De Warvingegedichten van Hervé J. Casier (°1943) is een bundel om te koesteren, ook letterlijk: ligt bijzonder goed in de hand, sobere lay-out, in een stijlvolle donkergroene kleur. Een pluim voor uitgever C. de Vries- Brouwers!
Ook de gedichten die Casier heeft geselecteerd vanaf de bundel De landman en de wolven (1964) getuigen (opnieuw) van een meesterlijk poëtisch kunnen.
Opnieuw , omdat de dichter, hoewel vaak bekroond of genomineerd, nooit de erkenning heeft gekregen die hij verdient. De handboeken zwijgen over hem en Google biedt nauwelijks relevante verwijzingen. Ik bedoel: de status binnen het literaire wereldje van schrijvers en dichters. Hij is een raspoëet! Om velerlei redenen.
Hervé J. Casier schreef ook een drietal romans (een ervan, De weg naar Elysium uit 1986 werd bekroond met de driejaarlijkse Arthur Merghelynckprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent), drie novellen, maar vooral veel poëzie.
De titel De Warvingegedichten verwijst naar de locatie, de biotoop van de dichter. De volgende annotatie is hier verklarend: De rijweg in de Warvinge wordt aangelegd in asfalt. De aanvang van de werken is voorzien begin 2011. (Uit het verslag van de gemeenteraad van 7 oktober 2010.) Hervé J. Casier woont in Vlissegem-dorp.
In het boek verzamelt hij gedichten uit 14 bundels, aangevuld met Gedichten 2009-2010-2011. Hij gaf zijn gedichten uit bij verschillende uitgevers: Sanderus (Oudenaarde), Saeftinge (Blankenberge), Orion (Brugge), Kofschip-Kring (Keerbergen), De Beuk (Amsterdam) en nu C. de Vries- Brouwers (Antwerpen-Rotterdam).
Zijn poëzie straalt rust en degelijkheid uit. Ook als hij rijmt, voel je geen dwang of gekunsteldheid, hoewel rijmgedichten altijd riskant zijn voor een soort van onbeholpenheid. Hij behoort niet tot een bepaalde stroming, voor zover dat woord nog bruikbaar is in de hedendaagse poëzie, hij heeft een uiteenlopende poëtica. Hij bespeelt vele registers, maar de klankkleur blijft dezelfde. De toonzetting is consistent.
De dichter balanceert tussen enerzijds een sterk vergankelijkheidsbesef en anderzijds een relativerende onthechtheid. Een dualiteit die deze gedichten domineert.
In op het gras (p. 219) begint hij met:
het blauwe konijn
op het gras
in de tuin
iemand zal
in het najaar iets
als schaduw
hebben gezaaid
of geplant iets
wat nu plots
is bovengekomen .
In in de tuin (p. 220) betekent cuniculus niet alleen echt konijn, maar ook droomkonijn, met therapeutische gaven.
als ik slaap
komt het geruisloos
bij mij binnen
aarzelt wandelt
langs de wegen
van mijn lichaam
legt zich na de reis
te rusten
in de zieke kamer
van mijn hart
In de gedichten een winterreis en eine winterreise bereikt hij een bijna zelfde effect: in het eerste gedicht rijdt een trein naar donkerland, in het tweede naar duitsland. Een verschil van één woord, maar wat een hemelsbreed verschil. (Denk aan de oorlogstijd).
Deze gedichten vind je in de bundel Schrijven in Oosterhof (2006).
Hervé J. Casier werkt aan zijn poëzie. Zijn gedichten zijn geschreven in een klare taal. Hij opteert voor een intimistische lyriek, waarin echter niet zozeer het ik centraal staat als wel de omringende wereld. Soms echter valt de tegenstelling op tussen lyrische dichter en de banale werkelijkheid. Een paradox die hij handig beheerst.
Een groot aantal regels blijft je bij, zijn taalgebruik is stevig, hij sluit geen compromissen. Hij is authentiek, veelzijdig, eigenzinnig. Zijn gedichten maken een weinig verliteratuurde indruk.
Zijn woorden intrigeren, houden mijn aandacht vast. Zijn poëzie is soms op een droge manier geestig, maar ze bevat geen flamboyante regels. Die laatste zouden bovendien niet passen in de boodschap. Moeilijk is zijn werk niet, zeker niet, maar wel apart.
Het heeft echter weinig zin om ieder segment van zijn poëzie te willen begrijpen of verklaren. Het is meer een kwestie van meegaan, aanvoelen, je laten overweldigen soms. Voor mij blijft hij een Einzelgänger.
Hervé J. Casier schrijft verstaanbare poëzie in een taal van engelen, geen geleuter, zonder aardig te willen zijn, in een krachtige stijl. De dichter is taalvaardig, groots in toon en stijl, zonder pretenties, met liefde voor de taal. Misschien ook vandaar die dualiteit in zijn poëzie: enerzijds inspiratie, innovatie en anderzijds vakmanschap, metier, scholing.
Hij houdt zich dicht bij huis, hij schrijft gedichten dicht op de huid. Casier zingt als een lyricus, maar een ongebreidelde formuleerlust blijft hem bekruipen.
Met de jaren treedt een verschuiving op van een sterk symbolische beschrijving van de natuur naar het meer focussen op de mens en op concrete gebeurtenissen. Hij slaagt erin een evenwicht te verkrijgen tussen het gewone en het originele van het ogenblik.
