Elk katern heeft nu vier voorgeprikte gaatjes. We zullen ze nu met boekbindersdraad aan elkaar naaien. Boekbindersgaren wordt gemaakt van vlas, omdat dat ijzersterke vezels oplevert, en omdat het niet uitrekt. We beginnen met het eerste katern: de draad gaat van buiten naar binnen door het bovenste prikgat, komt weer naar buiten door het tweede, gaat weer naar binnen door het derde, en komt weer naar buiten door het vierde. Dan trekken we de draad strak. Let op: die draad straktrekken moet altijd in dezelfde richting van de rug van het katern. Als we zouden straktrekken loodrecht of schuin op de rug, dan scheurt het papier onmiddellijk door!
 We nemen nu het tweede katern, we leggen het heel precies op het eerste, en we gaan ook in dat katern van buiten naar binnen, van binnen naar buiten, van buiten naar binnen en weer van binnen naar buiten. We trekken de draad weer strak mee met de richting van de rug. De draad is uit het tweede katern te voorschijn gekomen net boven de plek waar de draad in het eerste katern verdwenen is. We knopen die twee draden aan elkaar met een dubbele weversknoop, zodat de twee katernen zowel boven als onder met elkaar verbonden zijn.
 We gaan verder met het derde katern, en als de draad uit het vierde prikgat te voorschijn komt, verbinden we dit derde katern met de vorige twee door de draad tussen katern 1 en 2 door te halen en een kettingsteek te maken.
 We gaan zo verder tot en met het laatste katern.
|