Vandaag klusjes dag bij Toon: er zijn
enkele deuren die klemmen. Ik ben er enkele uren mee zoet om uit te zoeken hoe
men een pvc-deur kan bijregelen als ze uit de haak staat. Maar wie zoekt die
vindt!
Toon en Kris brengen de tuin in kaart om de
aanpak te overleggen: een schema wordt opgesteld. Morgen fatsoenlijk tuingerief
aanschaffen en van start gaan.
Ik ga ook nog langs bij een apotheker met
het doktersvoorschrift dat ik zes weken geleden ben gaan halen voor bisoprolol
pilletjes (voor hartritmestoornissen). De ruime voorraad die ik initieel mee
had, raakt door mijn extra verlengingen stilaan op. Als er niets fout loopt met
de vlucht van 11 juli, kom ik er meer rond. Maar ik wil niet in Abud Dabi vast
zitten en zonder bisoprolol te vallen. Ik denk dat het geen lachertje is om
daar aan een doktersvoorschrift te raken. Liever blode dan dode mark.
Na de middag genieten wij allen van een zonnige
winterwandeling naar het centrum, waar we, gelukkig nog op café kunnen en
eindelijk een biertje van de plaatselijke brouwerij kunnen degusteren: goed
gekruid. Op de terugweg halen wij Jacqueline af bij de kinderopvang.
Op vraag van Toon en Romana, wordt er ook
nog eens Belgisch gekookt: rode kool met appeltjes, varkensgebraad metmosterd en aardappelen: het smaakt en
iedereen tevreden!
Een
deugddoende gashaard wordt aangestoken, want de winters zijn hier kouder dan in
Melbourne.
Om 10 uur vertrekken we naar de vestiging
van Apollo in Sydney waar we onzer camper zullen achterlaten. Daarvoor moeten
we dwars door de stad rijden. En Sydney is voor Belgische normen erg groot :
12.300 km² groot. Brussel beslaat . 32 km². We zijn er zonder ongelukken (dankzij
Kris) en zonder verkeerd te rijden (dankzij Mark) door geraakt. Apollo maakte
geen problemen en we krijgen, zoals ik na talloze mails, heb kunnen bedingen,
420 Australische dollars terug voor al de tekortkomingen. Dat is goed voor 250
euro. Ook gelukt!
Eens in de luchthaven vernemen we dat,
door een nieuwe corona-uitbraak in Victoria (meer bepaald in Melbourne), de
onderlinge grenzen tussen de staten Queensland ( waar we nu nog zitten) en
Victoria (waar we naartoe moeten) vannacht om 24u zullen gesloten worden. Onze
vlucht heeft vertraging en nog vertraging, maar om halfnegen s avonds landen
we in Melbourne in de staat Victoria. Oef, voor de zoveelste maal deze reis
lukken we er weer in om net op de valreep aan de voor ons goede kant van de
valbrug te staan. Oef.
Toon, de zoon van Kris komt ons ophalen
aan de luchthaven van Melbourne. Hij zegt ons dat de regio Melbourne in
lock-down gaat vanaf middernacht.Gelukkig voor ons, is hij, tijdens onze reis verhuisd naar zijn nieuwe
woonst in Woodend, op anderhalf uur rijden ten Noordwesten van Melbourne.
Woodend valt buiten de lock-down. Weer effe gelukkig.
Vannacht slapen we voor de eerste maal in
vijf weken in een fatsoenlijk bed in plaats van op een plank met een mousse
matrasje van 5 cm. Het wordt tijd, want ik voel me geleidelijk veranderen in
een fakir.
Onze hoop om onze laatste dag in Sydney
te benutten om toch nog wat musea te kunnen bezoeken, blijkt ijdele hoop te
zijn. Alle musea en ook het Opera gebouw blijven potdicht. Het alternatief is
van een andere soort. Omdat ik tot op heden nog steeds geen Australisch beest
in zijn natuurlijke omgeving gezien heb, gaan we een plaatselijke zoo bezoeken.
De commentaren zijn uiteraard weer op zijn Australisch superpositief, maar ik
geloof daar niet veel meer van. Tot we de immense parking oprijden. Dan besef
ik dat we ditmaal een schot in de roos hebben. Inderdaad. Tot afgrijzen van
Kris begin ik met de giftige spinnen en daarna de reptielen, en dan passeren
vele Australische dieren en vogels. En allemaal leven ze in hun (nagebouwde)
typische natuurlijke omgeving. Heel goed gedaan, alleen spijtig dat ik hiervoor
naar een zoo moet I
In de namiddag installeren ons op onze
laatste camping, die net dezelfde is als diegene waar we drie weken geleden ook
halt gehouden hebben. Aan onze linkerzijde staat een mobilhome die in feite een
omgebouwde gesloten vrachtwagen is. Zo ene met een laadbaak van 15 meter lang
en 3 meter hoog. De eigenaar heeft die helemaal om gebouwd tot een mobilhome
met een leefruimte in 2 verdiepingen. Ik kijk naar zijn brandstoftank: naar
schatting een zwembadje van 1m x 0,5 x 0,4, dus 200 liter. Wat verder zie ik
zijn watertank. Die is beduidend groter, dus makkelijk 300 liter. Ik denk dat zijn woonst op wielen groter en
comfortabeler is dan zijn krakkemikkig hutje van wat planken. Aan onze
rechterkant staat het andere uiterste: een bakje van 2m lang en het dak (dat
schijn afloopt) is op zijn hoogste punt slechts 1 meter hoog!
En dan begin ik, meer dan Kris, met lange
tanden aan de inpak. Gelukkig is het droog open weer zodat we onze trolleys
buiten kunnen inpakken. Dat is net iets makkelijker dan in onze camper.
