Schrijf, zever, filosofeer, breek af waar U zin in heeft !
18-04-2007
Simon Vinkenoog
Goedemorgen,
Na weer een aantal rare dagen achter de rug te hebben, ik schrijf alles vol, van toiletpapier tot de muren die mij omringen, heb ik besloten dat iemand mij de grond moet inboren of ophemelen. "Niet getreurd" dacht ik "Iemand wil ik vinden die mijn schrijven wil en bovenal kan beoordelen" Die "kan" in mijn gedachte is vreslijk belangrijk. Natuurlijk vertelt mijn vrouw mij weleens eens dat ik mooi schrijf, maar daar schiet ik ook geen bal mee op. Nadat ik vorige week Simon Vinkenoog had zien verschijnen op mijn beeldscherm dacht ik: "Dit is mijn lezend oog." Gisteren was de kogel reeds door de kerk, ik mag mijn schrijfsels persoonlijk overhandigen aan Simon als ik in Amsterdam geraak. Mijn vrouw vertrekt zondag met een uitwisselingsproject naar Almere, vlakbij Amsterdam dus. Of ik nu al zal gaan weet ik niet, want ik ben nog maar net terug uit België, en Amsterdam ligt ook niet om de hoek vanuit Barcelona. Maar ik ben een illusie rijker en daar draait het om.
Vriendelijke groet van de Spaanders voor de Vlaanders
Voor de imposante ijzeren hekken, geflankeerd met betonnen paaltjes verbonden door zware ijzeren kettingen, gaat mijn hart sneller kloppen. Hier ligt hij. Achter mij hoor ik het nachtelijke Parijse verkeer. Koud heb ik het niet, ondanks de gure Noordenwind die deze plek teistert. Als in een roes stap ik op het hek af. Twee grote betonnen pilaren, met een halve maanvormige muur houden deze ijzeren geraamten op hun plaats die mij de pas af snijden. Toch zal ik binnengeraken. Ik wil een bezoekje brengen aan een paar vrienden die hier reeds lang binnengetreden zijn, maar deze plek nooit meer verlaten hebben. Ze zullen kort van stof zijn, want ze zijn reeds tot stof vergaan. Rondom mij kijkend zie ik dat er bijna niemand op straat vertoeft, waarom zouden ze, het is twee uur s'nachts en koud. Die parijzenaars liggen liever in hun nest te vozen met een Parisienne, geef ze eens ongelijk.
Dit is mijn kans. Ik klauter de pilaar op, het zweet breekt mij al snel uit. Ik ben geen klauteraar, eerder een wroeter. Hartslag honderdtachtig. Mijn bloed jaagt door mijn aderen als luipaarden op rooftocht. Eindelijk ben ik boven. Het kan mij geen bal meer schelen wat er kan gebeuren. Ik spring in het diepe, 5 meter naar beneden en verzwik mijn enkel, ik moet er om lachen, want de bewoners van dit oord hebben en zullen nooit geen last meer hebben van fisysch ongemak, dus ik ook niet.
"Père-Lachaise is mine" monkel ik. Het lijkt wel of de doden blij zijn met mijn bezoekje. Ik stap naar het midden van de laan toe. Ok Jean Baptiste, waar hebben ze jou ergens laten rotten beste vriend? Aan de linkerkant ontwaar ik een plattegrond. Belachelijk, een plattegrond, grote geesten ontmoeten elkaar zonder aanwijzingen, ik begin mijn reis naar alweer één der schrijvers waar ik strontjaloers op ben. Het is een liefde haat verhouding. "Waar zit je nu met je "Le Misanthrope" dode eikel." Grijns ik "Dood als een pier, je kan mij niet meer kwellen door nog meer geniale frasen aan het papier toe te vertrouwen. De volgende seconde ben ik gelukkiger dan ooit dat deze man opgehouden heeft met bestaan. Toch ben ik al even gelukkig dat hij heeft bestaan. Liefde haat dus. Ik begin mijn tocht door deze immense verzameling van huisjes waar een hoop beroemde knekels liggen te verstoffen. Na een tweehonderd meter stuit ik op het "Monument aux Morts" hier heb ik de keus tussen links of rechts een aantal trappen op te lopen en mijn weg verder te zetten. "Waar lig je Jean, vertel het mij." Roep ik op het doodstille, wat een cliché, kerkhof. Zelfs geen echo is hier te horen. En dan plots fluistert de Noordenwind: "Ici, mon amis" Het gefluister komt van rechts. " ' T werd tijd makker dat je iets van je liet horen." Euforisch, dronken van blijdschap snel ik de trappen op, het lijkt mij een reuzenkermis toe, deze vereerplaats aan de verotting. Weer trappen, links, dan weer naar rechts. "Verdomme het is hier donker, straks verzwik ik mijn andere enkel ook nog. Niet dat ik daar last van heb, maar ik heb geen zijn om op mijn ellebogen tot bij Jean Baptiste te kruipen. Maar ik verzwik niets, val niet dood of iets van dien aard. Integendeel eens door het kleine laantje met cypressen wordt het weer iets lichter. Ik hoor weer het gefluister. "Ja, ja. Je bent Godverdomme al 334 jaar dood, 't zal nu op geen vijf minuten steken zeker" Toch ga ik stevig door en na nog een paar laantjes kom ik aan op een smal kruispunt. Ik voel het, draai mij om en daar ligt hij. Vier pilaren van ongever een meter hoog dragen zijn betonnen kist. Weinig franje, Met alleen maar op de zijkant zijn naam. Niet zijn echte naam, neen. Jongeheer Poquelin mocht van zijn vader, die generaal was de familie niet te schande maken. "Gebruik jij maar een andere naam, mijn zoon" had die hem meegedeeld toen hij erachter kwam dat zijn zoon zich in zijn ongeluk wilde storten door zonodig artistiek te moeten doen. Ik spring over het hekje die deze plek omgeeft en leg mij onder mijn vriend te ruste, tijdelijk hoop ik, want mijn tijd is bij mijn weten nog niet gekomen. We liggen broederlijk boven elkaar, net een stapelbed. "Awel Moliére, waarom heb je mij uitgenodigd?"
Vriendelijke groet van de Spaanders voor de Vlaanders
Beteuterd controleerde hij nogmaals zijn zakken om zich ervan te vergewissen of hij nu echt wel zijn huissleutels vergeten was. Dit was de eerste maal in zijn negenjarige leven dat dit hem overkwam. Geen huissleutels. Triest, peinzend ging hij zitten op de tweede trap die naar het volgende verdiep van het appartementsgebouw leidde. "Mijn veilige thuishaven, waar ik omringd wordt met liefde, waar het warm is en waar ik bescherming geniet is gesloten." "Hier zit ik nu." En als er niemand komt opdagen ben ik gedoemd om nu reeds in die wrede wereld te blijven. NEEN! NEEN! Het enige antwoord was de echo in het trapportaal.
Vriendelijke groet van de Spaanders voor de Vlaanders
Na een zestal dagen in België vertoefd te hebben zijn we vrijdag terug richting Spanje getrokken, niet alvorens een bezoekje te brengen aan vrienden in Luxemburg. Nu een bezoekje, meestal draait dat uit op een hoop gezellig geklets en een overnachting bij die vrienden. Ze kennen mij al een beetje als de grootste plakker in West Europa en omgeving. Zaterdagochtend hebben we dan uiteindelijk de reis aangevat naar huis.
Het Moretus Plantin museum was een voltreffer. Prachtig museum om in verloren te lopen. Mijn dochter van vier was zelfs onder de indruk en heeft zich voorbeeldig gedragen. Toch vroeg ze zich af waarom die rijke mensen niet gewoon een Bic kochten om te schrijven in plaats van al dat omslachtig gedoe met loden lettertjes en ganzeveren.
Vriendelijke groet van de Spaanders voor de Vlaanders
We zijn zaterdag aangekomen in de Vlaanders. Vrijdagavond heb ik tussen de soep en de patatten beslist dat we gingen vertrekken en op een uurtje was alles ingepakt. Iedereen behalve ik heeft gans de nacht liggen maffen, en toen ze wakker werden stonden we in Luxemburg. Gisteren, zijn we de gehele dag naar Plopsaland geweest. Mijn dochter van vier ging volledig uit haar dak. Vandaag wordt het boekendag, dus gaan we boekhandel de Slegte overhoop gaan gooien om onze gading te vinden. Morgen Antwerpen. Mijn vrouwtje meent zich te herinerren uit haar Erasmus tijd dat daar een mooi, niet al te groot, museum was over het begin van de boekdrukkunst.
