'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
31-01-2008
Ontdekking
Dwalend door blogland belandde ik op de site van Annelies Van Dyck. Zij is een natuurkundige die poëzie schrijft. Ik ontdekte er verzen met eenvoudige, maar treffende beelden die blijven hangen. Zo mooi... Enkele van Annelies' gedichten lezen was voldoende om mijn vooroordeel dat wetenschap en de liefde voor taal niet samengaan voorgoed uit de wereld te helpen.
Omdat het vandaag gedichtendag is, trakteer ik je graag op poëzie van Annelies Van Dyck:
Keuken
Het aanrecht is leeg op je schaduw na. Geen kruimel die de bestemming verraadt: je bent zoek. Zelfs de kraan hangt halfstok.
Afwas is de verleden tijd van af zijn. Ook het fornuis is al maanden stuk. Dat treft. Wie achterblijft, eet rouwkost.
Annelies Van Dyck
Herinnering
aan M.
De straat verraadde haar aanwezigheid achter lauw glas en rode baksteen, de ijle knot in kant gewikkeld, knikkend omdat we zwaaiend toe kwamen lopen.
Twaalf was ik en op bezoek in de warmte waar doekjes lagen op tv en God ons altijd zag dus ook hoe de chocola plakte aan mijn handen en dat ik stiekem gluurde naar wie ze was
en hoe ze zat: in voorschoot en schommelstoel, met dunne huid en tere stem, maar sterk. Nooit ziek zat ze op een dag niet meer zoals ze toen en altijd zat.
Annelies Van Dyck
Meer vind je op anneliesvandyck.blogspot.com
Ik kijk alvast uit naar een eerste dichtbundel van Annelies!
Met zijn benen opgetrokken zit Zoonlief in de sofa. Zijn vingers aaien zijn voet, spelen met zijn tenen. Hij staart recht voor zich uit. Plots fronst hij zijn wenkbrauwen. Bijt op zijn lip. Meteen daarop krullen zijn mondhoeken zich tot een bijna-lach. Zijn kijkers worden groot. Fonkelen als het steentje in mijn verlovingsring. Een warme glimlach. Dan valt zijn mond open. Het puntje van zijn tong glijdt langs zijn bovenlip. Heel ernstig is hij nu. Zijn blik trekt zich weer in een frons. Dan een schaterlach. Even maar. En weer die zachte droomlach. Zijn gezicht verandert even snel en vloeiend als een bewegende weerkaart. Van verbaasd over niet begrijpend tot blij en vrolijk. Zoonlief kijkt naar een Disney Cartoon.
Toen Zoonlief tijdens de feestdagen een basisdoos Clics kreeg dacht ik: 'Waar moeten we dit weeral kwijt?' en 'Heeft hij nog geen blokken genoeg?'. Ondertussen zijn we ongeveer een maand verder en er is nog geen dag voorbij gegaan waarop hij niet uren zoet was met zijn nieuwe speelgoed. Als een volleerd aannemer bouwt hij de moeilijkste plannen na, met het doorzettingsvermogen van een uitvinder crëeert hij de ingewikkelste machines en met de grenzeloze fantasie van een verhalenverteller maakt hij mensen, dieren, gebruiksvoorwerpen, noem maar op... Zelfs een deel van zijn carnavalspak (een degen om zijn ridderzwaard in te steken) flanste hij zelf in elkaar met Clics. Zijn fantasie stopt trouwens niet bij het bouwen, want met het dubbeldekvliegtuig maakt hij een heuse wereldreis, de hond wordt meer vertroeteld dan al zijn andere knuffels te samen, de treinen vervoeren hele vrachten en de auto's vliegen tijdens spannende races door het huis. Geweldig om hem bezig te zien! Clics is werkelijk fantastisch speelgoed.
Ik durf het haast niet luidop zeggen, maar door die negentig minuten beweging van gisteren ben ik vandaag stijf. Mijn buik-, borst- en schouderspieren hebben het het zwaarst te verduren. Maar ook in mijn benen en zelfs in mijn tenen voel ik vanalles trekken. 'Als je stijf bent moet je sporten', zegt Zoonlief wijs. Ik volg zijn goede raad op en trek gewapend met mijn stokken het bos in. Eén, twee! Eén, twee! God, wat doet dat deugd!