De stranden van The Entrance zijn
ontegensprekelijk mooier dan die van Nelson Bay in Port Stephens. Het is een
schilderachtige landengte tussen een meer en de stille oceaan: de zon is weerom
van de partij en dat maakt dat wandelen langs het strand een rustgevende ervaring
is, zelfs in de winter met een fris briesje. Ongedwongen genieten ook wij van
dit gezellig kuststadje tussen meerder Australiërs, dan we gewend zijn: de
wintervakantie is begonnen en dat merken wij.
5 weken rondrijden in New South Wales met
een camper was eigenlijk bijzonder aangenaam. De staat van de wegen is hier
beduidend beter dan in België. Hier liggen, op enkele uitzonderingen na, de
banen erbij als biljarttapijten.Ook de
aanleg van de ronde punten is, naar Brits voorbeeld, zeer efficiënt
geconcipieerd. De grote exemplaren met twee concentrische cirkels. En, om een
reden die ik niet ken, blijft voor ons, links rijden stukken evidenter dan
rechts. Het vormt gewoon één coherent geheel, zonder uitzonderingen (wat wel
het geval is bij rechts rijden). De bewegwijzering start op meerdere honderden
meters vóór het kruispunt en niet zoals in België, op het kruispunt of erna of
helemaal niet. Rechtsomkeer maken is door de goed bestudeerde aanleg van de infrastructuur,
nagenoeg onmogelijk gemaakt, tenzij je wagen uitgerust is met een scharnier in
het midden. Als je toch wil terugkeren, moet je blokje rond rijden. Soms kan zo
een blokje rond wel erg groot uitvallen. Maar ja dat is de prijs dan. En tot
slot, de mensen rijden opmerkelijk meer gedisciplineerd en we hebben nog geen
enkele buitenlandse toerist ontmoet.
Het was al goed koud vannacht. En, in
tegenstelling tot wat mijn reisgids me influistert, stelt Port Stephens niet
veel voor en de gure wind maakt het er niet beter op. Dus opnieuw troost
gezocht in een zeefruitschotel. Naar Europese normen was ze goed, naar
Australische standaarden was ze schitterend. Het verschil zit hem erin dat voor
een Australiër nagenoeg alles moet gefrituurd zijn. Dus één derde van de fruit
de mer (zoals bv de inktvis, barramundi en scanmpis) moest dat oneervol lot
ondergaan. Bovendien kan een Aussie zich geen degelijke maaltijd voorstellen
zonder frieten. Dus ook bij een zeefruitschotel. Om positief te eindigen: de
blauwe krab was schitterend van smaak en perfect klaar gemaakt. En verse ananas,
watermeloen en aardbeien smaken, tot mijn grote verrassing, heel goed bij een
fruit de mer.
Daarmee is alles gezegd over de dag. Dus
nu wat anders. Aussies hebben tot op heden (nog) niet veel noitie van het selectief
sorteren van afval. Tot op heden worstelen ze met twee vuilnisbakken: ene met
een geel deksel voor alles wat recycleerbaar is volgens hen(papier, karton, alle soorten plastic en
glazen flessen, ed) en een tweede met een rood deksel (voor al de restafval).
Op de huidige camping in Port Stephens zie ik alleen maar bakken met een rood
deksel. Ik ga naar de balie en vraag waar ik de gele afvalcontainers kan
vinden. Laconiek antwoord: tja, wij vragen al jaren om de gele bakken maar ze
komen maar niet. In afwachting van hun blijde intrede, kieperen we alles samen
in de rode bakken. Ik leg hen uit hoe
dat bij ons in zijn werk gaat en de mond van de dame aan de balie valt open van
verbazing. Ik haal mijn schouders op en stap in onze camper voor een tripje. En
wat zie ik op straat? PAL naast de inkom van de camping staat op straat een
afvalcontainer met een geel deksel, twee kuub groot! Hier is duidelijk nog heel
wat werk aan de sorteerwinkel.
Intussen heb ik na flink wat mails over
en weer een compromis gevonden voor de vergoeding van de minwaarde voor onze
camper van. Ik vroeg op een berekende manier 570 dollar en wij zijn geland op
390 dollar (ca 250 euro). Ik kan ermee leven, want ik verdien hier geld met te
zeuren en te klagen!
Tijdens het ontbijt horen we dat iemand
met een grasmaaier het gras op de camping aan het afrijden is. We bekijken
mekaar met grote ogen, want de campingplaatsen zijn bedekt met mooi .. kunstgras!
Ik stap op de man af en dan zie ik bijtijds dat hij geen grasmaaier maar een
grasstofzuiger bedient. Daarmee heeft nog een bedenking van mij een antwoord
gekregen. Dat kunstgras oogt inderdaad netjes, de caravans en de tenten blijven
sprietjes- en zandvrij. Maar hoe dan ook verzamelt er zich op de bodem van die
matten onvermijdelijk afval en vuiligheid. Hoe krijgen ze dat verdorie ooit
proper? Voilà, nu weet ik het.
Nog stralend weer. In plaats van
onmiddellijk verder te trekken, bedwingen ons om niet in deappel te bijten. Daardoor kunnen we nog een
voormiddag in het aards paradijs vertoeven. En we trekken met onze camper naar
de parking aan het strand van Tuncurry en duiken in de Stille Oceaan. Maar ik
voel goed dat het water weg ebt en dat er serieuze stroming werkt. Het ongeval
van Nina indachtig, blijven we dus maar veilig in het ondiepe water op een
plaats waar er geen rotsen liggen. Het ondergedompeld worden door sterke golven
aan het strand, is zo verkwikkend en doet zo een deugd! Omdat het winter is
zijn er bovendien geen vieze beesten noch kwallen. Tegen de middag zijn we
opgedroogd en rijden we naar ons favoriet restaurant van gisteren. Kwestie van
nog eens oesters met een glaasje bubbels te degusteren. Want dat is intussen al
24 uur geleden en we beginnen abstinatie verschijnselen te vertonen. De
afspraak met de dolfijnen loopt echter fout: we zijn een uur vroeger als
gisteren.
