zullen
bewaard blijven voor het eeuwige vuur,
nu de Heilige Maagd Maria niet zal toelaten dat zij in doodzonde zullen
sterven. Deze ‘zekerheid’ van het eeuwig geluk is een enorme genade. Jezus
toont ons het belang hiervan, wanneer Hij zegt : Wat voor nut heeft het voor
een mens heel de wereld te winnen als dit ten koste gaat van eigen leven ? (Mc.
8, 36)
Het geloof, beloond te worden naar
onze goede en onze slechte werken, het besef van onze eigen zwakheid, een
onverschrokken vertrouwen in Gods genade en in de almachtige bescherming van de
Heilige Maagd Maria, vormen samen de basis van de devotie van het scapulier.
Een heilsgewaad
Het scapulier is een kleed, het is
het gewaad van de Maagd.
In de Heilige Schrift is het kleed
een teken van twee dingen tegelijk :
- de zondeval van de mens, die de genade heeft verspeeld
(Gen. 3) en die zoals in de parabel van de verloren zoon door zijn vader
werd opgewacht, niettegenstaande zijn zondig gedrag en door zijn vader bij
zijn terugkeer bekleed werd met het prachtigste gewaad. (Luc. 15, 22)
- de geestelijke kant van de mens en van zijn
bovennatuurlijke bestemming. De profeet Jesaja (61, 10) zegt in zijn
dankgebed : Ik verheug mij uitbundig in de Heer, ik jubel en juich om mijn
God, want Hij heeft mij bekleed met gewaden van redding, mij gehuld in een
mantel van heil, zoals de bruidegom een kroon opzet en de bruid zich met
haar opschik tooit.
De heilige apostel Paulus leert ons
welke kleding de goede soldaat van Christus draagt : Sta dan, uw lendenen
omgord met de waarheid, bekleed met het harnas van gerechtigheid… Hanteer
daarbij het grote schild van het geloof… Neem ook de helm van het heil… (Ef. 6,
14, 16, 17). Het boek Apocalyps staat het volgende over het laatste oordeel :
...Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking, die hun gewaden wit
hebben gewassen in het bloed van het Lam. (Apoc. 7, 14) Het scapulier is een
heilsgewaad, een geestelijk pantser en schild, een mantel van onschuld waarmee
de Moeder Gods ons bekleedt. Het scapulier straalt van de kant van de drager
een toewijding aan Maria uit en van de kant van de Maagd Maria een verplichte
inzet om hen die het dragen te altijd te hulp te komen en vooral in het uur van
de dood.
Sint Louis Marie Grignion de
Montfort biedt in zijn ‘Verhandeling over de ware verering van de Heilige
Maagd’ een levenswijze aan waar de Moeder van God lof wordt gebracht : ‘Heel
ons handelen tot stand brengen door Maria, met Maria, in Maria en voor Maria,
om onze daden volmaakter te doen worden door Jezus Christus, met Jezus
Christus, in Jezus en voor Jezus’.
Het
scapulier en de oplegging ervan
Het scapulier bestaat uit twee
rechthoekige of vierkante stukjes stof van bruine wol, niet gebreid maar
geweven, onderling verbonden door twee draden zodat één deel op de borst en één
deel op de rug kan worden gedragen. De afbeelding van de Heilige Maagd is erop
aangebracht. Het scapulier moet doorlopend gedragen worden (ook ‘s nachts).
Natuurlijk mag men het afdoen om zich te wassen zonder dat het voordeel van de
belofte verbroken wordt. Het mag onder de kleren gedragen worden. Het wordt
eens en voor altijd bij de eerste oplegging gewijd. Als een scapulier vuil
wordt of versleten raakt mag het zonder enige nieuwe opleggings- of
wijdingsceremonie vervangen worden.
Men wordt lid van de Broederschap
van het Scapulier van Onze Lieve Vrouw van de Berg Karmel door oplegging van
het scapulier. Dit wil zeggen dat het kleed om de schouders moet gehangen
worden volgens het vastgestelde ritueel. In geval van nood of levensgevaar en
als het niet mogelijk is een priester te vinden, mag een leek bij zichzelf of
bij iemand anders een eerder door een priester gewijd scapulier opleggen,
waarbij hij/zij voor de Heilige Maagd een gebed bidt. Elke priester of diaken
kan het scapulier opleggen. Men dient daarvoor één van de wijdingsformules,
door het Romeins Ritueel (Pius X, 4 jan en 30 maart 1908), vastgesteld te
gebruiken.
