Onze voorprikmal is klaar. We kunnen nu voorprikken. Het voorprikken zelf kent twee valkuilen: je zou denken dat het een makkelijk klusje is, maar je kunt wel al je katernen verknoeien zonder dat je het in de gaten hebt. De eerste valkuil: je hebt een truukje nodig om zo te prikken dat je precies begint en eindigt in de vouw. Beginnen prikken in de vouw is niet moeilijk: dat zie je zo. Waar de els zal uitkomen dat is echter niet zo gemakkelijk te controleren. Tenzij je dus het truukje kent. Het truukje zit zo: je neemt een katern, en je opent het in het midden zodat de bovenste helft van het katern een hoek van 90° vormt met de onderste helft van het katern. Je richt de priknaald nu zo dat ze die hoek van 90° precies in twee deelt: de naald vormt dus twee hoeken van 45°. Dit is de enige goede richting om een katern voor te prikken en niet uit te komen naast de rugvouw. Laat je NOOIT verleiden om het anders te doen. De tweede valkuil: vóór je begint te prikken moet je het prikmalletje op de juiste plaats leggen, en het mag niet meer verschuiven tot je katern voorgeprikt is. 'Op de juiste plaats' betekent hier: de bovenzijde van het prikmalletje moet bij elk katern precies gelijk liggen met de bovenzijde van het katern. 'Niet meer verschuiven' betekent dat je soms handen te weinig hebt om het geheel in bedwang te houden. Een gewichtje kan dan gouden diensten bewijzen (een gladde steen, een goed ingepakt loodblokje, een ouderwets gewicht, ...).
|