Coffs Harbour regio is bekend voor zijn
bananenplantages. Ik heb een wandeling van 4-5 km langs het strand van de
Stille Oceaan uitgestippeld om aan zo een bananenplantage met commerciële annex
(the big banana) te raken. Prachtige wandeling onder een stralende zon, maar
de plantage is gesloten wegens corona gevaar. Ik zeg tegen die madam: het is
toch wel raar dat een openlucht plantage - waarbij het respecteren van de
sociale afstand met wat goede wil makkelijk te organiseren valt-gesloten blijft omwille van corona, terwijl
een supermarkt met een gesloten luchtverversingssysteem wel open gaat. Dit is
klinkklare nonsens. Geen antwoord uiteraard. Het is duidelijk dat zij nog nooit
zover heeft nagedacht. Van pure frustratie heeft Kris dan maar een chocolade
ijsbanaan opgesmikkeld. Beikkens!
Het is intussen middag, maar buiten een
ijsbanaan of andere zoete rommel valt hier niets te eten. In de wijde omtrek
zijn geen expensive restaurants zoals ze dat hier omschrijven, te bespeuren.
Burgerkoterijen ( hier noemen ze dat restaurants) daarentegen zoveel je maar
wil. Dan maar de 4-5 km langs het strand terug gewandeld, in de wetenschap dat
aan de horizon wel restaurants zijn. We hebben twee uur gestapt op zoek naar
een restaurant. En onze koppigheid wordt beloond: we vinden een excellent
visrestaurant. De reeds bekende Blauw oog kabeljauw en de Jewfish (epinephelus
itajara maar ik ben niet overtuigd) gaan onverbiddelijk voor de bjil.
Coffs Harbour regio is bekend voor zijn
bananenplantages. Ik heb een wandeling van 4-5 km langs het strand van de
Stille Oceaan uitgestippeld om aan zo een bananenplantage met commerciële annex
(the big banana) te raken. Prachtige wandeling onder een stralende zon, maar
de plantage is gesloten wegens corona gevaar. Ik zeg tegen die madam: het is
toch wel raar dat een openlucht plantage - waarbij het respecteren van de
sociale afstand met wat goede wil makkelijk te organiseren valt-gesloten blijft omwille van corona, terwijl
een supermarkt met een gesloten luchtverversingssysteem wel open gaat. Dit is
klinkklare nonsens. Geen antwoord uiteraard. Het is duidelijk dat zij nog nooit
zover heeft nagedacht. Van pure frustratie heeft Kris dan maar een chocolade
ijsbanaan opgesmikkeld. Beikkens!
Het is intussen middag, maar buiten een
ijsbanaan of andere zoete rommel valt hier niets te eten. In de wijde omtrek
zijn geen expensive restaurants zoals ze dat hier omschrijven, te bespeuren.
Burgerkoterijen ( hier noemen ze dat restaurants) daarentegen zoveel je maar
wil. Dan maar de 4-5 km langs het strand terug gewandeld, in de wetenschap dat
aan de horizon wel restaurants zijn. We hebben twee uur gestapt op zoek naar
een restaurant. En onze koppigheid wordt beloond: we vinden een excellent
visrestaurant. De reeds bekende Blauw oog kabeljauw en de Jewfish (epinephelus
itajara maar ik ben niet overtuigd) gaan onverbiddelijk voor de bjil.
We draaien het stuur om en starten, met flink
wat tegenzin ik althans-, onze
terugtocht naar het (nog) koudere Zuiden. We rijden in de gietende regen naar het
kuststadje Coffs Harbour. Over de middag stoppen we in Byron Bay om in ons
favoriet Mexicaanse restaurantMargaritas voor de laatste maal nog eens te genieten van een Chipotle
Pollo met een perfect gemaakte mojito. De reactie van de ober die onze
bestelling opneemt zegt alles: maar jullie komen hier jandorie frequenter dan
ikzelf! Van de gelegenheid maak ik
gebruik om in de winkel waar ik een week geleden de teen sleffers gekocht, te
gaan reclameren. De rechtse aansteker (diegene die ik voor de aankoop gepast
had) zit wel prima, maar de linkse niet. Die is verdorie smaller dan de rechtse
en het verschil is dermate dat ik mijn voet er maar half in krijg. No worries:
ik krijg prompt een ander paar. Dat paar heeft exact hetzelfde euvel. Het
daarop volgende paar is wel goed. Amaai.
Vermits we vandaag vooral rijden, heb ik
de kans eens een fait divers aan te halen.
Net zoals in het verre Oosten, is ook in
Australië wit, in plaats van zwart, de traditionele rouwkleur. Nu heb ik onlangs
een baanwinkeltje gezien dat begrafenisdiensten (met verzekering enz) aan
biedt. De naam van het bedrijfje luidt White Lady Funerals , en als
ondertitel a womans understanding. Het logo is het gestileerd silhouet van
een dame in het wit met een opvallende zwarte hoed op. Dat wit een
begrafeniskleur kan zijn, is niet meer dan conventie. Maar dat ze in hun
publiciteit suggereren dat de man eerst zal sterven, vind ik er toch wat over.
Of willen ze ermee misschien op een slinkse manier vertellen dat het organiseren
van het vooroverlijden van de man ook een onderdeel van hun service is? Ik durf
niet binnen gaan. Stel je voor misschien kan ik hier geen vrijblijvende informatie inwinnen. Ik vind die zin over
vrijblijvende info niet zomaar uit: die heeft jaren in de vitrine gehangen van
een begrafenisondernemer op de Statielei in Mortsel.
Nog een over de Australische manier van
wassen (van linnen). Ze steken alle kleuren bij elkaar in een wasmachine, doen
er zeep bovenop en hopsakee wassen maar. Een was temperatuur is voor ouden van dagen.
Alles wordt koud gewassen. Makkelijk en het gaat sneller. Effen wachten en dan
zwier je alle was op uw droogdraad. Het staat het wasgoed vrij te kiezen of het
opteert voor een plaats op de draad of op de grond. Elke keuze wordt
gerespecteerd tot het droog is. Alleen de wind kan sommige stukken wasgoed nog
van gedachten doen veranderen. In één richting althans: van de draad naar de
grond. No worries.
