24 uur van Jezus Lijden Luisa Piccarreta
16de uur : van 8 tot 9 uur op goede
vrijdag
Ik dank U, O mijn Jezus, dat U mij door gebed tot eenheid
met U hebt geroepen. En om U meer te plezieren, neem ik Uw gedachten, Uw tong, Uw
Hart, en hiermee wil ik bidden, waarbij ik mijzelf versmelt met Uw Wil en met Uw
liefde; en mijn armen uitstrekkend om U te omhelzen, leg ik mijn hoofd op Uw
Hart. Ik overweeg nu de 24 uur van lijden die U vanwege Uw liefde voor ons
wilde lijden tot Uw dood op het Kruis. Geef me alstublieft de hulp, genade,
liefde, diep medelijden en begrip van Uw lijden.
Pilatus
De
meest bekende gouverneur is Pontius Pilatus, van wie wij weten dat
hij Jezus liet kruisigen. Hij was een Romeins politicus uit de 1ste
eeuw na Chr. Hij stamde uit het oude geslacht van de Pontii. Pilatus was van 26
tot 36 na Chr. praefectus van Judea onder het gezag van het Romeinse Rijk ten
tijde van Keizer Tiberius.
Philo
van Alexandrië beschrijft hem als een harde, onbuigzame man. Volgens de
Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus kwetste hij de Joden diep
door na verplaatsing van het Romeinse garnizoen van Caesarea naar Jeruzalem heimelijk
midden in de nacht Romeinse beeltenissen van de Romeinse keizer op
een vereringsplaats in Jeruzalem neer te laten zetten. Voor de Joden was het
vereren van beeltenissen van personen een gruwel (een van de Tien geboden).
Zijn voorgangers hadden daar rekening mee gehouden, maar Pilatus negeerde deze
gevoeligheid. Na lang aanhouden zwichtte Pilatus uiteindelijk en verplaatste de
beeltenissen van de Romeinse keizer van Jeruzalem terug naar
Caesarea.
Ook
gebruikte Pilatus volgens Philo en Josephus geld uit de tempelkas om een
watervoorziening te laten aanleggen. Tienduizenden Joden, waaronder veel
Galileërs, stroomden naar Jeruzalem voor een massaal protest, wat eindigde in
een bloedbad. Soldaten als burgers vermomd doodden zonder onderscheid een groot
aantal demonstranten. Dit alles zette natuurlijk kwaad bloed.
In het
jaar 31 werd Pilatus' positie verzwakt door de val van zijn vriend Lucius
Aelius Seianus, een gunsteling van Tiberius. Door gekonkel en intriges had
deze Seianus veel macht in het Romeinse Rijk verworven. Maar toen een complot
werd ontdekt om de macht te grijpen werd hij terechtgesteld. Het is mogelijk
dat Pilatus vanaf die tijd heel beducht was voor enige verdenking vanuit Rome
dat hij de Romeinse keizer ontrouw zou zijn.
In de
rechtszaak tegen Jezus, niet lang daarna, lijkt het er veel op dat Pilatus
inderdaad gevoelig was voor zijn reputatie naar de keizer toe. Hoewel hij geen
grond voor de doodstraf kon vinden, gaf hij volgens het relaas van Johannes toe
aan de druk van Joodse leiders, toen die Jezus de uitspraak 'Ik ben de Koning
der Joden' in de mond legden en dreigden dat het vrijlaten van iemand die
zichzelf tot koning uitroept neerkomt op verzet tegen de keizer.
In 36
na Chr. kwam Pilatus ten val. De directe aanleiding was een incident op de
berg Gerizim, een voor Samaritanen zeer heilige berg, waar een
grote groep van hen op aanwijzing van een profeet naar de sinds de verwoesting
van de Tempel van Salomo vermiste heilige Ark van het Verbond
wilden graven. Pilatus vertrouwde de samenscholing niet en liet een aantal van
hen ombrengen. Er ging een klacht met een beschuldiging van moord op
onschuldige burgers naar Vitellius, gouverneur van Syrië. Die gebood
Pilatus naar Rome te gaan om uitleg te geven aan keizer Tiberius en benoemde
Marcellus als procurator van Judea en Jeruzalem in zijn plaats.
Toen
Pilatus, die Vitellius niet ongehoorzaam durfde te zijn, op 16 maart 37 in
Rome aankwam was Tiberius al gestorven. Volgens min of meer legendarische bronnen
zou Pilatus daarna als keizerlijk ambtenaar gediend hebben in Zuid-Frankrijk
waar hij ook overleden zou zijn. Het is niet zeker of Pilatus volgens de
legende zelfmoord pleegde of door een natuurlijke oorzaak aan zijn einde kwam.