De medaille van het scapulier
Paus Pius X heeft de vervanging van
de stof van het scapulier door een medaille toegelaten voornamelijk vanwege het
vergaan van de stof in warme landen. Met een medaille van het scapulier kan men
dus de drie beloften van de Allerheiligste Maagd krijgen : vrijwaring van het
eeuwige vuur, bevrijding van het vagevuur en bescherming tegen gevaren van ziel
en lichaam. Hierbij valt op te merken dat de medaille niet officieel kan worden
opgelegd. Het is noodzakelijk om eerst een scapulier van stof te ontvangen en
te wijden, pas daarna mag men die vervangen door een medaille. Daartoe eerst
speciaal gezegend door een priester met de wijdingsformule van het scapulier of
eenvoudigweg met een kruisteken. De medaille dient aan de ene kant Onze Lieve
Heer af te beelden die Zijn Hart toont en aan de andere kant de Heilige Maagd.
Een scapulier-medaille kan om de hals of op het lichaam gedragen worden. Als
men van medaille verandert hoeft de nieuwe medaille niet meer gewijd te worden.
De Kerk geeft de voorkeur aan een
scapulier van stof, omdat het stukje stof het gewaad dat door de Heilige Maagd
werd afgestaan, beter weergeeft. Het ongemak van de slijtage van de stof kan
trouwens opgevangen worden door het scapulier in een plastiek hoesje te dragen.
Voorwaarden om door de beloften te
worden begunstigd
Wat betreft de hoofdbelofte,
namelijk gevrijwaard te worden van de hel, is er geen enkele bijzondere
voorwaarde, behalve het scapulier te hebben ontvangen met een rechtschapen
bedoeling en het te dragen op het tijdstip van de dood (wanneer men het in een
ziekenhuis bij een zieke afneemt wordt hij geacht het steeds te hebben
gedragen).
Het scapulier kan ook worden
opgelegd bij niet-katholieken, voor zover zij er de betekenis van begrijpen.
Om het ‘Sabatijns voorrecht’ (=
verlossing van het vagevuur door de Heilige Maagd, op de zaterdag volgend op de
dood) te kunnen genieten, zijn er verder nog drie voorwaarden :
- het scapulier gewoontegetrouw dragen
- de kuisheid bewaren : voor zusters en broeders die
gekozen hebben voor een leven in dienst van God moet het celibaat
nageleefd worden, voor gehuwden moeten de plichten van elke goede christen
inzake kuisheid nageleefd worden
- dagelijks moet het kleine Officie ter wille van de
Heilige Maagd gebeden worden, maar de priesters hebben dit afgezwakt door
bijvoorbeeld in de plaats het dagelijks bidden van de rozenkrans voor te
schrijven
Het niet dragen van het scapulier is
op zichzelf geen zonde. Men mag dus na het ontvangen ophouden het te dragen,
maar je kunt dan wel niet meer van de beloften genieten ! Wie na enige tijd het
scapulier weer omdoet na het niet dragen ervan (zelfs jaren), hoeft het niet
opnieuw te laten opleggen.
Aflaten verbonden aan het dragen van
het scapulier
Een gedeeltelijke aflaat =
kwijtschelding van een deel van de straffen die we in het vagevuur moeten
verduren, wordt toegekend aan hen die op godsvruchtige wijze het scapulier of
de medaille hebben gedragen, elke keer als ze hun eenheid met de Allerheiligste
Maagd of met God door middel van het scapulier opnieuw beleven door dit te
kussen of door vanuit het hart een wens, een bezieling of een aanroeping
formuleren.
Een volle aflaat = kwijtschelding
van alle straffen van het vagevuur, wordt toegekend op de dag dat men voor de
eerste keer een scapulier ontvangt, en ook op de volgende feestdagen :
- OLV van de Berg Karmel op 16 juli
- profeet Elia op 20 juli
- H. Teresia van het Kind Jezus van Lisieux op 1 oktober
- H. Teresa van Jezus van Avila op 15 oktober
- alle heiligen van de Karmelieten-Orde op 14 november
- St. Jan van het Kruis op 14 december
- St. Simon Stock op 16 mei.
Deze aflaat wordt onder de volgende
voorwaarden verleend :
-
Biecht, communie, het afzweren van
elke hang naar zonde, zelfs dagelijkse zonden (dat wil zeggen dat men nog
liever zou sterven dan doelbewust een dagelijkse zonde te begaan), gebed voor
de paus (bv. Een Onze Vader en een Wees Gegroet).
-
De wil tot naleven van de
verplichtingen van het Genootschap van het Scapulier : van de broeders van het
Heilig Scapulier wordt dringend een rechtschapen leven en zuiverheid van zeden
aanbevolen, die hen waardig maken voor de moederlijke bescherming en voor de
beloften van de Heilige Maagd.
|