Mijn ogen dansen langs de tientallen kazen in de toonbank. Pas als ik me naar de wijnrekken achter me omdraai, merk ik dat ze knikt. Ik kan niet zo gauw bedenken wie ze is. Ook als ik alle laden in mijn hersenen openschuif, komt er geen naam, zelfs geen vage herinnering.
Dus stamel ik: Ken ik jou ergens van?
Jij bent toch de mama van Julie? Ze klinkt overtuigd. Uit B.?
Nee, zeg ik.
Ze fronst haar wenkbrauwen. Zelfs als ik met je praat zou ik durven zweren dat jij het bent.
Ik lach maar wat, en denk: ze is weer opgedaagd. Mijn dubbelganger.
Het was een hele poos geleden dat ik nog iets van haar had gehoord. Maar vroeger werd ik regelmatig aangesproken door mensen die me meenden te herkennen. Of vertelden mensen die me goed kenden dat ze me dat ze me ergens dachten gezien te hebben.
De eerste was tante I. Zij ontmoette me heel regelmatig op de bus. Maar omdat ik steeds dwars door haar heen keek, viel haar frank (ja, in die tijd waren het nog franken) dat ik het toch niet was. Ik moet toen zon jaar of veertien zijn geweest.
Toen ik uitging, waren het steeds jongens die op me afvlogen en pas op het laatste nippertje ontdekten dat ik toch niet degene was die ze hoopten. Hun ogen fonkelden als ze over haar vertelden. Ik was geen doetje in die tijd, maar zij
Ze heeft vele jongensharten sneller laten kloppen, en mijn aanwezigheid deed hen blijkbaar wegdromen en alles opnieuw beleven.
Eén keer wriemelde iemand zich zelfs tussen Manlief (toen nog gewoon Lief) en mij terwijl we aan het zoenen waren. Blijkbaar kon zoiets bij haar. De stalen blik van Manlief deed zijn hart ook sneller kloppen, maar ik geloof niet dat hij daarna nog wegdroomde.
Vriendin M. botste me in Londen tegen het lijf. Maar ik werd er opgeslorpt door de massa die er op dat moment kerstinkopen deed. Dus misschien had ze het toch niet zo goed gezien.
Dat was de laatste keer dat haar leven zich met het mijne verweefde. Tot nu
Volgens de vrouw in de kaaswinkel woont ze nog steeds in de buurt. Ze heeft één kind. En laat dat kind net als Zoonlief in het tweede leerjaar zitten
Ze blijft me dus achtervolgen.Leidt haar leven op een min of meer gelijkaardige manier als ik. Ik vraag me af of zij ook van mijn bestaan weet. En of ze het fijn zou vinden me te ontmoeten. Ik haar in elk geval wel.
Lijkt het dan alsof ik tegen een spiegel aanbots? Of zie ik geen gelijkenis?
Wie weet, hebben we al naast elkaar in een winkel gestaan zonder te beseffen dat we elkaars dubbelganger zijn
15-11-2009 om 22:29
geschreven door veerle 
|