De stranden van The Entrance zijn
ontegensprekelijk mooier dan die van Nelson Bay in Port Stephens. Het is een
schilderachtige landengte tussen een meer en de stille oceaan: de zon is weerom
van de partij en dat maakt dat wandelen langs het strand een rustgevende ervaring
is, zelfs in de winter met een fris briesje. Ongedwongen genieten ook wij van
dit gezellig kuststadje tussen meerder Australiërs, dan we gewend zijn: de
wintervakantie is begonnen en dat merken wij.
5 weken rondrijden in New South Wales met
een camper was eigenlijk bijzonder aangenaam. De staat van de wegen is hier
beduidend beter dan in België. Hier liggen, op enkele uitzonderingen na, de
banen erbij als biljarttapijten.Ook de
aanleg van de ronde punten is, naar Brits voorbeeld, zeer efficiënt
geconcipieerd. De grote exemplaren met twee concentrische cirkels. En, om een
reden die ik niet ken, blijft voor ons, links rijden stukken evidenter dan
rechts. Het vormt gewoon één coherent geheel, zonder uitzonderingen (wat wel
het geval is bij rechts rijden). De bewegwijzering start op meerdere honderden
meters vóór het kruispunt en niet zoals in België, op het kruispunt of erna of
helemaal niet. Rechtsomkeer maken is door de goed bestudeerde aanleg van de infrastructuur,
nagenoeg onmogelijk gemaakt, tenzij je wagen uitgerust is met een scharnier in
het midden. Als je toch wil terugkeren, moet je blokje rond rijden. Soms kan zo
een blokje rond wel erg groot uitvallen. Maar ja dat is de prijs dan. En tot
slot, de mensen rijden opmerkelijk meer gedisciplineerd en we hebben nog geen
enkele buitenlandse toerist ontmoet.
Het was al goed koud vannacht. En, in
tegenstelling tot wat mijn reisgids me influistert, stelt Port Stephens niet
veel voor en de gure wind maakt het er niet beter op. Dus opnieuw troost
gezocht in een zeefruitschotel. Naar Europese normen was ze goed, naar
Australische standaarden was ze schitterend. Het verschil zit hem erin dat voor
een Australiër nagenoeg alles moet gefrituurd zijn. Dus één derde van de fruit
de mer (zoals bv de inktvis, barramundi en scanmpis) moest dat oneervol lot
ondergaan. Bovendien kan een Aussie zich geen degelijke maaltijd voorstellen
zonder frieten. Dus ook bij een zeefruitschotel. Om positief te eindigen: de
blauwe krab was schitterend van smaak en perfect klaar gemaakt. En verse ananas,
watermeloen en aardbeien smaken, tot mijn grote verrassing, heel goed bij een
fruit de mer.
Daarmee is alles gezegd over de dag. Dus
nu wat anders. Aussies hebben tot op heden (nog) niet veel noitie van het selectief
sorteren van afval. Tot op heden worstelen ze met twee vuilnisbakken: ene met
een geel deksel voor alles wat recycleerbaar is volgens hen(papier, karton, alle soorten plastic en
glazen flessen, ed) en een tweede met een rood deksel (voor al de restafval).
Op de huidige camping in Port Stephens zie ik alleen maar bakken met een rood
deksel. Ik ga naar de balie en vraag waar ik de gele afvalcontainers kan
vinden. Laconiek antwoord: tja, wij vragen al jaren om de gele bakken maar ze
komen maar niet. In afwachting van hun blijde intrede, kieperen we alles samen
in de rode bakken. Ik leg hen uit hoe
dat bij ons in zijn werk gaat en de mond van de dame aan de balie valt open van
verbazing. Ik haal mijn schouders op en stap in onze camper voor een tripje. En
wat zie ik op straat? PAL naast de inkom van de camping staat op straat een
afvalcontainer met een geel deksel, twee kuub groot! Hier is duidelijk nog heel
wat werk aan de sorteerwinkel.
Intussen heb ik na flink wat mails over
en weer een compromis gevonden voor de vergoeding van de minwaarde voor onze
camper van. Ik vroeg op een berekende manier 570 dollar en wij zijn geland op
390 dollar (ca 250 euro). Ik kan ermee leven, want ik verdien hier geld met te
zeuren en te klagen!
Tijdens het ontbijt horen we dat iemand
met een grasmaaier het gras op de camping aan het afrijden is. We bekijken
mekaar met grote ogen, want de campingplaatsen zijn bedekt met mooi .. kunstgras!
Ik stap op de man af en dan zie ik bijtijds dat hij geen grasmaaier maar een
grasstofzuiger bedient. Daarmee heeft nog een bedenking van mij een antwoord
gekregen. Dat kunstgras oogt inderdaad netjes, de caravans en de tenten blijven
sprietjes- en zandvrij. Maar hoe dan ook verzamelt er zich op de bodem van die
matten onvermijdelijk afval en vuiligheid. Hoe krijgen ze dat verdorie ooit
proper? Voilà, nu weet ik het.
