'Verbeelding is alles. Het is de voorbode van de mooie dingen die het leven in petto heeft.' Albert Einstein
Ik ben...
Veerle Schaltin (°1967) Ik begeleidde bijna twintig jaar mensen met een verstandelijke beperking in een dagcentrum. Onlangs zapte ik van leven. Na een ommetje in de afslanksector werk ik nu als stafmedewerker bij een budgethoudersvereniging. Voor en na schrijf ik voor kinderen en volwassenen. Ik hou van Manlief, Zoonlief (°2002), lezen, vertellen, koken, wijn, reizen, scrapbooken, knutselen, frutselen, en duizend en een andere dingen.
Leessprokkels... Voor de kids -Het ei met de gouden gans/Veronique Puts -Vader Zeepaard/ Eric Carle -Een raadsel voor Roosje/ André Sollie -Spoken bestaan niet/ Inge Bergh -Het land van de grote woordfabriek/ Agnès de Lestrade -Al zijn eendjes/ Christian Duda -Balthazar, de eenzaamste ezel ooit/ Inge Misschaert -Verkocht/ Hans Hagen -Krullen/Hilde Vandermeeren -Allemaal willen we de hemel/ Els Beerten
Voor volwassenen -Onder de ombu-boom/ Santa Montefiore -De schaduw van de wind/ Carlos Ruiz Zafon -Duizend schitterende zonnen/ Khaled Hosseini -Het eiland onder de zee/ Isabel Allende
kleine en grote momenten uit mijn leven gesprokkeld Op wandel door woordenwoud pluk ik letters als vruchten van de bomen, bind ze tot een blogboeket.
Takken en twijgen sprokkel ik tot mijn verhaal.
23-09-2008
Reisperikelen
Met zijn vieren en een hoop valiezen staan ze in het wagonportaal.
Lap, deze trein vertrekt ook te laat, zegt een van de jongens. De anderen grinniken. Ze halen hun schouders even op. Het lijkt hen niet te deren.
De conducteur stapt druk telefonerend op en wacht in hetzelfde portaal. Als hij zijn gesprek beëindigt vraagt een meisje: Problemen?
Ja, er staat een goederentrein in de weg in het volgende station. Maar over tien minuten kunnen we vertrekken, hoor.
Oh, maar tien minuten vertraging? Wij zijn meer gewoon! klinkt het nog steeds met de lach. We komen van Madagaskar. Ons vliegtuig is acht uur te laat vertrokken wegens technische problemen. Natuurlijk misten we hierdoor de TGV in Parijs.
Hoe erg, zegt de kaartjesknipper.
Het viel wel mee, reageert een jongen, We konden onze tickets vlot omruilen.
De volgende sneltrein vertrok wel heel wat later, vult de andere jongen aan, Tijd genoeg dus om lekker nog wat Parijse lucht op te snuiven.
Leve de Franse spoorwegen!grapt een meisje, Extra vakantie gratis en voor niets.
Haar vrienden gniffelen.
Jullie hebben het wel gehad, zegt de conducteur, Maar het einde is in zicht. Er komt beweging op het spoor.
Nu kan ons niks meer gebeuren! juicht het andere meisje.
Wacht maar. Misschien komt de taxi niet opdagen, ginnegapt een jongen weer.
Dan nemen we de bus, antwoordt ze, Met die zware valiezen op de bus. Waarom niet? Dat kunnen we nog wel aan.
Of gewoon te voet. Als echte trekkers., doet een jongen er nog een schep bovenop.
Weer gelach.
Die hebben er vast een deugddoende vakantie opzitten.
De tranen rollen over zijn koffie-met-melk kleurige verweerde gezicht, terwijl hij met een fijn mesje de grote neus van het slanke ebbenhouten figuurtje wat bijwerkt. Zijn geestespopje is bijna klaar. Hij kleeft het stevig vast op een kleine blankhouten cilinder waarop hij met de nauwkeurigheid van een miniatuurschilder in sierlijke letters een gebed voor zijn pas overleden moeder schreef. Hij hoort blij te zijn. Moeder is bevrijd van alle aardse lasten. Haar ziel vertrok naar puya, het land van de zielen. De begrafenis was een prachtig feest. De dorpelingen schonken palmwijn, brandhout en varkens. Er werden wel vijf karbouwen geslacht. En er waren vreemdelingen van de partij wat een goed voorteken is. Maar t is stil als hij s avonds weerkeert na de noeste arbeid op het veld. t Is stil ook in zijn hart. Hij bevestigt verschillende smalle latjes aan de cilinder en hangt het geestespopje met een lusje aan de deur van het schamel hutje. Klingeling, klingeling, daar hoort hij moeder in de wind.
