Afgelopen weekend bezochten we Gent. Het was zeker tien jaar
geleden dat we dat nog gedaan hadden.
De voorstelling van een bekende stand-up comedian was
uitstekend. Op enkele mopjes na. Ik lach niet graag met aidspatiënten of de
dood van oudere mensen.
Wat ik onthouden heb, is vooral de one-liner van zijn Westvlaamse
grootvader: t e wa da t e. Voor de niet-Westvlamingen onder ons: het is wat
het is.
Dat diezelfde grootvader dood voorover viel in zijn bord soep
aan tafel, negeer ik hier nu voor het gemak maar even.
Het diner vooraf was lekker, de overnachting achteraf
verdiende een vermelding voor beste bed van Gent. Al mocht het ontbijt met vers
roerei er ook best zijn.
Omdat ik die ochtend astronomisch vroeg wakker was geworden,
konden we nog even gezellig kuieren. In het Gravensteen enzo.
Exact dertig jaar na mijn eerste trauma ooit, moest ik
vaststellen dat de graven van Vlaanderen helemaal niet zo wreed waren. De tochtige
vochtige kelder met marteltuigen had plaatsgemaakt voor beschaafde vertrekken. Het
warme hout dat op de plafonds en vloeren ruimschoots was aangebracht, gaf het
Gravensteen bijna een gezellige sfeer. Je zou haast vergeten dat dit gebouw
eeuwenlang dienst heeft gedaan als gerechtshof en gevangenis. De marteltuigen
liggen nu braafjes onder glazen vitrines.
Na aankoop van een mooie zijden sjaal, liepen we richting
vrijdagmarkt.
Het moet gezegd, de burgemeester heeft hier serieus
geïnvesteerd in groene infrastructuur: er wordt wat afgebouwd en gerenoveerd,
daar in Gent. Behalve het Gravensteen zijn er nog heel wat andere buurten aangepakt.
De service flats met groene tuinen en dakterassen rijzen als paddestoelen op
uit de grond.
Met de auto kan je bijna nergens meer in het centrum
terecht, tenzij je over een speciale software beschikt in je GPS die je op onnavolgbare
manier door het centrum gidst.
En kennelijk zet hij daarvoor zelfs speciale verbouwboten in
via het water. Hij heeft het allemaal mooi voor elkaar, die Daniel Termont.
Gent is echt mooier geworden.
Op 25 mei zal er wellicht één socialist in België een mooie
overwinning behalen.
Wat is er mis met deze generatie? schreeuwt de Knack vanaf
zijn titelpagina.
Met daaronder het beeld van een paar afgedragen sneakers.
Het icoon bij uitstek voor de jongeren van vandaag.
Ik noem ze lapjesschoenen.
Noem dat toch zo
niet, mama. Dat zijn degelijke schoenen.
Tot deze winter.
Want deze winter gaat hij skiën, met vrienden. In Frankrijk,
een ongetwijfeld pittoresk maar onbekend dorpje.
De skis worden gehuurd, de deelname is betaald. Hij heeft
dat allemaal heel zelfstandig geregeld.
Het skipak zijn we samen gaan kopen. De bril en helm hebben
we uitgezocht opdat het cool en toch kwalitatief zou zijn.
Ook thermisch ondergoed in bijpassend flitsend zwart.
En zie daar. In de schoenwinkel om kwart voor zes op
zondagavond tijdens de solden: Mama, zouden we geen degelijke winterschoenen
moeten kopen voor de ski-reis?
Ik kan mijn oren niet
geloven. Nu wordt hij echt volwassen.
Geen lapjesschoenen
meer?
Mama, noem dat niet zo. Dat zijn coole mooie schoenen die
perfect onder elke jeans passen.
Maar niet geschikt voor op sneeuw dus? En vorige jaren heb
je nochtans zomer en winter die sneakers gedragen, ook toen het heel koud was.
Okay, we zullen je een paar stevige wandelschoenen kopen, dat gaat jarenlang
mee. Oerdegelijk. Perfect voor op sneeuw, welke wil je?
