'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
16-10-2008
Man
Helemaal aan het eind van het perron waar twee spoorlijnen bij elkaar komen staat een man. Stokstijf. Zilvergrijze haren. Een donkere jas. Een rugzak over zijn schouders. Hij staat vervaarlijk dicht bij de rand. Zijn voeteven uitsteken is voldoende om op de ijzeren rails te vallen. Wat is die van plan?
Blijkbaar ben ik de enige die hem opmerkt. Wat nu? Naar hem toelopen is geen optie, want ik sta aan de overkant van de sporen. Hulp halen? Maar wie? De loketbediende is het enige personeelslid in dit dorpsstation. Die kan zijn post toch niet zomaar achterlaten.
Oei, het is te laat. Er komt een trein aan. De man heft zijn armen. Oh nee, dit wil ik niet zien! De trein raast voorbij. De man draait zich om. Er bengelt een mega fototoestel op zijn buik.
Maar dat is niet eerlijk! moppert Zoonlief, Jij wint altijd. Hoe komt dat toch?
Dan vertrouw ik het hem toe. Ik zeg altijd elf. Elf is mijn geluksgetal.
Oh ja? En hoe kom je aan zon geluksgetal?
Wel begin ik. Ik bloos een beetje, want het is niet zon heel mooi verhaal. Toen ik in de lagere school zat had ik een vriendin. Een beste vriendin. Iedereen wilde kameraadjes zijn met haar. Ze had altijd succes. Als er iets verloot werd won zij gegarandeerd de verrassing. Op een dag vroeg ik haar hoe het kwam dat zij zoveel geluk had. En ze verklapte me haar geheim. Haar volgnummer in de klas was elf. Als ze een getal moest zeggen koos ze steeds voor elf. Ze gaf het toe, met die elf won ze vaak.
Heb jij die elf van haar gepikt? vraagt Zoonlief.
Euh ja. Een paar dagen later verlootte de juf een juten zakje met geborduurde kruissteekmotieven op. Zuster Aloysia had het meegebracht van de missies. De negertjes hadden het daar speciaal voor ons gemaakt. Ik kwam voor mijn beste vriendin aan de beurt. Prompt zei ik elf. En ik won! Ik koesterde het zakje, maar had toch ook altijd een beetje een schuldgevoel als ik het zag, want het voelde inderdaad als gepikt aan.
Maar elf bleef je geluksgetal?
Dat wel, ja.
Op een elfde leerde ik Manlief kennen.
Op een elfde ontdekte ik dat ik zwanger was.
Op een elfde zei Zoonlief me: Ik denk dat jij de allerliefste mama van de hele wereld bent.
Op een dag komt Igor, de labrador van P. thuis met het konijn van de buren in zijn muil. Het beest is dood, hangt van onder tot boven vol bloed.
Oh nee, gilt P. Wat heb je toch uitgestoken?
Igor begrijpt het niet. Komt hij met zon trofee af, is zijn baasje helemaal niet blij.
P. legt het konijn in een doos in de garage. De hele dag door snauwt ze tegen Igor. Ze vraagt zich af wat ze met de dode langoor aanmoet. Dan krijgt ze een idee. De buren zijn nog naar hun werk. Ze wast het konijn zo goed en zo kwaad als het gaat en legt het netjes terug in zijn hok in de tuin van de buren.
Als ze de volgende morgen naar het werk vertrekt zwaait ze vriendelijk naar haar buurman die op het zelfde moment zijn huis uitkomt.
Zeg, nu hebben wij wat voor! roept hij. Hij stapt op haar af.
P.s hart gaat te keer alsof ze net een marathon gelopen heeft. Haar ingewanden lijken alle naar een andere plek in haar lijf te kruipen. Toch bewaart ze haar glimlach.
Wippie, ons konijn was dood. We hadden het begraven in de tuin. Met een heel ritueel erbij. Dat was belangrijk voor de kinderen. Toen we gisteren thuiskwamen ging A. uit gewoonte even in het hok kijken. Haar gekrijs ging door merg en been. Lijkbleek strompelde ze de keuken binnen. Wippie lag gewoon weer in zijn nest.
