Mijn zoon van twaalf heeft voor de eerste maal examenstress.
En wij met hem.
Waar is de tijd gebleven dat hij zoet naast zijn teddybeer
lag, op het kussen van zijn wandelwagen, geluidloos, met zijn oogjes toe. Zachte
knuistjes, pure onschuld, fantastische babygeur, beschermend moedergevoel.
De realiteit van een pukkelende rebellerende tiener dringt
de kamer weer binnen. Hij maakt me duidelijk dat ik niets meer over hem te
zeggen heb. Je doet maar mama. Achteloos gezegd. Alsof het hem geen moeite
kost. Alsof hij nooit met me verbonden was via de navelstreng.
Zon bevalling is een mijlpaal. En vooral zon ongelooflijke
metafoor voor de ware aard van het leven. Het kind wil niet langer in zijn
veilige warme omgeving blijven zitten. Het wil eruit, de wijde wereld in. Waar
je het niet kunt beschermen. Waar het zijn knietjes zal openschaven, en met
koorts en rode stippen je verpleegstertalent zal uitdagen.
Ook mijn leraarstalent kennelijk. De draad van Ariadne. Om
uit het labyrinth te ontsnappen.
De examenstrijd lijkt meer op een kluwen van puberende
weerstand dan op een doolhof. De draad noch de navelstreng gaan me hierbij van
nut zijn, vrees ik.
Ik kan maar tien bladzijden per uur doen. Ik heb al 68 bladzijden gedaan op twee uur.
Ik wil geen oefeningen doen, dat duurt te lang. Dat moet niet van de
leerkracht. Mag ik pauzeren, mama? Ik ben niet meer gemotiveerd. Ik stop
met leren. Ik ga leren tot elf uur vanavond. Ik kan het niet. Ik wil
buizen. Weet je wel hoe slim ik ben?.
Het effect van twee vingers in het stopcontact is
waarschijnlijk even sterk als de niet-te-stoppen stroom opmerkingen, woorden en
vloeibare stress die mijn zoon op mij uitprobeert.
Waarom heb ik niet intenser genoten van zijn onschuldige
kinderjaren? Toen hij nog in Sinterklaas geloofde en wij nog zijn sterke rotsen
in de branding waren. Toen een pannenkoek en een troostend woord nog genoeg
waren om hem te kalmeren. En vooral toen hij nog gedwee deed wat wij hem
vroegen. Hoogstens vergezeld van de alom bekende waarom vraag.
Vandaag wordt wat wij zeggen per definitie gecounterd met
een typisch ongenuanceerde adolescenten neen. Niet omdat hij het inhoudelijk
niet met ons eens is, maar gewoon om te zien wat het effect van die neen op
ons gaat zijn. Om te checken of mama na de tiende neen werkelijk met de deur
gaat slaan of wanhopig gaat roepen dat ze er papa zal bijhalen. Om te horen of
mama zal dreigen dat ze alle voetbal trainingen en matchen afzegt voor de
komende twee weken als hij zich zo koppig en stug en rebels en tegendraads
blijft gedragen.
Je doet maar mama. Het ultieme bewijs dat hij vanaf nu
zelfstandig ademt. Hij knipt de navelstreng door. En zoekt zijn eigen draad van
Ariadne.
Recent publiceerde Knack tien
radicale oplossingen voor het fileprobleem in Vlaanderen.
Knack verschilt drastisch van
mening met mij over de definitie van het woord radicaal.
Bouw meer snelwegen . Ik stel vast dat
er in België sinds 1937 continu aan de aanleg van een autosnelwegennet is
gewerkt. We bezitten momenteel zelfs het grootste aantal kilometers snelweg per
duizend vierkante kilometer binnen de Europese Unie. Tenzij radicaal hier synoniem
is voor overdaad of voor wel zeer innovatieve constructievormen (bv. wolkenkrabber-snelwegen),
zie ik in dit voorstel weinig radicaals.
Sluit op-en afritten . hier lijkt
het artikel een radicaler voorstel te doen.