Hij loopt met ons naar het schoenrek, vist er een geplastificeerde
variant van de lapjesschoen uit en steekt van wal: Deze lijken me heel geschikt,
en die kan ik ook perfect onder een jeans dragen en .
Excuseer, mag ik u wat vragen? Hoe vind ik de Rue dArlon aub?
I am sorry, English or Français.
Aan het Berlaymont gebouw kan je maar beter polyglot zijn,
als je de weg kwijt bent.
Het gebouw is best indrukwekkend, als ik er pal onder sta.
Veel metaal en glas. Belangrijk uitziende mensen. Commission Europeénne staat er op de voorgevel.
Dat staat wel op meerdere buildings in die buurt.
Ik noem mezelf een Belg, en was nog nooit in de Rue de la
Loi.
Al helemaal niet op een dag dat er toevallig gestaakt wordt en ik geen enkel
kruispunt kan oprijden. Mijn uitstap naar
onze hoofdstad gebeurde dus aan de hand van twee verschillende treinen.
Ik verbaas me over de zware werkzaamheden aan het station Brussel-Schuman.
Belangrijk uitziende mensen krijgen hier geen voorkeursbehandeling. Geen rode
lopers of marmeren perrons zoals in de Moskouse metro. Alles is in aanbouw en
zit onder het cement of in de stellingen.
Het valt me op dat de architecten en aannemersbedrijven in
deze buurt goede zaken gedaan hebben. Het enige statige gebouw rijst op naast
het andere. Allemaal met een even voorname uitstraling en opschrift. Ministers en
topambtenaren zullen hier wel kind aan huis zijn.
In de Rue dArlon staat een groepje stakers in groene
kleding te roepen. Megafoons moeten hun boodschap uitdragen. Al vraag ik me af
aan wie. Op mezelf en enkele toevallige passanten na is de wijk leeg. De radioberichten
in de afgelopen dagen hebben duidelijk een ontradend effect gehad.
Het gebouw dat ik zoek, vind ik vrij gemakkelijk. Op de
voorgevel staat: bel om binnen te geraken.
Niet onlogisch, maar toch vreemd. Je zou denken dat zon groot publiek gebouw
een open deur heeft. Misschien zijn de extra veiligheidsmaatregelen nodig.
Op mijn terugweg zijn de straten zo mogelijk nog leger. Er
staat een politiecombi achter een prikkeldraadversperring. Absurd. Is dit onze
hoofdstad? Ik voel me net in een oorlogsfilm beland.
Een roltrap in open lucht naast de straat valt me op. Zo
vaak zie je geen roltrappen in open lucht.
Na wat zoeken vind ik de bouwkeet waar ik een retourtje neem
naar Hove.
Weer op de trein overvalt me de opluchting. Ik voel me
veilig op weg naar die voor mij zo vertrouwde stad aan de Schelde.
De koppeling
van pensioenleeftijd aan gezonde levensverwachting roept bij mij taferelen op
in de stijl van Jeroen Bosch: de gelukkigen genieten van hun pensioen (het paradijs),
de pechvogels gaan dood voor ze een frank gezien hebben (de hel) en de meesten
blijven in het vagevuur van de onzekerheid zitten.
Want wie kan
er vandaag met zekerheid zeggen hoe oud en gezond u en ik gaan worden?
Stel dat een pienter
brein, in dienst van de overheid, erin zou slagen te bepalen hoe lang ieder van
ons kan leven. Met een soort hielprik bij de geboorte, bijvoorbeeld. Dat zou
natuurlijk een ingenieus mathematisch systeem mogelijk maken. Ieder mens zou
dan bijvoorbeeld 20% van zijn leven in pensioenstatus mogen doorbrengen. U
wordt 80 jaar? Prima, dan mag u de laatste 16 jaren van uw leven van een
welverdiend pensioen genieten. U draagt zelf tot uw 64ste bij aan de
opbouw van uw eigen pensioen.
Zon opzet
heeft voordelen:als je door je
genetisch materiaal kans hebt om rond je 50ste te overlijden, dan
kan je al op je 40ste ophouden met werken om nog 10 jaar een reis
rond de wereld te maken. Je zal uiteraard in je 15 jaar loopbaan iets harder
moeten sparen om 10 jaar pensioen op te bouwen. Toch in vergelijking met je buurman van 80 die over een
carrière van 40 lentes beschikt.