Nog stralend weer. In plaats van
onmiddellijk verder te trekken, bedwingen ons om niet in deappel te bijten. Daardoor kunnen we nog een
voormiddag in het aards paradijs vertoeven. En we trekken met onze camper naar
de parking aan het strand van Tuncurry en duiken in de Stille Oceaan. Maar ik
voel goed dat het water weg ebt en dat er serieuze stroming werkt. Het ongeval
van Nina indachtig, blijven we dus maar veilig in het ondiepe water op een
plaats waar er geen rotsen liggen. Het ondergedompeld worden door sterke golven
aan het strand, is zo verkwikkend en doet zo een deugd! Omdat het winter is
zijn er bovendien geen vieze beesten noch kwallen. Tegen de middag zijn we
opgedroogd en rijden we naar ons favoriet restaurant van gisteren. Kwestie van
nog eens oesters met een glaasje bubbels te degusteren. Want dat is intussen al
24 uur geleden en we beginnen abstinatie verschijnselen te vertonen. De
afspraak met de dolfijnen loopt echter fout: we zijn een uur vroeger als
gisteren.
In de namiddag bereiken we Port Stephens.
Zo zijn we 156 km opgeschoven naar het einde van ons reisje.
Het dreigt wat eentonig te worden, maar het is vandaag weer
stralend weer. Ze voorspellen 23 ° in de schaduw, wel te verstaan. Dus maken we
een strandwandeling en Kris kan zich niet meer bedwingen. Ze schiet haar
sandalen uit en stapt verder aan de waterrand. Ik raad haar aan haar kleed wat op te heffen, want anders eindigt dat met
een nat kleed en een natte broek. Maar ja, je weet hoe dat gaat. Niet willen
luisteren naar de raad van een oude (maar niet zo wijze) man en enkele minuten
later is het van dat. Kris goed nat. Gelukkig schijnt de zon fel en staat er
een licht briesje. Alles zal dus moeten drogen aan de mast. Zo stappen we
verder, de ene al wat eleganter dan de andere, naar het vis/oester restaurant
waar we een tafeltje met zicht op het water gereserveerd hebben. Als
voorgerecht nemen we een glaasje bubbels met een dozijn oesters of 6
verschillende wijzen: nude (dus natuur), met chili, met zeewier en soya saus,
met lichte kaviaar, met donkere kaviaar en met sjalot. Ja, goed om eens te
proberen. Maar geef mij maar nude and cold. Tijdens het eten zien we 3
dolfijnen voorbij zwemmen en 2 pelikanen overvliegen. Zo mooi, dat we stante
pede opnieuw gereserveerd hebben voor morgenmiddag, net voor we vertrekken.
Deze kusten ten Noorden van Newcastle behoren
tot de mooiste van Oost Australië, zo heb ik althans gelezen. Om dat te checken,
verlaten we Port Macquarie en schuiven we vandaag maar een goede 100 km op naar
het Zuiden. We slaan onze tent op in Tuncurry, het zeestadje aan de Noordkant
van Lake Wallis. Via een kilometer lange brug is het verbonden met Forster aan
de Zuidkant van het Lake Wallis. Allebei schitterend, zowel de stranden, als de
stadjes als de oesters. Lake Wallis is namelijk bekend voor zijn oesterkweek.
Na een grondig uitleg, proberen we ze eens. Ik wil namelijk weten waarom ze in
Australië steevast het zilte vruchtwater van de oesters weggooien, de oesters
dan afspoelen onder kraantjeswater en tot slot lucht- en waterdicht verpakken per
dozijn. Dat zit zo, expliceert me een visser. Een Australiër is, zeker als het
op eten aankomt- zo lui als ie groot is. Oesters zelf openen, is dus gewoon ondenkbaar.
Men ziet in supermarkten daarom geen messen om oesters te openen. Oesters moeten
dus geopend worden door de verkoper en een Aussie eet ze op, punt. Ieder zijn
job. Bij het openen van de oester raken er onvermijdelijk kalkschilfers in het
vruchtwater. Australiërs appreciëren dat hoegenaamd niet om die schilfertjes
eruit te moeten halen, daarenboven vereist dit manueel werk en dan komen ze
niet uit de kosten. Bovendien zit in dat vruchtwater alle ontlasting van het
diertje. En dat vindt een Aussie niet erg hygiënisch. Belachelijk natuurlijk
want voor de rest eten ze bijna al hun voedsel met de handen: fingerfood noemen
ze dat. Dus weg met het vruchtwater en de beestjes goed afspoelen. Zo zijn ze
gegarandeerd proper. Na die respectloze behandeling van de edele diertjes (waar
zit Gaja jandorie?), worden ze terug in hun eigen schelp gelegd en als
finishing touch sproeien ze met de klassieke plantensproeier zout water op
(echt waar!). Enkel een pineut zeurt daarover, vinden zij. Want zeewater is toch
ook zout water, nietwaar. Slik, zo een
dierenmishandeling grijpt me echt naar de keel. Ik heb uit medelijden een
dozijn gekocht om die sukkelaars uit hun lijden te verlossen. Ze smaken
uitstekend, maar ik mis toch het vruchtwater met de excrementen.