In de namiddag bereiken we Port Stephens.
Zo zijn we 156 km opgeschoven naar het einde van ons reisje.
Het dreigt wat eentonig te worden, maar het is vandaag weer
stralend weer. Ze voorspellen 23 ° in de schaduw, wel te verstaan. Dus maken we
een strandwandeling en Kris kan zich niet meer bedwingen. Ze schiet haar
sandalen uit en stapt verder aan de waterrand. Ik raad haar aan haar kleed wat op te heffen, want anders eindigt dat met
een nat kleed en een natte broek. Maar ja, je weet hoe dat gaat. Niet willen
luisteren naar de raad van een oude (maar niet zo wijze) man en enkele minuten
later is het van dat. Kris goed nat. Gelukkig schijnt de zon fel en staat er
een licht briesje. Alles zal dus moeten drogen aan de mast. Zo stappen we
verder, de ene al wat eleganter dan de andere, naar het vis/oester restaurant
waar we een tafeltje met zicht op het water gereserveerd hebben. Als
voorgerecht nemen we een glaasje bubbels met een dozijn oesters of 6
verschillende wijzen: nude (dus natuur), met chili, met zeewier en soya saus,
met lichte kaviaar, met donkere kaviaar en met sjalot. Ja, goed om eens te
proberen. Maar geef mij maar nude and cold. Tijdens het eten zien we 3
dolfijnen voorbij zwemmen en 2 pelikanen overvliegen. Zo mooi, dat we stante
pede opnieuw gereserveerd hebben voor morgenmiddag, net voor we vertrekken.
Deze kusten ten Noorden van Newcastle behoren
tot de mooiste van Oost Australië, zo heb ik althans gelezen. Om dat te checken,
verlaten we Port Macquarie en schuiven we vandaag maar een goede 100 km op naar
het Zuiden. We slaan onze tent op in Tuncurry, het zeestadje aan de Noordkant
van Lake Wallis. Via een kilometer lange brug is het verbonden met Forster aan
de Zuidkant van het Lake Wallis. Allebei schitterend, zowel de stranden, als de
stadjes als de oesters. Lake Wallis is namelijk bekend voor zijn oesterkweek.
Na een grondig uitleg, proberen we ze eens. Ik wil namelijk weten waarom ze in
Australië steevast het zilte vruchtwater van de oesters weggooien, de oesters
dan afspoelen onder kraantjeswater en tot slot lucht- en waterdicht verpakken per
dozijn. Dat zit zo, expliceert me een visser. Een Australiër is, zeker als het
op eten aankomt- zo lui als ie groot is. Oesters zelf openen, is dus gewoon ondenkbaar.
Men ziet in supermarkten daarom geen messen om oesters te openen. Oesters moeten
dus geopend worden door de verkoper en een Aussie eet ze op, punt. Ieder zijn
job. Bij het openen van de oester raken er onvermijdelijk kalkschilfers in het
vruchtwater. Australiërs appreciëren dat hoegenaamd niet om die schilfertjes
eruit te moeten halen, daarenboven vereist dit manueel werk en dan komen ze
niet uit de kosten. Bovendien zit in dat vruchtwater alle ontlasting van het
diertje. En dat vindt een Aussie niet erg hygiënisch. Belachelijk natuurlijk
want voor de rest eten ze bijna al hun voedsel met de handen: fingerfood noemen
ze dat. Dus weg met het vruchtwater en de beestjes goed afspoelen. Zo zijn ze
gegarandeerd proper. Na die respectloze behandeling van de edele diertjes (waar
zit Gaja jandorie?), worden ze terug in hun eigen schelp gelegd en als
finishing touch sproeien ze met de klassieke plantensproeier zout water op
(echt waar!). Enkel een pineut zeurt daarover, vinden zij. Want zeewater is toch
ook zout water, nietwaar. Slik, zo een
dierenmishandeling grijpt me echt naar de keel. Ik heb uit medelijden een
dozijn gekocht om die sukkelaars uit hun lijden te verlossen. Ze smaken
uitstekend, maar ik mis toch het vruchtwater met de excrementen.
Eens op de bijzonder mooi gelegen en verzorgde camping
aangekomen, installeren we ons buiten. Dat is de eerste maal in onze vier maanden durende rondreis in het zogezegde hete
continent. Op het menu staan boterhammen met geitenkaas en brie en een
glas wijn. Meer moet dat niet zijn. Kris
geniet ten volle!
Eerst langs de vlindertuin van Bonville,
iets ten Zuiden van Coffs Harbour . Met een bang hart parkeren we onze camper
op een typische parking van een pretpark. En inderdaad. De tuin is een
voorschot groot, kleiner dan de vlindertuin in Knokke destijds. Het paviljoen
is bovendien lichtjes vervallen (een euphemisme van jewelste). Het enige wat
overeenstemt met de publiciteit, is de aangepaste atmosfeer: broeierig vochtig.
Mijn cameralenzen dampen volslagen aan. Na een uurtje, een geacclimatiseerde
camera, en de zoveelste ontgoocheling
rijker, rijden we verder naar Mort Macquarie. Ten Zuiden van de stad ligt het Sea
Acres Rainforest. Een 72 ha groot natuurpark met een driehonderd planten- en 150
diersoorten. Het was een mooi en (bijna) echt regenwoudbos. Maar dieren all creatures
great en small - heb ik nog steeds niet
ontmoet. Ik maak achteraf mijn beklag hierover aan de balie. Antwoord luidt:
ja, maar het is nu winter. Alsof die dieren migreren. Ik geloof er niets van, maar
ne mens moet tevreden zijn met wat hij krijgt. Het geeft aan Kris een goed
beeld van wat een tropisch regenwoud is.