Dat
meesterbrein van de overheid zou vanzelfsprekend zwijgplicht moeten hebben.
Anders zou de lol eraf zijn. Wie gaat er nog trouwen, aan kinderen beginnen,
een zaak uit de grond stampen of een huis bouwen, als hij weet dat zijn leven
wellicht ophoudt met 30?
Bovendien zouden de nauwkeurige berekeningen van ons genie snel ondermijnd
worden, als we kennis zouden hebben van het uur en de oorzaak van onze toekomstige
dood. Velen zouden wellicht superveilig
rijden, niet overmatig vet of suikerrijk
eten, nooit beginnen roken, kortom vals spelen vanuit het standpunt
van de statistici. Met zwaardere kosten voor de overheid als resultaat.
Daarnaast zou
onze pensioenwaarzegger geen grote idealist mogen zijn. Mensen redden door zijn
kennis van leven en dood te delen, zou tot willekeur kunnen leiden.
Maar een fraudeur of gokker mag deze job al evengoed op zijn buik schrijven. Ik
kan me voorstellen dat in ruil voor een percentje de verleiding groot kan
worden om met de data te knoeien. Je kan per slot van rekening met een muisklik
zorgen dat de ene mens zijn hele leven lang pensioen trekt en nooit een dag
moet werken, terwijl een andere vreugdevol uitkijkt naar zijn pensioen, dat er
nooit aankomt.
Ondanks Aldous
Huxley s toekomstvisioenen zijn wij geen producten uit de een of andere fabriek.
Je kan van ons geen precieze levensduur bepalen, geen defectenpercentage of
garantieperiode. Ik denk niet dat de overheid al een job advertentie moet
publiceren.
En hoewel zon masterplan zeker het wiskundige vraagstuk van de pensioenen zou
verlichten, hebben onvoorspelbaarheid en mysterie in het leven ook hun charme.
Hoe denkt u
dat de fitte 90-jarige man zich voelt, die 25 jaar na zijn pensioen nog iedere
zomer met zijn caravan in de Franse Riviera rondtrekt?Zou je dat niet het euforische gevoel
bezorgen dat je de super lotto jackpot gewonnen hebt? En wie van ons waagt er niet
graag eens een gokje, zelfs al is er geen zekerheid dat we zelfs maar de prijs
van ons lotje terugwinnen.
Recent publiceerde Knack tien
radicale oplossingen voor het fileprobleem in Vlaanderen.
Knack verschilt drastisch van
mening met mij over de definitie van het woord radicaal.
Bouw meer snelwegen . Ik stel vast dat
er in België sinds 1937 continu aan de aanleg van een autosnelwegennet is
gewerkt. We bezitten momenteel zelfs het grootste aantal kilometers snelweg per
duizend vierkante kilometer binnen de Europese Unie. Tenzij radicaal hier synoniem
is voor overdaad of voor wel zeer innovatieve constructievormen (bv. wolkenkrabber-snelwegen),
zie ik in dit voorstel weinig radicaals.
Sluit op-en afritten . hier lijkt
het artikel een radicaler voorstel te doen.
Ik lees dat in België ongeveer elk gehucht een eigen op-en afrit heeft. Onze
wegen lijken wel op rollercoasters. De sluitingvan enkele op-en afritten kan het aantal uitwijkmanoevers op de
autosnelwegen doen afnemen, wat op zijn beurt zorgt voor een veiligere
autosnelweg en minder fileleed.
Zoals de auteurs van het stuk terecht opmerken, gaat dat wel het sluipverkeer
in de dorpskernen echt niet ten goede komen. Op die manier wordt het probleem
dus niet opgelost, maar gewoon verlegd. Status quo. Helemaal niks radicaals dus.
