De weerberichten kloppen hier altijd. Nadat wij ons zo lang mogelijk hebben verschanst in onze warme kamer moeten we om 10 hr toch buiten: het is -8 Celsius (MIN 8!) en het voelt nog kouder aan door de noordenwind (wel terug zonnig na wat sneeuw vannacht). Trump heeft gelijk, die klimaatopwarming is dikke flauwekul! Serieus, zelfs de locals zeggen dat deze temperatuur voor medio november niet normaal is, en het zal gelukkig niet lang duren, vanaf morgen is enige opwarming weer aan de orde. Intussen: leve de stoelverwarming in autos! We moeten vandaag behoorlijk wat afstand afleggen (geen enkel probleem met onze Southern Passenger playlist die van aard is zowel Sam Philips als de verenigde zwarte bluesgoden jaloers te maken), maar tijd voor twee alweer iconische stops is er wel. De eerste is literair van aard (wat een fraaie parking trouwens!): Rowan Oaks is het huis van de grote schrijver William Faulkner (ja, nog groter dan Philip Roth) die hier eigenlijk permanent leefde, behalve in de periode dat hij om den brode scenarioschrijver was in Hollywood (eenmaal werd hij afgedankt door Hitchcock, die duidelijk meer van schilderkunst dan van moderne literatuur afwist). Faulkner was ook zo lief de vorige bewoners van zijn huis in zijn romans in te schrijven, en hield zich verder buiten schrijven bezig met zijn paarden en met wandelen. Maar lawaai mocht er niet gemaakt worden, anders kon meneer niet schrijven (een zware opdracht voor zijn vrouw en dochter). Volgens Philip Roth, we hebben het net gelezen, schreef Faulkner met As I lay dying de beste Amerikaanse roman van de eerste helft van de twintigste eeuw. Kan er nooit ver naast zijn, al zouden wij zelf Hemingways The Sun also rises die bekroning geven, en van Faulkner vinden we The Sound and The fury zijn allerbeste roman. Enfin, een grote was Faulkner sowieso en dat hij niet bepaald geld teveel had blijkt uit de binnenhuisinrichting, die alles behalve weelderig is. Maar hij mocht zich wel verheugen in een aangename natuur om hem heen. Daar kan je nu nog van profiteren: we maken de korte wandeling Bailey Woods Trail, heel mooi en versierd met plakkaten van de Universiteit van Mississippi (die ook het huis van de schrijver uitbaat). En waarom heette die slang nu Penelope? Ha, omdat Faulkner even goed vertrouwd was met de Odyssee als met Shakespeare natuurlijk. En verder zuidwaarts rijden we, maar het weigert vooralsnog warmer te worden, we blijven onder nul. Dan maar warmte zoeken bij de Blues, zoals de niggers van vroeger, die zich het pleuris moesten werken op de katoenvelden van de Mississippi-delta. Ja, in dit vlakke land werd de Blues geboren, en rondom Clarksville (maar ook Tunica op de kaart is ons bekend: van Tunica Motel, een uitmuntend nummer van Tony Joe White, het staat op onze Southern Passenger playlist!) zijn er interpretatieve bluesmusea bij bosjes, maar het beste, want modernste, is sinds 2008 toch het B.B.King Museum in Indianola dat niet alleen alles over de baas van Lucille vertelt, die bescheiden begon als tractor-chauffeur op de katoenplantage van een zwarte eigenaar (hij moest er wel Mister tegen zeggen, maar het was een goeie baas), maar ook over de levensomstandigheden in de Delta zelf. Knap hoor. B.B.King maakte het in Memphis, en werd een internationale bekendheid met The thrill is gone in 1970, maar bescheiden bleef hij altijd, geen Graceland voor hem. Wel een eigen opnamestudio, en het bezoek van U2 in 1988, voor de Rattle and Hum-film. Kostelijk moment hier op video: B.B die tegen Bono zegt dat hij eigenlijk niets van akkoorden afweet (ha nee, die oude bluesmannen speelden allemaal op gevoel, Bonnie Raitt legt het goed uit op de Lucille talks-foto). En Bono, duidelijk bedremmeld naast een King te staan, terwijl hij toch zelf ook geen bedelaar was, die antwoordt: euh...geen probleem, The Edge zal dat akkoordengedoe wel regelen. Mooi allemaal, heel mooi, we zijn weeral ontroerd. Eindelijk ook geleerd waar de naam Lucille voor alle gitaren van King vandaan kwam, zie foto en nee, het was geen liefje van hem. Knappe concertfragmenten in dit museum ook, en een schilderij in de gift shop dat zowaar door een Belg is gemaakt. Al hebben wij nooit van die meneer Le Roy gehoord. King ligt achter het museum ook begraven, hij werd 90 (1925-2015), en wel op veel eenvoudiger wijze dan de familie Presley op Graceland. Typisch, zwart of blank, het is toch nog altijd niet hetzelfde in Amerika.
AMERIKA 2019: Memphis, TN (2): Sun Studio & Graceland
Het wispelturige klimaat blijft ons verbazen. Gisteren, zondag, was het 19 graden en zonnig, vandaag was het hondenweer met veel wind en regen en alsmaar kouder, vannacht gaat het vriezen en sneeuwen, en morgen komen we niet boven de -2 Celsius uit. Waarna het weer warmer wordt. Geen wonder dat er zoveel maffe Amerikanen zijn, dat komt door het weer dat hun brein verwart! Nu, wij laten ons niet van de wijs brengen, de twee activiteiten van vandaag hebben geen goed weer nodig. De eerste is veruit de leukste: Sun Studio, waar radio-ingenieur Sam Philips de rockn roll uitvond vanaf 1952. Zijn grootste ontdekking was volgens hemzelf HowlinWolf, volgens de rest van de wereld eerder Elvis Presley natuurlijk. De jonge Elvis zakte nochtans voor zijn eerste test, hij zong een ballade en Philips stond erom bekend een hekel aan ballades te hebben. Maar de tweede, Thats Allright mama, was wel prijs. Speel dat eens een beetje rapper, kid, zei Philips, en toen Elvis dat deed en misschien vant verschieten wat rare heupbewegingen begon te maken, was The Pelvis geboren en legde Philips Elvis snel een driejarig contract voor. Dat na 17 maanden voor een recordbedrag werd overgenomen door RCA. Maar dat is maar het topje van de ijsberg, want ook Jerry Lee Lewis, Johnny Cash, Ike Turner, Muddy Waters, B.B.King, Carl Perkins en Roy Orbison (die snel opstapte omdat hij van Philips geen ballades mocht zingen). Onze gids vertelt op een 40 minuten-lang bezoek vele leuke anekdotes, en in de Heilige Graal (de eenvoudige studio zelf) horen we vele authentieke opnames, die we wat graag meezingen - zoals iedereen trouwens. Tofkens, en dat vond ook U2, die hier in 1988 samen met B.B.King een deel van Rattle and Hum kwamen opnemen. Overigens kwam de oude Jerry Lee Lewis, nu 84, hier verleden jaar nog eens gedag zeggen, dixit onze gids, en hij bracht...Mick Jagger mee. Twee liefhebbers van jonge vrouwen! Hoe dan ook, Sun is het Mekka van Memphis.
Wie niet meer zal langskomen is Elvis. Al is ook Graceland uiteraard een bedevaartsoord, zij het gelukkig vandaag minder druk bezocht dan anders, ongetwijfeld te wijten aan het rotweer op deze Veterans day (zoals ze in Amerika 11 november noemen). Het zou gek zijn Graceland over te slagen als je in Memphis bent, but we are not impressed. Let wel, Elvis jonge jaren vallen ook in onze smaak en het was een groot performer, maar dat is allemaal nog geen reden voor een heiligverklaring, die hier veelal aan de orde is. We zien alle benedenkamers, incl de slaapkamer van Elvis ouders (die van Elvis zelf is uit respect niet bezoekbaar), de TV-zaal, de speelzaal en de vreemde jungle room. En verder veel fotos en home movies waarin dochter Lisa Marie de hoofdrol speelt. Maar we horen niets over Elvis vreemde gedragingen die toenamen tijdens de Las Vegas-jaren en hem zijn huwelijk met Southern Belle Priscilla kostten. Kom, nog even in de regen naar Presleys privé-vliegtuigen gaan kijken en onze eer bewijzen op het kerkhof (grootmoeder Minnie Mae overleefde iedereen) en we zijn rond met dit verplicht nummer. En nu moeten we vroeg gaan slapen, want morgen is The entire region on The receiving end of a bone-chilling blast of cold air, luidens The Weather Channel. En daar kan Mister OOSTUOGOLF, zoals het op onze laundry bag staat (we hebben vandaag een boel kleren laten wassen), niet goed tegen, maar geen nood, we hebben zelfs stoelverwarming in de wagen en overmorgen wordt het alweer aanzienlijk minder koud.