Onze laatste dag in het uiterste Noorden
van New South Wales. We doen een wasje en een plasje en na de namiddag trekken
we naar Kirra beach, de baai voorbij Coolangatta. Nog meer naar het Noorden en bijgevolg
nog meer illegaal. Tegen de oranje achtergrond vanprachtige zonsondergang, zien we dat het in
Brisbane (een 160 km verder naar het Noorden) flink aan het regenen is. Het
geeft altijd een onwezenlijk gevoel om, bij droog weer, te kijken naar een
verder afgelegen streek waar de regen uit de wolken neer gutst als een grote
waterval. Op de terugweg kuieren we over de strandpromenade die vol staat met
palmbomen (van die klein stammigen met wijde kronkelige vertakken). Het zicht
is mooi, maar er is meer aan de hand. Alle maar dan ook alle takken zitten
vol met ruziënde veelkleurige dwergpapegaaien. Met zn honderdduizend
discussiëren ze onderling wie, volgens hun interne pikorde, waar de nacht mag/moet
doorbrengen. Horen en zien vergaat. Het vergt makkelijk een uur vooraleer
iedere parkiet zijn zegje heeft kunnen doen en er een consensus gevormdwordt. Ik heb de verhitte conversatie
gedurende een volle minuut opgenomen (148 MB), om achteraf te bewijzen dat ik
helemaal niet overdreven heb. De lawaai overlast is zo intens dat een normaal
menselijk gesprek moeilijk wordt.
Ons laatste avondmaal heeft plaats bij
een uitgeweken Italiaan van Rome. Hij heeft hier een pastahuis geopend en
kookt, bakt en brouwt zoals in Rome (beweert ie althans).Met een glaasje droge (!) prosecco erbij is het effectief uuuuiiiitstekend! Weliswaar aan
een tafeltje buiten (corona nietwaar), met onze twee onderlijfjes en dikke
winterjassen aan en bij verwarmd met een gasvuurtje op een staander. Australië
warm??? Larie en apekool:s nachts is
dat hier serieus koud!
Mijn bekken protesteert tegen het
ascetisch harde bed in onze camper. Ik stap s morgens als een kreupele oude
man. In het begin volstond dan een beetje beweging om de pijn te verdrijven.
Maar naarmate de weken vorderen, wordt de duurtijd van de verplichte gezondheidswandeling
langer en langer. Vanmorgen was het erg. We doen dan ook een fikse natuurwandeling.
Zo slaan we twee vliegen in één klap: beweging tegen de pijnen water- en moerasvogels bekijken in de
mangroves. Het valt wat tegen: op het eind van de wandeling is de pijn niet weg
en vogels hebben we niet gezien. Ik vrees dat ze in de winter naar het
tropische Noorden migreren. Gelijk hebben ze. Dan maar een mooie
strandwandeling in het (zogezegd) verboden Coolangatta gedaan om de moedige en
wel erg warmbloedige surfers en duikers tebewonderen. De zee staat wilder dan gisteren, de golven zijn uiteraard
groter en de surfers maken daar dankbaar gebruik van.
We willen s middags in een klein
gezellig Italiaans restaurantje gaan eten. We hebben dat gisterenavond ontdekt:
ze hebben och arme vier tafeltjes op de stoep staan, want binnen is er-naast de keuken- geen plaats. Pech voor ons,
het is alleen s avonds open. No worries, dan vereren we ze morgenavond wel met
een bezoekje, denken we. Ons laatste avondmaal in het Noorden van New South
Wales, want zondag keer ik het stuur om en rijden we terug Zuidwaarts naar de
ellendige koude in Sydney. Tot onze euro valt dat het morgen zaterdag is en dat
de Coolangattanen misschien ook wel uit eten willen gaan. Dus belt Kris
onmiddellijk om te reserveren. Alles volzet klinkt het aan de andere kant van
de lijn. Maar het zouden geen Italianen zijn, mochten ze daar voor 2 personen
geen mouw aan kunnen passen. Oef gelukt.
Eens terug op de camping hervat ik mijn
onderhandelingssessies om geld terug te krijgen. Nu is Apollo aan de beurt. Die
mannen verhuren campervans en mobilhomes. Na drie jaar zijn de voertuigen afgeschreven
en schuift Apollo die door naar haar dochtermaatschappij Cheapa. Daar kan je
dan een niet meer zo nieuw exemplaar huren tegen een beduidend lagere prijs.
Net zoals met de aankoop van een huis, ziet men de gebreken pas na enkele
weken. Zo hebben wij het gevoel gekregen dat wij wel de Apollo huurprijs
betaald heb, maar een Cheapa gekregen heb. Ik heb hen dat, met de nodige
argumentatie, laten weten. Ze hebben me gisteren geantwoord dat ze daar wel
willen over praten. Wie niet waagt niet wint!
Klokslag 6 uur staan we op, want we moeten
de boot van 8 uur in de haven halen voor een uitstap walvissen bewonderen. De
timing is correct, de bussen zijn op tijd, de zon is van de partij. Het kan
niet beter zijn. Gelukkig is de boot niet te groot en er zijn maar 20
geïnteresseerden. De stuurman loodst zijn kist recht de volle oceaan in en na
een slordige 15 km stopt ie. Waarom daar en niet 1 kilometer eerder of verder
of meer naar links of naar rechts, ik weet het niet. Want voor ons valt er
niets speciaals te zien, tenzij oneindig veel kalme golven van de Stille
Oceaan. Ik denk Kris op haar gemak te kunnen stellen dat de Stille Oceaan vaak helemaal
niet zo stil is, maar dat helpt niet echt. De schrik om zeeziek te worden zit
er diep in. Gelukkig heeft ze preventief een pilletje genomen.
Maar ons geduld wordt niet lang op de
proef gesteld. Eerst verschijnen die enorme kolossen op ca. 100 meter afstand,
maar het duurt niet lang of ze komen zoals de schipper voorspelde- dichterbij.
Hij beweert dat het speelse en nieuwsgierige dieren zijn. En inderdaad, op de
duur zwemmen ze op 20 meter van onze boot. Ik hoor ze diep brommend adem halen.