Coffs Harbour regio is bekend voor zijn
bananenplantages. Ik heb een wandeling van 4-5 km langs het strand van de
Stille Oceaan uitgestippeld om aan zo een bananenplantage met commerciële annex
(the big banana) te raken. Prachtige wandeling onder een stralende zon, maar
de plantage is gesloten wegens corona gevaar. Ik zeg tegen die madam: het is
toch wel raar dat een openlucht plantage - waarbij het respecteren van de
sociale afstand met wat goede wil makkelijk te organiseren valt-gesloten blijft omwille van corona, terwijl
een supermarkt met een gesloten luchtverversingssysteem wel open gaat. Dit is
klinkklare nonsens. Geen antwoord uiteraard. Het is duidelijk dat zij nog nooit
zover heeft nagedacht. Van pure frustratie heeft Kris dan maar een chocolade
ijsbanaan opgesmikkeld. Beikkens!
Het is intussen middag, maar buiten een
ijsbanaan of andere zoete rommel valt hier niets te eten. In de wijde omtrek
zijn geen expensive restaurants zoals ze dat hier omschrijven, te bespeuren.
Burgerkoterijen ( hier noemen ze dat restaurants) daarentegen zoveel je maar
wil. Dan maar de 4-5 km langs het strand terug gewandeld, in de wetenschap dat
aan de horizon wel restaurants zijn. We hebben twee uur gestapt op zoek naar
een restaurant. En onze koppigheid wordt beloond: we vinden een excellent
visrestaurant. De reeds bekende Blauw oog kabeljauw en de Jewfish (epinephelus
itajara maar ik ben niet overtuigd) gaan onverbiddelijk voor de bjil.
Coffs Harbour regio is bekend voor zijn
bananenplantages. Ik heb een wandeling van 4-5 km langs het strand van de
Stille Oceaan uitgestippeld om aan zo een bananenplantage met commerciële annex
(the big banana) te raken. Prachtige wandeling onder een stralende zon, maar
de plantage is gesloten wegens corona gevaar. Ik zeg tegen die madam: het is
toch wel raar dat een openlucht plantage - waarbij het respecteren van de
sociale afstand met wat goede wil makkelijk te organiseren valt-gesloten blijft omwille van corona, terwijl
een supermarkt met een gesloten luchtverversingssysteem wel open gaat. Dit is
klinkklare nonsens. Geen antwoord uiteraard. Het is duidelijk dat zij nog nooit
zover heeft nagedacht. Van pure frustratie heeft Kris dan maar een chocolade
ijsbanaan opgesmikkeld. Beikkens!
Het is intussen middag, maar buiten een
ijsbanaan of andere zoete rommel valt hier niets te eten. In de wijde omtrek
zijn geen expensive restaurants zoals ze dat hier omschrijven, te bespeuren.
Burgerkoterijen ( hier noemen ze dat restaurants) daarentegen zoveel je maar
wil. Dan maar de 4-5 km langs het strand terug gewandeld, in de wetenschap dat
aan de horizon wel restaurants zijn. We hebben twee uur gestapt op zoek naar
een restaurant. En onze koppigheid wordt beloond: we vinden een excellent
visrestaurant. De reeds bekende Blauw oog kabeljauw en de Jewfish (epinephelus
itajara maar ik ben niet overtuigd) gaan onverbiddelijk voor de bjil.
We draaien het stuur om en starten, met flink
wat tegenzin ik althans-, onze
terugtocht naar het (nog) koudere Zuiden. We rijden in de gietende regen naar het
kuststadje Coffs Harbour. Over de middag stoppen we in Byron Bay om in ons
favoriet Mexicaanse restaurantMargaritas voor de laatste maal nog eens te genieten van een Chipotle
Pollo met een perfect gemaakte mojito. De reactie van de ober die onze
bestelling opneemt zegt alles: maar jullie komen hier jandorie frequenter dan
ikzelf! Van de gelegenheid maak ik
gebruik om in de winkel waar ik een week geleden de teen sleffers gekocht, te
gaan reclameren. De rechtse aansteker (diegene die ik voor de aankoop gepast
had) zit wel prima, maar de linkse niet. Die is verdorie smaller dan de rechtse
en het verschil is dermate dat ik mijn voet er maar half in krijg. No worries:
ik krijg prompt een ander paar. Dat paar heeft exact hetzelfde euvel. Het
daarop volgende paar is wel goed. Amaai.
Vermits we vandaag vooral rijden, heb ik
de kans eens een fait divers aan te halen.
Net zoals in het verre Oosten, is ook in
Australië wit, in plaats van zwart, de traditionele rouwkleur. Nu heb ik onlangs
een baanwinkeltje gezien dat begrafenisdiensten (met verzekering enz) aan
biedt. De naam van het bedrijfje luidt White Lady Funerals , en als
ondertitel a womans understanding. Het logo is het gestileerd silhouet van
een dame in het wit met een opvallende zwarte hoed op. Dat wit een
begrafeniskleur kan zijn, is niet meer dan conventie. Maar dat ze in hun
publiciteit suggereren dat de man eerst zal sterven, vind ik er toch wat over.
Of willen ze ermee misschien op een slinkse manier vertellen dat het organiseren
van het vooroverlijden van de man ook een onderdeel van hun service is? Ik durf
niet binnen gaan. Stel je voor misschien kan ik hier geen vrijblijvende informatie inwinnen. Ik vind die zin over
vrijblijvende info niet zomaar uit: die heeft jaren in de vitrine gehangen van
een begrafenisondernemer op de Statielei in Mortsel.
Nog een over de Australische manier van
wassen (van linnen). Ze steken alle kleuren bij elkaar in een wasmachine, doen
er zeep bovenop en hopsakee wassen maar. Een was temperatuur is voor ouden van dagen.