Eens op de bijzonder mooi gelegen en verzorgde camping
aangekomen, installeren we ons buiten. Dat is de eerste maal in onze vier maanden durende rondreis in het zogezegde hete
continent. Op het menu staan boterhammen met geitenkaas en brie en een
glas wijn. Meer moet dat niet zijn. Kris
geniet ten volle!
Eerst langs de vlindertuin van Bonville,
iets ten Zuiden van Coffs Harbour . Met een bang hart parkeren we onze camper
op een typische parking van een pretpark. En inderdaad. De tuin is een
voorschot groot, kleiner dan de vlindertuin in Knokke destijds. Het paviljoen
is bovendien lichtjes vervallen (een euphemisme van jewelste). Het enige wat
overeenstemt met de publiciteit, is de aangepaste atmosfeer: broeierig vochtig.
Mijn cameralenzen dampen volslagen aan. Na een uurtje, een geacclimatiseerde
camera, en de zoveelste ontgoocheling
rijker, rijden we verder naar Mort Macquarie. Ten Zuiden van de stad ligt het Sea
Acres Rainforest. Een 72 ha groot natuurpark met een driehonderd planten- en 150
diersoorten. Het was een mooi en (bijna) echt regenwoudbos. Maar dieren all creatures
great en small - heb ik nog steeds niet
ontmoet. Ik maak achteraf mijn beklag hierover aan de balie. Antwoord luidt:
ja, maar het is nu winter. Alsof die dieren migreren. Ik geloof er niets van, maar
ne mens moet tevreden zijn met wat hij krijgt. Het geeft aan Kris een goed
beeld van wat een tropisch regenwoud is.
Coffs Harbour regio is bekend voor zijn
bananenplantages. Ik heb een wandeling van 4-5 km langs het strand van de
Stille Oceaan uitgestippeld om aan zo een bananenplantage met commerciële annex
(the big banana) te raken. Prachtige wandeling onder een stralende zon, maar
de plantage is gesloten wegens corona gevaar. Ik zeg tegen die madam: het is
toch wel raar dat een openlucht plantage - waarbij het respecteren van de
sociale afstand met wat goede wil makkelijk te organiseren valt-gesloten blijft omwille van corona, terwijl
een supermarkt met een gesloten luchtverversingssysteem wel open gaat. Dit is
klinkklare nonsens. Geen antwoord uiteraard. Het is duidelijk dat zij nog nooit
zover heeft nagedacht. Van pure frustratie heeft Kris dan maar een chocolade
ijsbanaan opgesmikkeld. Beikkens!
Het is intussen middag, maar buiten een
ijsbanaan of andere zoete rommel valt hier niets te eten. In de wijde omtrek
zijn geen expensive restaurants zoals ze dat hier omschrijven, te bespeuren.
Burgerkoterijen ( hier noemen ze dat restaurants) daarentegen zoveel je maar
wil. Dan maar de 4-5 km langs het strand terug gewandeld, in de wetenschap dat
aan de horizon wel restaurants zijn. We hebben twee uur gestapt op zoek naar
een restaurant. En onze koppigheid wordt beloond: we vinden een excellent
visrestaurant. De reeds bekende Blauw oog kabeljauw en de Jewfish (epinephelus
itajara maar ik ben niet overtuigd) gaan onverbiddelijk voor de bjil.
Coffs Harbour regio is bekend voor zijn
bananenplantages. Ik heb een wandeling van 4-5 km langs het strand van de
Stille Oceaan uitgestippeld om aan zo een bananenplantage met commerciële annex
(the big banana) te raken. Prachtige wandeling onder een stralende zon, maar
de plantage is gesloten wegens corona gevaar. Ik zeg tegen die madam: het is
toch wel raar dat een openlucht plantage - waarbij het respecteren van de
sociale afstand met wat goede wil makkelijk te organiseren valt-gesloten blijft omwille van corona, terwijl
een supermarkt met een gesloten luchtverversingssysteem wel open gaat. Dit is
klinkklare nonsens. Geen antwoord uiteraard. Het is duidelijk dat zij nog nooit
zover heeft nagedacht. Van pure frustratie heeft Kris dan maar een chocolade
ijsbanaan opgesmikkeld. Beikkens!
Het is intussen middag, maar buiten een
ijsbanaan of andere zoete rommel valt hier niets te eten. In de wijde omtrek
zijn geen expensive restaurants zoals ze dat hier omschrijven, te bespeuren.
Burgerkoterijen ( hier noemen ze dat restaurants) daarentegen zoveel je maar
wil. Dan maar de 4-5 km langs het strand terug gewandeld, in de wetenschap dat
aan de horizon wel restaurants zijn. We hebben twee uur gestapt op zoek naar
een restaurant. En onze koppigheid wordt beloond: we vinden een excellent
visrestaurant. De reeds bekende Blauw oog kabeljauw en de Jewfish (epinephelus
itajara maar ik ben niet overtuigd) gaan onverbiddelijk voor de bjil.