Vroeg uit de veren deze morgen. En dàt in het weekend! Maar er is een goede reden voor: mijn eerste les Nordic walking. Met mijn stokken in de aanslag ben ik stipt om negen uur present.Op een zompig grasveld oefen ik samen met enkele gelijkgestemden de techniek. Eerst links.Arm gestrekt naar voor.Stok planten in een hoek van vijftig graden. Hand open. Kracht zetten. En arm weer naar voor. Hé, dat valt mee. Dan rechts. Eén, twee, drie, vier. Waw, best te doen! Met een hemelsbrede glimlach op mijn gelaat schrijd ik vastberaden het plein over.Tijd voor beide kanten nu. Uh... euh... aii... Plots lijk ik niet meer te weten hoe een normaal mens stapt en marcheer als een houten soldaat door het gras. Mijn armen en benen geraken in de knoop. Mijn stokken idem dito. Ze zwaaien alle kanten op. Ik ben een heus gevaar voor mijn medesporters. Als ik hen even gadesla merk ik dat ze ook met hun attributen in de knoei zitten. We moeten aan zoveel tegelijk denken. Teveel voor onze simpele mensenhoofden. De lesgeefster verzekert ons dat we na zes lessen lachen om dit gevecht. Dus geven we de moed nog niet op. Ondanks alles vind ik het prettig. Misschien is dit wel dé sport voor mij.
Als ik later door de stad kuier voel ik me groter en rechter dan voordien. Lekker in mijn vel. En dat dankzij de sport. Leve Nordic walking!
'Wees gegroet Maria vol van genade...' 'Wees gegroet Maria vol van genade...' 'Wees gegroet Maria vol van genade...' Wekenlang al prevelde Vera deze zinnen terwijl ze over de groene wegen van Rome naar Compostela stapte en terug. Onvermoeibaar. Onverslijtbaar. De zonden die op haar neergedaald waren toen de tuinman in het klooster op een lentemorgen schalks naar haar knipoogde, marcheerde ze gezwind weg. Telkens als het vuur binnen in haar opflakkerde als ze aan de jongeman dacht verhoogde ze haar tempo en dreunde de verzen bezetener op. Het had veel moeite gekost. Als bij een Leuvense stoof was het vuur lang blijven nasmeulen. Pas nu voelde ze dat het stilaan gedoofd geraakte. Daarom stond ze zichzelf de omweg langs Napoli toe. Deze stad trok haar reeds aan toen ze nog op de schoolbanken zat. Onder de matras in haar cel verborg ze een tijdschrift, dat haar nichtje ooit het klooster binnengesmokkeld had, met prachtige foto's van de Napolitaanse gebouwen. Na haar avondgebed bladerde ze er wel eens in. Vandaag kwam ze eindelijk in deze stad aan. Er hing een rode gloed over de nachtelijke straten toen ze over de piazza wandelde. Een ongelooflijk knappe man leunde achteloos tegen een lantaarnpaal. Plots trok hij zijn nachtzwarte jas open en grijnsde eerst naar haar, dan naar de lantaarn. Bewegingsloos als een zoutpilaar staarde Vera hem aan. De hele calvarietocht was voor niets geweest. Ze maakte rechtsomkeer. Vermoeid. Versleten. Het dreunen begon opnieuw. 'Wees gegroet Maria vol van genade...' 'Wees gegroet Maria vol van genade...' 'Wees gegroet Maria vol van genade...'
'Dag Verse Vis' las ik op het uitstalbord voor de viswinkel. Vriendelijke man, die visboer, zijn koopwaar groeten. Maar de beesten zijn even goed dood als hij ze verkoopt.