AMERICAN MUSIC 3: Al Greenâs Tabernacle Church (gospel), Stax Museum (soul), Rum Boogie on Beale Street (Blues)
Muzikale zondag, in drievoud! Maar omdat het zondag is gaan we eerst naar de kerk. Kent u de man op foto 2? Dat is Al Green, die in 1976 zijn wereldlijke soulcarriere opgaf om een eenvoudige kerk te kopen, waarvan hij meteen zelf pastor werd. Kwam niet echt uit de lucht vallen want zijn hit Take me to The river (een van onze lievelingsnummers, die we eerst leerden kennen via prima covers van Talking Heads en Bryan Ferry) heeft al een religieus geïnspireerde tekst. Effectief, Al Green himself, nu een frisse zeventiger, is aanwezig en houdt eerst een bezielde preek waarin hij iedereen aanmaant eerder het goede nieuws van de bijbel te beluisteren, dan het slechte nieuws dat je dagelijks op TV kan horen. Ja, daar kunnen we inkomen. Onlangs zagen we nog een fragment van een politiek debat op CBS waarin de ueberbitch Judge Janine (van Fox Tv) in de clinch ging met leftie Whoopi Goldberg en beide vrouwen binnen de kortste keren mekaar begonnen uit te schelden. Polarisatie in de USA, Al Green daarentegen uses The Bible as his road map. Ja, hij doet maar, wij zijn vooral geboeid door de zoals altijd knettergek opgeklede zwarte vrouwen, het is hier net zo als in New York, waar we al twee keer zo een gospelmis bijwoonden. Bring it on, Al, swingtime! Daarna is het tijd voor soul in het Stax Museum of American Soul Music. Een echte pelgrimstocht voor ons hoor, wij zijn levenslang verknocht aan veel van deze muziekjes. Stax werd gesticht door Jim Stewart en zijn oudere zus Estelle Axton, vandaar de combinaam Stax. Jim, die viool speelde, wilde eigenlijk country & westernster worden, maar dat lukte niet. Geïnspireerd door het succes van Sam Philips Sun Studio (zie morgen) werd hij dan maar in 1957 producer en dat lukte wonderwel op grond van het verzamelde muzikale talent van zovele zwarten, al waren er ook witten bij, zoals Steve Cropper, de gitarist van het huisorkest Booker T and The MGs. Er wordt hier goed uitgelegd dat Stax Soul steunde op drie componenten: de kerk en haar gospel, country and Western en The Blues. Vooral dat laatste element maakte de Stax Sound minder gepolijst dan die van de grote concurrent uit Detroit, Tamla Motown. En door een handige deal met Atlantic Records werd Stax in no time een grote player, maar dat luidde meteen de ondergang in. Want wie groot wil zijn moet groot investeren, en toen er een zakelijk conflict ontstond tussen de oorspronkelijke eigenaars en mede-eigenaar CBS kwamen er financiële zorgen, nog vergroot door de geldhonger van nieuwe sterren als Isaac Hayes, wiens vergulde Cadillac hier een pronkstuk is. Stax kwam in cash flow-problemen en vroeg het failliet aan in 1974, het gebouw werd verkocht voor....10 usd aan een kerk. Gelukkig stichtten nostalgici in de jaren 90 de Soulsville USA non profit organisatie, die erin slaagde van het verkommerde huis een museum te maken, dat vol staat van bios van de grote figuren, zoals Otis Redding en zijn begeleidingsgroep The Bar Kays, die in 1967 omkwamen in een van de vele vliegtuigongelukken die de showbiz toen teisterden. Plus een dansvloer, waar je gebeurlijk kan meedansen op de onweerstaanbare videomuziekjes ervoor. En een heuse muziekstudio, waar je diverse opnames op de koptelefoon kan beluisteren. Allemaal goddelijk goed, als u het deze muziekliefhebber vraagt, en alweer inspiratie opgedaan voor een uitbreiding van onze Southern Passenger playlist. Deel 3 van dit muzikaal verhaal wordt geschreven in Beale Street, zoiets als Broadway in Nashville, maar allemaal een beetje groezeliger zoals alles in Memphis groezeliger is. Overdag al een levendige plek en slogans als Put some South in your mouth & Pork with an attitude, daar hebben wij wel oren naar. Wij kiezen Rum Boogie Bar uit om eerst chicken strips with Fries and some beers te nuttigen (geen wijn hier, het gaat er ruiger aan toe) en vervolgens anderhalf uur te luisteren naar de Memphis All Stars. Onderschat deze jongens niet! Ze hebben in jongere tijden allemaal samengespeeld met bekende namen als Solomon Burke, Dr. Feelgood en Albert King, en de lead gitarist, die ook prima mondharmonica speelt, heeft zelfs een nummer voor Robert Cray geschreven, horen we. En de gastzangeres, Queen Anne, steekt zowaar de Queen of Soul, Aretha Franklin, naar de kroon, zeker als ze een spetterende versie van Chain of fools ten gehore brengt. Nee, het zijn geen gekken in Memphis, dit is de meest muzikale stad ter wereld. En door al dat moois zijn we onze verkoudheid zelfs totaal vergeten!
AMERIKA 2019: Memphis, Tennessee (1) - focus National Civil Rights Museum
Memphis is een heel andere stad dan Nashville. Veel zwarter, en ook veel groezeliger, al valt het in de onmiddellijke buurt van ons hotel nog wel mee, met een gezellige trolley die doorheen de verder verkeersvrije Main Street loopt. Maar kijk naar foto 4: lijkt wel Berlijn voor de val van de muur, Memphis heeft veel verlaten terreinen en leegstand, en je zou twijfelen hier in de duisternis rond te lopen. Die grauwheid tekent ook de buurt van het Lorraine Hotel, waar diverse soulgroten overnachtten (Wilson Pickett, Aretha Franklin, Otis Redding, Steve Cropper, noem maar op) maar ook Martin Luther King, die in april 1968 de staking van de zwarte jongens van de vuilkar geweldloos kwam ondersteunen. Op het balkon voor kamer 306 werd hij neergeschoten door James Earl Ray (waarvan men zich nog altijd afvraagt of hij door hogere machten betaald werd), en wel vanuit de kamer waar wij foto 8 namen. Het National Civic Rights Museum is een uitmuntend, en bijzonder pakkend museum. De zwarte strijd wordt er in alle details uit de doeken gedaan, inclusief projecties van walgelijke wetten, die zelfs in het o zo tolerante California anno 1906 golden. De zuidelijke Staten spanden natuurlijk de kroon, zelfs tot over de grenzen van de dood heen. En toen weigerde Rosa Parks haar plaats in de bus op te geven (in de nagebouwde bus hoor je heel overtuigend de chauffeur haar aanmanen op te staan voor een blanke) en radicaliseerde de burgerrechtenstrijd. Boeiende items over Malcolm X en de Nation of Islam, en de Freedom Riders uit het noorden, die vooral in Mississippi en Alabama zwaar werden aangepakt, en zeker als ze blank waren (het verhaal werd verteld in de film Mississippi Burning). Je vraagt je af waarom de burgeroorlog werd uitgevochten. Het was de Supreme Court die de fout maakte segregatie niet als anticonstitutioneel te veroordelen, en daar maakte de zuidelijke Staten handig misbruik van. In dit museum ook een andere visie op de Kennedys dan in het JFK-museum in Boston. De president riep gouverneur Wallace van Alabama wel een halt toe, maar voordien hadden hij en broer Robert maar weinig belangstelling voor rassensegregatie, de Russen interesseerden hem meer. Alles in dit museum, vast wel een van de beste in haar soort, is perfect gepresenteerd en ontroering maakt zich ook van meester, als we tenslotte naar kamer 306 en 307 geleid worden, waar King en de zijnen verbleven. Mahalia Jackson zingt op de achtergrond de psalm die King 1 minuut voor zijn dood gevraagd had te spelen, weinigen houden het droog. Dit museum reikt sinds 1999 ook Freedom Awards uit, diverse presidenten mochten er een ontvangen. En Obama heeft hier uiteraard ook een ereplaats, als eerste zwarte president. Donald Trump laat weten niet te begrijpen dat hij niet al lang ook zo een award heeft gekregen. Maar om 20.30 hr is Main Street al volledig verlaten. Nee, het gaat niet zo goed met de stad Memphis, lijkt ons, en dat ondanks haar rijke muzikale verleden (en heden) waarover meer in de volgende blog, en ook morgen.
