De katernen zijn gevouwen; de volgende opdracht is nu ze stevig met elkaar verbinden, zodat er een boek ontstaat. We gaan dit doen met naald en draad, maar eerst moeten we gaatjes prikken waar de naald door het papier moet. Het is immers erg belangrijk dat elk katern op precies dezelfde plaatsen voorgeprikt wordt. Is dat niet het geval, dan krijgen we een boek waarvan de boven- en de onderzijde onregelmatig zijn. Dan moeten we bijsnijden, wat alleen kan met dure machines. 12 katernen op precies dezelfde plaatsen voorprikken lukt alleen als je hiervoor een malletje maakt. Het malletje is een reep soepel karton (bijv. een stukje van een corn-flakesdoos) dat we met een ritslijn overlangs in twee vouwen. Het moet precies even hoog zijn als de katernen, en de breedte maakt niet veel uit (zo'n acht centimeter werkt prettig). Aan de binnenzijde van de vouw tekenen we vier prikgaten af: het eerste op 1,5 cm van de bovenzijde, het tweede op 2 cm van de onderzijde, het derde en het vierde op een gelijke afstand van het bovenste en het onderste (de afstand tussen die twee moet je dus door drie delen).

|