Ik lees dat in België ongeveer elk gehucht een eigen op-en afrit heeft. Onze
wegen lijken wel op rollercoasters. De sluitingvan enkele op-en afritten kan het aantal uitwijkmanoevers op de
autosnelwegen doen afnemen, wat op zijn beurt zorgt voor een veiligere
autosnelweg en minder fileleed.
Zoals de auteurs van het stuk terecht opmerken, gaat dat wel het sluipverkeer
in de dorpskernen echt niet ten goede komen. Op die manier wordt het probleem
dus niet opgelost, maar gewoon verlegd. Status quo. Helemaal niks radicaals dus.
Voer maximumsnelheid van 80km per uur in op
de autosnelweg . Nu krijgt het woord radicaal al enige invulling. Uit
de toelichting begrijp ik dat je door trager te rijden sneller op je bestemming
kan geraken. Net ben ik overtuigd van deze contradictorische stelling, of de auteurs
nuanceren dit alweer. Ze geven toe dat in Nederland experimenten met verlaagde
maximum snelheid rond stadskernen hebben aangetoond dat fileproblemen maar
liefst met 90% toenemen. Blijkt bovendien dat bij lage snelheden op
autosnelwegen nog steeds veel ongevallen voorkomen door de vele weefbewegingen.
Knack stelt uiteindelijk een meer realistische variant van deze oplossing voor.
Dynamische borden die de maximum snelheid aanpassen naargelang het aantal
autos op de weg. Werkbaar, maar niet
radicaal.
Verbied onlogische vormen van mobiliteit
. De climax in radicaliteit. De bevolking gaat met romantische ideeën op het
platteland wonen, en ziet zich dan in het dagelijkse leven verplicht om alle
dagen te pendelen naar de grootsteden, met lange files als gevolg. Dit zou
moeten verboden of minstens ontmoedigd worden. Ik zie mensen nog niet massaal
verhuizen bij elke verandering van werk. Een huis is geen overhemd. En wat te
doen als je als koppel elk in een andere stad werkt? Deze stelling kan met een
gerust hart radicaal genoemd worden. Maar dan vooral vanwege haar hoog
kort-door-de-bocht-gehalte.
Knack gaat zo nog even door met andere radicale oplossingen op te sommen: Invoeren
van rekening rijden, budget voor openbaar vervoer verdubbelen, bedrijfswagens
afschaffen, thuiswerk subsidiëren, verkeer door een computer laten regelen en
brandstof duurder maken.
De brandstof stijgt vanzelf al genoeg. Het openbaar vervoer kijkt nog steeds te
weinig naar de reële vervoersbehoeften. Thuiswerk wordt gewantrouwd door
werkgevers en bedrijfswagens afschaffen zou licht catastrofale gevolgen hebben
voor minimum de lokale economie. Rekening rijden lijkt me enkel zinvol voor de
schatkist. En hoe zou een computer erin slagen om het complexe en soms asociale
of ronduit agressieve gedrag van automobilisten bij te sturen?
Geen van deze voorstellen is voor
mij overtuigend radicaal. Dat kan beter.
Als ik minister van mobiliteit was, zou ik een heel nieuw systeem invoeren: vier
doelgroepen, vier verschillende rijstijlen, afstanden, mobiliteitsbehoeftes. Ik
zou ervoor zorgen dat die mensen elkaar minder hinderen in het verkeer.
Voortaan zouden alle mensen die voor hun dagelijkse werkzaamheden minder dan 10 kilometer ver hoeven te reizen (enkele rit), niet meer op de autosnelweg mogen. Deze mensen zouden enkel gebruik mogen maken van de secundaire wegen. Of van openbaar vervoer dat afgestemd is op hun behoeften.