Je kan via een snelle freeway van Nashville naar Memphis (dan ben je nog minstens 3 uur onderweg), maar ons leek een omweg leuker: via de Natchez Trace Parkway die in de buurt van Nashville begint (aan een enorme brug, zie foto 1) en 700 km verder in Natchez, Missississipi eindigt. Wij doen vandaag de eerste 300 km, een aardige rit door bosgebied, al is het zeker niet zo spectaculair als de Sky Line Drive of de Blue Ridge Parkway, maar wel weer een verwezenlijking van Franklin Roosevelt tijdens de Grote Depressie. Voor twee stops vinden we nog de tijd: de historische plek Franklin, waar president Jackson met de Indianen onderhandelde om hen wandelen te sturen, en zowaar een kleine, maar fijne wandeling (W24, 20 min) die ons rond een kreek voert die door bevers is afgedamd zodat er een nieuw ecosysteem is ontstaan. Daarna moeten we nog 200 km karren om net voor de duisternis (dat is al om 5 hr, wij vinden dat winteruur maar niks) in Memphis aan te komen. Ons eerste plan was vanavond al Beale Street en haar bluesclubs op te zoeken, maar we zijn verkouden en moe. Dus houden we het maar op een cocktail in de rooftop bar van ons hotel, die o.a uitzicht biedt op de moderne en verlichte brug over de brede Tennessee rivier. We zullen dat de komende 2 ongetwijfeld hoogst muzikale dagen allemaal wat beter bekijken en vanavond eerst proberen die verkoudheid weg te slapen met een lange nachtrust. Start!
AMERICAN MUSIC 2: Nashville, The Country Music Hall of Fame & Museum en Roberts Western World (country)
Hoe je ook tegenover Tennessee, Nashville of Country Music staat: een bezoek aan The Country Music Hall of Fame & Museum is een must. Je wordt eerst naar een gelegenheidstentoonstelling geleid, die gewijd is aan de wondere werken van Boudleaux & Felice Bryant. Nog nooit van gehoord, zegt u? Wij ook niet. En wie noemt zijn zoon nu Boudleaux? Vader Bryant had een goeie reden, hij werd in WO1 van de dood gered door een Franse soldaat met die naam. Felice had dan weer Siciliaanse roots en samen vormden de Bryants een songwriterduo dat dan wel niet zo bekend is als, pakweg, Leiber and Stoller, maar toch even roemrucht. Zij penden de wereldhit Love hurts en ook de drie grootste hits van The Everly Brothers (Bye bye love, Wake up little Susie, All I have to do is dream) die alle 3 op onze eigen befaamde Spotify-playlist Southern Passenger prijken (en die we morgen met enorm veel plezier in de auto onderweg naar Memphis gaan spelen). En ze werden steenrijk omdat ze met muziekmanager Wesley Rose een deal negocieerden die hen na 10 jaar de rechten op hun eigen songs in handen speelde (zo slim waren ze lang niet allemaal in de prehistorische tijden van studiohaaien). Daarna volgt de vaste rondgang, die aangenaam begint bij het...euh, begin, ttz de fiedelaars op plattelandsfeesten in de jaren 20 en 30 van de 20ste eeuw. En via filmpjes veel aandacht heeft voor de crossover met rockn roll, met Elvis The Pelvis (alle meisjes in zwijm) en Carl Perkins (niet op mijn blauwe schoenen staan), en voor andere tenoren, zoals Waylon Jennings en Willie Nelson, de zelfverklaarde outlaws die daadwerkelijk The Law achter zich aan kregen (de eerste voor drugsbezit, de tweede voor belastingsontduiking), maar toch hun plaats in de Hall of Fame konden opeisen. Want vergis je niet: countrysterren zijn patriotten, kijk maar eens hoeveel van hen in het leger dienden. Je ziet hier ook de Cadillacs van Elvis Presley (met ingebouwde TV en koelkast) en een andere Pipo, die een zadel op zijn versnellingsbak liet monteren en revolvers als klinken (neem ze in Tennessee vooral hun wapens niet af!), maar het gaat toch vooral om de muziek, die langs alle kanten op je af komt. Toch vragen wij ons af of Country zijn beste tijd niet gehad heeft. Tuurlijk, de Grand Ole Opry zit nog altijd vol, maar waar zijn de nieuwe sterren? Het is bedenkelijk dat men hier met Lady Gaga en Taylor Swift moet afkomen. Wereldsterren, zeker, maar kwalitatief van twijfelachtig allooi en wat hebben zij eigenlijk met Country and Western te maken? Enfin, tijd voor een test in de praktijk. Daarvoor kiezen wij Roberts Western World op Broadway, waar een ouderwets countrygroepje em van jetje geeft. Niet slecht, maar ook niet super, een Hall of Fame zit er niet in. Wel een goeie sfeer hier, wij blijven een uurtje luisteren en kijken met een biertje in de hand, al was een oxo ons liever geweest om de kou buiten te trotseren. Nogal wiedes dat we dus niet naar de nachtclubs van Printers Alley gaan (laatste foto), al liggen ze dicht bij ons hotel en zijn ze, naar hun eigen zeggen, wereldberoemd. Nashville is een beetje teveel verliefd op zichzelf, het zal daarom zijn dat Trump hier zo populair is, maar dat Country hier een religie is, kan niet betwijfeld worden. Op naar Memphis, en de nog straffere muziekgeschiedenis daar.