Ik geef het toe. Toen hij nog met hulpwieltjes reed hebben we te weinig geoefend. En toen hij plots te groot werd voor het stoeltje achterop mijn fiets wilde ik dat hij van de ene op de andere dag zelfstandig kon trappen. Zo werkt het natuurlijk niet. Het heeft nog veel bloed (geschaafde knieën van t vallen, weet je wel), zweet (vooral van Manlief, die telkens opnieuw achter hem aancroste) en tranen (van teleurstelling omdat het weer eens niet wilde lukken) gekost alvorens hij de truc van het fietsen meester werd. Maar ondertussen is het zover. Gisteren maakten we onze eerste gezinsfietstocht, elk op ons eigen vehikel.
We bolden over landelijke wegen waar soms een konijn of eekhoorn ons pad kruiste, tussen okerkleurige bomenrijen, langs huizen met pompoenen aan de voordeur, onder een stralende herfstzon.
Als er ons al eens een auto passeerde hield ik mijn hart vast. Maar het liep telkens goed af.
Toen ik Zoonlief s avonds vroeg of hij een fijne dag gehad had, verzekerde hij me van wel:
Er stopt een auto voor het huis. Nieuwsgierig als meter is draait ze haar hoofd naar de straatkant. Verdoeme, ons Plienis da! roept ze, En Suzanne en Herman en de kinderen. Ze schuifelt zenuwachtig heen en weer. En ik heb niks in huis. Geen koekskes of niks. Verdoeme toch.
Willekik efkes naar Odile gaan? stelt Elke voor, Dan kannik rap wa koekskes kopen.
Ja, doe da, zegt meter een tikje opgelucht. Uit de la van de keukentafel haalt ze een briefje. Hier is twintig frank, ze. Voorzichtig zijn, he.
Terwijl Elke langs de achterdeur naar buiten stapt komt het bezoek langs de voordeur binnen. Wat fijn jullie te zien hoort ze nog. Ze haast zich naar het kruidenierswinkeltje verderop in de straat. Daar kiest ze de lekkerste koekjes uit. Van die flinterdunne schijfjes met een laagje chocola en wat kokos op. Fier geeft ze de twintig frank aan Odile. Ze krijgt een hoopje muntstukken terug.
Als ze thuiskomt zit meter met het gezelschap in de voorplaats. Er ligt een kanten doekje, dat Elke nog nooit gezien heeft, op de ronde houten tafel. Meter heeft haar mooiste koffiekopjes uit de kast opgediept. Die van haar Engels servies. Normaal zien ze alleen het daglicht bij communiefeesten. Er staan ook piepkleine kristallen glaasjes met een weelderige versiering in mat glas klaar. En een fles Manderine Napoléon. In de keuken fluit een waterketel. Meter loopt nog steeds rond als een kip zonder kop. Haar handen bibberen als ze het oranje goedje in de glazen schenkt. Ze morst.
Daag!groet Elke. Ze reikt iedereen een hand.
Maar jij bent al een flink meisje, zegt tante Plien, En al zo groot. Meter groeit.
Ga jij maar de koffie opschenken, dan vul ik de glaasjes wel, schiet Elke haar ter hulp.
En zo hulpvaardig. Ik hou van voorname meisjes die anderen helpen, reageert tante Plien, want hulpvaardig zijn is een groot goed in het leven. Jij bent echt heel flink. Meter groeit nog meer. Er verschijnt voor het eerst een glimlach op haar gezicht. Ze trippelt, huppelt zelfs bijna, naar de keuken. Elke verdeelt de Mandarine Napoléon. Ook voor zichzelf schenkt ze een glas uit. Ze heeft nog nooit alcohol gedronken, maar vandaag doet ze mee met de groten. Ze nipt van het bitterzoete drankje. Ze geniet.