Alle anderen krijgen een snelwegvignet dat toegang geeft tot de autosnelwegen. Dit vignet wordt automatisch gescand door een tolhek als je de snelweg oprijdt. Ik voorzie drie types vignetten:
- 2.a Bestuurders die meer dan 10 maar minder dan 30 kilometer per rit rijden. Meestal moeten die enkele afritten na de oprit alweer de snelweg verlaten. Er is geen enkele noodzaak voor hen om volledig links of op de middelste rijstrook te gaan rijden. Noch om op te trekken tot 160 kilometer per uur. Of door het verkeer te slalommen in de hoop van enkele milliseconden te winnen. Wel, ik zou deze chauffeurs tot de koningen uitroepen van de meest rechtse rijstrook op de autosnelweg. Maximumsnelheid 90 kilometer per uur. Met inhaalverbod. Niet telefoneren achter het stuur. Ook niet eten. Of schminken. Ze moeten niet ver reizen, dat ze gewoon op tijd opstaan in plaats van een luie ochtend te willen inhalen door onverantwoord rijgedrag
- 2.b Mensen die tussen 30 en 60 kilometer afleggen per traject. Die zouden van mij de middelste rijstrook mogen claimen. Met een maximum snelheid van 110 kilometer per uur. Opnieuw met inhaalverbod. Ook voor hen zal het tanden bijten worden om niet in de verleiding te komen om toch maar sneller te gaan rijden. Of even de motor te laten brullen van hun bolide. Want ze kopen autos waarmee ze moeiteloos de 24 uren van Spa-Francorchamps zouden kunnen winnen. Terwijl een elektrische wagen die zuinig en milieuvriendelijk isvast beter bij hun reële bestuurdersprofiel past.
- 2.c Pendelaars die meer dan 60 kilometer per traject moeten afleggen. Zij zouden wat mij betreft de meest linkse rijstrook mogen gebruiken. De maximum snelheid zou dan eventueel zelfs opgetrokken kunnen worden tot 130 kilometer per uur. Je zal maar zover moeten rijden alle dagen van en naar je werk. Het mag toch met comfort en privileges gepaard gaan, als er zoveel flexibiliteit van je gevraagd wordt. Ik overweeg zelfs een gratis croissant met koffie in de benzinestations.
Er is een ding waar ik nog niet
helemaal uit ben. Of dit in België haalbaar is zonder prikkeldraad, trajectcontroles
en zware boetes voor overtreders.
Want ik geef het eerlijk toe: radicale
oplossingen vragen wellicht om radicale discipline, of bij gebrek aan dat
laatste toch om radicale repressie.
Misschien vindt elke man op een dag de vrouw van zijn leven ?
Naïef wellicht, maar toch, zo zat het in mijn hoofd.
De man kruist de blik van een vrouw, op straat, of in de les, of
elders, op café misschien. De man denkt: dit is ze, de vrouw naar wie ik al
jaren op zoek ben.
Toegegeven, dat zou inhouden dat een blik meer zegt dan duizend woorden.
En dan zouden het nog 1000 nuttige woorden moeten zijn. Want aan gelul
over koetjes en kalfjes heb je niets in zon situatie.
Getroffen door de aanblik van die vrouw.
Liefde op het eerste gezicht. (Op het eerste lichaam klinkt niet poëtisch. En
voor serieel monogaam bestaat geen telwoord.)
In onze consumptiemaatschappij lijkt die liefde meer op een eendagsvlieg.
Garderobe beu-gezien: wegsmijten die handel.
Of via eBay verkopen.
Relatiebemiddelingskantoren als recyclage van weggeworpen partners.
Liefde op het eerste gezicht.
De vrouw van je leven.
Afgelopen week waren we in Cadzand. Met zijn tweetjes.
Zonder de kinderen.
De namiddag begon goed: hot stone massage voor mevrouw,
krantje met koffie voor mijnheer.
Daarna sauna en stoombad, en fris gedoucht aan tafel voor
een naar verwachting uitstekend viergangen diner: oesters, gevolgd door
coquilles.
Rondom ons werden hondjes vergeleken, adressen uitgewisseld.
Duitsers mengden zich met Nederlanders en Waalse toeristen.
We zagen hen genieten van lekkere borden dampend eten. En daarna van de meest
fantastisch uitziende desserten.
Wachten. Wachten. Wachten.
De honger bekroop ons en ons ongeduld begon te steigeren, net als mijn
zelfmedelijden.