AMERIKA 2019: Nashville, TN (2): downtown & Frist Center for The Visual Arts
Voor half elf durven we ons niet buiten wagen, daarna doen we het toch: 2 graden Celsius (langzaam opwarmend tot 5) en een ijskoude wind die vanuit Canada over de Grote Meren komt aangeblazen. Gelukkig dat we die nordic sweater gekocht hebben, maar dan nog, dit is te koud voor ons. Eigenlijk hebben we zin in onze broek te pissen om het wat warmer te krijgen (we hebben toch onze zwarte broek aan, niemand gaat dat zien), maar ach, dat koelt ook weer snel af en er staan twee musea op ons programma dus veel buitengeloop is er nu ook weer niet bij. Nashville is de 2de stad in Tennessee die ons niet bevalt. Kijk naar Victory Square & Tennessee State Capitol: het lijkt wel of Albert Speer hier de architectuur heeft verzorgd. Nu ja, Andrew Jackson, de 7de president van de Verenigde Staten tussen 1829 en 1837, was van deze streek afkomstig en had daadwerkelijk de reputatie een dictator te zijn, al presenteerde hij zich graag als man van het (witte) volk (hallo Donald!), die de Indianen verbande uit alles wat ten oosten van de Mississippi lag. Ook de moderne wolkenkrabbers van Nashville zeggen ons niets: allemaal veel te grosseel en te dikdoenerig, zoals dat stadium voor het lokale American Football Team. En dat geldt ook voor de Grand Ole Opry, 10 km van de stad gelegen, we zijn daar gisteren speciaal even voorbij gereden: Las Vegas in Tennessee met een hotel van 2800 kamers waarin je binnen op een rivier kan varen en wat al meer, bah. Wat ze hier wel goed doen is, niet zonder schuldbewustzijn, overal in de stad bordjes met historische gegevens plaatsen. Lees dat van de sit-ins van zwarte studenten anno 1960 maar eens, zo was het toen gesteld met de segregatie in zuidelijke Staten als Tennessee. Waar je in Nashville moet zijn is op Broadway. We hebben het gisteravond al gezien: de ene live music-bar naast de andere, waar je je bovendien te pletter kan drinken (het stinkt naar bier als je hier s avonds op straat loopt). Ze zijn overdag ook best populair hoor, al gaan wij nu toch niet binnen stappen in Redneck Rivièra, dat is ons te bar. Hadden we maar in legeruniform gekomen, we zouden eerste klas-bediening krijgen. Nee, in Nashville krijgt socialist Bernie vast geen poot aan de grond. Ook op Broadway, maar verder van de Strip, is het kunstmuseum van de stad. Het Frist Museum of Visual Arts heeft geen vaste collectie, maar pakt wel altijd met interessante gelegenheidstentoonstellingen uit, dixit de Lonely Planet. Nou, die expo van een Braziliaanse tweeling vinden wij anders maar niks (zoveel kleur dat het pijn aan de ogen doet), maar in de thematentoonstelling Native women of The USA is wel iets te zien. Iets hé, naast geijkte al dan niet geweven kleedjes en stereotiepe beeldjes. De vijf op de foto willen wij toch onthouden. Allereerst de Container of souls van Marianne Nicolson. Het is bijna niet te fotograferen met een simpele lens, maar de box in het midden bevat in het klein de tekeningen die in het groot als schaduwen op de muur verschijnen, waarbij je eigen schaduw, als je er doorheen loopt, ook nog eens een rol speelt. Heel mooi, en thematisch zinvol. Dat geldt ook voor de reclining nude van Rebecca Belmore, wier werk ook nog eens met Hans Holbein lijkt te dialogeren. Net als diens platte Christus is deze Indiaanse gemarteld, maar het rood is geen bloed, het zijn kralen die op overlevingskracht wijzen. Fraai werk ook van Faye Heavyshield, die op vederlichte wijze de landelijke gemeenschap van haar stam gedenkt. De figuurtjes bewegen zacht in de wind, alsof ze dansen, en ze zijn gebogen bovenaan: een hoofd of de dakbedekking van een tipi? Joan Hill is de oudste van het lot, geboren in 1930. Ze maakt naieve, hyperrealistische schilderijen van beraadslagende vrouwen, die een vreemde aantrekkingskracht hebben. En omdat er ook eens gelachen mag worden: Hulleah Tsinhnahjinnie, die Indianenkinderen associeert met de maan en de maanlanding, als om te zeggen: wij zijn ook moderne mensen hoor! Ja, die vijf mogen er wezen. Maar bon, we zijn in Nashville vanzelfsprekend voor de muziek. En op dat vlak scoort de stad wel goede punten, zie volgende blog.
AMERIKA 2019: Nashville, Tennessee (1): Parthenon & Johnny Cash
Na drie uur in de regen rijden denken we even dat we aan hallucinaties lijden: het Parthenon! Zijn we in Athene? Ha nee, Nashville heeft er een perfecte kopie van, en dat sinds 1897, toen Tennessee met een grote exhibitie haar 100-jarig verblijf in The Union wilde vieren. Je krijgt hier een heel goede uitleg op bordjes, die veel interessanter is dan de flauwe schilderijtentoonstelling van Amerikaanse 19de eeuwse borstelaars en enkele moderne plein air-lieden die binnen op de benedenverdieping te zien is. Die expo van Tennessee in 1897 werd daadwerkelijk heel groots opgezet. Er was een brasserie waar live scènes uit Dantes Inferno werden nagespeeld voor etende gasten die aan doodskisten aanzaten (hadden we graag bijgeweest!), er was een replica van de blauwe grot van Capri waar je met gondolas kon invaren, en er was een...Negro Building, waar brave zwarten zowaar aan meewerkten. Er was zelfs een nagemaakte plantage, waar zwarten acteerden dat ze er werkten onder toezicht van blanke meesters - kwestie van het redelijk recente verleden nog even voor het voetlicht te brengen. Onvoorstelbaar. Hoe dan ook was de show een groot succes. De gebouwen, van plaaster, waren niet voor de eeuwigheid bestemd, maar de Nashvillians wilden hun Parthenon niet meer kwijt. En dus kwam er een betonnen versie van (een marmeren bleek toch wat duur), die in 1931 opende als kunstmuseum. En in het begin van de 21ste eeuw een gigantisch beeldhouwwerk op de eerste verdieping van Athena er bij kreeg, en wel op de wijze dat de oorspronkelijke Parthenon-Athena, helaas volledig verloren gegaan, er zou uitgezien hebben (gebaseerd op oude teksten). Ja, Nashville wil een baken van democratie zijn, dat was ook de historische betekenis van het Parthenon in de 5de eeuw voor Christus, maar evengoed is Tennessee grosso modo Trumpcounty, zoals de meeste staten van het midden. Misschien dat beeld van Athena vervangen door een van Trump? De eerste Trump Tower in New York had toch al een gouden deur. Na het inchecken gaan we nog even op wandel in Nashville. De gekste stad die we tot dusver hebben gezien. Op Broadway het ene muziekcafe naast het andere, en denk vooral niet dat er enkel country wordt gespeeld (wij hoorden vanuit een open venster ook een slappe kopie van Nirvana). Veel mannen met cowboyhoeden, veel losse mokkes, veel blokes in T-shirt (!) terwijl het buiten intussen 5 graden Celsius koud is. En op 2 meter daarvandaan: bedelaars waar niemand naar omkijkt. Ook eentje die ons en iedereen met een bordje voor zijn kop passeert: FUCK YOU, PAY ME! Niet erg wervend, moeten we zeggen.
Gelukkig lag er nog een museum op onze weg: dat van Johnny Cash, de man in Black die in Nashville meer dan eens de Grand Ole Opry platspeelde, al werd Johnny, geboren in Arkansas, natuurlijk in Memphis ontdekt, door Sam Philips, maar daar hebben ze het al zo druk met Elvis en de zwarte Stax-muzikanten. Een heel goed muziekmuseum, met koptelefoons en clips en attributen, waar weliswaar iets te weinig aandacht aan s mans drugsverslaving wordt besteed, maar Hey, dit is dan ook een hommage aan een grote, en dat is Cash toch wel, net als Sam Philips (zie die foto waar hij een studiosessie met Cash, Elvis Presley, Carl Perkins en Jerry Lee Lewis had georganiseerd), en net als Rick Rubin, die Cash een late come back bezorgde met die schitterende American recordings-reeks. Die huiveringwekkend mooi werd besloten met de video van het prachtnummer HURT, een absoluut meesterwerk dat iedereen op YouTube kan bekijken (en zou moeten bekijken op straffe van verlies van burgerrechten). In dit museum is het logisch het slotakkoord, en tevens nummer 1 op het ontroerparcours, met veel dank aan Mark Romanek die niet toevallig ook twee prima langspeelfilms op zijn naam heeft staan. Lees het tekstbordje en zwijg verder eerbiedig, Hurt kwam kort voor de dood van Cash uit en is ook volgens ons de beste muziekvideo aller tijden, naast een superbeklijvend muziekje, waarvoor we dan weer Trent Reznor van Nine Inch Nails dank moeten zeggen. Waarna we gaan eten in een prima en vrij duur Italiaans restaurant (het is vol, maar een stoeltje aan de bar lukt meestal wel) en een voddebaal, die een eigen cola heeft meegebracht (!), naast ons komt zitten. Hij wordt enigszins tot onze verbazing toch niet buitengezet, hij krijgt integendeel een bord pasta, en op de helft daarvan vraagt hij ons zijn pasta in het oog te houden want hij wil buiten een sigaret gaan roken. Nou, wij waren al aan het betalen, en zien hem een minuut later op de trappen ingedoken zitten, duidelijk kompleet ape-stoned. Ja, dat is Nashville, het is daar niet enkel Dolly Parton hoor. We lopen maar snel door, voor hij ons geld vraagt om zijn pasta te betalen. Johnny Cash, een goeie mens die na afgekickt te zijn in Israël een film over Christus maakte en steeds opkwam voor de verdrukten (San Quentin!), zou hem vast wel 20 usd gegeven hebben.