Titel
en Pilatusinscriptie
[CAESARIEN]
S(IBVS) TJBERIEVM
[PONJT1VS PILATVS
[PRAEFJECTVS IVDA [EA]E
[D]E'[DIT] (or [D]E[DICAVIT]).
Pontius
Pilatus, prefect van Judea, heeft aan het volk van Caesarea een openbaar gebouw
(of tempel) opgedragen ter ere van Tiberius.

Jezus wordt terug naar Pilatus gebracht en na
Barabbas gekozen. Jezus wordt gegeseld.
Mijn gekwelde Jezus, mijn arme hart volgt U temidden van
angsten en pijn, en door U als een zwakzinnige gekleed te zien, wetend wie U
bent Oneindige Wijsheid, die iedereen redt word ik zinneloos, en ik zeg: Hoe
kan dat! Jezus krankzinnig? Jezus
een misdadiger? En alsof het niet genoeg is, zult U nu na Barabbas geplaatst
worden!
Mijn Jezus, Heiligheid zonder gelijke, U bent reeds opnieuw
voor Pilatus gebracht. Door U zo vernederd te zien worden, gekleed als een
zwakzinnige, dat zelfs Herodes U niet heeft veroordeeld, wordt Pilatus nog meer
verontwaardigd tegen de Joden, en is hij nog meer overtuigd van uw onschuld, en
dat hij U niet moet veroordelen. Maar toch wil hij de Joden wat voldoening
schenken, bijna om hun haat, hun woede en hun vurige dorst naar uw bloed te
temperen. Hij stelt hen voor de keuze : U of Barabbas. Maar de Joden
schreeuwen: Wij willen niet dat Jezus vrij komt, maar Barabbas!
En Pilatus, niet wetend wat te doen om hen te kalmeren,
veroordeelt U tot de geseling. Mijn Jezus wordt als laatste geplaatst mijn hart
breekt in het zien dat U terugdenkt over het geven van Leven aan allen, terwijl
de Joden zich bezighouden met U om U ter dood te brengen. En ik hoor U zeggen:
Heilige Vader, kijk naar Uw Zoon, die gekleed is als een dwaas.
Moge dit eerherstel zijn voor U voor de waanzin van vele schepselen die in
zonde vervallen. Moge dit witte gewaad als een verdediging voor U, voor vele
zielen die zich kleden met het troosteloze gewaad van zonde. Ziet U, O Vader,
hun haat, hun woede, hun razernij tegen Mij, waardoor ze bijna het licht van de
rede verliezen, uit dorst naar mijn Bloed? En ik wil eerherstel bieden voor
alle haat, wraak, woede, moorden en smeken om het licht van de rede voor
iedereen. Kijk Mij nog eens aan, mijn Vader; kan er nog een grotere belediging
zijn? Ze hebben voor de grootste misdadiger gekozen. En Ik wil eerherstel
bieden voor alle misplaatstheden die ze doen. Ach de hele wereld is vol van
misplaatstheden: sommigen plaatsen ons na walgelijke interesses, sommigen na
eer, sommigen na ijdelheden, sommigen na genot, sommigen na hun eigen
gehechtheden, sommigen na waardigheid, sommigen na gulzigheid, en zelfs na
zonde. Alle schepselen plaatsen ons unaniem na zelfs een kleinigheidje. En Ik
ben bereid om te aanvaarden dat ik na Barabbas wordt geplaatst, om eerherstel
te bieden voor de misplaatstheden die de schepselen bij Ons maken.
Mijn Jezus, ik voel dat ik sterf van verdriet en verwarring
in het zien van uw grote liefde temidden zoveel pijn en de heldenmoed van uw
deugden temidden van zoveel pijn en beledigingen. Uw woorden en eerherstel
weerklinken in mijn arme hart zoals vele wonden, en in mijn pijn, herhaal ik uw
gebeden en uw eerherstel. Ik wil mij zelfs geen ogenblik losmaken van U, anders
zouden er veel dingen die U doet mij ontgaan. En wat zie ik nu? De soldaten
nemen je mee naar een pilaar om je te geselen. Mijn Lieveling, ik volg U; en U,
kijk me aan met uw liefdevolle blik, en geef me de kracht om aanwezig te zijn
bij je pijnlijke bloedbad.

Jezus wordt
gegeseld
Mijn allerzuiverste Jezus, U bent nu bij de pilaar gekomen.