Ik begon te ijsberen in het restaurant, opgezweept door mijn hernia.
Mijn man wenkte ten langen leste de hoofdkelner en vroeg of onze hoofdmaaltijd
er aan kwam?
De kelner antwoorde dat hij graag wat tijd liet tussen de gangen van een
viergangenmenu.
Wachten. Wachten. Wachten.
Ten einde raad en compleet nijdig klampte ik een dienster aan om te vragen waar
ons eten bleef.
Nog eens een halfuur later werden we bediend. Met een zelfgenoegzame
glimlach.
Of we een consumptie van het huis wensten?
Mijn man ging voor plat water en ik voor niets.
Mijn bord zag eruit als een hoop uitgekotste rijst met
stukjes kip erdoor. Mijn humeur zakte onder nul, mijn rug deed nu echt pijn.
Ik deed een paar happen en besloot zelfs geen dessert meer te willen.
Mijn echtgenoot onderging lijdzaam mijn omgeslagen stemming
en annex verwijten.
Prima, mijnheer, maar indien u wenst, kunnen we de
dessertjes naar de kamer laten brengen?
Ik was blij te merken dat de hoofdgarçon zich eindelijk zorgen begon te maken
over zijn verkeerd ingeschatte timing met dat Belgische koppeltje. Hij zag er
wat zweterig en verkrampt uit.
Op weg naar buiten kwamen we een kelner tegen met in zijn
handen twee kleurige oranje versierde borden.
Eet u smakelijk, nogmaals met de excuses van de chef.
Mijn echtgenoot bracht de borden naar de koelkast van de mooi ingerichte kamer
in Britse stijl.
Anderhalf uur en een frisse avondwandeling later bleek het
dessert toch nog de moeite: gesmolten ijs in minstens drie kleuren, naast een
cheese-cake met mandarijn op een bedje van zoete wraakgevoelens.
Oktober 2013
Waarom ik columns wilde leren schrijven
Deze vraag kan ik niet zomaar met een chique) eenduidige
reply beantwoorden.
Ik zal eerlijk zijn, de cursus columns schrijven was de
uiteindelijke winnaar na een proces van brainstormen en natuurlijke selectie. Ik
wilde dit jaar eens opnieuw energie in mijn persoonlijke ontspanning en
ontwikkeling investeren. De laatste jaren helde mijn natuurlijke balans nogal
sterk over naar de professionele kant.
Toegegeven, ik ben dan wel een workaholic, maar ik hou
behalve van mijn werk ook nog van kunst, natuur, architectuur, reizen, koken en
eten, kortom cultuur in de breedste zin.
Aangezien de sauna in mijn ogen niet meetelt als cultuur, kwam een wekelijks
abonnement niet in aanmerking. Restaurantbezoek en kokkerellen zijn sowieso al
zaken waar ik ondanks mijn werkverslaving niet aan heb verzaakt. En in de
natuur wandelen was zowat mijn redding de laatste twee jaren, om nog enigszins
van de stress en de ontelbare deadlines te bekomen.
Voor reizen moet je veel centen hebben, toch als je het als wekelijkse hobby
wil doen.
Tja, wat bleef er dan nog over: schilderen en tekenen,
beeldhouwen, fotografie, schrijven, Schilderen heb ik al vier jaar gedaan,
tekenen bleek niet uitdagend genoeg, fotografie en beeldhouwen nemen elk acht
lesuren van mijn vrije tijd in beslag, acht lesuren per week op de academie
wel te verstaan, dus weg van mijn gezin. Weg van een knusse zetel en een
gezellige huiskamer met thee en koekjes.
Neen, dan leek schrijven me wel de beste optie: dat vraagt ook tijd, maar dat
kan ik tenminste overal doen. En dus ook thuis. En daarvoor hoef ik slechts een
aantal keren op cursus te gaan, en daarna gewoon héél véél oefenen.