Voer maximumsnelheid van 80km per uur in op
de autosnelweg . Nu krijgt het woord radicaal al enige invulling. Uit
de toelichting begrijp ik dat je door trager te rijden sneller op je bestemming
kan geraken. Net ben ik overtuigd van deze contradictorische stelling, of de auteurs
nuanceren dit alweer. Ze geven toe dat in Nederland experimenten met verlaagde
maximum snelheid rond stadskernen hebben aangetoond dat fileproblemen maar
liefst met 90% toenemen. Blijkt bovendien dat bij lage snelheden op
autosnelwegen nog steeds veel ongevallen voorkomen door de vele weefbewegingen.
Knack stelt uiteindelijk een meer realistische variant van deze oplossing voor.
Dynamische borden die de maximum snelheid aanpassen naargelang het aantal
autos op de weg. Werkbaar, maar niet
radicaal.
Verbied onlogische vormen van mobiliteit
. De climax in radicaliteit. De bevolking gaat met romantische ideeën op het
platteland wonen, en ziet zich dan in het dagelijkse leven verplicht om alle
dagen te pendelen naar de grootsteden, met lange files als gevolg. Dit zou
moeten verboden of minstens ontmoedigd worden. Ik zie mensen nog niet massaal
verhuizen bij elke verandering van werk. Een huis is geen overhemd. En wat te
doen als je als koppel elk in een andere stad werkt? Deze stelling kan met een
gerust hart radicaal genoemd worden. Maar dan vooral vanwege haar hoog
kort-door-de-bocht-gehalte.
Knack gaat zo nog even door met andere radicale oplossingen op te sommen: Invoeren
van rekening rijden, budget voor openbaar vervoer verdubbelen, bedrijfswagens
afschaffen, thuiswerk subsidiëren, verkeer door een computer laten regelen en
brandstof duurder maken.
De brandstof stijgt vanzelf al genoeg. Het openbaar vervoer kijkt nog steeds te
weinig naar de reële vervoersbehoeften. Thuiswerk wordt gewantrouwd door
werkgevers en bedrijfswagens afschaffen zou licht catastrofale gevolgen hebben
voor minimum de lokale economie. Rekening rijden lijkt me enkel zinvol voor de
schatkist. En hoe zou een computer erin slagen om het complexe en soms asociale
of ronduit agressieve gedrag van automobilisten bij te sturen?
Geen van deze voorstellen is voor
mij overtuigend radicaal. Dat kan beter.
Als ik minister van mobiliteit was, zou ik een heel nieuw systeem invoeren: vier
doelgroepen, vier verschillende rijstijlen, afstanden, mobiliteitsbehoeftes. Ik
zou ervoor zorgen dat die mensen elkaar minder hinderen in het verkeer.
Voortaan zouden alle mensen die voor hun dagelijkse werkzaamheden minder dan 10 kilometer ver hoeven te reizen (enkele rit), niet meer op de autosnelweg mogen. Deze mensen zouden enkel gebruik mogen maken van de secundaire wegen. Of van openbaar vervoer dat afgestemd is op hun behoeften.
Alle anderen krijgen een snelwegvignet dat toegang geeft tot de autosnelwegen. Dit vignet wordt automatisch gescand door een tolhek als je de snelweg oprijdt. Ik voorzie drie types vignetten:
- 2.a Bestuurders die meer dan 10 maar minder dan 30 kilometer per rit rijden. Meestal moeten die enkele afritten na de oprit alweer de snelweg verlaten. Er is geen enkele noodzaak voor hen om volledig links of op de middelste rijstrook te gaan rijden. Noch om op te trekken tot 160 kilometer per uur. Of door het verkeer te slalommen in de hoop van enkele milliseconden te winnen. Wel, ik zou deze chauffeurs tot de koningen uitroepen van de meest rechtse rijstrook op de autosnelweg. Maximumsnelheid 90 kilometer per uur. Met inhaalverbod. Niet telefoneren achter het stuur. Ook niet eten. Of schminken. Ze moeten niet ver reizen, dat ze gewoon op tijd opstaan in plaats van een luie ochtend te willen inhalen door onverantwoord rijgedrag
- 2.b Mensen die tussen 30 en 60 kilometer afleggen per traject. Die zouden van mij de middelste rijstrook mogen claimen. Met een maximum snelheid van 110 kilometer per uur. Opnieuw met inhaalverbod. Ook voor hen zal het tanden bijten worden om niet in de verleiding te komen om toch maar sneller te gaan rijden. Of even de motor te laten brullen van hun bolide. Want ze kopen autos waarmee ze moeiteloos de 24 uren van Spa-Francorchamps zouden kunnen winnen. Terwijl een elektrische wagen die zuinig en milieuvriendelijk isvast beter bij hun reële bestuurdersprofiel past.