Met razernij maken de soldaten U los om U aan de pilaar te binden. Maar het is
niet genoeg. Ze ontdoen U van uw kleding om een wreed bloedbad van uw Heiligste
Lichaam te maken. Mijn Lieveling, mijn Leven, ik voel me zwak van verdriet als
ik U naakt zie. U beeft helemaal, en uw Allerheiligste Gezicht bloost van
maagdelijke bescheidenheid. Uw verwarring, uw uitputting zijn zodanig dat U
niet in staat bent om te blijven staan. U valt bijna aan de voet van de pilaar;
maar de soldaten ondersteunen U niet om U te helpen, maar om U vast te binden
en ze laten U niet vallen.

Ze nemen nu de touwen en binden uw armen zo stevig vast,
dat ze onmiddellijk zwellen en het bloed uit uw vingers schiet. Dan maken ze
van de ring aan de pilaar touwen en kettingen vast aan Uw Heiligste Persoon,
tot aan uw voeten; en om zich vrij op U te kunnen storten binden ze U zo strak
aan de pilaar vast dat u niet geen enkele beweging kunt maken.
Mijn uitgeklede Jezus, sta mij toe om mijzelf uit te
storten, anders kan ik niet toekijken dat U zoveel lijdt. Hoe kan dit? U, die alle geschapen dingen
kleedt: de zon met licht, de hemel met sterren, de planten met bladeren, de
vogels met veren. U naakt? Hoe
durven ze! Maar mijn liefdevolle Jezus, zegt mij door het licht dat Hij vanuit
Zijn ogen zendt: Wees stil, kind het was noodzakelijk dat Ik werd
uitgekleed, om eerherstel te bieden voor velen die zich ontdoen van elke
bescheidenheid, van zuiverheid en onschuld; die zich ontdoen van alle goed en
deugd, en van Mijn Genade. Ze kleden
zich met elke brutaliteit en leven als beesten. Met Mijn maagdelijke blos wilde
Ik eerherstel bieden voor zoveel leugens, overvloed en brute genoegens. Let
daarom op alles wat Ik doe; bid en bied eerherstel met Mij, en kalmeer je.
Gegeselde Jezus, uw liefde beweegt van de ene overdaad naar
de andere. Ik zie dat de beulen de touwen nemen, en U slaan zonder medelijden,
tot het punt dat uw hele Heilig Lichaam gekwetst is. Ze slaan U zo fel en met
zon razernij dat ze reeds moe zijn. Maar er komen er nog twee die hun plaats
innemen. Ze nemen doornige roeden, en zij slaan U zo zeer dat spoedig stromen
bloed uit uw Heiligste Lichaam komen. Dan geselen ze U helemaal, vormen
kervingen en vullen ze met wonden. Maar dit is niet alles; nog twee zijn aan de
beurt, en met ijzeren kettingen met haken, zetten ze het ondraaglijk bloedbad
verder. Bij de eerste slagen scheurt het vlees, dat geslagen en gewond is, nog
meer open en valt op de grond, in stukken gescheurd. De botten zijn onbedekt,
het Bloed stroomt naar beneden. Het is zoveel dat het een plas Bloed rond de
pilaar vormt.

Mijn Jezus, mijn uitgeklede Liefde, terwijl U onder deze
stroom van slagen bent, klamp ik me vast aan uw voeten, om deel te nemen aan uw
pijnen en volledig te worden bedekt door uw kostbaarste bloed. Maar elke slag
die U ontvangt is een wonde voor mijn hart; temeer omdat ik uw gekreun hoor.
Maar uw gekreun wordt niet gehoord omdat de storm van slagen de lucht verdooft.
En in dat gekreun zegt U: Jullie allen die van Mij houden, kom om de
heldenmoed van ware liefde te leren! Kom in mijn Bloed de dorst van jullie
hartstochten temperen, jullie dorst naar zoveel ambities, naar zoveel
bedwelmingen en genoegens, naar zoveel sensualiteit! In Mijn Bloed vinden
jullie de remedie voor al jullie kwaad.
Uw gekreun blijft zeggen: Kijk naar Mij, O Vader, helemaal
gewond onder deze storm van slagen. Maar dit is niet genoeg; Ik wil zoveel
wonden in Mijn lichaam vormen om genoeg kamers aan alle zielen in de Hemel van
mijn Mensheid te geven, op zon manier dat ze hun redding in Mij vormen, en ze
dan laten overgaan naar de Hemel van Goddelijkheid. Mijn Vader, moge elke slag
van deze geselingen eerherstel bieden voor U voor elk soort zonde, één voor één. En terwijl ze Mij aanvallen, laat ze degenen
rechtvaardigen die ze begaan. Mogen deze slagen de harten van de schepselen
treffen, en tot hen spreken over Mijn liefde, tot het punt dat ze gedwongen
worden zich aan Mij over te geven.