En bovendien schreef ik toch altijd al graag, van in mijn
tienerjaren. Ooit heb ik eens mijn memoires geschreven, de memoires van een zeventienjarige
wel te verstaan. Aangezien ik nogal uitblink in zelfrelativering, en ik toen
eerlijk vertelde over mijn eerste ervaringen met vriendjes en het Leven, en ik
niet gespeend was van een gezonde dosis humor en sarcasme, bleken mijn
schrijfsels nog best prettig om lezen. Volgens mijn vriendinnen en enkele
zusjes.
Ooit jaren geleden, heb ik die schrijfsels teruggevonden. Niet
alles, spijtig genoeg, maar een deel ervan, en ik moest er zelf best wel weer om
glimlachen. Ik leek nog steeds op dat meisje van zeventien, alleen wat
genuanceerder misschien, en wat ouder. Misschien minder idealistisch, maar nog
steeds ontroerd of geërgerd door dezelfde dingen.
En het mooiste schrijfsel dat me nog rest uit die tijd, is
een liefdesbrief aan mijn huidige man, die toen mijn vriendje was. Als ik die
brief herlees, weet ik weer waarom ik schreef: omdat er iemand was die graag
naar me luisterde en die geïnspireerd werd door mijn bedenkingen en visie.
En misschien is dat wel een goede onderliggende reden om aan
een cursus column schrijven deel te nemen. Goed genoeg voor mij alleszins.
Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik vind het radionieuws
soms best verwarrend.
19/10/2013
Als er bespaard
moet worden in de gezondheidszorg, dan moet dat volgens de Vlaming bij ouderen,
terminaal zieken en mensen met een ongezonde levensstijl. Dat blijkt uit een
onderzoek van professor Mark Elchardus.
In de regio van
Damascus is de honger zo groot dat moslims er nu ook honden en katten mogen
eten. Nood breekt wet, stelt een aantal Syrische imams in een fatwa.
Ik vat het even voor u samen: er is schaarste in de wereld,
en dat beperkt zich niet tot oorlogsgebied.
Nu is men in Syrië de fase van de rantsoenering al voorbij,
er is niets meer, voor niemand.
Of toch, honden en katten.
Wat vreemd is, gezien gezelschapsdieren worden afgeraden in de Islam.
Een moslim mag geen honden en katten verhandelen, alleen geven en krijgen.
En consumeren dus voortaan.
Neen, dan is het bij ons beter.
Onze welvaartstaat heeft weliswaar een deuk opgelopen door de bankencrisis. Het
geld lijkt plots minder hard door de kraan te stromen als gedacht.
Zoiets vreet aan de kernwaarden van een beschaving.
Gesprekken over rantsoenering betreffen in Vlaanderen dan ook de sociale
kosten.
Mark Elchardus viste voor ons uit dat de Vlaamse jongeren het nut van
besparingen in de gezondheidszorg niet zien. En indien nodig, besparen ze bij
voorkeur niet op zichzelf, maar op de anderen.
Welke anderen? De zwakkeren, u weet wel, de ouderen, de terminaal zieken en de
mensen die zich slecht verzorgen.
Elchardus poneerde trouwens enige tijd geleden dat de pensioenleeftijd moet worden opgetrokken.
Waar wil hij nu naartoe? Mogen oudere werknemers wel langer werken, maar geen
reanimatie meer cadeau krijgen als de noodzaak zich voordoet?
Of wie weet wordt het ene nog wel een voorwaarde voor het andere.
Hun lot lijkt niet beter dan dat van de katten en honden in Syrië.
Wie zal ik eerst verwittigen: Gaia of
Amnesty International?
Open brief aan de Heer Jo Cornu, toekomstig bestuursvoorzitter
van de NMBS: mocht u in uw komende bewindsperiode beter willen scoren dan uw
voorganger Marc de Scheemaeker, dan vindt u onderstaand misschien wel enkele
nuttig tips en aanwijzingen.
Toen ik vandaag van Brussel huiswaarts keerde met de trein,
was ik best nieuwsgierig hoe de Belgische Spoorwegen en stations zich
ontwikkeld hadden sinds ik 21 jaar geleden mijn studies in Gent afrondde.