Alles wordt koud gewassen. Makkelijk en het gaat sneller. Effen wachten en dan
zwier je alle was op uw droogdraad. Het staat het wasgoed vrij te kiezen of het
opteert voor een plaats op de draad of op de grond. Elke keuze wordt
gerespecteerd tot het droog is. Alleen de wind kan sommige stukken wasgoed nog
van gedachten doen veranderen. In één richting althans: van de draad naar de
grond. No worries.
Onze laatste dag in het uiterste Noorden
van New South Wales. We doen een wasje en een plasje en na de namiddag trekken
we naar Kirra beach, de baai voorbij Coolangatta. Nog meer naar het Noorden en bijgevolg
nog meer illegaal. Tegen de oranje achtergrond vanprachtige zonsondergang, zien we dat het in
Brisbane (een 160 km verder naar het Noorden) flink aan het regenen is. Het
geeft altijd een onwezenlijk gevoel om, bij droog weer, te kijken naar een
verder afgelegen streek waar de regen uit de wolken neer gutst als een grote
waterval. Op de terugweg kuieren we over de strandpromenade die vol staat met
palmbomen (van die klein stammigen met wijde kronkelige vertakken). Het zicht
is mooi, maar er is meer aan de hand. Alle maar dan ook alle takken zitten
vol met ruziënde veelkleurige dwergpapegaaien. Met zn honderdduizend
discussiëren ze onderling wie, volgens hun interne pikorde, waar de nacht mag/moet
doorbrengen. Horen en zien vergaat. Het vergt makkelijk een uur vooraleer
iedere parkiet zijn zegje heeft kunnen doen en er een consensus gevormdwordt. Ik heb de verhitte conversatie
gedurende een volle minuut opgenomen (148 MB), om achteraf te bewijzen dat ik
helemaal niet overdreven heb. De lawaai overlast is zo intens dat een normaal
menselijk gesprek moeilijk wordt.
Ons laatste avondmaal heeft plaats bij
een uitgeweken Italiaan van Rome. Hij heeft hier een pastahuis geopend en
kookt, bakt en brouwt zoals in Rome (beweert ie althans).Met een glaasje droge (!) prosecco erbij is het effectief uuuuiiiitstekend! Weliswaar aan
een tafeltje buiten (corona nietwaar), met onze twee onderlijfjes en dikke
winterjassen aan en bij verwarmd met een gasvuurtje op een staander. Australië
warm??? Larie en apekool:s nachts is
dat hier serieus koud!
Mijn bekken protesteert tegen het
ascetisch harde bed in onze camper. Ik stap s morgens als een kreupele oude
man. In het begin volstond dan een beetje beweging om de pijn te verdrijven.
Maar naarmate de weken vorderen, wordt de duurtijd van de verplichte gezondheidswandeling
langer en langer. Vanmorgen was het erg. We doen dan ook een fikse natuurwandeling.
Zo slaan we twee vliegen in één klap: beweging tegen de pijnen water- en moerasvogels bekijken in de
mangroves. Het valt wat tegen: op het eind van de wandeling is de pijn niet weg
en vogels hebben we niet gezien. Ik vrees dat ze in de winter naar het
tropische Noorden migreren. Gelijk hebben ze. Dan maar een mooie
strandwandeling in het (zogezegd) verboden Coolangatta gedaan om de moedige en
wel erg warmbloedige surfers en duikers tebewonderen. De zee staat wilder dan gisteren, de golven zijn uiteraard
groter en de surfers maken daar dankbaar gebruik van.
We willen s middags in een klein
gezellig Italiaans restaurantje gaan eten. We hebben dat gisterenavond ontdekt:
ze hebben och arme vier tafeltjes op de stoep staan, want binnen is er-naast de keuken- geen plaats. Pech voor ons,
het is alleen s avonds open. No worries, dan vereren we ze morgenavond wel met
een bezoekje, denken we. Ons laatste avondmaal in het Noorden van New South
Wales, want zondag keer ik het stuur om en rijden we terug Zuidwaarts naar de
ellendige koude in Sydney. Tot onze euro valt dat het morgen zaterdag is en dat
de Coolangattanen misschien ook wel uit eten willen gaan. Dus belt Kris
onmiddellijk om te reserveren. Alles volzet klinkt het aan de andere kant van
de lijn. Maar het zouden geen Italianen zijn, mochten ze daar voor 2 personen
geen mouw aan kunnen passen. Oef gelukt.
Eens terug op de camping hervat ik mijn
onderhandelingssessies om geld terug te krijgen. Nu is Apollo aan de beurt. Die
mannen verhuren campervans en mobilhomes. Na drie jaar zijn de voertuigen afgeschreven
en schuift Apollo die door naar haar dochtermaatschappij Cheapa. Daar kan je
dan een niet meer zo nieuw exemplaar huren tegen een beduidend lagere prijs.
Net zoals met de aankoop van een huis, ziet men de gebreken pas na enkele
weken. Zo hebben wij het gevoel gekregen dat wij wel de Apollo huurprijs
betaald heb, maar een Cheapa gekregen heb. Ik heb hen dat, met de nodige
argumentatie, laten weten. Ze hebben me gisteren geantwoord dat ze daar wel
willen over praten. Wie niet waagt niet wint!
Klokslag 6 uur staan we op, want we moeten
de boot van 8 uur in de haven halen voor een uitstap walvissen bewonderen. De
timing is correct, de bussen zijn op tijd, de zon is van de partij. Het kan
niet beter zijn. Gelukkig is de boot niet te groot en er zijn maar 20
geïnteresseerden. De stuurman loodst zijn kist recht de volle oceaan in en na
een slordige 15 km stopt ie. Waarom daar en niet 1 kilometer eerder of verder
of meer naar links of naar rechts, ik weet het niet. Want voor ons valt er
niets speciaals te zien, tenzij oneindig veel kalme golven van de Stille
Oceaan. Ik denk Kris op haar gemak te kunnen stellen dat de Stille Oceaan vaak helemaal
niet zo stil is, maar dat helpt niet echt. De schrik om zeeziek te worden zit
er diep in. Gelukkig heeft ze preventief een pilletje genomen.