Meter komt net weer uit de keuken met de koffiepot en een schaal koekjes als Tom, Elkes broer verschijnt.
Dag! zegt hij stug. Dan bekijkt hij Elke. Maar ziet is, wat een grote madame! Hij wijst naar de Mandarine. Seffens sta sop hare kop. Dan gaan we wa zien van da stoemjoenk.
Meter krimpt. De schotel valt net niet uit haar handen.
Manlief heeft maar één gebrek. Maar wel een ernstig. Hij laat namelijk nooit ofte nimmer iets stuk vallen. Echt waar, in die twintig jaar dat wij al samen zijn viel er niet één bord uit zijn handen, stootte hij niet één glas om, kletterde er niet één kopje door zijn toedoen op de grond. Zelfs niet als wij hem laten schrikken wanneer hij aan het drinken is, of tegen hem aanbotsen als hij breekbare spullen vastheeft, of net iets te snel onze arm terugtrekken als we hem iets fragiels aangeven. Nee, nooit!
Het is een héél serieus gebrek, want als Zoonlief of ikzelf eens een keer zo heel per ongeluk een broos serviesstuk uit onze vingers laten glippen is ons huis te klein. Geen haar op zijn kop begrijpt dat elk normaal mens al eens iets laat vallen. Geen enkele vezel in zijn lijf beseft dat het zelfs eigen is aan de menselijke soort.
Mijn hart maakt een achterwaartse salto als ik het kinderlijke handschrift waarin mijn adres geschreven is herken. Nog voor ik binnen gehuppeld ben heb ik de envelop al opengescheurd.
Lieve veerle staat er. Ik laat mijn vingers traag over de letters glijden en streel het papier. Aandachtig lees ik de woorden die soms wat kris kras door elkaar op het vel geschreven zijn.
Ik voel de emoties die tussen de zinnen verstopt zitten. Ik proef de liefde waarmee de brief geschreven is.
Niemant mag deze brief lezen. Alleen veerle. Wil gij terug schrijven? Dikke kussen veerle. M.D. eindigt het.
M.D. bezoekt het dagcentrum voor volwassenen met een verstandelijke beperking waar ik jarenlang gewerkt heb. Vanaf de eerste dag klikte het tussen ons. Ze deelde met mij haar tranen toen haar vriend het uitmaakte en haar vreugde om een nieuw liefje (waarmee het nog steeds goed aan is, verzekert ze me!), haar pijn om het plotse overlijden van haar papa en blijdschap omdat ze voor de zoveelste keer tante werd.
Dat M.D. na meer dan een jaar nog aan me denkt, doet deugd.
G.werd vijfentachtig. Dat moest gevierd worden. s Middags ging ze uit eten met Gierig Jeanneke. Veel liever was ze met Vriendelijk Jeanneke op stap geweest, maar Vriendelijk Jeanneke kon een zware restaurantmaaltijd niet meer verdragen. De andere vriendinnen met wie ze er al eens op uittrok waren er niet meer. Ook haar man had ze al lang geleden begraven. Dus bleef alleen Gierig Jeanneke over. Ach, een paar uur in haar gezelschap lukte wel. Bovenal genoot ze van het lekkers, waarvan ze zelf ook nauwelijks de helft nog opkreeg. De fles wijn maakte ze wel probleemloos soldaat.
Na de middag kwamen haar zusters op bezoek. Voor hen zette ze een kop thee, want die twee gingen er prat op geen druppel alcohol over hun lippen te laten vloeien. Toch had ze champagne koel staan. Ze hoopte immers dat Neef haar nog opzoeken zou. Wat Neef ook deed, zij het gehaast, want hij moest nog dringend verf kopen en op tijd zijn zoon ophalen bij de jeugdbeweging. Maar hij dronk wel graag een glaasje mee. Eén glaasje, daarna stapte hij op. Als alle bezoek naar huis was nipte G. van de rest van het vloeibare goud. Nog voor het avondmaal was de fles leeg.
s Avonds bij de tv schonk G. zichzelfzoals alle dagen een Duvel in. Het was een fijne dag geweest, bedacht ze.