Ik mag er niet aan denken als zo een dubbeldekker zich een metertje of 10
vergist: ofwel kiept hij (of zij) onze boot als een notendop om ofwel slaat hij
met zijn staart onze boot rats in tweeën.Even later is het ei zo na van dat: één van die mastodonten duikt uit de
diepzee op net voor onze boeg. Ik schat 5 meter ervoor. Gelukkig realiseert het
beest zich blijkbaar wat er dreigt te gebeuren en hij duikt onmiddellijk.De passagiers roepen op zijn Australisch
waauw, amazing, breathtaking en de hele standaard resem. Ik kijk naar de
kapitein, hij kijkt me in de ogen en slaat een zucht. Bijna zijn boot naar de
haaien (want die zitten hier ook).Het
schouwspel blijft meer dan een uur voortduren. Een viertal van de lieverds
halen hun kunstjes boven: onderste boven zwemmen (zodat alleen de twee punten
van de onderkant van hun staart boven het wateroppervlak uit steekt), verticaal
naar beneden duiken (zodat hun gigantische staart als laatste boven water komt
en tonnen zeewater laat afdruipen) en tot slot plots zonder enige verwittiging
of aanleiding, in een seconde met drie kart van hun gigantisch lijf loodrecht
uit het water opschieten als een raket, even in de lucht blijven hangen en dan
in een overweldigend waterfontein terug in zee te vallen. Als we terug varen, begint het pilletje van
Kris net iets te goed te werken: ze is niet zeeziek, maar gewoon groggy. Straf
spul zeg.
Terug aan land, hoor ik onze schipper
tegen een collega zeggen: 11 miles straight North. Die mannen spelen met de
walvissen onder één hoedje!
In de voormiddag eens lekker niets gedaan
en genoten van de zon op onze kampeerplaats. In de namiddag gaan uitzoeken waar
juist we morgenvroeg paraat moeten staan voor een tochtje op zee. Al goed dat
wD e daar even tijd voor uitgetrokken hebben, want de afspraakplaats is niet zo
voor de hand liggend. Mits wat vragen lukt het uiteraard. Stel dat ik
morgenvroeg om half acht dat had moeten zoeken, dan hadden we allicht onze boot
gemist. Daarna een strandwandeling gemaakt eerst legaal in Tweed Heads en dan
illegaal in Coolangatta in het verboden Queensland (we kennen nu de sluikweg,
nietwaar). Dat is doelbewust want we hebben tegen 6 uur in een bekend grill
restaurant een tafeltje voor 2 gereserveerd. Op het strand van Coolangatta valt
het me op dat de zonsondergang mooi en kleurrijk beloofd te worden. We wachten geduldig
en inderdaad: de horizont kleurt mooi oranje/rood en de zwarte skyline van het
165 km verder gelegen Brisbane steekt er scherp tegen af. Kris maakt duidelijk met
de dag betere en mooiere fotos. Oh, I get by with a little help from my
friends!
Ons candle light dinner, is naar
Australische normen, excellent. Als voorgerecht hebben we ons eens gewaagd aan
zes oesters. Meer uit nieuwsgierigheid om te weten hoe ze smaken, nadat men al
het zilte zeewater heeft verwijderd en de beestjes grondig heeft gewassen. Hawel,
het is echt heel erg: Ze serveren ze met een zoete vinaigrette! Het glaasje
prosecco is even zoet.
Dan de rib eye steak. Onze Angelsaksische
tegenvoeters hier kennende, vragen we heel nadrukkelijk hem RAW te bakken. Het
is iets geworden tussen raw en medium in. Ok, dus. En het vlees was uitermate
lekker. Stukken beter dan wat ik in Europa vinden kan.Het bewijs van mijn bewering is eenvoudig en
sterk: Kris heeft een lap van 350 gram zonder verpinken binnen gesmikkeld. Nu
gij! . Hetfeit dat ook de rib eye
lichtjes gezoet is, zullen we maar door de vingers zien. Ik heb er-opnieuw als test- een pepersaus bij
gevraagd. Al een geluk dat ik de saus in een afzonderlijk kommetje krijg, want
dat spul is ook tot vervelens toe mierenzoet.Het wordt
me elke dag duidelijker waarom de Aussies, zowel mannen als vrouwen, in zo grote
getallen buitenmatig corpulent zijn: sugar³.
In de voormiddag eens lekker niets gedaan
en genoten van de zon op onze kampeerplaats. In de namiddag gaan uitzoeken waar
juist we morgenvroeg paraat moeten staan voor een tochtje op zee. Al goed dat
wD e daar even tijd voor uitgetrokken hebben, want de afspraakplaats is niet zo
voor de hand liggend. Mits wat vragen lukt het uiteraard. Stel dat ik
morgenvroeg om half acht dat had moeten zoeken, dan hadden we allicht onze boot
gemist. Daarna een strandwandeling gemaakt eerst legaal in Tweed Heads en dan
illegaal in Coolangatta in het verboden Queensland (we kennen nu de sluikweg,
nietwaar). Dat is doelbewust want we hebben tegen 6 uur in een bekend grill
restaurant een tafeltje voor 2 gereserveerd. Op het strand van Coolangatta valt
het me op dat de zonsondergang mooi en kleurrijk beloofd te worden. We wachten geduldig
en inderdaad: de horizont kleurt mooi oranje/rood en de zwarte skyline van het
165 km verder gelegen Brisbane steekt er scherp tegen af. Kris maakt duidelijk met
de dag betere en mooiere fotos. Oh, I get by with a little help from my
friends!
Ons candle light dinner, is naar
Australische normen, excellent. Als voorgerecht hebben we ons eens gewaagd aan
zes oesters. Meer uit nieuwsgierigheid om te weten hoe ze smaken, nadat men al
het zilte zeewater heeft verwijderd en de beestjes grondig heeft gewassen. Hawel,
het is echt heel erg: Ze serveren ze met een zoete vinaigrette! Het glaasje
prosecco is even zoet.
Dan de rib eye steak. Onze Angelsaksische
tegenvoeters hier kennende, vragen we heel nadrukkelijk hem RAW te bakken. Het
is iets geworden tussen raw en medium in. Ok, dus. En het vlees was uitermate
lekker. Stukken beter dan wat ik in Europa vinden kan.Het bewijs van mijn bewering is eenvoudig en
sterk: Kris heeft een lap van 350 gram zonder verpinken binnen gesmikkeld. Nu
gij! . Hetfeit dat ook de rib eye
lichtjes gezoet is, zullen we maar door de vingers zien. Ik heb er-opnieuw als test- een pepersaus bij
gevraagd. Al een geluk dat ik de saus in een afzonderlijk kommetje krijg, want
dat spul is ook tot vervelens toe mierenzoet.Het wordt
me elke dag duidelijker waarom de Aussies, zowel mannen als vrouwen, in zo grote
getallen buitenmatig corpulent zijn: sugar³.