Maar ons geduld wordt niet lang op de
proef gesteld. Eerst verschijnen die enorme kolossen op ca. 100 meter afstand,
maar het duurt niet lang of ze komen zoals de schipper voorspelde- dichterbij.
Hij beweert dat het speelse en nieuwsgierige dieren zijn. En inderdaad, op de
duur zwemmen ze op 20 meter van onze boot. Ik hoor ze diep brommend adem halen.
Ik mag er niet aan denken als zo een dubbeldekker zich een metertje of 10
vergist: ofwel kiept hij (of zij) onze boot als een notendop om ofwel slaat hij
met zijn staart onze boot rats in tweeën.Even later is het ei zo na van dat: één van die mastodonten duikt uit de
diepzee op net voor onze boeg. Ik schat 5 meter ervoor. Gelukkig realiseert het
beest zich blijkbaar wat er dreigt te gebeuren en hij duikt onmiddellijk.De passagiers roepen op zijn Australisch
waauw, amazing, breathtaking en de hele standaard resem. Ik kijk naar de
kapitein, hij kijkt me in de ogen en slaat een zucht. Bijna zijn boot naar de
haaien (want die zitten hier ook).Het
schouwspel blijft meer dan een uur voortduren. Een viertal van de lieverds
halen hun kunstjes boven: onderste boven zwemmen (zodat alleen de twee punten
van de onderkant van hun staart boven het wateroppervlak uit steekt), verticaal
naar beneden duiken (zodat hun gigantische staart als laatste boven water komt
en tonnen zeewater laat afdruipen) en tot slot plots zonder enige verwittiging
of aanleiding, in een seconde met drie kart van hun gigantisch lijf loodrecht
uit het water opschieten als een raket, even in de lucht blijven hangen en dan
in een overweldigend waterfontein terug in zee te vallen. Als we terug varen, begint het pilletje van
Kris net iets te goed te werken: ze is niet zeeziek, maar gewoon groggy. Straf
spul zeg.
Terug aan land, hoor ik onze schipper
tegen een collega zeggen: 11 miles straight North. Die mannen spelen met de
walvissen onder één hoedje!
In de voormiddag eens lekker niets gedaan
en genoten van de zon op onze kampeerplaats. In de namiddag gaan uitzoeken waar
juist we morgenvroeg paraat moeten staan voor een tochtje op zee. Al goed dat
wD e daar even tijd voor uitgetrokken hebben, want de afspraakplaats is niet zo
voor de hand liggend. Mits wat vragen lukt het uiteraard. Stel dat ik
morgenvroeg om half acht dat had moeten zoeken, dan hadden we allicht onze boot
gemist. Daarna een strandwandeling gemaakt eerst legaal in Tweed Heads en dan
illegaal in Coolangatta in het verboden Queensland (we kennen nu de sluikweg,
nietwaar). Dat is doelbewust want we hebben tegen 6 uur in een bekend grill
restaurant een tafeltje voor 2 gereserveerd. Op het strand van Coolangatta valt
het me op dat de zonsondergang mooi en kleurrijk beloofd te worden. We wachten geduldig
en inderdaad: de horizont kleurt mooi oranje/rood en de zwarte skyline van het
165 km verder gelegen Brisbane steekt er scherp tegen af. Kris maakt duidelijk met
de dag betere en mooiere fotos. Oh, I get by with a little help from my
friends!
Ons candle light dinner, is naar
Australische normen, excellent. Als voorgerecht hebben we ons eens gewaagd aan
zes oesters. Meer uit nieuwsgierigheid om te weten hoe ze smaken, nadat men al
het zilte zeewater heeft verwijderd en de beestjes grondig heeft gewassen. Hawel,
het is echt heel erg: Ze serveren ze met een zoete vinaigrette! Het glaasje
prosecco is even zoet.
Dan de rib eye steak. Onze Angelsaksische
tegenvoeters hier kennende, vragen we heel nadrukkelijk hem RAW te bakken. Het
is iets geworden tussen raw en medium in. Ok, dus. En het vlees was uitermate
lekker. Stukken beter dan wat ik in Europa vinden kan.Het bewijs van mijn bewering is eenvoudig en
sterk: Kris heeft een lap van 350 gram zonder verpinken binnen gesmikkeld. Nu
gij! . Hetfeit dat ook de rib eye
lichtjes gezoet is, zullen we maar door de vingers zien. Ik heb er-opnieuw als test- een pepersaus bij
gevraagd. Al een geluk dat ik de saus in een afzonderlijk kommetje krijg, want
dat spul is ook tot vervelens toe mierenzoet.Het wordt
me elke dag duidelijker waarom de Aussies, zowel mannen als vrouwen, in zo grote
getallen buitenmatig corpulent zijn: sugar³.
In de voormiddag eens lekker niets gedaan
en genoten van de zon op onze kampeerplaats. In de namiddag gaan uitzoeken waar
juist we morgenvroeg paraat moeten staan voor een tochtje op zee. Al goed dat
wD e daar even tijd voor uitgetrokken hebben, want de afspraakplaats is niet zo
voor de hand liggend. Mits wat vragen lukt het uiteraard. Stel dat ik
morgenvroeg om half acht dat had moeten zoeken, dan hadden we allicht onze boot
gemist. Daarna een strandwandeling gemaakt eerst legaal in Tweed Heads en dan
illegaal in Coolangatta in het verboden Queensland (we kennen nu de sluikweg,
nietwaar). Dat is doelbewust want we hebben tegen 6 uur in een bekend grill
restaurant een tafeltje voor 2 gereserveerd. Op het strand van Coolangatta valt
het me op dat de zonsondergang mooi en kleurrijk beloofd te worden. We wachten geduldig
en inderdaad: de horizont kleurt mooi oranje/rood en de zwarte skyline van het
165 km verder gelegen Brisbane steekt er scherp tegen af. Kris maakt duidelijk met
de dag betere en mooiere fotos. Oh, I get by with a little help from my
friends!