Soms verandert in de laatste regel de betekenis van het gedicht. Wat vooral opvalt, - en het schaadt zeker niet aan de poëtische uitstraling van zijn gedichten, - is de zuinigheid waarmee hij met woorden omgaat, expliciet in de bundel Het gewicht van een punt (2001).
er zijn 1
met
nauwelijks
verzet
tussen
twee
zand
korrels
geplet
er zijn 4
twee
geliefden
afzonderlijk
samen
nauwelijks
gescheiden
door
hun
namen
In de eerste bundels lijkt zijn poëzie op woorden die rondlopen. Hij zet zijn territorium af. Veel later, wanneer hij woordsoberheid als kunst verheft, durft hij experimenteren met grafische woordschikking.
De strofen nemen alle vormen aan, afhankelijk van wat de dichter ziet, aanvoelt, denkt en bedenkt: nu eens tweeregelig, dan weer drie- en vierregelig en even dikwijls zijn zij in blok en méérregelig. Casier kiest voor elk gedicht de vorm en de taal die er het beste bij passen. De bladspiegel varieert van één strofe of enkele strofen tot een poëtisch tekstblokje.
Het is de poëtica van een dichter die omzichtig op zoek is naar uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden van taal, die sentimenten wantrouwt maar niet schuwt.
Hij hanteert woorden als tekens. Woorden en zinnen tonen wat zichtbaar is, gespiegeld, verlicht, verkleind, vergroot of fictie. Zijn poëtische statements zijn bereikbaar.
Hiervoor heeft hij geen leestekens nodig, geen moeilijke zinsstructuren, geen scala aan interpretatiemogelijkheden. De visuele werkelijkheid en de emotionele realiteit gaan samen, maken het gedicht, de beelden en het verbeelde creëren een sfeer, vullen elkaar aan, zijn complementair en daardoor zo evenwichtig. Echtheid en fictie, observatie en reflectie, geven het gedicht een twee-eenheid. Casier laat zien hoe hij met taal een nieuwe werkelijkheid creëert.
Hervé J. Casier getuigt in zijn werk van een warme belangstelling voor de mens in de kleine dingen des levens. Hij ageert op een stille manier tegen mensen en dingen die de natuurlijke eenheid van de mens en zijn leefmilieu schade berokkenen. Bij al die ernst maakt hij ruimte voor humor. Zon licht humoristische toets doet niets af van zijn bedoeling: de reconstructie van deze eenheid. Poëzie (en kunst in het algemeen) is een soort wegbereider, richtingaangevend. Het engagement van Casier moet je wel tussen de regels lezen, zoek geen expliciet sociaal gericht bewustzijn.
Hij is een woordenconstructeur, dat is zijn vak als dichter, ik heb geen bezwaar tegen vakbekwaamheid. Poëzie moet echter ook met de mens iets doen, als therapie, een soort van genezingsproces en dat doen de gedichten van deze dichter: zacht dwingend, bijna ongemerkt, poëzie als wonderolie.
Enkele gedichten bevatten de vertellende kracht van verwarring. Met opzet, vermoed ik, wat niet betekent dat zij niet doorgankelijk zouden zijn. De meeste gedichten bevatten een soort geslotenheid, een mystiek, waarin een boodschap is vervat, maar die ook praktische zaken aan de orde stelt. Er is een grote variatie aan onderwerpen. Nooit is hij echter oppervlakkig.
Uit De tuin van alle verten (2008):
aanwezig
aanwezig
in de winkelstraat
de menigte
de zomerdrukte
ertussen zijn
met zn tweeën
op slenterwandel
bezoekje aan
de kledingzaak
de theekamer
de boekhandel
uiteindelijk ontsnappen
aan de overdruk
van dit uitzonderlijke geluk
(p. 245)
Bij een gedicht verwacht je een bepaalde vorm, een metrum of ritme, rijmwoorden. Aan poëzie worden echter nog andere eigenschappen toegedacht, dan alleen uiterlijkheden, zoals gelaagdheid, zorgvuldige woordkeuze, waarbij het woord niet alleen omwille van de betekenis wordt gekozen, maar ook omwille van zijn associatieve kracht en gevoelswaarde. De kracht van poëzie is het spelen met woorden, de dubbele betekenissen.
In vele van zijn gedichten vind ik een melancholiek terugdenken aan vroeger. Een dichter heeft het nodig af en toe weg te vluchten in een eigen wereldje, omdat hij moe wordt van de echte wereld vanwege de vele uiterlijke schijn. Een dichter probeert te ontsnappen aan het dwangbuis van de ordening van de gebruikelijke structuren, hij wil de werkelijkheid naar zijn hand kunnen zetten.
Uit Het laatste kwartier van het landschap (1998):
met heimwee zie ik het aan
mijn land ligt gebleekt
na winterregens gekweekt
zompig vlak uitgestrekt
door wind overzee gewekt
en het ligt er ontwaakt
door de erosie gekraakt
met heimwee zie ik het aan
dit zal niet meer overgaan
(p. 89)
Soms lijkt het of een gedicht geen thema heeft. Is het niet de gelaagdheid die het mogelijk maakt dat iedereen een ander thema noemt? Omdat wij de werkelijkheid anders ervaren?
Een gedicht is voor alles een persoonlijke belevenis, waar de lezer plezier, ergernis, ontroering, verwarring, verwondering, verbazing, minachting of weemoed bij voelt. Dat is poëzie. Zo is de poëzie van Hervé J. Casier.
Deze recensie is te kort om hem recht aan te doen. Casier wisselt uitwaaierende vrije verzen af met klassieke verzen. Alles past bij elkaar, je leest de bundel graag uit. De beste bundel die ik in maanden heb gelezen.
Ik zou wensen dat zijn gedichten een wat breder publiek vonden.
Thierry Deleu
Hervé J. Casier, De Warvingegedichten , uitgeverij C. de Vries-Brouwers, Antwerpen/Rotterdam, 20 11, ISBN 978-90-5927-159-3