'Wat ruikt ons dorp heerlijk, he, mama!', zegt Zoonlief als we samen naar school fietsen. Er hangt inderdaad een verrukkelijk zoete geur in de lucht. 'Ja, schat', antwoord ik,'maar ik hou niet van die geur.' 'Waarom niet?' 'Wel, telkens als we de koekjesfabriek ruiken gaat het regenen.' 'Ben je daar zeker van?' 'Ja, zolang ik hier al woon is het zo!' Echt waar! Een koekjeslucht en even later drupt het eerste nat uit de hemel! Bovendien heeft de weerman een rotslechte dag aangekondigd en voorspelt het dikke wolkenpak boven onze hoofden niet veel goeds.
Als ik weer naar huis trap priemt het eerste zonnestraaltje door de donkere wolken. Het wordt de prachtigste en zonnigste dag sinds weken.
Bedankt, hoor, 'koekjesboer'! En bedankt weerman! En vuile wolken! Dankzij jullie heeft Zoonlief voor eens en voor altijd zijn vertrouwen in mij verloren!
'Fijn je nog eens te zien!', zegt de vriend die ik al veel te lang niet meer opgezocht heb,'Daar trek ik een speciale fles voor open.' Hij verdwijnt in de keuken. 'Ik lees alvast even wat het etiket vertelt', roept hij,'Bulles fines et légères nez discret et frais attaque ronde et veloutée bonne longueur en bouche effervescence delicate finesse aromatique finale refraîchissante' 'Klinkt goed' zeg ik. Groot is dan ook mijn verwondering als hij even later met een glas 'Badoit' spuitwater afkomt.
Vooral de uitspraak van Camiel de Vries en Anna de Heus in hun 'Anti-kindboek' dat kinderen geen humor hebben, begrijp ik niet. Er gaat geen dag voorbij dat wij niet moeten lachen om de grappen of uitspraken van Zoonlief. Zoals laatst bij de dokter: Zoonlief had net een Frans sportkamp achter de rug. Daar had hij allerlei Franse woordjes geleerd zoals la vache, le chat, le chien, le cochon,... Te pas en te onpas gooide hij deze Franse woorden tussen zijn zinnen. Hij had wat geleerd en was er fier op. Terwijl de dokter Zoonlief onderzocht, jeukte zijn been en krabte hij hevig. Dokter: Heb je beestjes? Zoonlief: Ja, vlooien! Dokter: Zouden het geen cochons zijn? Zoonlief: Dan toch wel hele kleine, he? En even later: 't Zullen varkensbeesten zijn!
En nu heb ik meer dan genoeg reclame gemaakt voor dat anti-boek. de Vries en de Heus mogen mij dankbaar zijn.
Het 'Anti-kindboek' van Camiel de Vries en Anna de Heus viel mij op omwille van de negatieve titel. Laat me nu zelf helemaal geen oermoeder zijn. Zo'n type vrouw dat van jongsaf wist dat ze een resem kinderen wilde en volledig leeft voor haar kroost. Nee, ik heb ontzettend lang getwijfeld alvorens ik voor een kind koos. Eindeloos gewikt en gewogen. En nu Zoonlief er is wens ik met de regelmaat van de klok dat ik hem naar de maan kon schieten. Zelfs op dagen waarop alles op rolletjes loopt ben ik blij als hij 's avonds eindelijk in bed ligt en ik even wat tijd voor mezelf of Manlief vind. De roze wolk die vele moeders gelukkig maakt is mij onbekend. Toch vind ik de beweringen in dat bewuste anti-boek erg ver gaan. Ook al zeurt Zoonlief wel eens in de supermarkt en hebben de meubelen en Poeslief het soms zwaar te verduren, het is ook Zoonlief die me spontaan komt knuffelen als ik een dipje heb, die maakte dat de relatie met mijn ouders warmer werd, die zorgt voor een levendige gezelligheid in huis en ons o zo vaak laat lachen, en heus niet alleen met pis en kak en andere vieze dingen zoals de auteurs de Vries en de Heus dat stellen. Het is zelfs Zoonlief die me aan het schrijven zette. Mijn eerste schrijfsels waren dagboekteksten in een boek dat ik hem wil meegeven als hij ons huis verlaat. Van het ene kwam het andere. Er zijn dus ook pro's aan kinderen!