Niet alleen Poeslief houdt van theater. Ook Buurman nestelt zich vaak in de herfstzon in een stoel voor zijn volière. Voorovergebogen met zijn buik die op zijn benen rust en zijn handen bovenop die buik staart hij naar de tralies.
Of hij de felle vogelkleuren en het speels gekwetter opmerkt betwijfel ik. Of hij de luchtacrobatieën die de beestjes uitvoeren echt gadeslaat vraag ik me af.
Als ik Zoonlief oppik aan school heeft hij een andere lange broek aan dan die waarmee hij s morgens vertrokken is.
H. stootte eenfles fruitsap om, zegt hij als hij mijn blik op zijn jeans opmerkt, Alle sap liep over mijn broek. Ik was kloddernat.
Thuis vertelt hij het verhaal aan Manlief.
Vrouwen, he!, zegt die, Weet je dat mama toen wij elkaar nog niet zo lang kenden een volle pint omstootte? Alle bier liep toen ook over mijn broek. Ik was ook kletsnat.
En toen ben je verliefd op mij geworden, vul ik aan, Als ik die pint niet omgestoten had waren wij vast nooit een koppel geworden. Dan hadden we hier nu niet met ons drietjes gezeten.
Manlief ontkent in alle toonaarden. Zoonlief vindt het wel grappig.
Trouw jij nu ook met H.? vraag ik.
In geen geval! is zijn antwoord Als ze nu nog bier gemorst had, maar fruitsap Dat plakt veel te hard!
Samen met hun buren wonen R. en A. een circusvoorstelling bij. Nog voor het spektakel begonnen is graaien de kinderhanden in pakken chips en genieten de volwassenen van een pintje. Maar R. en A. niet.
Tijdens de pauze bijna hetzelfde scenario. Nu smullen de kinderen en ook enkele volwassenen van een suikerspin of hot dog en wordt er volop frisdrank en nog meer bier gedronken. R. en A. praten en lachen gezellig mee, maar nuttigen niets. Zij zijn moslim.
Zoals elke week is H. trouw op post op de Weight Watchers cursus. Een heel uur wordt er over voeding gepraat. Over hoe je je maaltijden het best spreidt zodat je zeker geen honger hoeft te lijden. Hoe je de laatste zomervruchten verwerken kan zodat je er nog lang van kan genieten. Er worden recepten en tips gewisseld. H. doet actief mee. Als ik haar op het eind van de cursus vraag hoe ze de volgende week denkt aan te pakken, antwoordt ze: Ja, met de ramadan is het wel wat moeilijk mijn maaltijden te spreiden. Ook voldoende drinken is een probleem. Maar ik ben vorige week afgeslankt, dus lukt het deze week vast ook. Ik zal wat meer bewegen.
E. heeft een teambuilding-tweedaagse met haar collegas. Allerlei strandspelen staan op het programma. In zo kort mogelijke tijd moeten ze zoveel mogelijk opdrachten uitvoeren: lopen, springen, fietsen, klauteren, behendigheidsproeven De meiden gaan tot het uiterste. Ook E. Het zweet drupt over haar gelaat. Ze heeft verschrikkelijk veel dorst. Toch grijpt ze niet zoals haar ploeggenoten naar een drinkbus. Pas na zonsondergang zal ze wat vocht over haar lippen krijgen.
Natuurlijk kiezen R., A., H. en E. er zelf voor hun godsdienst naar de letter te volgen. Maar ze doen het toch maar, in niet altijd zo gemakkelijke omstandigheden. Ze hebben mijn respect.
Het vertrek is met lichte kleuren en veel warm hout ingericht. Hier en daar brandt een kaars. Er klinkt zachte muziek. Tegen de wand is een verhoog geplaatst met wollen kussens en plaids in aardetinten erop. Ik zet me in een rieten stoel aan een tafeltje waarop wat folders en tarotkaarten liggen. Ik pak een kaart van de stapel. Je neemt een onverwachte bocht, lees ik.
Dan komt ze binnen. De muziek gaat uit. We kletsen wat. Ik mag me tussen de kussens en dekens neervlijen. Zij komt met grote en kleine schalen aandraven. Ze zet ze rondom mij en een zelfs op mijn buik. Ze stelt me gerust. Ik sluit mijn ogen. Alles wordt stil op het gekwetter van enkele vogels buiten na.
Dan zinderen zoete klanken door de kamer. Eerst zacht, dan luider en weer zacht. Ze pakken me in. Nemen me mee op reis naar een plek die ik niet ken. Een plek waar het goed en rustig en mooi is. Een heldere plek. Mijn lichaam deint uit. Wordt vloeibaar als een zacht kolkende zee. Deinende golven. Ik wieg mee in steeds hetzelfde ritme. Het ritme van totale ontspanning.
De vibraties sterven uit. Ik word weer mens. De rust in mij blijft.