- 2.c Pendelaars die meer dan 60 kilometer per traject moeten afleggen. Zij zouden wat mij betreft de meest linkse rijstrook mogen gebruiken. De maximum snelheid zou dan eventueel zelfs opgetrokken kunnen worden tot 130 kilometer per uur. Je zal maar zover moeten rijden alle dagen van en naar je werk. Het mag toch met comfort en privileges gepaard gaan, als er zoveel flexibiliteit van je gevraagd wordt. Ik overweeg zelfs een gratis croissant met koffie in de benzinestations.
Er is een ding waar ik nog niet
helemaal uit ben. Of dit in België haalbaar is zonder prikkeldraad, trajectcontroles
en zware boetes voor overtreders.
Want ik geef het eerlijk toe: radicale
oplossingen vragen wellicht om radicale discipline, of bij gebrek aan dat
laatste toch om radicale repressie.
Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik vind het radionieuws
soms best verwarrend.
19/10/2013
Als er bespaard
moet worden in de gezondheidszorg, dan moet dat volgens de Vlaming bij ouderen,
terminaal zieken en mensen met een ongezonde levensstijl. Dat blijkt uit een
onderzoek van professor Mark Elchardus.
In de regio van
Damascus is de honger zo groot dat moslims er nu ook honden en katten mogen
eten. Nood breekt wet, stelt een aantal Syrische imams in een fatwa.
Ik vat het even voor u samen: er is schaarste in de wereld,
en dat beperkt zich niet tot oorlogsgebied.
Nu is men in Syrië de fase van de rantsoenering al voorbij,
er is niets meer, voor niemand.
Of toch, honden en katten.
Wat vreemd is, gezien gezelschapsdieren worden afgeraden in de Islam.
Een moslim mag geen honden en katten verhandelen, alleen geven en krijgen.
En consumeren dus voortaan.
Neen, dan is het bij ons beter.
Onze welvaartstaat heeft weliswaar een deuk opgelopen door de bankencrisis. Het
geld lijkt plots minder hard door de kraan te stromen als gedacht.
Zoiets vreet aan de kernwaarden van een beschaving.
Gesprekken over rantsoenering betreffen in Vlaanderen dan ook de sociale
kosten.
Mark Elchardus viste voor ons uit dat de Vlaamse jongeren het nut van
besparingen in de gezondheidszorg niet zien. En indien nodig, besparen ze bij
voorkeur niet op zichzelf, maar op de anderen.
Welke anderen? De zwakkeren, u weet wel, de ouderen, de terminaal zieken en de
mensen die zich slecht verzorgen.
Elchardus poneerde trouwens enige tijd geleden dat de pensioenleeftijd moet worden opgetrokken.
Waar wil hij nu naartoe? Mogen oudere werknemers wel langer werken, maar geen
reanimatie meer cadeau krijgen als de noodzaak zich voordoet?
Of wie weet wordt het ene nog wel een voorwaarde voor het andere.
Hun lot lijkt niet beter dan dat van de katten en honden in Syrië.
Wie zal ik eerst verwittigen: Gaia of
Amnesty International?
Open brief aan de Heer Jo Cornu, toekomstig bestuursvoorzitter
van de NMBS: mocht u in uw komende bewindsperiode beter willen scoren dan uw
voorganger Marc de Scheemaeker, dan vindt u onderstaand misschien wel enkele
nuttig tips en aanwijzingen.
Toen ik vandaag van Brussel huiswaarts keerde met de trein,
was ik best nieuwsgierig hoe de Belgische Spoorwegen en stations zich
ontwikkeld hadden sinds ik 21 jaar geleden mijn studies in Gent afrondde.