de Vries en de Heus willen kinderloze koppels een hart onder de riem steken. Of ze daar ook in slagen met hun hele anti-gedoe betwijfel ik. Een goede vriendin van me had graag kinderen gewild. Het mocht niet zijn. Zij heeft beslist geen boek nodig om te beseffen dat ze meer tijd voor zichzelf overhoudt dan ik en dat haar huis er netter bijligt dan het onze. Ze was vast een fantastische moeder geweest. Een betere dan ik ooit kan zijn -mijn moedertalenten laten me immers vaak in de steek. Maar ze is vooral ook een fantastisch mens! Ik hoop dat dit ene zinnetje haar (en alle andere fantastische kinderloze mensen, of ze nu bewust geen kinderen wilden of de natuur het voor hen besliste) veel meer hart onder de riem mag steken dan dat hele anti-kindboek.
De oudervereniging van de school van Zoonlief organiseerde een lampionnentocht. In de klas hadden alle kinderen een lampion in elkaar geknutseld. Zodra elk streepje kleur uit de lucht verdwenen was, verzamelden we aan de schoolpoort met deze lantaarns. Op het startschot van de directeur ging een rij lichtjes op pad langs kleine weggetjes, door het donkere bos en over het modderige crossparcours. Spelbreker was de wind, die onze kaarsen een voor een uitblies. Maar dat lieten we niet aan ons hart komen. Telkens weer staken we de kaarsen vol goede moed terug in brand en wandelden zo flikkerend door de nacht. Na de tocht wachtte ons nog een dampende kom soep, sterk geurende glüwein of een jeneverke. Een prettig winters intermezzo.
Begin januari druppelen de reisbrochures ons huis binnen. Ondertussen heb ik ze alle reeds uitgepluisd.Elke avond lees ik erin alsof het romans zijn. De pagina's met Oosterse bestemmingen doen mijn hart sneller kloppen. Zoonlief ziet zo'n verre reis wel zitten als er maar een groot zwembad én een minidisco aanwezig is. Het doet ons besluiten dat het misschien nog iets te vroeg is om met hem de wereld rond te trekken. We spelen op veilig en kiezen een vakantie dichterbij. Turkije. Een plek waar we flink wat cultuur kunnen opsnuiven en een brok natuur ontdekken, mét een groot zwembad (zelfs met glijbaan dit jaar) en een minidisco. Nu nog naar het reisbureau en het aftellen kan beginnen!
Onze vaatwasmachine is stuk. Dus wassen we onze kopjes en schotels, potten en pannen noodgewongen weer met de hand af. Gezellig met zijn tweetjes. En ondertussen keuvelen we over koetjes en kalfjes of hebben we diepzinnige gesprekken. Ik kijk steeds erg uit naar ons afwasmoment waarop de tijd even lijkt stil te staan. Waarop we bij elkaar thuiskomen. Pure kwali-tijd is het. Morgen komt iemand het toestel maken. Stiekem hoop ik dat de machine niet meer te repareren valt.
Als ik thuiskom van het cursus geven, zit hij steevast op de paal voor ons huis. Met zijn wijze ogen kijkt hij me aan. Zodra ik het portier van de wagen open, wipt hij naar een volgend paaltje. Ik ben en blijf een mens, niet te vertrouwen dus. Elke beweging die ik maak, volgt hij. Als ik het hek nader, fladdert hij weg. Zijn verenkleed licht op in de donkere nacht. Tot morgen, kerkuil! Telkens weer doet deze korte ontmoeting mijn hart sneller kloppen.
