Voor ik naar een volgende cliënt vertrek telefoneer ik gauw naar Vake.
Een donkere, verre stem antwoordt: Hallo
Oei, ik heb hem wakker gebeld, vrees ik. Toch zeg ik wat ik te zeggen heb: Morgen haal ik Zoonlief op van school en ik breng hem ook naar de toneelles. Kan jij hem daar ophalen?
Euh
ja
Hij klinkt schor, alsof hij snipverkouden is.
Ik werk overdag thuis. En s avonds heb ik een voordracht. Tussenin kan ik dus even voor Zoonlief zorgen. Dat is gemakkelijker voor jou.
Weer: Euh
ja
Hij blijft afwezig.
Ben je verkouden? vraag ik wat ongerust, Je stem klinkt zo vreemd.
Nee
mijn stem is altijd zo zwaar
Is het in orde dan?
Euh
ja... Er valt een stilte. Net was er iets raar
Dan borrelen zijn woorden op. Ik zat precies naast mijn lichaam. Mijn ogen vielen dicht. Ik zei steeds tegen mezelf dat ik ze moest openhouden. Dat ik niet mocht gaan. Ik was bang. En toen ging de telefoon
Mijn hersenen moeten dit alles danig verwerken. Mijn tong is verlamd.
Ik ben blij dat ik het eens kon zeggen
Ik zoek een passende reactie
ik stamel wat
iets over naar de dokter gaan
en rusten
en
ik weet niet wat nog allemaal.
Aarzelend leg ik de hoorn op de haak. Ik morrel wat aan. Zoek papieren die ik al lang weggeborgen heb. Verstuur een mail die niet eens zo dringend is. Vertrek uiteindelijk -te laat- voor mijn huisbezoek. Slechts langzaam kom ik weer in het ritme van de dag. Het telefoongesprek wipt steeds opnieuw tussen de dingen.
Pas later verneem ik dat waarschijnlijk een bloedklonter de oorzaak van Vakes vreemde ervaring is.
Pas nog veel later dringt tot me door dat ik wel eens op het juiste moment zou kunnen gebeld hebben. Dat ons leven er anders voortaan wel eens compleet anders uit zou kunnen gezien hebben.
19-09-2010 om 17:15
geschreven door veerle 
|