En terwijl U dit zegt, is uw liefde zo groot, hoewel de
pijn groot is, dat U bijna de beulen ertoe aanzet om U nog meer te slaan. Mijn
Jezus, ontdaan van uw eigen vlees, verplettert uw liefde mij. Ik voel dat ik
zinneloos word. Uw liefde is niet moe, terwijl de beulen uitgeput zijn en uw
pijnlijke bloedbad niet kunnen voortzetten.
Ze snijden nu de touwen door, en U, bijna dood, valt in uw
eigen Bloed. En door het zien van de flarden van uw vlees, hebt U het gevoel
dood te gaan van verdriet, omdat U in de losse stukken vlees de verworpen
zielen ziet. En uw smart is zodanig, dat U naar adem snakt in uw eigen Bloed.
Mijn Jezus, sta mij toe om U in mijn armen te nemen, om U
een beetje te verfrissen met mijn liefde. Ik kus U, en met mijn kus, omhul ik
alle zielen in U, zodat niemand verloren zal gaan; en U zegen mij.
Overweging
Van 8 tot 9 wordt Jezus uitgekleed tot Hij naakt is en
onderworpen aan wrede geseling. En wij zijn wij ontdaan van alles? Jezus is
vast gebonden aan de pilaar. Laten we ons door liefde gebonden worden? Jezus is
vastgebonden aan de pilaar, terwijl we onze eigen touwen toevoegen, met onze
zonden en gehechtheden. Soms met gehechtheden die goed zijn op zichzelf, maar
waarbij we niet tevreden zijn met de touwen waarmee de Joden Hem vastbonden.
Ondertussen roept Jezus met Zijn medelijdende blik ons op om Hem los te maken.
Zien we niet dat er in die blik ook een verwijt voor ons is, omdat ook wij hebben
bijgedragen in het Hem vastbinden? Om de verdrukte Jezus te verlichten, moeten
we eerst onze ketenen verwijderen om de ketenen van andere mensen te kunnen
verwijderen. Vele malen zijn deze kleine ketens niets anders dan kleine
gehechtheden aan onze eigen wil, aan onze eigenliefde die verontwaardigd is;
tot onze kleine ijdelheden die, ineengevlochten een band vormen, en de
liefdevolle Jezus pijnlijk binden.
Soms wil Jezus Zelf deze ketenen
van ons wegnemen, door liefde gedreven voor onze arme ziel, zodat we Zijn
pijnlijke binding niet kunnen herhalen. Ach, als we treuren omdat we niet willen
gebonden zijn alleen met Jezus, dwingen we Hem, die bedroefd is, Zich terug te
trekken van ons.
Terwijl Hij lijdt, biedt onze
gekwelde Jezus eerherstel voor al de zonden tegen bescheidenheid. En wij zijn
wij zuiver van geest, in onze blik, in woorden, in genegenheden, om niet nog meer
slagen toe te voegen aan dat onschuldige Lichaam? Zijn we altijd aan Jezus
gebonden, om klaar te staan om Hem te verdedigen, wanneer de mensen Hem slaan
met hun beledigingen en overtredingen?
Mijn geketende Jezus, mogen uw ketenen de mijne zijn, zodat ik U altijd
in mij kan voelen, en U me altijd in U kan voelen.
Dankzegging
Mijn lieve Jezus, U hebt me in dit uur van Uw Lijden
geroepen om U gezelschap te houden. Ik heb U horen bidden, eerherstel bieden en
lijden, in angst en verdriet, smekend om het heil van de zielen in de meest
ontroerende stem. Ik heb geprobeerd U in alles te volgen. Ik bied U Mijn
dankzegging en zegening aan. Ik zeg U dank duizenden en duizenden keren, en ik
zegen U voor alles wat U gedaan en geleden hebt voor mij en voor allen. Ik dank
U en zegen U voor elke druppel Bloed die U vergoten hebt, voor elke adem, voor
elke hartslag, voor elke stap, woord, blik, bitterheid en belediging die U hebt
doorstaan. In alles, O mijn Jezus, wil ik U bezegelen met een dank U en Ik
zegen U. Laat mij alstublieft, O Jezus, mijn hele wezen U een voortdurende
stroom van dankzeggingen en zegeningen aanbieden om op mij en op allen Uw
zegeningen en dankzeggingen te doen neerkomen. Alstublieft, O Jezus, druk mij
aan Uw Hart, en bezegel met Uw allerheiligste handen elk deeltje van mijn wezen
met Uw Ik zegen je zodat ik niets anders dan een doorlopende hymne voor U
uit. Amen.
|