Ik hou niet zo van stemmen. De laatste jaren kon ik het telkens zo regelen dat ik in het buitenland was met de verkiezingen. Maar als leesbeest maak ik graag een uitzondering voor het allermooiste kinderboek. Ook al is het geen sinecure uit al wat ik ooit gelezen heb het beste te kiezen. Onlangs verraste Tine Mortier me met haar prachtige De zesde dag, een bijzonder scheppingsverhaal. Het ei met de gouden gans van Veronique Puts is al een tijdje mijn favoriet. Het speelt zich af in de periode dat ik zelf kind was. Vero in het boek sluit vriendschap met een gans. Zo'n bijzondere relatie zou ik ook wel gewild hebben. Tijdens mijn studies werd ik verliefd op Platvoetje van Dieter en Ingrid Schubert over een heksje met grote voeten. Een vertederend verhaal en schitterende illustraties. Maar de allermooiste moet reeds bewezen hebben de tijd te kunnen doorstaan, vind ik. En dan kom ik bij Pipi Langkous van Astrid Lindgren terecht. Wat had ik graag in Villa Kakelbont gewoond! En zoveel lef als Pipi gehad! Zelfs nu nog wil ik best een beetje op haar lijken. Het boek moet nog ergens op zolder liggen. Als ik nu eens met een zaklamp naar boven trek en de stoffige dozen doorzoek... Het moet vast lukken dit boek weer op te diepen... Kan ik het opnieuw lezen... Dus als je me even niet hoort... je weet waar ik ben, he.
Nooit beseft dat ik zo hip ben. De vloer in de woonkamer is bezaaid met speelgoed. De bank vertoont de eerste tekenen van sleet. Een stapel wasgoed wacht om gestreken te worden. De tuin ligt er verfomfaaid bij. Blijkt allemaal heel Wabi Sabi te zijn. De nieuwste rage uit Japan. Zo nieuw is het nu ook weer niet. Deze Oosterse levensbeschouwing bestaat al eeuwenlang. Pas vandaag strijkt ze in onze contreien neer en is meteen heel trendy. De puntjes hoeven niet meer op de i. Wabi Sabi duidt op de schoonheid van het doorleefde, laat je weer op adem komen. Zelfs lekker lui zijn mag!
Terwijl Zoonlief in de gymzaal zijn wekelijkse turnles heeft, zet ik me op de tribune van de sporthal waar een hockeymatch volop aan de gang is. Niet dat ik een hockeyliefhebber ben. Ik zoek gewoon een plaats om rustig wat te lezen. Iets wat meestal tijdens gestolen uurtjes als deze dient te gebeuren, nu ik als chauffeur van Zoonlief fungeer. De sportzaal lijkt me een geschikte plaats. Ik haal De Magische Cirkel van Katherine Neville uit mijn tas, werkelijk een fascinerend boek, en zet me gemakkelijk, voor zover dat op deze houten bank lukt. Hoe boeiend het verhaal ook is, mijn blik wordt telkens weer naar de man in de goal getrokken. '16' prijkt in grote witte cijfers op zijn oranje T-shirt met imposante schoudervullingen. Reusachtige beschermstukken bedekken zijn hele lichaam. Hij draagt een masker dat net zo goed kon toebehoren aan Hannibal Lector. Alleen het kabbala-armbandje rond zijn pols verraadt iets menselijks. Onbeweeglijk luistert hij naar de enige geluiden in de zaal: het getik van de sticks, het getsirp van slippende voetzolen en nu en dan een schel fluitsignaal, tot hij plots wild met zijn stok zwaait en de sierlijke val van een prima ballerina maakt. De bal danst langs hem heen in het doel. Hopeloos heft hij zijn armen en een woest 'merde' ontglipt hem.
Na zijn gymles zegt Zoonlief: 'Als ik stop met turnen, kan ik misschien hockey gaan spelen.' Krijgen wij dan ook zo'n Hannibal in huis?
Te weinig slaap, ongezonde voeding (sorry, cursisten, ik ben ook maar een mens) en veel te veel hooi op mijn vork maakten het migrainebeest in mij wakker. Het houdt een party in mijn hoofd, jumpt erop los op het ritme van onhoorbare muziek. Pijnstillers brengen het even tot bedaren, maar het laat zich niet verjagen. Zeurend nestelt het zich boven mijn oogleden om wat later weer in volle hevigheid toe te slaan. Het kruipt, knaagt, klopt. Het steekt, stoot, stampt. Vult heel mijn hoofd dat aanvoelt alsof het elk moment ontploffen kan. Gelukkig zijn er de zachte handen van Manlief die vol overgave de duivel weer naar zijn hel waar hij thuishoort kneden. Ook Zoonlief doet zijn duit in het zakje. Hij overlaadt me met wel duizend kussen en knuffels.