Reizen op ne mens zijnen ouden dag is
blijkbaar vermoeiend. Gisterenavond zijn we om half tien gaan slapen. Het was van moetens.
We vielen allebei om van de vermoeidheid. We hebben doorgeslapen tot deze
morgen kwart voor acht.
Na 12 weken verblijf in Australië zijn er
nog steeds een reeks Australische vaste waarden waar we nog geen spoor van
gezien hebben. Zoals daar zijn de in het wild levende possums, wallabis,
kangeroos, koalas, voskoesoes, buideleekhorens, wombats enz, en .. de aboriginal cultuur.
In Tweed Heads is er een Aboriginal
museum en een Cultuur Centrum en een Bora-ring. We starten de dag met een fikse
wandeling naar het museum. We hebben op dat vlak onze verwachtingen met scha en
schande al flink naar beneden bijgesteld. Maar duidelijk nog niet genoeg. Echt
armoe sta bij: wat stenen rommel (letterlijk hé) en enkele boemerangs op een
hoopje gegooid, zonder toelichting of situering van betekenis. Dan het
Cultureel Centrum. Dat blijkt slechts een synoniem te zijn voor het bewuste museumbarakje.
Twee maal noppes dus. Het enige nuttige wat ik uit de rommel in het museum onthouden
heb, is dat een Bora-ring een grote cirkel op de grond was waar twee of
meerdere stammen periodiek samen kwamen om hun geschiedenisverhalen mondeling
door te geven, de sociale banden te onderhouden, nieuwtjes uit te wisselen en feest
te vieren. In de tentoonstelling stond een foto van de nog bestaande Bora-ring,
die we wilden bezoeken. Ja, je hoort me al komen: een grote ring in het zand
Al goed dat ik daar geen kilometers voor heb omgereden.
Op de terugweg naar onze campingplaats,
kom ik tot het besluit dat het Aboriginal probleem hier verre van opgelost is. Vande vijfhonderd verschillende stammen met
minstens 200 verschillende talen in de 18de eeuw (voor de komst van
de blanken), schiet bijna niets meer over. Alles wat van ver of dichtbij met de
Abo-cultuur te maken heeft, wordt hier doodgezwegen en genegeerd. Echt
opvallend.
We hebben gisteren vier maal onze keuze
herzien over de optimale locatie van onze camper op de campingsite waar we ons
voor een week gaan installeren. Heel de discussie over waar de zon staat in het
Zuidelijk halfrond en of ze hier van Oost naar West draait of omgekeerd,
passeerde nog eens de revue. Kompas-applicaties op de smartphones werden boven
gehaald en we stelden vast dat de ene al idioter is dan de andere, maar ze
hebben één ding gemeen, namelijk dat ze allemaal het Noorden in een andere
windrichting aanwijzen. Nietegeloven, en zoiets noemt zich dan kompas. Mijne
kleine teen kan het beter. Uiteindelijk werd het gezond boerenverstand
aangesproken en vanmorgen blijkt dat we een wel overwogen keuze gemaakt hebben.
We ontbijten voor de eerste maal van onze ietwat uitgelopen reis buiten en in
de zon!
Daarna geniet Kris als een welstellende
dama van het verwarmd openlucht zwembad en ik ga een foto nemen van een uit de
kluiten gewassen spin met een web van 1 m². Na de middagboterhammen trekken we
naar het stadscentrum van Tweed Heads. Dat centrum blijkt uit twee stadsdelen te
bestaan: Coolangatta in Queensland en Tweed Heads in New South Wales.De grens tussen beide staten loopt bij wijlen
onvermijdelijk langsheen een straat of dwars door een straat. Het gevolg is dat
de ene helft van de straat tot Tweed Heads kan behoren en de overkant tot
Queensland. Op het eerste gezicht maakt dat voor ons buitenlanders niet veel
uit, maar omdat de corona restricties in Queensland veel strikter zijn dan in
New South Wales, is het onderscheid fundamenteel. Want mensen mogen Queensland alleen
maar binnen onder erg strikte voorwaarden: domicilie, beroep, medische
interventies en dergelijke. Je moet over een speciale toelating beschikken. Die
toelating bestaat uit een A4 blad vol met inhoudsloze data maar erg weinig
nuttige info, die de autobestuurders op hun voorruit moeten kleven. Ik heb autos
gezien met drie A4 bladzijden op hun voorruit! Zon sterk ingeperkt
gezichtsveld gaat nog aanrijdingen veroorzaken vrees ik. Soit, dat is hun probleem.
In alle straten van de stad die de virtuele corona-grens kruisen, staan er bemande
controleposten. Wie geen A4 permit op zijn naam op de voorruit van zijn wagen
heeft kleven, komt er niet in. Dat is tenminste de theorie.
We willen met onze eigen ogen zien hoe de
overheid dat puzzeltje georganiseerd heeft. Mij lijkt het een net met wel erg
grote gaten. Ik vraag me af hoe Queensland haar grens et New South Wales
afdoend kan afsluiten, hoe ze dat gaan realiseren voor de voetgangers of voor
families met leden in de twee staten?
En inderdaad, net zoals in de VS plannen
ze alleen in functie van het autoverkeer: de autos, de bestuurder en de
eventuele passagiers worden gecontroleerd op het bewuste A4 formulier (en) die
ze op de voorruit van hun wagen kleven. Of de namen op het formulier kloppen
met de identiteit van de inzittenden, is een brug te ver voor de politie. Als
het aantal formulieren al klopt mag je zo door.
De voetgangers op hun beurt mogen gaan en
staan waar ze willen, zowel in New South Wales als in Queensland. Ook wij
buitenlanders, stappen dus zonder enig probleem New South Wales buiten en Queensland
binnen en omgekeerd. We zijn zelfs s avonds in het zogezegd hermetisch
afgesloten Coolangatta in Queensland gaan eten. Niemand houdt ons tegen als we
Tweed Heads verlaten en Coolangatta binnen wandelen. Niemand vraagt ons iets. Allemaal
geen probleem. Maar ik kan in Queensland geen auto huren, want daarvoor moet
ik over een permanente verblijfplaats in Queensland beschikken. Wie in een andere
staat (bv New South Wales) woont en familieleden in Queensland heeft, wandelt
dan weer wél zonder moeilijkheden de grens met Queensland over. Eens in
Queensland, huurt hij op naam van zijn
familie een camper en klaar is de Aussie. . Much ado about nothing zou
Shakespeare zeggen. En deze mening wordt hier door het merendeel van de
Australiërs gedeeld.