Eerst en vooral zag ik me geconfronteerd met een deinende
massa duwende en gehaaste mensen, een constant geroezemoes, dat om de haverklap
overstemd werd door de onrustwekkende stem van de omroepster. Was het mijn
trein die vertraging ging hebben? Of was het spoor gewijzigd?
Ik kocht een ticket, en vroeg me af waar de vriendelijke en actieve
loketbediende van weleer was gebleven? U
weet wel, diegene die je na het betalen van je treinticket gauw influisterde
dat je je trein nog net kon halen als je en sprintje inzette van 31 seconden.
Vandaag knikte de man enkel meewarig van achter zijn vensterglas, vaag wijzend
naar de elektronische uurroosters achter me.
Die bleken uiteindelijk een soort digitale versie van de goeie
ouwe gele uurregeling. Via reuze-touch-screen
consulteerbaar.
Spijtig genoeg niet tegelijk met een andere reiziger. Ik moest braaf mijn beurt
afwachten voor ik mijn persoonlijke treintraject kon ingeven.
En toen ik eindelijk, met ticket op zak, en met kennis van het
juiste spoor op zoek ging naar mijn trein, liep ik uiteraard eerst enkele keren
verloren. Niet dat er geen richtingaanwijzers hangen. De ontwerper won er trouwens
vast een prijs voor minimalistisch design mee.
Kortom, mijn nieuwsgierigheid naar de evolutie werd algauw
getemperd. In vergelijking met de indrukwekkende vooruitgang die een kind doormaakt
van zijn geboorte tot zijn 21ste levensjaar, moest ik vaststellen dat de NMBS niet
ingrijpend was veranderd. Een oude grijsaard die er jonger tracht uit te zien met
een haarstukje en een nieuw fris gebit. Gezien de leeftijd van de Belgische
Spoorwegen (°1926) had dit me misschien niet mogen verrassen.
Wat me vooral trof, is dat er in die 21 jaar niemand had
bedacht dat een reiziger die de centrale hal van een groot station
binnenwandelt, wel eens behoefte zou kunnen hebben aan begeleiding.
In de vorm van een fysieke persoon, die je verwelkomt,
begeleidt, attent maakt op de richting die je uit moet om tot bij het juiste spoor te
geraken.
Of, beste Jo, als je de trein van de automatisering verder
wilt brengen dan gedigitaliseerde uurroosters en een app voor iPhone
ticketverkoop, dan kan je ook een digitale begeleider op de markt brengen. Een programma dat automatisch opstart vanaf je
tablet of smart phone zodra je het station binnenwandelt. Personaliseerbaar naar
humeur, leeftijd of welke criteria dan ook. Een gids die je door het hele proces
loodst van aankoop tot het vinden van het juiste spoor, wagon en zitplaats. Met
plattegrond en pijltjes.
Intrigerend vond ik ook het gebrek aan evolutie in de rol van de
kaartjesknipper. Al bijna 90 jaar lang stapt de knipper op de trein na het
fluitsignaal. Vraagt naar je kaartje, knipt er een gaatje in, of stempelt er
een stempel op.
Lijkt het u niet logischer dat die persoon een andere job-inhoud
krijgt, en dat een oogscanner de controle taak overneemt? Dat kan trouwens nog spannende
taferelen opleveren: als je een geldig ticket hebt, gaat de treindeur voor je
open en kan je rustig je plaats kiezen. Als je fraudeert, gaat er meteen een
alarm af. Geen zwartrijders meer.
In alle eerlijkheid was ik nog meest gecharmeerd door de
multicolor ecosorteervuilniszakken in zachte zuurstokkleurtjes op alle perrons.
Er was een aangenaam zachte verlichting en de geur vond ik opvallend neutraal.
Iedereen die ooit met de metro heeft gereisd in Parijs, weet waar ik op doel.
In feite heb ik vandaag een relaxte wachtkamersfeer ervaren op
het perron. En dat is wellicht zoals het bedoeld is: om de pijn van het
lijdzame wachten te verlichten bij mogelijks verlate of geschrapte treinritten.
In elk geval en ik weet niet of dat de verdienste is van
Marc de Scheemaeker - mijn trein was stipt op tijd vandaag.