In bed deinde ze zoals een schip op zee een nacht vol zoete dromen tegemoet.
P. werd vijftig. Dat moest gevierd worden. Hij trakteerde zijn vrienden en kameraden van vroeger op een vat in het dorpscafé. Iedereen had een geschenk bij, van bruikbare zaken als flessen wijn, een boek en een meter bier over meer ludieke zoals een T-shirt met het opschrift Just call me a party animal , een string en een literpint.
De sfeer zat er meteen goed in. Er werd gedronken, gelachen, gepraat, gedanst, gezopen. Uitdagend rondgezwierd aan een paal die eigenlijk alleen ter ondersteuning van de bovenverdieping diende. De andere cafégasten genoten mee van het schouwspel.
P. dronk uit zijn nieuwe literpint in hetzelfde tempo waarin de maten vijfentwintig centilitertjes naar binnen kapten. Na een poos lachte, praatte, danste hij al heel wat minder. Hij zat op een barkruk en staarde dwaas voor zich uit.
Telkens als hij wilde opstappen hielden zijn vrienden hem tegen. Het was immers onverantwoord hem nog achter zijn stuur te laten kruipen. Wachteven. Seffens brengen we je naar huis, lachten ze en feestten gewoon verder. De nacht maakte reeds plaats voor de dag toen ze eindelijk de kroeg verlieten. P. strompelde achter hen aan, zijn literpint stevig in zijn armen geklemd.
Een politiewagen kruiste hun pad. P. stak de pint hoog in de lucht. Schol! riep hij.
Toen ik zondagavond na een schrijfweekend thuiskwam was het feest. Zoonlief sprong letterlijk op mij en knuffelde me te pletter. Ik heb je gemist, fluisterde hij in mijn oor. Maar meteen daarop vertelde hij enthousiast over alle leuke dingen die hij dat weekend gedaan had. Hij was ook geïnteresseerd in wat ik op de schrijfcursus geleerd had en als verhaaltje-voor-het-slapen las ik iets wat ik tijdens het weekend geschreven had voor.
Nu het einde van de werkweek nadert is hij dat gemis al lang vergeten.
Waarom zeur en zaag jij toch zo? zucht hij als ik hem aanmaan om zijn tanden te poetsen en zich aan te kleden, Ik ga al De badkamerdeur vliegt met een knal open.
Wat rustiger kan ook, he! roep ik.
Hij grommelt en dan vliegen de woorden er met windkracht tien uit: Ga jij maar weer naar je schrijfcircus!
Eik! gilt een mama aan de schoolpoort als er plots een kikker voor haar voeten wegspringt. Het beest hobbelt de straat op.
De andere moeders en grootmoeders kijken het dier aan alsof het een prehistorisch monster is en slaken kreten als Brr! en Bah! en Eeeh!. Maar C. niet. Aj, zo wordt hij snel overreden, zegt ze. Ze stapt voorzichtig op de puit af en vangt hem in haar handen. In de auto vindt ze een handdoek. Daar wikkelt ze de kikker in. De schoolpoortmoeders kijken haar niet begrijpend aan. C. neemt het diertje mee naar huis en laat hem los in de wei achter haar tuin. Kwaak! kikt de kikker als afscheid en springt vrolijk de vrije natuur in.
Lisette heeft besloten wat aan haar conditie te doen. Daarom trekt ze naar een fitnesscentrum. Een supervriendelijke jongeman met een halflang krulkapsel staat haar uitgebreid te woord: Ik ben hier personal trainer. Dat betekent dat je een heel goede begeleiding krijgt. Op jouw maat.Mensen met kwetsuren bijvoorbeeldvolg ik nauwgezet op. Blablabla Ook wie wil afslanken. Ik zorg ervoor dat die mensen echt het vet aan het werk zetten. Blablabla Ik leer je spieren hoe ze de bewegingen juist moeten uitvoeren En oh ja, ik heet Sfinx. Dat is gemakkelijk, he ? Dat kan je niet vergeten.