AMERIKA 2019: Chattanooga, TN (2): Hunter Museum of Art
In een aseptische stad zal het niemand verbazen dat het Hunter Museum of Arts ook een bijzonder clean museum is, maar daar mag dat natuurlijk. Verheugend is dat de permanente collectie, allemaal American Art, kwalitatief hoogwaardig mag genoemd worden, zeker voor een kleine stad als Chattanooga. Aan het begin van alles stond George Hunter, een hoge pief van Coca Cola. Hoezo, die horen toch in Atlanta thuis? Ja, maar Coca Cola was van 1886 tot het einde van de 19de eeuw een zgn fountain drink en de eigenaar geloofde niet in een bottled drankje, in tegenstelling tot de oom van Hunter, die de eerste flesjesfabriek van Coca Cola in Chattanooga mocht openen. Neef Hunter erfde zijn aandeel en was dus steenrijk, hij woonde in het oude gebouw van het museum, dat gezien mag worden. En na zijn dood nam een ex-directeur van Corcoran zijn foundation over en wist vele kunstwerken naar dit museum te krijgen. Met gemak 15 pareltjes gezien, hierbij onze persoonlijke lijst ter zake: 1. Frank Stella. Zijn werkstuk hangt boven een deur als een soevereine godheid te glanzen. 2. Catherine Newell. Je kan het niet zien op de foto, maar haar Alone together installatie is van glas, het zijn glazen vellen waarin figuren uit Newells bio zijn gestanst, en het materiaal does The job. Ze vervliegen niet als velletjes papier bij het eerste het beste windje, ze blijven, en ze ontroeren. 3. Jacob Lawrence. Een van de beste zwarte artiesten, alleen al op grond van zijn migration series, die in Washington te zien is. Dit is ook erg mooi, met op de kleuren die ritmiek aan het doek geven. De personages zijn zwarten die voor het eerst stemrecht hebben gekregen en daarmee druk in de weer zijn. 4. Helen Frankenthaler. Geen Laura Ashley roze, maar Pollock met tieten. 5. Hans Hofmann. Ja, die exil-Duitser achtervolgt ons zowat overal op deze reis. En hij is altijd even aantrekkelijk, ook op zijn 76ste levensjaar. 6. William Morris. Er zijn hier een aantal bevlogen glasartiesten, en Morris is een van hen. Een stilleven in glas, begin er maar eens aan. 7. Glenn Ligon. Een politieke activist, maar ook een goeie kunstenaar, zoals blijken mag uit dit I am somebody schilderij. Knap hoe de herhaalde woorden naarmate de onderkant nadert onleesbaar worden, is een zwarte wel iemand? Lumineuze presentatie, tussen twee portretten van blanken in, die dachten dat ze iemand waren en dat door een modale portrettist lieten vastliggen. 8. Reginald Marsh. Jammer van de reflectie, maar je ziet nog wel de enorme dynamiek die Marsh, een geweldige observator van het dagelijkse leven in New York, altijd in zijn swingende doeken kon leggen. 9. George L.K. Morris. Kubisme in Amerika, het bestond. Morris stamde uit Arizona, en incorporeerde de altaren van de Hopi-Indianen in dit mooi gestructureerde werk. 10. Guy Pene du Bois. Een grote invloed op Edward Hopper, en op dit doek merk je waarom (de kleine Hopper van de collectie verbleekt erbij). 11. Whitfield Lovell. Een brave zwartmens, die zijn herinneringen in potjes voor het houtskooldoek heeft uitgestald. Ontroerend. 12. George Inness. We vallen in herhaling: de 19de eeuw heeft weinig picturale potten gebroken in Amerika, maar Inness, die steeds weer spirituele energie zocht in de natuur, was een heilzame uitzondering. 13. Thomas Hart Benton. Doet ons denken aan een gelijksoortig doek van Grant Wood, en ook dit accident (gebaseerd op een werkelijk treinongeluk) munt uit in compositie en dynamiek. Let op die angstaanjagende plant op de voorgrond! 14. Grandma Moses. Een geval apart. Dit grootje, dat 101 werd (1860-1961), begon pas op haar 76 te schilderen, zonder enige opleiding, en ze had er veel succes mee vlak na de oorlog. Nostalgie naar vervlogen tijden natuurlijk, maar ook wij moeten het toegeven: Grandma Moses heeft iets schattigs. 15. Richard LaBarre Goodwin. Die evengoed als de Hollandse Gouden Eeuwers een trompe loeil doekje kon maken. Om in te bijten!
Bovendien is er hier ook nog een aardige gelegenheidstentoonstelling die Noël W. Anderson: Blak origin moment heet. Anderson is een jonge zwarte die er wel eens naast klopt (waarom zou BLAK, zo geschreven, de zwarte identiteit beter dienen dan BLACK?), maar in ieder geval wel veel technisch talent heeft als tapissier (nee, niet als patissier), en dat in het moeilijke Jacquard genre. Wat hij heel goed doet is het blurren van archiefbeelden (cfr de laatste twee foto:s) en dat is uiteraard zinvol want het staat symbool voor het verdraaien van de waarheid, en voor het feit dat men liever wegkijkt dan de proeven van alledaags racisme te zien die nog altijd de vigueur zijn in Amerika. Make America Great again, of Keep America Great, zoals nu de slogan van Trump is voor de verkiezingen van 2020? Niet besteed aan Anderson. Een mooi momentje is hier ook de wijze waarop Anderson fotos van door politieagenten doodgeschoten zwarten combineert met de gezichten van de betrokken wetsdienaars. Waardoor je des te beter ziet hoe dom racisme is, want beide gelaatsuitdrukkingen lopen naadloos in mekaar over. Niet slecht, meneer Anderson, maar nu: muziek boven, we gaan naar Nashville, en Memphis daarna.
Wat hebben we in Chattanooga te zoeken? Wel, Nashville was te ver om in 1 dag naartoe te rijden vanuit de Smokies, de Lookout Mountain met die ondergrondse waterval sounded appealing en: wij houden van treinen! Dit was decennialang een spoorwegcentrum, en daarom ook een zwaarbevochten site in de burgeroorlog (cfr The General, die iconische film van Buster Keaton) en om dat verleden in ere te houden is er het Chattanooga Choo Choo hotel(onze ouders gingen dansen op de gelijknamige hit van Glenn Miller uit 1941). Een van de stationshallen is nu de lobby, een andere herbergt een indoor zwembad, en onze kamer is een treinwagon achter de locomotief, wat een prachtig decor, choo choo, recht naar dromenland! Ja, dat is een topper, maar we kunnen niet hetzelfde zeggen van de stad. Wel is alles hier supergeorganiseerd en uitermate proper, te beginnen met een electrische gratis shuttle die aan ons hotel vertrekt en je tien minuten later in downtown afzet. Maar je kan ook te proper zijn. Chattanooga is ooit een groezelige treinstad geweest, het is nu een aseptische, zielloze plek die je eerder aan Astana in Kazakhstan doet denken, minus de poshy gebouwen dan. Van alles is er verboden, tot achterwaarts parkeren in een parking lot toe, waar is dat goed voor? Niets mag er op straat liggen, er staan overal palen met green bags, als je die vult met, we zeggen maar wat, sigarettenpeuken, en op een centraal adres binnenbrengt, krijg je 1 usd, wat een kinderachtig gedoe. Hé ja, Singapore is ook een propere stad, maar daar brengt de multi-etniciteit, de fraaie architectuur en de exotisch exorbitante natuur leven in de zaak. In Chattanooga leeft niets, al mag je er nog wel ademen, maar hijgen niet hoor. Om maar te zeggen: wij houden, zuiderling als we zijn, niet van deze nochtans behoorlijk zuidelijk gelegen stad. Niet dat we het aan ons hart laten komen: we brengen anderhalf uur op een zonnige bank in het waterfront-Park door (waar elk grassprietje gemanicuurd is) en lezen er twee hoofdstukken uit een schitterende literaire biografie over Philip Roth. En, om toch eens iets positiefs te zeggen: Chattanooga is een stad van bruggen, drie naast mekaar op amper 1 km, vooral de wandelbrug is een pareltje. En het lokale kunstmuseum, zie de separate blog, mag er beslist meer dan wezen. Maar een beetje winkelen moet ook. Het is vandaag zowaar 20 graden (vanaf 12 hr dan toch) zodat we eindelijk nog eens short en T-shirt aankunnen, maar wat hebben we op Weather Channel gezien? Morgen regen, en daarna terug zon, maar koud ineens, zaterdag 5 graden overdag in Nashville verwacht? Wablief? Dat is misschien OK voor de lokale heldin Dolly Parton (die in Tennessee een Disneyachtig themapark heeft dat Dollywood heet, wij laten het genadig links liggen), maar wij zijn daar met ons licht truitje niet op voorzien. En dus schaffen we ons in een shopping mall (alweer zo aseptisch proper dat je er van de grond zou kunnen eten) een nordic sweater aan, zodat we niet doodvriezen. Made in Vietnam nochtans, wat weten ze daar nu van kou af. Anyhow, het zal in New Orleans toch wel terug warmer zijn zeker? Of moeten we na vandaag wachten op Miami om onze oude botten op te warmen?