Ons candle light dinner, is naar
Australische normen, excellent. Als voorgerecht hebben we ons eens gewaagd aan
zes oesters. Meer uit nieuwsgierigheid om te weten hoe ze smaken, nadat men al
het zilte zeewater heeft verwijderd en de beestjes grondig heeft gewassen. Hawel,
het is echt heel erg: Ze serveren ze met een zoete vinaigrette! Het glaasje
prosecco is even zoet.
Dan de rib eye steak. Onze Angelsaksische
tegenvoeters hier kennende, vragen we heel nadrukkelijk hem RAW te bakken. Het
is iets geworden tussen raw en medium in. Ok, dus. En het vlees was uitermate
lekker. Stukken beter dan wat ik in Europa vinden kan.Het bewijs van mijn bewering is eenvoudig en
sterk: Kris heeft een lap van 350 gram zonder verpinken binnen gesmikkeld. Nu
gij! . Hetfeit dat ook de rib eye
lichtjes gezoet is, zullen we maar door de vingers zien. Ik heb er-opnieuw als test- een pepersaus bij
gevraagd. Al een geluk dat ik de saus in een afzonderlijk kommetje krijg, want
dat spul is ook tot vervelens toe mierenzoet.Het wordt
me elke dag duidelijker waarom de Aussies, zowel mannen als vrouwen, in zo grote
getallen buitenmatig corpulent zijn: sugar³.
Reizen op ne mens zijnen ouden dag is
blijkbaar vermoeiend. Gisterenavond zijn we om half tien gaan slapen. Het was van moetens.
We vielen allebei om van de vermoeidheid. We hebben doorgeslapen tot deze
morgen kwart voor acht.
Na 12 weken verblijf in Australië zijn er
nog steeds een reeks Australische vaste waarden waar we nog geen spoor van
gezien hebben. Zoals daar zijn de in het wild levende possums, wallabis,
kangeroos, koalas, voskoesoes, buideleekhorens, wombats enz, en .. de aboriginal cultuur.
In Tweed Heads is er een Aboriginal
museum en een Cultuur Centrum en een Bora-ring. We starten de dag met een fikse
wandeling naar het museum. We hebben op dat vlak onze verwachtingen met scha en
schande al flink naar beneden bijgesteld. Maar duidelijk nog niet genoeg. Echt
armoe sta bij: wat stenen rommel (letterlijk hé) en enkele boemerangs op een
hoopje gegooid, zonder toelichting of situering van betekenis. Dan het
Cultureel Centrum. Dat blijkt slechts een synoniem te zijn voor het bewuste museumbarakje.
Twee maal noppes dus. Het enige nuttige wat ik uit de rommel in het museum onthouden
heb, is dat een Bora-ring een grote cirkel op de grond was waar twee of
meerdere stammen periodiek samen kwamen om hun geschiedenisverhalen mondeling
door te geven, de sociale banden te onderhouden, nieuwtjes uit te wisselen en feest
te vieren. In de tentoonstelling stond een foto van de nog bestaande Bora-ring,
die we wilden bezoeken. Ja, je hoort me al komen: een grote ring in het zand
Al goed dat ik daar geen kilometers voor heb omgereden.
Op de terugweg naar onze campingplaats,
kom ik tot het besluit dat het Aboriginal probleem hier verre van opgelost is. Vande vijfhonderd verschillende stammen met
minstens 200 verschillende talen in de 18de eeuw (voor de komst van
de blanken), schiet bijna niets meer over. Alles wat van ver of dichtbij met de
Abo-cultuur te maken heeft, wordt hier doodgezwegen en genegeerd. Echt
opvallend.
We hebben gisteren vier maal onze keuze
herzien over de optimale locatie van onze camper op de campingsite waar we ons
voor een week gaan installeren. Heel de discussie over waar de zon staat in het
Zuidelijk halfrond en of ze hier van Oost naar West draait of omgekeerd,
passeerde nog eens de revue. Kompas-applicaties op de smartphones werden boven
gehaald en we stelden vast dat de ene al idioter is dan de andere, maar ze
hebben één ding gemeen, namelijk dat ze allemaal het Noorden in een andere
windrichting aanwijzen. Nietegeloven, en zoiets noemt zich dan kompas. Mijne
kleine teen kan het beter. Uiteindelijk werd het gezond boerenverstand
aangesproken en vanmorgen blijkt dat we een wel overwogen keuze gemaakt hebben.
We ontbijten voor de eerste maal van onze ietwat uitgelopen reis buiten en in
de zon!
Daarna geniet Kris als een welstellende
dama van het verwarmd openlucht zwembad en ik ga een foto nemen van een uit de
kluiten gewassen spin met een web van 1 m². Na de middagboterhammen trekken we
naar het stadscentrum van Tweed Heads. Dat centrum blijkt uit twee stadsdelen te
bestaan: Coolangatta in Queensland en Tweed Heads in New South Wales.De grens tussen beide staten loopt bij wijlen
onvermijdelijk langsheen een straat of dwars door een straat. Het gevolg is dat
de ene helft van de straat tot Tweed Heads kan behoren en de overkant tot
Queensland. Op het eerste gezicht maakt dat voor ons buitenlanders niet veel
uit, maar omdat de corona restricties in Queensland veel strikter zijn dan in
New South Wales, is het onderscheid fundamenteel. Want mensen mogen Queensland alleen
maar binnen onder erg strikte voorwaarden: domicilie, beroep, medische
interventies en dergelijke. Je moet over een speciale toelating beschikken. Die
toelating bestaat uit een A4 blad vol met inhoudsloze data maar erg weinig
nuttige info, die de autobestuurders op hun voorruit moeten kleven. Ik heb autos
gezien met drie A4 bladzijden op hun voorruit! Zon sterk ingeperkt
gezichtsveld gaat nog aanrijdingen veroorzaken vrees ik. Soit, dat is hun probleem.