Lisette maakt een afspraak voor de volgende week.
s Avonds vertelt ze alles aan haar man: en die gaat mij helemaal alleen begeleiden. En hij had zon mooie Egyptische naam, een die ik nooit vergeten zal. Dat is echt gemakkelijk.
Een week later stapt Lisette de fitnessruimte binnen in een strak en blinkend pakje.
Tegen de onthaalbediende zegt ze enthousiast: Ik heb een afspraak met Toetanchamon.
Zoonlief: Ik ben met een keizersnede geboren. De dokters sneden je buik open en haalden me eruit. Maar hoe komen kindjes die gewoon geboren worden uit de buik van hun mama?
Ik: Langs het spleetje van de mama.
Zoonlief: Langs de poep dus?
Ik: Ja, maar niet langs het gaatje waar de kaka uitkomt, he. Het spleetje vooraan.
Leesbeesten en boekenfeesten / Jan Van Coillie en Uitgelezen jeugdliteratuur / Vanessa Joosen en Katrien Vloeberghs: het Oude en het Nieuwe Testament van de jeugdliteratuur. Aangezien ik een kinder- en jeugdboekenfanaat ben hadden deze exemplaren eigenlijk al veel eerder hun weg naar mijn boekenhoek moeten vinden. Maar beter laat dan nooit.
Een leven lang slank zonder dieet / Sonja Kimpen: zo pak ik het in mijn post-coach- periode aan, want ik wil absoluut waarmaken wat mij als afslankbegeleidster vaak niet al te best lukte. Ik heb ondertussen trouwens een privé-coach onder de arm genomen. Manlief controleert wekelijks mijn gewicht. Hij is streng, maar deeltals ik bijgekomen ben GEEN stokslagen uit, zoals een cursist suggereerde.
De Franse tuinman / Santa Montefiore : gewoon om lekker bij weg te dromen.
Een tijd terug hakte ik een knoop door. Ik besloot om verschillende redenen te stoppen als coach bij Weight Watchers. Maar het losse eindje droeg ik wel nog met me mee, want ik wilde mijn cursisten niet van de ene op de andere dag aan hun lot overlaten. Dus bleef ik hen motiveren en boeiende cursussen geven. Met plezier trouwens, want laat het coachen en het contact met de mensen nu net de meest fantastische kant van de job zijn. Het deel van de job dat ik vast ga missen. Gisteren gaf ik mijn allerlaatste afslankcursus.
Vandaag berg ik het losse eindje op in een doos vol herinneringen. Misschien diep ik die doos af en toe nog op en zet ik me net als mijn grootmoeder indertijd met een kop koffie aan tafel om door mijn verleden te bladeren.
Maar eerst kijk ik vooruit en zoek ik volop naar een nieuwe job, liefst een tussen letters en/of mensen. Ik ga ervoor.
Aan alle meelezende Weight Watchers cursisten wil ik nog zeggen: Veel succes! Realiseer je droom! Je kan het!
Ik ben niet zon mens dat op een boekenbeurs minutenlang (of zelfs urenlang bij een BV) in de rij gaat staan om een handtekening van de schrijver te bemachtigen. Nee, zon krabbel zegt me niets.
Ik koop een boek voor de vele knusse leesuurtjes dat het me verschaft, niet om te kunnen zeggen dat ik de auteur in levende lijve gezien heb.
Als ik de kans heb zal ik wel een praatje met de schrijver maken. De meeste kunnen zalig vertellen en ik kan sowieso veel van hen leren, maar hun krabbel, die houden ze maar.
Voor een schrijfcursus baan ik me een weg tussen de spinnenwebben op zolder om uit stoffige dozen een stapel boeken uit mijn jeugd- en kindertijdte vissen. Ik vind eerste leesboekjes,wat strips, mijn Pippi-boeken, enkele Tiny-exemplaren, de reeksen van De Vijf en De olijke tweeling, Pjotr en Oorlogswinter, boeken over Huppeltje en Jan zonder Vrees, het geheim van Katelijne.