AMERIKA 2019: Lookout Mountain & Ruby Falls nabij Chattanooga
We zeggen vaarwel aan de Smokies, en rijden op 3 uur tijd naar Chattanooga, terwijl het weer alsmaar warmer wordt - voor even toch want donderdag gaat het weer de verkeerde kant uit. Blijft een mooie rit door de outskirts van The Smokies, en vlak voor Chattanooga ligt nog een bergje, de Lookout Mountain, waarin zich een grot bevindt. Daar houden wij ons in het algemeen niet mee bezig, we hebben toch zelf Han en Remouchamps. Maar dit is toch speciaal, want toen ene meneer Leo Lambert deze grot verkende vond hij er een onderaardse waterval in, en dat kom je niet zo gauw tegen. Die Lambert had daar dan wel 7 uur moeten voor kruipen in de duisternis, wij zouden het nog geen 7 minuten uithouden, en een claustrofoob nog geen 7 seconden. Anno nu is de grot natuurlijk sprookjesachtig verlicht, en aan de waterval vindt een heus klank- en lichtspel plaats, dat ze hier nooit een Indiana Jones-film hebben opgenomen! Best leuk allemaal, wat ook geldt voor de goeie gids, die een dubbelganger van Aimé Anthuenis is en ergens een rotsformatie ziet die hem doet denken aan een surfende kip. Jaja, doe maar gewoon. Het uitzicht vanop de panoramatoren van Ruby Falls op Chattanooga is in elk geval ook OK, en dat wordt nog beter als je de berg helemaal oprijdt. Daar wonen de rijken van Chattanooga, met machtig uitzicht in poshy houses. Maar ook de kraaien, cfr laatste foto. Bon, naar beneden, we gaan 1 dag relatieve rust nemen in Chattanooga in een heel speciale overnachtingsplaats.
AMERIKA 2019: Great Smoky Natl Park, North Carolina & Tennessee
Het is niet algemeen geweten, maar het Great Smoky Natl Park is veruit het populairste van heel Amerika, het ontvangt nog veel meer bezoekers dan de Grand Canyon, Yosemite en Yellowstone, deels omdat er nu eenmaal meer mensen in het Oosten dan in het Westen wonen en deels omdat het als enig National Park gratis is, en je er veel kan zien zonder meer dan een paar passen uit je auto te zetten, wat zeker een plus is voor een land waarin veel mindervaliden rondtrekken. Omdat de naam van het park door de Indianen werd bedacht (vanwege de blauwige schijn die dikwijls over de bossen hangt, foto 1 geeft er een beeld van) lijkt het ons passend in Cherokee eerst het Museum of The Cherokee Indian te bezoeken. Tja, die werden nog geen klein beetje gesjareld. Zij woonden al eeuwenlang in een groot gebied dat naast North Carolina en Tennessee ook delen van Alabama, Kentucky en Georgia omvatte, en toen kwamen de Engelsen. Dat was geen groot probleem, Cherokees en andere stammen sloten er handelsverdragen mee en een delegatie Cherokees maakte zelfs haar opwachting in London, waar King George III een verdrag ondertekende dat de Indianen ervan verzekerde dat niemand hun land zou inpikken. Dat was in 1763, en geen grote opoffering voor de Engelsen die weinig interesse in de Amerikaanse binnenlanden hadden, maar kort daarna kwam de onafhankelijkheid en bleek dat verdrag van geen tel meer. Uiteindelijk zouden de Cherokees na een weliswaar close vote (slechts met 1 stem verschil) door de regering in Washington verplicht worden te verkassen naar de prairies van Oklahoma. Dat was de zgn Trail of tears, want de begeleidende soldaten hadden weinig eten en nog minder winterse kleren bij, de helft van de Indianen haalde het einde van de 1000 mijl-lange reis niet. En de andere helft vond enkel een lege vlakte. Maar enkele slimmeriken wisten te ontsnappen en in hun eigen streek te blijven, waar ze na veel processen en de hulp van enkele hun goed gezinde advocaten uiteindelijk een verblijfsvergunning kregen. Het zijn hun nazaten die nu de (relatieve) baas zijn in de plaats Cherokee, waar effectief alles in het teken van Indianen staat. Inclusief de staf van dit pedagogisch goed uitgebouwde museum, met veel plastische tekeningen.
De rest van de dag spenderen we in het park, maar omdat het hardnekkig lichtbewolkt is en daarom killig, houden we het bij een korte wandeling, W23, Little Creek Trail, 30 min en dus bepaald geen Trail of Tears. Op zn best inderdaad een dromerig landschap, de Smokies, zelfs het oudste berglandschap ter wereld volgens de bordjes. En alweer een fraaie rit, met veel overlooks zoals gewoonlijk. Wel oppassen voor elanden, zeker in de bronsttijd, want zoals uit de foto blijkt schrikken zij er niet voor terug autos die te dicht bij komen te chargeren. En wil iemand de beren nu eens wat privacy geven aub? De rit brengt ons uiteindelijk in Gatlinburg, over de grens van Tennessee, wat een ontzettend kitscherige plaats is, te lelijk voor woorden, volledig gedisneyficeerd. Maar afgezien van een leuk muziekbandje (country natuurlijk) is daar een niet te missen attractie: de Ole Smoky Moonshine Holler, waar op legale wijze moonshine in alle maten en gewichten wordt gebrouwen, die je voor 5 usd in tienvoud (10 verschillende smaken) mag proeven. Ok, Micky, doe ze nog eens vol. Gelukkig is het proefglas slechts een vingerhoed groot, want we moeten nog een uurtje rijden. Wel lekker hoor, hips! Op de terugweg bezoeken we nog een oude werkende watermolen, en zien we de plek waar de weg het befaamde Appalachian Trail kruist. Van hier nog een kleine 2000 mijl naar het eindpunt in Maine. Bonne chance, wandelaars! Maar wel uw hond thuislaten.
Wablief, moeten wij die schoorsteenrots op? Ja, maar er is een lift, alleen staat daar een grote file voor aan te schuiven, minstens een half uur wachten. Tegen die tijd zijn we te voet boven zeker? Absoluut, W21, Chimney Rock Trail neemt heen en weer (want ook om naar beneden te gaan staat er een file aan de lift boven) 1 uur in beslag. Blij dat we het zo gedaan hebben, onder het motto: doen zolang je het kunt want de tijd dat we het niet meer kunnen kan nooit meer veraf zijn. Nog even, zus, je bent er bijna! Wel uitkijken dat er geen vleermuis in je gezicht vliegt, er zijn veel grotten in dit gebergte. Prachtig panorama alleszins op het meer beneden, al had je dat grotendeels vanop de parking ook al. We zijn werkelijk onvermoeibaar want we plakken er achteraf nog W22, Hickory Nuts Falls walk, achteraan, amper 45 minuten, een eitje. Er is weer een filmische referentie, zoals met zovele locaties in Amerika. In een van die gilded Age-huizen in Newport, RI werd The Great Gatsby opgenomen (de versie met Robert Redford), in Biltmore Estate onder andere Being there en aan deze waterval nam Michael Mann een scène van The last of The Mohicans op. Hij staat er nog, die laatste Mohikaan, kijk maar op de laatste foto.