We pakken in, zoals geoefende Van-rijders,
en vertrekken voor de laatste keer nog eens naar Byron Bay: eerst langs de
supermarkt Woolworths om tegen de middag opnieuw heerlijk te lunchen bij het
Mexicaans restaurant. Intussen tijd is er ook nog even ruimte om langs de
winkeltjes te flaneren: heel aangenaam. De inrichting, het aanbod van klederen
en snuisterijen en de alles overheersende patchouli geur geven ons een
flash-back naar de flower-power periode in de tweede helft van de jaren 60 van
de vorige eeuw. Ongelooflijk maar waar, vinden wij teen sleffers voor Mark:
maat 48: deze zullen heel goed van pas komen om te douchen! Een tweede
voltreffer vanmorgen is dat er terug cash geld afgehaald kan worden met de
debetkaart: dat probleempje is daarmee ook weeral van de baan.
Eindelijk is het dan 12 uur en zijn bij
Margerita de eerste klanten: wij installeren ons buiten op het terras, badend
in een stralende zon bij 20 graden (jaja we naderen de evenaar hé)smaakt een mezcal dubbel zo goed! Zelfs een
alcoholvrije mojito voor Kris, smaakt heerlijk bij onze Chipotle met kip.
Dan naar Tweed Heads. In eerste instantie
liefst niet via de autostrade, maar na 25km kronkelende smalle wegen, op en
neer, besluiten wij toch maar de M1 op te rijden: een verstandige keuze, blijkt
achteraf: de resterende rit zou toch nog meer dan 60km verder slingeren in het
groen.
Tweed Heads ligt zo een 80km ten Noorden
van Byron Bay, net aan de grens met Queensland. We zitten met andere woorden op
100km ten Zuiden van Brisbane, de plaats waar onze reis in april had moeten
starten. In de staat waar de zon WARMTE geeft en niet doet alsof. Maar de
heilige Corona heeft er anders over beslist. Onze troost is dat het hier de
volgende week ook goed weer zal zijn. We gaan ervan genieten. Ik heb ter
voorbereiding mijn onderhemdje met mouwen en mijn flies al uit gedaan. Net voor
Tweed Heads houden we even halt bij een tankstation annex koffiebar langs de
M1. Het valt me direct op dat de politie-aanwezigheid hier wel serieus is: vier
politiewagens staan klaar. Dat belooft
voor morgen als we aan de coronagrens met Queensland komen.
Onze kampeerplaats blijkt uitstekend te
zijn: vriendelijk en tegemoetkomend ontvangst en raar maar waar, deze uitbaters
hebben de coronatijd nuttig besteed aan het vernieuwen van het sanitaire
gedeelte: picobello! Op 1 ½ u tijd is
onze was weer proper, gedroogd en gestreken!
Een verwarmd zwembad lonkt reeds om
morgen uit te testen: zal deugd doen om mijn bikini boven water te halen, na 3 ½
maanden in mijn valies gezeten te hebben. En nu Mark ook teen sleffers heeft,
zullen wij er hopelijk morgen vroeg kunnen van genieten: eindelijk!
Onze laatste dag in Byron Bay benutten we
om een strandwandeling te maken. Een stralende zon maakt het nog beter. De baai
is bekend bij de surfers. Hier komen namelijk verschillende zeestromingen samen
en dat creëert uiteraard buitenmaatse golven. Mooi om even te bewonderen, maar
na een tijdje wordt het wel eentonig. Dus stappen we de landtong die het meest
Oostelijke punt van Australië vormt af. Het bospad langs het strand is me eigenlijk
te steil en ik trap op mijn adem. Wat een verschil met enkele jaren geleden in
Colombia, zeg. Mens, mens ik word oud. Gelukkig zie ik vanuit een ideale hoogte
neer op een school dolfijnen die in het heel doorzichtig blauw water voorbij
zwemmen en mijn triestig gevoel verdringen.
Bij het verlaten van de parking, kunnen
we op het nippertje een botsingske vermijden. Kris stuurt de camper -
voorzichtig zoals altijd- zachtjes richting uitgang tot er plots aan de linkse
kant een zwarte racewagen zonder uitkijken achteruit schiet om zijn
parkeerstrook te verlaten. Zowel hij als Kris kunnen nog net op tijd stoppen. Het
scheelt jandorie maar 30 cm. Van geluk gesproken: dit kan tellen. Laconieke reactie
van Kris is: dat zou eens wat anders geweest zijn; het is niet iedereen
gegeven om onzacht in contact te komen met een product van de gebroeders
Maserati!
Terug in het stadje Byron Bay steven ik
recht af op een Mexicaans restaurant met een niet direct originele naam
Margarita. Ik had dat etablissement op onze eerste avondlijke verkenningstocht
al opgemerkt. Bij het binnenkomen zegt la dueña tegen mij: hé, ik herinner me
u, jij bent hier een paar dagen geleden al eens gepasseerd. Ik sta paf. Zon
visueel geheugen vind ik indrukwekkend en die gave is voor haar allicht
commercieel wreed handig. Kris kiest een mojito en ik een margarita añeja.
Allebei correct van smaak, net zoals het eten zelf. Het was een ruime bowl
(twee handen groot) uit gebakken maïsbladerdeeg, gevuld met alles wat je in een
klassieke Mexicaanse keuken kan vinden: frijoles (zwarte bonen), choclo (maïs),
rijst, sla, wortelen, rucola, ui, avocado, komkommer, versnipperde rode kool,
zonnebloem- en pijnboompitten, koriander, chili, limoen, enz, en dat
vervolledigd met kip. Zelfs Krisachteruit die nu niet direct een grote
liefhebber is van Mexicaans eten (wegens te pikant), vind het lekker, ech
lekker. Het bevalt ons zo goed dat we morgenmiddag, alvorens door te reizen
naar Tweed Heads, terug gaan. Waar een goed visueel geheugen al niet goed voor
is!
Ondanks de sterke koffie val ik daarna
jandorie rechtop zittend in slaap. Niet één keer, maar ettelijke keren na
elkaar. Ik kan mijn ogen niet open houden. We zijn dan maar naar onze camping
gereden. Daar heb ik nog een uurtje geslapen. Amaai.