Als ik onder de wol kruip besef ik dat ik het toch maar getroffen heb met die twee Mannen van mij!
'En mis je ons nog niet?', vroeg een ex-collega toen ik haar toevallig in de supermarkt tegenkwam. 'Nee, hoor! Nog geen seconde.' hoorde ik mezelf antwoorden. En zo is het ook. Na twintig jaar had ik het wel bekeken in de welzijnssector. Zowat een jaar geleden trok ik er de deur toe. Maar dat wil niet zeggen dat ik hen vergeten ben. Af en toe zet ik de deur weer op een kier en denk met veel warmte terug aan de mooie momenten die ik samen met de 'gasten' beleven mocht. Als dank voor de fijne tijd in het dagcentrum, schrijf ik hier twee gedichten die gemaakt werden in mijn poëzie-atelier door mensen met een verstandelijke handicap:
Om elf uur doe ik mijn ogen open Ik lig te staren Ik denk aan vanalles Ik lig hier weer Ik lig hier weer Ik wou dat ik dicht bij mama lag
Patricia Van Frausum
Schittering
Het vuurwerk schittert en knalt hoog in de lucht
Mijn gezicht kijkt naar de hemel Ik zie het vuur
Maar ook de maan en de sterren die schitteren en glinsteren
De poolster De hemelster
Schitteren en glinsteren
Monique Thielemans
Beide gedichten verschenen in het boekje 'Ik schilder de honden blauw' (uitgeverij De Stiel/Ago)
Zoonlief hangt lusteloos boven zijn bord. Met zijn vork schuift hij zijn groenten heen en weer. 'Eet eens verder', maan ik hem aan. Zucht. 'Ik lust geen spruiten!' 'Maar je hebt ze verdorie zelf gekozen bij de groentenboer', reageer ik. 'Ja, omdat ik moest kiezen tussen spruiten en rode kool.' Je bent een kreng, flitst door mijn hoofd. Wie laat zijn kind nu uit zulke vreselijke dingen kiezen? Wie is dan bovendien nog verbouwereerd als hij er niet van smult alsof het zijn lievelingskostje is? Mijn schuldgevoel groeit, heel toepasselijk, als kool. Daar is Zoonlief zich niet van bewust als hij plots een spruit op zijn vork prikt en hem langzaam in zijn mond stopt. 'He, ik wist niet meer dat spruiten zo smaakten!', roept hij uit, 'Heerlijk!' In een wip verdwijnen ze alle in zijn keelgat. 'Mag ik nog wat?' ... Misschien ben ik toch zo'n kreng nog niet.
Zo'n twee keer per jaar, meestal kort na nieuwjaar en tijdens de zomervakantie, begin ik eraan: aan de grote kuis. Kasten en laden worden netjes gelegd, de diepvrieskist helemaal leeggemaakt, gordijnen krijgen een sopje, meubels worden opgeblonken, zelfs de tuin neem ik onder handen... Helaas gaat het met mijn energiepeil razendsnel bergaf tijdens zulke grote werken en geef ik er vaak halverwege de brui aan. Zo ben ik nog nooit aan de rommelzolder in mijn hoofd toegekomen. Daar stapelen flarden tekst zich op naast ellenlange to do-lijstjes, als-ik-ooit-eens-vijf-minuten-tijd-heb-plannen, en dit-moet-ik-zeker-nog-gedaan-hebben-voor-ik-doodga-dromen. Het lijkt erop dat ik me op die plek in mijn hoofd voortdurend op het leven aan het voorbereiden ben in plaats van het leven te leven. Zonder dat ik het goed en wel besef, vreet ook dat energie. Dat is te gek, dat moet gedaan zijn. Als ik dit jaar de grote kuis eens oversla en meteen werk maak van de chaos in mijn hoofd? Als ik mijn teksten zodra ze vorm krijgen neerpen, lijstjes schrap en plannen en dromen gewoon verwezenlijk? DOEN... zegt elke lichaamsvezel die ik rijk ben. Maar in mijn hart weet ik dat het waarschijnlijk weeral bij plannen en dromen blijft.