AMERIKA 2019: Asheville, NC - Biltmore Estate (2), The rooms
Als je Biltmore Estate van binnen doorloopt, kan je niet zeggen dat George Vanderbilt en zijn architect Hunt, die samen Europe doorkruisten om het kasteel in te richten, hun tijd verprutsten. Het pronkstuk is de exorbitante diner-zaal met haar gotische schoorsteen van 7 verdiepingen, hoog, nou. Zou ook zonder kerstversiering (de winter is gisteren begonnen, Amerika staat op winteruur nu zodat het reeds om 5.30 hr pm donker wordt) indrukwekkend zijn. Net als de bibliotheek, waar je ook eens omhoog moet kijken, het lijkt wel of Tiepolo is langs geweest (toch niet, maar Whistler en Singer Sargent, die laatste toch heus de Velazquez van zijn tijd met zijn eigen Las Meninas in Boston, wel, voor de nodige portretten natuurlijk). Op de hogere verdiepingen is minder pracht en praal, dat moest zo niet opvallen want daar kwamen de meeste bezoekers niet. Maar er is toch nog voldoende te zien, zoals een Tiroolse schoorsteen. En vermaak allerhande. Biljarten, tot daar aan toe, maar George had ook een eigen bowling alley en een merkwaardig binnenzwembad met sierlijke duikplank. Tja, als je dit allemaal ziet, met de tuinen er nog eens bij. Enerzijds wekt het revolutionaire gevoelens bij ons op: onder die guillotine met die rijkgeboren leeggangers, die voor 1913 in Amerika dan nog niet eens belastingen moesten betalen (laat Trump nog wat voortboeren en hij voert die regel terug in, in de eerste plaats voor zichzelf). Maar anderzijds is het fijn dat dit soort gebouwen nu nog bezichtigd kunnen worden, zoals ook het geval is voor Versailles en de Loirekastelen. Zelfs de bolsjewieken waren niet zo dom Peterhof en het Hermitage met de grond gelijk te maken.
AMERIKA 2019: Asheville, NC, Biltmore Estate (1): loggia & Gardens
George Vanderbilt, die hadden we nog niet gehad! Zijn vader en broers hielden het op Newport, Rhode Island, maar George zocht liever zuidelijker oorden op, hij kende Asheville NC en de omliggende natuur van eerdere jeugdtripjes, kocht er een reusachtig domein en vormde een triumviraat met architect Richard Morris Hunt en landschapskunstenaar Frédéric Law Olmstedt (die ook Central Park in New York uittekende) om zijn zomerhuis, gemodelleerd op de Loire-kastelen in Frankrijk, te bouwen. Het stond er in 1895, na zes jaar bouwen, en het is een bescheiden pand hoor, zo bescheiden dat het nog altijd het grootste privé-huis van heel Amerika is. Voor dat huis zie de volgende blog, maar vergeet ook de tuinen niet. De Vanderbilts en hun dochter Cornelia (die in 1924 met een adellijke Engelsman, The right honorable Mr. Cecil, zou huwen) ontvingen hier hun gasten, die vanuit de loggia op de Blue Ridge Mountains konden uitkijken en vervolgens de trappen afdalen naar de bloementuinen, het greenhouse of de kunstmatige vijver, waar wij de Pond Trail (W20, 30 min) maken. Het is al gelijk waar je op focust, het is allemaal even prachtig, met dank aan de geniale Olmstedt. Het strafste van alles is dat Biltmore nog steeds een privé-domein is, en dus niet tot de National Trust behoort. Maar de nazaten van Vanderbilt en Cecil hebben dat goed bekeken: ze stelden Biltmore al vanaf 1930 open voor bezoekers (toen was George al lang overleden, hij overleed aan een acute appendicitis en werd slechts 51). Want zelfs een rijkaard kan zo een domein niet meer onderhouden. Maar mits een exorbitante toegangsprijs (usd 95 aub) en heel erg veel bezoekers, vooral in de lente en zomer (als er veel meer bloemen dan chrysantachtigen in bloei staan) lukt dat weer wel. Na een heuglijk bezoek aan tuinen, serre en vijver zou je ook op het terras iets kunnen gaan drinken, maar nee hoor, daar hebben wij geen tijd voor, ons tijdslot voor een binnenrondgang dient zich aan.
AMERIKA 2019: Blue Ridge Parkway (2), Mabry Hill & Grandfather Mountain
We bevinden ons vandaag 8 uur lang op de geweldige Blue Ridge Parkway, panoramische uitzichtspunten bij bosjes. Maar we moeten ook een beetje voortmaken, want vandaag 300 km te rijden, recht een volgende staat in, North Carolina. Dat rijden is een groot plezier, zeker met onze in dit kader extra goddelijk klinkende specials van The Beatles en 10cc. En toch nog tijd voor drie kwalitatieve stops. Eerst Mabry Hill, een nog werkende watermolen, ziet er goed uit. In deze streek werd trouwens ook enorm veel illegale whiskey gebrouwen tijdens de drooglegging en daarna, wat ons een TV-reeks uit onze jeugd in gedachten brengt: The Dukes of Hazzard, waar we eerlijk gezegd alleen maar naar keken voor de curven en lurven van de doorgaans in jeansshort rondhuppelende Daisy Duke. Daarna een lange, maar immer mooie en supermuzikale rit naar Grandfather Mountain, de hoogste berg van North Carolina (toch maar 1800 mt). Het is de sterattractie van de Blue Ridge Parkway, en dat zullen we geweten hebben, want we moeten niet minder dan een vol uur file verduren om aan de kassa voor die bergweg te geraken. Beetje dom dat er maar 1 kassa is per rijrichting, en dat op een lang en zonnig weekend, maar ach, dan bereiken we Ashville, onze volgende overnachtingsplaats, maar om half zeven ipv half zes, wat zou het. Voor de 20 usd toegangsprijs krijg je een audio-CD (kunnen we niets mee doen, want geen CD in deze huurwagen), en een spannende haarspeldbochtenrit naar boven. Wat zouden we die niet doen, we hebben in New England toch ook de twee hoogste bergen bedwongen, dan kan deze knaap er ook wel bij (wel een beetje sakkeren op sommige chauffeurs, veel Amerikanen kunnen echt niet rijden, behalve rechtdoor). De reden van de populariteit van Grandfather Mountain is vooral de swing Bridge helemaal boven. Tuurlijk dat we die doen, al worden we bijna uit onze kleren geblazen door de dolle wind hierboven. Maar aan de uitzichten zal het niet liggen, ha nee. En er is hier ook nog een natuurkundig museum, waar je alles over de geologie van de berg verneemt, en bovendien een kleine dierentuin waarin beesten van de streek (Arend, zwarte beer, poema, otters) rondhossen, helemaal allemaal te ver van onze lens. Zullen we dan maar een hertje bij zonsondergang verrassen? Laatste stop: Linville Falls, niets speciaal maar zo kunnen we de benen toch even strekken (W19, 30 min). Wedden dat het morgen weer een mooie dag wordt? Zeker nu het weer vast staat op zonnig, en dat minstens tot en met woensdag. Fris blijft het wel, we zijn nog lang niet zuidelijk genoeg voor opwarming.
AMERICAN MUSIC 1: Friday Night jamboree in Floyd, VA (Blue grass, Square dancing)
We hadden het al gehoord toen we bij aankomst in Floyd gingen tanken: hier zeggen ze niet langer HI maar HOWDIE, we hebben de zuidelijke helft van de Verenigde Staten bereikt (zie ook: de burgeroorlog van 1861-1865, waarbij Virginia zich als slavenstaat afscheurde van de Union maar een deel niet; zo ontstond wat nu nog steeds West-Virginia is als aparte staat). En dat betekent muziek, veel muziek, en niet enkel in de auto. Floyd is maar een paar straten groot, maar er is een geriefelijk hotel waar wij 1 nacht verblijven en het is het centrum van de Crooked road & The Virginian Musical Heritage trail. Elke vrijdagavond: friday night jamboree, en wel in de lokale County Store, je kan terwijl je boodschappen doen. Maar alcohol drinken, nee, dat gaat niet, het moet keurig blijven en de gebeurtenissen worden dan ook ingeleid door een gospelband, die lokale tophits speelt zoals, in het kader van een GPS is ook niet alles: I am using The Bible as my road map. Die gospelband, met de 77-jarige Maybellene als leidster, speelt goed (vooral de rechtse snorreman), we bevinden ons in Deliverance-sferen met banjo en ukelelele, al is er precies toch geen sodomist in de keet. Het instrument van Maybellene, zegt onze buurman ons, is een Autoharp, waar rondreizende muzikanten en onderwijzers vroeger mee van deur tot deur gingen. Daarna treden de Blue grass-bandjes aan en mogen de beentjes los. Ambiance in de keet, al bespeuren we toch geen meesterdanser in The house. Goede leut, we menen zelfs de Dude uit The Big Lebowski ergens te ontwaren, vriendelijke mensen, allemaal. En volgend jaar stemmen die allemaal op Trump.