Dus nu zeg ik: Groeten van de Vlaanders voor de Vlaanders
Het was nu al drie uur in de
namiddag. En Louis zijn maag begon nu toch wel te protesteren tegen
het niet bijtijds gevoederd
worden. Bij Maria kan ik nu geen frietje halen, dus zullen we maar
een Luxemburgs frietje consumeren. Het vehikel liep nu ook op zijn
laatste benen wat voeding betrof, dus dat kwam goed uit. Net over de
Luxemburgse grens heb je zo een groot nieuw pompstation waar je
allerlei lekkernijen en overbodige prullen kan kopen, ook voor de
heilige koe is het een paradijs. Louis laafde zijn autootje en zocht
een mooi plekje dicht tegen het raam van het reataurant. Ik aan de
ene kant van het raam, en jij aan de andere kant. Jij hebt eerst
mogen eten dus nu is het mijn beurt.
Bij het
binnenstappen merkte Louis dat hier nogal veel raar volk ronddoolde.
Ja met al die open grenzen wordt het één grote
mengelmoes. Filip De Winter zou hier zijn hartje kunnen ophalen.
Self Service U kent dat wel. Leuke saladbar, eigen dienbord
nemen. Vier horizontale metalen staven waarover je dat dienbord kan
laten roetsjen tot je aankomt bij de dame die je laat kiezen uit een
aantal dagschotels. Die dame had de gelaatstrekken van een nazi die
met het verkeerde been uit bed gestapt was. Neen, ze was niet lelijk
of zo, maar haar gezicht had de gelaatstrekken van haar karakter
aangenomen. Wat is dat toch met mensen. Vanaf een bepaalde leeftijd
kan je echt iemands karakter van zijn snuit aflezen. Dat gezicht
vormt zich. Iemand die relaxed is en veel lacht, heeft altijd een
aangenamer bakkes dan iemand die constant loopt te mokken. Na een
tijdje kunnen ze dat niet meer verbergen. Zelfs als ze een zeldzaam
moment van blijdschap kennen, kan je nog steeds in die wirwar van
lijntjes en huidkwabjes dat norse karakter ontwaren. Louis bekeek het
mens vriendelijk en ze vroeg hem op een manier alsof ze hem ritueel
wou afmaken: Que est ce que vous voulez Louis was zo onder de
indruk van haar voorkomen dat hij het zaakje niet meer vertrouwde. Ne kleine pak,
mee mayenaise en stoverijsijse Goede wetende dat het vrouwmens er
toch niks van begreep. Hij liet zijn dienbord staan en stapte op. Zo
iemand raakt mijn eten niet aan. Ze is in staat mij te vergiftigen,
puur uit plezier. Dan zou ze met een vergenoegde blik staan kijken
hoe ik in doodskrampen op de vloer lig te kronkelen. En bij de
laatste stuiptrekkingen zou ze een ziekenwagen bellen. Al was het
maar om een alibi te hebben. Dit was een moordwijf, maar dan
letterlijk. Ronddwalend in de bijbehorende supermarkt vond hij dan
toch iets om met zijn maag op goede voet te staan. Vooringepakte
driehoekige boterhammen met tonijnsalade en sla. Nu tonijnsalade zal
wel weer dolfijnenmoes zijn, maar dat deert niet. Hij betaalde. Het
vrouwtje was deze keer een oudere dame die wel gelaatstrekken bezat
waar je nog kon van genieten. Ze zat met haar blauwwitte schort
vergenoegd achter haar toonbank vriendelijk te glimlachen. Louis
voelde zich terug opgewekt. Gelukkig waren er toch nog wezens die
konden genieten. In zijn wagentje gezeten verorberde Louis zijn
boterhammetjes.
Vanuit mijn ooghoeken sla ik hem gade. Zittend in zijn supermoderne rolstoel zit hij bewegingloos in zijn pas aangelegde vijver te staren. Het ochtendzonnetje verwarmd zijn verlamde lijf.
Wat gaat er in hem om?
Plots slaat hij de ogen op, zijn hoofd kan hij niet bewegen, kijkt mij aan en glimlacht.
Bijna onhoorbaar zegt hij: "Schone vijver he, maat."
Ik knik.
Versteld. Ondanks alles geniet hij, en leeft duizendmaal intenser dan velen.
Hij ziet waar wij reeds blind zijn.
Hij ziet het leven zelve.
Vriendelijke groet van de Spaanders voor de Vlaanders