Toen Bliksem die ochtend haar ogen opende voelde ze dat er iets mis was. Meteen keek ze haar man Donder aan, maar die lag nog lekker naast haar te ronken. Hij was duidelijk nog in dromenland. Ze draaide zich om, maar het nare gevoel bleef. Zachtjes sloop ze uit bed en trippelde op haar tenen naar de kinderkamer. Het raam stond open. De gordijnen wapperden in de wind. Het bed van Storm was... leeg. 'Nee!', krijste ze,'Nee. Storm, waar ben je?' Ze holde de trap af en zocht in het hele huis naar de kleine draak. En in de tuin. Telkens weer riep ze:'Storm! Storm!' Donder was wakker geworden van het kabaal. 'Stil, vrouw!', mopperde hij. Maar toen hij begreep wat er aan de hand was, sprong hij met twee treden tegelijk naar beneden en zocht op alle plekken waar Bliksem reeds gekeken had en op alle plekken waar ze nog niet gekeken had naar de kleine Storm. Hij zette zijn speurtocht verder op straat en in het hele dorp. Nergens kon hij Storm vinden. Huilend keerde hij terug naar huis. Daar vielen Donder en Bliksem elkaar in de armen. Tranen met tuiten liepen over hun drakengezichten. Na een hele poos stamelde Bliksem: 'Storm... zou iemand hem... meegenomen hebben? 'Ik weet niet, vrouw', zuchtte Donder,'Wie zou nu zoiets doen?' 'Misschien weet Bazaar, de tovenaar dat wel', zei de drakenvrouw,' Als we hem eens gingen opzoeken...' Dat vond Donder een goed idee. Dus gingen ze samen op stap.
Zo begint een kinderverhaal dat ik schreef. Zo begon ook het verjaardagsfeest van Zoonlief. Een meute kleuters volgde het drakenpaar naar de tovenaar. Aan de hand van verschillende spelletjes ontdekten ze waar het drakenjong zich verschanst had. Nu eens bedeesd, dan vol spanning, enthousiast of lawaaierig. Even leek het wel of er een tornado door ons huis raasde. Uiteindelijk werd de kleine gevonden!
Zoonlief is ondertussen in dromenland. Wedden dat daar ook draken van de partij zijn? En wij zitten gezellig op de bank met een glaasje wijn en genieten meer dan anders nog van... RUST.
Het feestgedruis houdt niet op, want Zoonlief is jarig. Wij halen onze toeters en bellen dus nogmaals boven. Nonkel zorgt voor een extra attractie. Helemaal uit China bracht hij een verjaardagsbloem mee. Een lotusbloem uit plastiek die bovenop de taart terechtkomt. Als we een lucifer tegen het bloemhart drukken barst er een prachtig vuurwerk los. Meteen daarop openen de bloemblaadjes zich. Elk blad verbergt een kaarsje. Een mechanisch 'Happy Birthday' begeleidt het schouwspel. Zoonlief vindt het fantastisch! Hij is dolenthousiast! Als de vertoning voorbij is vraagt hij zich luidop af of we de bloem meermaals kunnen gebruiken. Ze is Chinees. Nee dus. Ik informeer of Nonkel de volgende keer weer zo'n ding kan meebrengen. 'Niet nodig, hoor!' zegt Zoonlief,' We zullen er zelf wel een gaan halen.' Als het van hem afhangt kennen we onze vakantiebestemming voor dit jaar dus al.
Geluk is als het zacht zingen van kinderstemmen die nog het licht kunnen horen en de warmte zien.
Geluk is als de te zware roos op een broze stengel die toch niet doorknakt.
Geluk is als de lichtjes in een paar kleuterogen die een zalige tinteling in je binnenste tot leven brengen.
Geluk is als de liederen van straatmuzikanten wier klanken kaatsen op de stenen van de stad.
Mijn wens voor jou is dat je dit geluk, het geluk van de kleine dingen dagelijks mag ervaren.
Deze 'nieuwjaarsbrief' schreef ik in 1984. (Amai, dat is al vierentwintig jaar geleden! Word ik dan toch al oud?) Maar ook vandaag nog wens ik iedereen dit kleine geluk van harte toe! Een fijn 2008!