Eerst en vooral zag ik me geconfronteerd met een deinende
massa duwende en gehaaste mensen, een constant geroezemoes, dat om de haverklap
overstemd werd door de onrustwekkende stem van de omroepster. Was het mijn
trein die vertraging ging hebben? Of was het spoor gewijzigd?
Ik kocht een ticket, en vroeg me af waar de vriendelijke en actieve
loketbediende van weleer was gebleven? U
weet wel, diegene die je na het betalen van je treinticket gauw influisterde
dat je je trein nog net kon halen als je en sprintje inzette van 31 seconden.
Vandaag knikte de man enkel meewarig van achter zijn vensterglas, vaag wijzend
naar de elektronische uurroosters achter me.
Die bleken uiteindelijk een soort digitale versie van de goeie
ouwe gele uurregeling. Via reuze-touch-screen
consulteerbaar.
Spijtig genoeg niet tegelijk met een andere reiziger. Ik moest braaf mijn beurt
afwachten voor ik mijn persoonlijke treintraject kon ingeven.
En toen ik eindelijk, met ticket op zak, en met kennis van het
juiste spoor op zoek ging naar mijn trein, liep ik uiteraard eerst enkele keren
verloren. Niet dat er geen richtingaanwijzers hangen. De ontwerper won er trouwens
vast een prijs voor minimalistisch design mee.
Kortom, mijn nieuwsgierigheid naar de evolutie werd algauw
getemperd. In vergelijking met de indrukwekkende vooruitgang die een kind doormaakt
van zijn geboorte tot zijn 21ste levensjaar, moest ik vaststellen dat de NMBS niet
ingrijpend was veranderd. Een oude grijsaard die er jonger tracht uit te zien met
een haarstukje en een nieuw fris gebit. Gezien de leeftijd van de Belgische
Spoorwegen (°1926) had dit me misschien niet mogen verrassen.
Wat me vooral trof, is dat er in die 21 jaar niemand had
bedacht dat een reiziger die de centrale hal van een groot station
binnenwandelt, wel eens behoefte zou kunnen hebben aan begeleiding.
In de vorm van een fysieke persoon, die je verwelkomt,
begeleidt, attent maakt op de richting die je uit moet om tot bij het juiste spoor te
geraken.
Of, beste Jo, als je de trein van de automatisering verder
wilt brengen dan gedigitaliseerde uurroosters en een app voor iPhone
ticketverkoop, dan kan je ook een digitale begeleider op de markt brengen. Een programma dat automatisch opstart vanaf je
tablet of smart phone zodra je het station binnenwandelt. Personaliseerbaar naar
humeur, leeftijd of welke criteria dan ook. Een gids die je door het hele proces
loodst van aankoop tot het vinden van het juiste spoor, wagon en zitplaats. Met
plattegrond en pijltjes.
Intrigerend vond ik ook het gebrek aan evolutie in de rol van de
kaartjesknipper. Al bijna 90 jaar lang stapt de knipper op de trein na het
fluitsignaal. Vraagt naar je kaartje, knipt er een gaatje in, of stempelt er
een stempel op.
Lijkt het u niet logischer dat die persoon een andere job-inhoud
krijgt, en dat een oogscanner de controle taak overneemt? Dat kan trouwens nog spannende
taferelen opleveren: als je een geldig ticket hebt, gaat de treindeur voor je
open en kan je rustig je plaats kiezen. Als je fraudeert, gaat er meteen een
alarm af. Geen zwartrijders meer.
In alle eerlijkheid was ik nog meest gecharmeerd door de
multicolor ecosorteervuilniszakken in zachte zuurstokkleurtjes op alle perrons.
Er was een aangenaam zachte verlichting en de geur vond ik opvallend neutraal.
Iedereen die ooit met de metro heeft gereisd in Parijs, weet waar ik op doel.
In feite heb ik vandaag een relaxte wachtkamersfeer ervaren op
het perron. En dat is wellicht zoals het bedoeld is: om de pijn van het
lijdzame wachten te verlichten bij mogelijks verlate of geschrapte treinritten.
In elk geval en ik weet niet of dat de verdienste is van
Marc de Scheemaeker - mijn trein was stipt op tijd vandaag.