Herinneren jullie nog het exploot van
enkele jongen gasten, die in 1970 op drie balsavlotten (las balsas) de Stille
Oceaan van Guayaquil in Ecuador naar Ballina aan de Oostkust van Australië
hebben overgestoken? Dat vlot bestaat nog steeds en kan men bezichtigen in het
Maritiem Museum in Ballina. Dat stadje ligt op 25 km van onze huidige
kampplaats. Dus trekken we daar vandaag even naar toe.
Het vlot, Aztlan gedoopt naar het
mytische land van de Azteken, is nog steeds in relatief goede staat en het is
me een raadsel hoe die mannen met een dergelijk klein vaartuigje van aaneen gesjorde
balken balsahout met een diameter van ca 40 cm elk de helemaal niet zo Stille
Oceaan hebben kunnen oversteken. De begaan/bestaanbare oppervlakte bedroeg immers
naar schatting 8 op 16 meter. Het vlot had 1 zeil van 4x6 meter en een hutje van bamboe van 2
bij 2 meter en och arme 1,6 m hoog. In het museum tonen ze ook de 1 uur durende
film die die mannen van hun reis zelf gemaakt hebben, beginnend met het kappen
(bij volle maan, van de vrouwelijke balsabomen in het Ecuadoriaans oerwoud. De
plaatselijke indianen stammen beweren namelijk dat die balsabomen dan het
meeste sap bevatten en dus het meest waterbestendig zijn), het sjorren (want
zonder nagels of bouten) tot hun aankomst, na 14.000 km varen in 182 dagen, in Ballina. De bemanning was een bont internationaal gezelschap: een Spanjaard ( de initiatiefnemer), een Fransman, een Canadees en een Chileen. Indrukwekkend!
In de namiddag wandelen we nog even langs
een inham van de kust tot Kris plots een grote vis opmerkt. Als ik in de
aangewezen richting kijk zie ik eerst niets, maar even later merk ik wat verder
op een grijze rug met een verticale vin erop. Een dolfijn dus, want voor een
haai was het formaat wat te bescheiden.. Voor Kris was het de eerste maal dat
ze een echte in het wild tegen kwam.
Deze morgen dalen we af van de hoog plateau
New England (slechts 900 tot 1100 meter hoor) van de staat New South Wales en
rijden we een 400 km Noordoost tot Byron Bay aan de kust. We hopen dat we de
ijzige kou kunnen inruilen voor een meer menselijke temperatuur boven de 20
graden. Terwijl ik rij en het landschap zie evolueren, versta ik waarom er
zoveel Schotten en Ieren naar deze streek geëmigreerd zijn. Het lijkt warempel
sterk op Schotland: hetzelfde glooiende en groene landschap, de mist, de
regenvlagen en de snijdende kou s nachts. In de namiddag komen we aan in Byron
Bay. Het weer is nog niet echt je dat, maar de temperatuur schommelt al rond de
20 graden. Het kan alleen meer beteren en we hopen eindelijk onze winterkledij
(wat een geluk dat we daar toch iets van mee hadden) voor de rest van ons leven
kunnen inpakken. Ik verafschuw de kou nu nog meer dan vroeger: het vreet de
energie letterlijk uit mijn lichaam.
Kris verneemt dat de wolkbreuk van
gisteren waterschade veroorzaakt heeft in het hele appartementsgebouw en dus
ook in haar appartement. We hebben fotos gekregen met het water op haar
kookplaat, op de keukenvloer, in de technische ruimte en zo verder. Blijkt dat
de afvoer van het plat dak van het gebouw door de aanhoudende droogte vernauwd is
geraakt. Als er dan een wolkbreuk komt, zoekt het water, dat niet snel genoeg
door de afvoerpijp raakt, een andere weg. Vermits er geen waterspuwer voorzien
is (iets wat de aannemers in de Middeleeuwen al deden om dat euvel te
vermijden!) heeft het water zich een weg gezocht langs de dienstkoker en de
schouw van de dampkappen. Hier gaan we weer. Zo blijft ne mens bezig.
Aangezien de corona restricties worden
versoepeld, kan ik steeds makkelijker voor kleine bedragen cash betalen in
plaats van met een creditkaart. Ik probeer daarom nu al enkele dagen tevergeefs
geld uit de muur te halen. In het begin van onze reis (maart) heb ik dat enkele
malen zonder problemen gedaan, maar nu lukt me dat om een of andere reden niet
meer. Eerst dacht ik bij een ATM van een verkeerde financiële instelling zat.
Ik herinner me dat dit fenomeen zich in Zuid Amerika wel eens durfde voordoen.
Maar na enkele dagen en pogingen bij een tiental verschillende banken, weet ik
zeker dat dit niet de oorzaak kan zijn. Eén van de ATMs gaf me als foutboodschap
dat zij geen overeenkomst hadden met mijn financiële instelling om dergelijke
transacties uit te voeren. En dat deed bij mij licht in de duisternis schijnen:
ein Aha-Erlebnis! Vóór de start van de reis heb ik bij Argenta het nodige laten
doen om mijn Maestro kaart ook in ATMs van Oceanië te kunnen gebruiken.
Misschien check ik best toch eens de periode , waarvoor ik die uitbreiding had
aangevraagd. Misschien is die wel verlopen. En inderdaad, ze liep tot 22 mei.
Oef, dan wel binnen enkele dagen geregeld zijn.
Erger dan gisteren kan niet. En
inderdaad, de zon straalt prachtig en smelt de nachtelijke rijm en mijn
ijsgevoel snel weg. We rijden vandaag even Oostwaarts. Op de baan naar Graftyon
zijn er toegangen naar twee Nationale Parken die tot het UNESCO natuurerfgoed
behoren: het Gibraltar Ranger Park en het Washpool National Park. We kiezen
voor het Gibraltar Ranger Park. Eerst een, naar Australische normen kort tripje
van 90km naar het Visitor Center en dan nog 10 nagelbijtende kilometers over een
kronkelend grintpad. We halenenz. het
zonder kleeer- en lakschade. Dan gaan we overmoedig voor de tree en ferns
trail van 6 km met een moeilijkheidsgraad graad medium. In het prachtige
woud hebben we van alles gezin: afgebrande bomen die opnieuw beginnen schieten,
zwammen, paddenstoelen en vogels. Prachtig, maar vermoeiend. Halverwege de
klimpartij stoppen we zogezegd voor een picknick- en dan keren wijselijk
terug. Veel dieren gehoord, maar geen enkel gezien. Ook geen uilen, al beweert
men dat er veel zitten.
s Avons gaan dineren inhet vermaledijd restaurant waar gisteren
alles fout liep. Nu was het perfect: het onthaal, de tafel naast een kanjer van
een brandende open haard en de maaltijd. Het waren gevuld (reuze)
paddenstoelenals voorgerecht en
lamscarré (met muntsaus) als hoofdschotel. Echt lekker.