AMERIKA 2019: Blue Ridge Parkway (1) en Taubman Museum of Art, Roanoke
De Blue Ridge Parkway begint waar de Sky Line Drive eindigt, en is een even mooie route door het gebergte van Virginia, dat hier de Blue Ridge Mountains heet maar eigenlijk gewoon een onderdeel van de Appalachen is. 400km verder liggen de Great Smokies, en daar gaan wij naartoe, zij het in verschillende etappes. We zien meteen dat er erg veel blaren zijn afgewaaid door de schuld van storm Bessie, maar slechter nieuws is dat de Parkway tussen Lexington en Roanoke afgesloten is, allicht vanwege takken of zelfs ontwortelde bomen op de weg. Dat kan gebeuren, gaan we maar door de vallei naar Roanoke, de zelfverklaarde hoofdstad van Zuid-Virginia, en hebben we meer tijd voor het lokale kunstmuseum. Wat nu, heeft het Guggenheim van Bilbao een filiaal gekregen in Roanoke? Daar lijkt het wel een beetje op, al is Gehry niet de architect van het Taubman Museum of Art, dat in 2008 de deuren opende. Knap gebouw, ook van binnen (met de Flower Bomber van ene Paul Villinski hoog boven de lobby). Wat er te zien is, is niet allemaal even knap. De vaste collectie bevat veel Amerikaanse kunst van de 19de eeuw, en buiten het obligate portret van specialist Singer Sargent is dat niet en nergens ons ding. Ook voor Huntopia, een maffe combinatie van Victoriaanse interieuren met neo-expressionistische doeken van een zekere Hunt Slonem halen wij de neus op. Maar gelukkig is er ook Pop Power from Warhol to Koons, Masterworks from The Collections of Jordan D. Schnitzer and his Family Foundation. Ja, die meneer Schnitzer heeft zijn best gedaan, al moet je natuurlijk de flauwiteiten van Koons en enkele onbekende anderen in koop nemen. Maar het ruimtelijk concept van deze expo is schitterend, kijk maar naar de eerste foto met de rode sculptuur van Donald Sultan en de Koninklijke portretten van Warhol daarachter. Helemaal subliem is de zwarte Marilyn van Andy Warhol, hem ingegeven door de zelfmoord van de actrice. De achterkant van de Amerikaanse droom, Warhol was echt niet zo oppervlakkig als hij zelf dikwijls voorgaf te zijn. Zeer goed vinden wij eveneens de Japanse geweldenaar Takashi Murakami (het werk op de foto is zijn hommage aan Bacon!), de minimalistische Minnie van Damien Hirst (die toch echt veel meer in huis heeft dan Koons, kan je heel goed zien in hun beider gebruik van Disneyfiguurtjes), Lichtensteins bijzonder geestige update van Munchs De schreeuw en Robert Indianas iconische LOVE, hier als vloerkleedje. Ontdekkingen zijn dan weer de Engelsman Julian Opie met zijn surreële prints en Donald Sultans mimosas en tussenin kunnen we zelfs Keith Haring per uitzondering eens uitstaan. Diens dancing Dog heeft toch meer om het lijf dan al die mannetjes, die ons steeds weer aan dat Italiaanse mannetje van La Linea indertijd doen denken. Ja, deze expo was een goed intermezzo, en verder staan we nog wat te kijken naar Julie Speed, die met East of The sun and west of The moon ook een tentoonstelling heeft lopen in Taubman. Rare madam, werkzaam en woonachtig in Marfa, Texas, het Mekka van de minimalisten (wij gaan er langs in de 2de helft van december). Maat Speed is andere koek, zij is eerder een post-surrealiste, alsof ze Magritte wil heruitvinden. Ons heeft ze niet verkocht, maar toch 1 voorbeeld op foto. Dat werk heet The xenophobe, waarin een man met drie ogen een geliefde wil beschermen tegen inbrekende figuren links bovenaan (die uit een Japans houtblok lijken ontsnapt te zijn) maar geen oog (ook al heeft hij er drie) heeft voor de echte bedreiging (de slang op de voorgrond). Raar, we zegden het al, maar technisch wel zeer goed uitgevoerd.
Waarna we de Blue Ridge Parkway boven op de bergen terugvinden, hier is tie wel weer geopend, een laatste panoramische blik op Roanoke werpen en door een immer mooie natuur naar Floyd karren, waar ons een muzikale avond te wachten staat, waarover morgen meer.
Toen Thomas Jefferson twee presidentiële termijnen achter de rug had, zat hij als zeventigjarige nog niet stil. Nee hoor, hij stichtte The University of Virginia in Charlottesville, 7 km van Monticello gelegen. En ook die tekende hij als amateur-architect zelf uit, alweer in de stijl van Andrea Paladio (dat wordt wel een beetje eentonig, Thomas). Tussen twee stormvlagen door lopen wij er even rond, vooral de rotunda, met allemaal studentenkamertjes eromheen, maakt toch enige indruk, al is deze universiteit lang niet zo prestigieus als Harvard en Yale. Bij een universiteit hoort in Amerika altijd een art museum, maar ook in dat opzicht moet Fralin Art Museum het afleggen tegen de twee grote broers in New England, al staat er een aantrekkelijke sculptuur van Jean ARP voor. Maar dit is een klein museum, dat weliswaar een mooie verzameling Japanse of Chinese houtblokken bevat, maar daarvoor zijn we niet in Amerika. In het atrium wel een paar leuke moderne werken. Van local Hero Robert Reed (die de eerste Afro American art professor zou worden, terwijl hij in zijn jeugd nog met de segregatie moest kampen), van Frank Stella en vooral nog van Rozeal. Dat is het pseudoniem van een zwarte hiphop-artieste uit New York, die tot haar verbijstering in Japan merkte dat lokale jongeren zich net zo modieus waren begonnen te kleren als de rebellen uit de Bronx. Zij gaf hen lik op stuk door het leuk betitelde One for The money, two faux The show te schilderen: een kopie van een bekend klassiek houtblok maar dan in hiphop-outfit. Voor de rest zien we een paar kleine gelegenheidstentoonstellingen, waarvan een ons te politiek is (van een Cubaanse, passons) en de andere nogal lijdt onder de manie alle LGBTQ-gevallen net iets te veel air play te geven. Let wel, wij zijn tegen discriminatie van gelijk welke gezindheden, maar dat wil nog niet zeggen dat je alle andersgeaarden op een pied-de-stal moet zetten. Ze zijn anders, maar daarom niet beter (ofschoon het wellicht klopt dat procentueel meer holebis kunstzinnig zijn aangelegd dan heteros). Niettemin altijd goed een van die knappe fotos van Nan Goldin te zien (ja, we zullen het nog eens zeggen: haar lange reeks Ballad of sexual dependency is een van de iconische fotoreeksen uit de 20ste eeuw), en de werkjes van Marisol, George Platt Lynes, Robert Rauschenberg en Louise Nevelson (anders nooit geweten dat die lesbisch was) bevallen ons eveneens. En dan is er nog een fotoreeks, waarvan twee pareltjes niet mogen ontbreken op onze blog. De eerste is een knappe montage van Barbara Morgan en de tweede is een hele bekende, en sublieme, foto van Shirin Neshat. Dat is natuurlijk een grote naam, en niet ten onrechte. Enfin, voor een klein museum toch geen slecht bilan. Maar hey, we verblijven 2 nachten in Lexington, Virginia, wat de geboorteplek van Cy Twombly is, en geen enkel werk van die kladschilder gezien, hoe is dat nu mogelijk? Enfin, morgen duiken we terug de natuur in, en dat komt goed uit, want er staan ons opnieuw vele zonnige, zij het vooralsnog frisse, dagen te wachten.