We moeten nu beide stroken rillen, maar wel zo dat ze heel precies rond het boek passen. Boek en omhulsel moeten één compact geheel vormen, zonder dat het boek kan verschuiven in de verpakking.
We leggen het boek in het midden van de eerste strook, en we zetten met potlood streepjes op het karton om aan te duiden waar de onderrand van het boek precies ligt. We meten na of die streepjes wel precies even ver van de onderste rand van de strook liggen, en we maken daar een rillijn. We vouwen het karton om, en zetten de vouw scherp met het vouwbeen. We leggen het boek precies tegen die gevouwen strook, en we zetten weer streepjes om aan te geven hoe dik het boek precies is. We maken weer een rillijn. Zo werken we verder tot beide stroken vier rillijnen hebben, en we twee stroken karton hebben die heel precies strak rond het boek passen.
We moeten de werkvolgorde van passen, meten, rillen, vouwen, en weer passen, meten, rillen, vouwen respecteren, want dit is dè manier om ervoor te zorgen dat boek en omhulsel perfect passen. Als we alleen maar meten met de lat, en niet met het object zelf, krijgen we een niet-zo-goed-passend omhulsel, omdat de dikte van de rillijn zelf onnauwkeurigheid veroorzaakt: ofwel is het omhulsel dan te klein, ofwel te groot ...
|