(sorry voor de opsplitsing in twee delen. Google doet weer extra moeilijk en last na X aantal lijnen en reclameboodschap toe. daarom splits ik de tekst in 2 delen.
Hoe heetdat nu weer? Bloed onder iemands nagels halen, niet? Jongens wat een software is me dat: klaar voor alpha testen ? Bèta durf ik nog niet zeggen, dat is nog wat te vroeg.
Dan schakel ik mijn reservetroepen in en ik stuur Kris het
veld in. De drie vrouwen vinden, na een paar kubieke meter luchtverplaatsing,
een compromis. We mogen onze maaltijd buiten nemen (wat eigenlijk niet kan) en
we krijgen er kraantjeswater bij (wat wel mag). Als we daarna de koffie en een
(nieuwe) pint binnenskamers nuttigen (wat wel mag) zijn alle regeltjes gerespecteerd
en worden alle plooien glad gestreken. Zucht.
Na een kwartier serveren ze triomfantelijk een bestelling:
een hamburger met fritten, maar . niet onze vis. Na nog een kwartier later
verschijnt eindelijk onze bestelling. In totaal met een uur vertraging. Sorry
een system error zeggen ze dan.
Ik zou nu nog een analoog verhaal kunnen vertellen over mijn
bankkaart en geld afhalen, maar ik ga het niet doen. Te zot om los te lopen.
In de namiddag komen
we aan op onze volgende camping, in Glen Innes. We vragen war basis info en de
uitbater geeft ruiterlijk toe: mijn mede-investeerder is er vanonder
getrokken, nu sta ik er alleen voor en ik weet van niets. Ik dacht echt dat ie
zijn zin zou vervolledigen met Im from Barcelona.
Erger dan gisteren kan niet. En
inderdaad, de zon straalt prachtig en smelt de nachtelijke rijm en mijn
ijsgevoel snel weg. We rijden vandaag even Oostwaards. Op de baan naar Graftyon
zijn er toegangen naar twee Nationale Parken die tot het UNESCO natuurerfgoed
behoren: het Gibraltar Ranger Park en het Washpool National Park. We kiezen
voor het Gibraltar Ranger Park. Eerst een, naar Australische normen kort tripje
van 90km naar het Visitor Center en dan nog 10 nagelbijtende kilometers over een
kronkelend grindpad. We halenenz. het
zonder kleer- en lakschade. Dan gaan we overmoedig voor de tree en ferns
trail van 6 km met een moeilijkheidsgraad graad medium. In het prachtige
woud hebben we van alles gezin: afgebrande bomen die opnieuw beginnen schieten,
zwammen, paddenstoelen en vogels. Prachtig, maar vermoeiend. Halverwege de
klimpartij stoppen we zogezegd voor een picknick- en dan keren wijselijk
terug. Veel dieren gehoord, maar geen enkel gezien. Ook geen uilen, al beweert
men dat er veel zitten.
s Avons gaan dineren inhet vermaledijd restaurant waar gisteren
alles fout liep. Nu was het perfect: het onthaal, de tafel naast een kanjer van
een brandende open haard en de maaltijd. Het waren gevuld (reuze)
paddenstoelenals voorgerecht en
lamscarré (met muntsaus) als hoofdschotel. Echt lekker.
Een pracht van een sterrenhemel dus weer een erg koude
vannacht. De airco/verwarming begint vanmorgen tekenen van vermoeidheid te
vertonen. Ik heb ze dan maar afgezet. Gelukkig dat de zon het zaakje snel
opwarmt. De camping in Inverell heeft gelukkig doucheruimtes die verwarmd zijn.
Geen 20 graden, maar toch een aangenamere temperatuur dan buiten. Het is de
best uitgeruste camping die we tot op heden hebben gehad.
Op het programma staat een kort ritje naar het
mijnwerkers-dorp Emmaville, 107 km Noordwest van Glen Innes. Na alle nare
ervaringen met de Australische neiging om alles in misplaatste superlatieven te
benoemen, heb ik vooraf toch even gecheckt in het plaatselijke Toeristenbureau
of de weg ernaar berijdbaar is met een camper, of het dorpje wel interessant
was, of het plaatselijke museum over het harde mijnwerkersleven open isen of het de rit wel waard is. Telkens een
affirmatief antwoord.De rit verliep vlekkeloos.
Maar eens daar is de ontgoocheling adembenemend groot: geen enkel spoor van
het vroegere saffier-mijnwerkers dorpje. En het museum is een echt lachertje.
Tegen betaling van 2 dollar per persoon kunnen we ons vergapen aan onder meer
een mechanische schrijfmachine, wat half vergane fotos van grootmoeders tijd,
veel oude verroeste ijzeren werktuigen en tot slot veel, heel veel steentjes en
stenen, de ene al wat edeler dan de anderen. Toppunt is een hoopje ordinaire
stenen die net van de berm van de rijweg leken opgeraapt te zijn en die voor 2
dollar per steen verkocht worden. We voelen ons serieus bedrogen door onze
reisgids én door het toeristenbureau. Het zij zo, 4 dollar en 214 km armer.