Op de eerste bladzijde van dat laatste boek staat in een zwierig handschrift: Voor Veerle, die k met r 10 jaar t allerbeste toewens! Gvan camp en het doet iets met me. Ik zie Gaston Van Camp weer voor mij, met zijn kalend voorhoofd, lange haren en een lichtrood baardje. Hij droeg een bril, geloof ik. Zo een met een donker en zwaar montuur. Ik hoor ook weer zijn warme stem. Hoe oud ben je? vroeg hij mij. Een beetje verlegen antwoordde ik: Tien. Ik ben pas verjaard. De vlinders van toen fladderen en kriebelen weer in mijn buik.
Zal ik een volgende keer toch maar aanschuiven om zon heel bijzondere handtekening in de wacht te slepen?
Met zijn vieren en een hoop valiezen staan ze in het wagonportaal.
Lap, deze trein vertrekt ook te laat, zegt een van de jongens. De anderen grinniken. Ze halen hun schouders even op. Het lijkt hen niet te deren.
De conducteur stapt druk telefonerend op en wacht in hetzelfde portaal. Als hij zijn gesprek beëindigt vraagt een meisje: Problemen?
Ja, er staat een goederentrein in de weg in het volgende station. Maar over tien minuten kunnen we vertrekken, hoor.
Oh, maar tien minuten vertraging? Wij zijn meer gewoon! klinkt het nog steeds met de lach. We komen van Madagaskar. Ons vliegtuig is acht uur te laat vertrokken wegens technische problemen. Natuurlijk misten we hierdoor de TGV in Parijs.
Hoe erg, zegt de kaartjesknipper.
Het viel wel mee, reageert een jongen, We konden onze tickets vlot omruilen.
De volgende sneltrein vertrok wel heel wat later, vult de andere jongen aan, Tijd genoeg dus om lekker nog wat Parijse lucht op te snuiven.
Leve de Franse spoorwegen!grapt een meisje, Extra vakantie gratis en voor niets.
Haar vrienden gniffelen.
Jullie hebben het wel gehad, zegt de conducteur, Maar het einde is in zicht. Er komt beweging op het spoor.
Nu kan ons niks meer gebeuren! juicht het andere meisje.
Wacht maar. Misschien komt de taxi niet opdagen, ginnegapt een jongen weer.
Dan nemen we de bus, antwoordt ze, Met die zware valiezen op de bus. Waarom niet? Dat kunnen we nog wel aan.
Of gewoon te voet. Als echte trekkers., doet een jongen er nog een schep bovenop.
Weer gelach.
Die hebben er vast een deugddoende vakantie opzitten.
De tranen rollen over zijn koffie-met-melk kleurige verweerde gezicht, terwijl hij met een fijn mesje de grote neus van het slanke ebbenhouten figuurtje wat bijwerkt. Zijn geestespopje is bijna klaar. Hij kleeft het stevig vast op een kleine blankhouten cilinder waarop hij met de nauwkeurigheid van een miniatuurschilder in sierlijke letters een gebed voor zijn pas overleden moeder schreef. Hij hoort blij te zijn. Moeder is bevrijd van alle aardse lasten. Haar ziel vertrok naar puya, het land van de zielen. De begrafenis was een prachtig feest. De dorpelingen schonken palmwijn, brandhout en varkens. Er werden wel vijf karbouwen geslacht. En er waren vreemdelingen van de partij wat een goed voorteken is. Maar t is stil als hij s avonds weerkeert na de noeste arbeid op het veld. t Is stil ook in zijn hart. Hij bevestigt verschillende smalle latjes aan de cilinder en hangt het geestespopje met een lusje aan de deur van het schamel hutje. Klingeling, klingeling, daar hoort hij moeder in de wind.