In alle straten van de stad die de virtuele corona-grens kruisen, staan er bemande
controleposten. Wie geen A4 permit op zijn naam op de voorruit van zijn wagen
heeft kleven, komt er niet in. Dat is tenminste de theorie.
We willen met onze eigen ogen zien hoe de
overheid dat puzzeltje georganiseerd heeft. Mij lijkt het een net met wel erg
grote gaten. Ik vraag me af hoe Queensland haar grens et New South Wales
afdoend kan afsluiten, hoe ze dat gaan realiseren voor de voetgangers of voor
families met leden in de twee staten?
En inderdaad, net zoals in de VS plannen
ze alleen in functie van het autoverkeer: de autos, de bestuurder en de
eventuele passagiers worden gecontroleerd op het bewuste A4 formulier (en) die
ze op de voorruit van hun wagen kleven. Of de namen op het formulier kloppen
met de identiteit van de inzittenden, is een brug te ver voor de politie. Als
het aantal formulieren al klopt mag je zo door.
De voetgangers op hun beurt mogen gaan en
staan waar ze willen, zowel in New South Wales als in Queensland. Ook wij
buitenlanders, stappen dus zonder enig probleem New South Wales buiten en Queensland
binnen en omgekeerd. We zijn zelfs s avonds in het zogezegd hermetisch
afgesloten Coolangatta in Queensland gaan eten. Niemand houdt ons tegen als we
Tweed Heads verlaten en Coolangatta binnen wandelen. Niemand vraagt ons iets. Allemaal
geen probleem. Maar ik kan in Queensland geen auto huren, want daarvoor moet
ik over een permanente verblijfplaats in Queensland beschikken. Wie in een andere
staat (bv New South Wales) woont en familieleden in Queensland heeft, wandelt
dan weer wél zonder moeilijkheden de grens met Queensland over. Eens in
Queensland, huurt hij op naam van zijn
familie een camper en klaar is de Aussie. . Much ado about nothing zou
Shakespeare zeggen. En deze mening wordt hier door het merendeel van de
Australiërs gedeeld.
We pakken in, zoals geoefende Van-rijders,
en vertrekken voor de laatste keer nog eens naar Byron Bay: eerst langs de
supermarkt Woolworths om tegen de middag opnieuw heerlijk te lunchen bij het
Mexicaans restaurant. Intussen tijd is er ook nog even ruimte om langs de
winkeltjes te flaneren: heel aangenaam. De inrichting, het aanbod van klederen
en snuisterijen en de alles overheersende patchouli geur geven ons een
flash-back naar de flower-power periode in de tweede helft van de jaren 60 van
de vorige eeuw. Ongelooflijk maar waar, vinden wij teen sleffers voor Mark:
maat 48: deze zullen heel goed van pas komen om te douchen! Een tweede
voltreffer vanmorgen is dat er terug cash geld afgehaald kan worden met de
debetkaart: dat probleempje is daarmee ook weeral van de baan.
Eindelijk is het dan 12 uur en zijn bij
Margerita de eerste klanten: wij installeren ons buiten op het terras, badend
in een stralende zon bij 20 graden (jaja we naderen de evenaar hé)smaakt een mezcal dubbel zo goed! Zelfs een
alcoholvrije mojito voor Kris, smaakt heerlijk bij onze Chipotle met kip.
Dan naar Tweed Heads. In eerste instantie
liefst niet via de autostrade, maar na 25km kronkelende smalle wegen, op en
neer, besluiten wij toch maar de M1 op te rijden: een verstandige keuze, blijkt
achteraf: de resterende rit zou toch nog meer dan 60km verder slingeren in het
groen.
Tweed Heads ligt zo een 80km ten Noorden
van Byron Bay, net aan de grens met Queensland. We zitten met andere woorden op
100km ten Zuiden van Brisbane, de plaats waar onze reis in april had moeten
starten. In de staat waar de zon WARMTE geeft en niet doet alsof. Maar de
heilige Corona heeft er anders over beslist. Onze troost is dat het hier de
volgende week ook goed weer zal zijn. We gaan ervan genieten. Ik heb ter
voorbereiding mijn onderhemdje met mouwen en mijn flies al uit gedaan. Net voor
Tweed Heads houden we even halt bij een tankstation annex koffiebar langs de
M1. Het valt me direct op dat de politie-aanwezigheid hier wel serieus is: vier
politiewagens staan klaar. Dat belooft
voor morgen als we aan de coronagrens met Queensland komen.
Onze kampeerplaats blijkt uitstekend te
zijn: vriendelijk en tegemoetkomend ontvangst en raar maar waar, deze uitbaters
hebben de coronatijd nuttig besteed aan het vernieuwen van het sanitaire
gedeelte: picobello! Op 1 ½ u tijd is
onze was weer proper, gedroogd en gestreken!
Een verwarmd zwembad lonkt reeds om
morgen uit te testen: zal deugd doen om mijn bikini boven water te halen, na 3 ½
maanden in mijn valies gezeten te hebben. En nu Mark ook teen sleffers heeft,
zullen wij er hopelijk morgen vroeg kunnen van genieten: eindelijk!