Terug in Glen Innes vinden we, na flink wat zoeken, toch iets
om te eten. Ik kan kiezen tussen roasted beef of the day (een stukje gehakt
tussen een ping-pong sandwich) en een moot barramundi vis. Ik opteer uiteraard
voor twee maal vis. Vermits het prachtig weer is, willen we onze maaltijd in
het zonnetje verorberen. Naïef zeg ik dus dat we de maaltijd buiten willen
nuttigen. Tja, blijkbaar schort er wat aan mijn uitspraak van het Engels
(allicht té posh voor een doorsnee Australiër van het binnenland), want ik heb
dat enkele malen moeten herhalen. Koppig willen ze de maaltijd binnenskamers
serveren. Na driemaal geven ze uiteindelijk toe. Mij nog steeds van geen kwaad
bewust, wil ik in een daad van overmoed- nog drank bestellen. Ik start met de
pint, maar vooraleer dat ik ook nog een koffie kan bestellen, onderbreken ze me
al dat ik aan de toog van het restaurant geen pint kan bestellen. Als ik dat
per sé wil, dan moet ik terug naar buiten en het volgende huis (dat een café
blijkt te zijn) terug binnen! Ik voel me net in Zuid Amerika. Ik slik mijn
irritatie in, denk hier gaan we weer en ik doe braaf wat ze vragen. Ik
presenteer me aan de toog van het café en ik stel vast dat het gewoon de
achterkant is van de toog van het restaurant. De toog staat namelijk in een gat
dat ze uit de scheidingsmuur tussen restaurant en café hebben uitgekapt. Ik
haal diep adem en bestel zo neutraal mogelijk mijnpint én een koffie. En dan zegt mijn madam
aan de andere kant van de toog (of nauwkeuriger aan de tussenkant van de toog)
doodleuk dat ik de koffie niet in het café maar in het restaurant moet
bestellen. Mijn bloed kookt en ik zeg allicht iets te nadrukkelijk- dat ik er
niet aan denk om nog eens een extra rondje om hun twee etablissementen te lopen
om een tas koffie te bestellen. Ja maar, verweren ze zich (mijn madam had intussen
al versterking laten aanrukken): dat zijn hier wel twee gescheiden
boekhoudingen hé en twee verschillende eigenaars. De stoom komt intussen, zoals
in de oude tekenfilmen, uit mijn neusgaten en oren gespoten. Ik geef daarom
niet af, dring aan en ze schenken me de pint uit. Dan, pas dan, vertellen me
dat ik die pint niet buiten op het terras mag nuttigen, want ze hebben geen
tapvergunning. Als ik ze buiten wil opdrinken, moet dat op de achterkoer
gebeuren. Ik geef het op en zeg dat ze de pint en de koffie voor mij part zelf
kunnen opdrinken, maar wel opletten dat ze het in het juiste etablissement
doen. Misschien best op de achterkoer.
Vannacht niet veel geslapen. Het vroor en de verwarming in
onze camper kon dat niet voldoende compenseren. We zijn om 7 uur over bevroren
gras naar de douches gestapt. De douchecellen zijn niet verwarmd en om
schimmelvorming te voorkomen, zijn er langs alle hoeken en kanten ruime
openingen voorzien. Het is daarbinnen dus niet warmer dan er buiten. Gelukkig
lonkt de beloning: het douchewater is smoorheet. Ik ben kwistig omgesprongen
met flink wat liters proper drinkwater, kwestie van mijn witte voeten terug een
vleeskleur te bezorgen. Maar dan komt de zon en de temperatuur schiet de lucht
in. Om 9 uur zijn we helemaal ingepakt om naar Inverell te rijden (West van
Glen Iness). Dat stadje is wereldberoemd voor zijn saffier- en andere
edelgesteenten mijnen. Mij interesseren die edelgesteenten niet zo erg. Saffier
bijvoorbeeld is in essentie niets meer dan andere vorm van siliciumoxide.
Zonder onzuiverheden is het zelfs kleurloos. Zit er Fe en Al onzuiverheden in,
dan heeft het de typische blauwe kleur. Andere onzuiverheden geven dus een
andere kleur en een andere naam aan het gesteente. Maar Kris heeft er wel
belangstelling voor. Vandaar. Weer een ontgoocheling. De hoogdagen van Inverell
situeerden zich blijkbaar in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Toen leverden
die mijn ¾ van de wereldproductie. Het stadje is nu dus vergane glorie en de
schaarse steenwinkeltjes die er nog zijn verkopen alleen protserige,
kitscherige dingen. Het enthousiasme van Kris zakt in enkele minuten dan ook
tot onder nul. We zijn ons verdriet dan maar gaan ver- eten in een goed
restaurant. En dat lukte wonderwel: de maaltijd is perfect.
Het weer is vandaag perfect: 20 graden en een stralende zon.
Dus wijzigen we onze plannen en zoeken onmiddellijk ons kampplaats op. Zo
kunnen we nog enkele uren genieten van de welgekomen temperaturen en het laat
ons toe nog eens een wasmachine te laten draaien.
Het heeft de hele nacht pijpenstelen
geregend. En om 7 uur is het vat nog niet af. Ik heb geen zin om mijn pyjama
broekspijpen te laten natregenen, dus laat ik die uit en vertrek naar de
douchecellen met mijn regenjas aan. Dat blijkt eens te meer de meest afdoende
remedie te zijn tegen natte kleren: doe ze uit voor ze kans krijgen om nat te
worden. Kris volgt schoorvoetend mijn lichtend voorbeeld.
In de universiteitsstad Armdale valt niets
te beleven. Het is zondag en alles is hier zo dood als een pier. Alleen de
supermarkten zijn open.Na de middag doen we een tripje van 45 km naar in-druk-wek-kende
watervallen van Wollomombi. Zoals te verwachten blijken de drie watervallen wat
kleiner uit te vallen dan de lyrische omschrijvingen. Als ik hoog water moet
aflaten is het volume van mijn waterstraal toch iet wat groter dan dit. De zon
breekt door en we maken van de gelegenheid gebruik om nog een natuurwandeling
te maken. En wat kom ik daar tegen? Een liervogel (menura novaehollandiae). Het is een van de meest bekende inheemse vogelsoorten van Australië. Niet alleen wegens zijn mooi vederdracht of zijn enorm grote en sierlijke staart, maar ook omwille van zijn onvoorstelbare eigenschap om geluiden na te bootsen, zowel van andere diersoorten, als van omgevingsgeluiden (bv een kettingzaag of het klikken van een camera enz). Hij stoort zich niet aan onze aanwezigheid en krabt
rustig de grond open op zoek naar eten. Even later begint hij aan zijn indrukwekkend repertoire. Ik maak snel wat foto's maar ze zijn niet goed genoeg. Een half uur later komen we terug langs dezelfde plek en ik heb geluk: hij zit er nog. Voor de ongelovigen onder u: kijk maar even op het internet naar het filmpje dat onze David Attenborough erover gemaakt heeft (trefwoorden: liervogel geluid)
Dan terug naar het stadje Armidale voor een
tentoonstelling van werken van hedendaagse Australische kunstenaars. In minder
dan 10 minuten is het zaakje geklaard. Niets om over naar huis te schrijven.