Voor de lunch heb ik met enkele vriendinnen in een bistro afgesproken. Zij tateren, lachen, giechelen. Ik zit erbij en kijk ernaar. Hun stemmen klinken ver weg. Hun woorden zweven over me heen. Ik vertoef nog in een andere wereld.
Zoonlief kijkt aandachtig toe als ik mosselen kuis.
Leven die beestjes nog? vraagt hij.
Nu nog wel, zeg ik. Kijk, als ik met mijn mesje in de buurt van deze mossel kom sluit ze haar schelp.
Doe je ze dan geen pijn?
Maar nee, ik snijd er alleen wat vuil af, restjes van planten uit de zee en zo.
Ha. Maar als wij die mosselen eten zijn ze toch dood? Wanneer sterven ze dan?
Straks kook ik ze. En ja, dan gaan ze dood.Ik voel me ondertussen zowat de grootste moordenaar die er op de wereld rondloopt.
Ah ja, in dat hete water. Dàt doet toch pijn?
Maar nee, mosselen hebben geen zenuwen. Ze voelen niets. Mijn maag speelt op. Mijn zin in mosselen is volledig over.
Dan spreekt Zoonlief de mosselen toe: Arme, diertjes, straks sterven jullie. Maar, weet je, zo erg is dat niet, jullie geesten leven dan nog verder
Als ik de mosselen wat later opdien smullen Zoonlief en Manlief er naar hartelust van. Ik prik er een op mijn vork en eet met lange tanden Ze ruikt wel lekker. Ze smaakt ook heerlijk Dus volgt er een tweede. En een derde Mmm
Het gesprek dat ik met Zoonlief tijdens de bereiding had duw ik naar de verste uithoek van mijn geheugen. Trouwens, de geesten van deze beesten leven nog verder
Ragfijne zilveren draden geklost tot prachtig kant glinsteren in het zachte zonlicht tussen de spijlen van het hek. Erachter een zilvergrijs grastapijt. Eenkonijn huppelt er vrolijk heen en weer. De vrouwenmantel in de border herbergt dikke dauwdruppels in zijn tot schoteltjes gevouwen bladeren. Mussen en mezen vliegen in en uit de acacia. Hun getsjirp klinkt als een symfonie. Een rups kruipt moeizaam op een irisblad met een zilveren rand. Over het eerste geel van de appelboom ligt een waas. De lucht ruikt naar herfst. Een hond keft. Een man roept. In het weiland achter de tuin huist een familie ganzen. Ze waggelen verveeld rond. Een zilverreigerhoudt hen dromerig in de gaten.
Een ochtend in filigraan. Voorbode van een gouden dag.
Net voor de cursus start ploft een flamboyante dame op de stoel naast me neer.
Is het goed als ik me hier zet? vraagt ze.
Ja, hoor! lach ik.
Tijdens de les maakt ze interessante opmerkingen. Ze brengt een diepgaande discussie op gang. Als we even per twee moeten werken blijkt al snel dat we over veel dingen hetzelfde denken.
Tijdens de lunch praten we honderduit. Zoveel zelfs dat we onze boterhammetjes haast vergeten op te eten. Het lijkt alsof ik haar al veel langer ken.
Ze woont in mijn regio. Dus kunnen we s avonds met dezelfde trein naar huis sporen.
Weer tateren we er het hele eind op los. Na een poos zijn we zelfs volop aan het filosoferen. Ze is een bijzondere vrouw. We voelen elkaar erg goed aan.
Als de trein het station waar ik moet uitstappen binnenrijdt neem ik met een tikje spijt afscheid van haar. Zij moet er pas de volgende halte uit. Ik wandel door het gangpad naar de deur. Daar moet ik een hele tijd wachten, want om een onbekende reden staat de trein er lang stil voor hij weer verder rijdt.Dan stopt hij opnieuw en kan ik eruit.
Als ik naar mijn auto stap klinken er plots haastige hoge hakken achter mijn rug.
Hé, nu heb ik wat voor! roept een bekende stem.
Ik draai me om en zie haar. Ze bloost.
Ik was ingedommeld. De trein was verder gereden. Hij stopte. Dus dacht ik dat we aan de volgende halte waren. Ik stapte af. Maar kijk, nu ben ik verkeerd, ratelt ze, Ik heb pas over een uur een volgende trein.
Misschien kunnen we dan eerst samen ergens een hapje eten, stel ik voor. Ik weet een lekker restaurantje in de buurt.
Dat moet ik geen twee keer zeggen.
Weer kletsen we erop los. De volgende trein, die haalt ze niet.
Als kind speelde ik graag scholeke. Er ging geen dag voorbij of ik was juf. Mijn poppen zette ik per twee op mijn bed. Zij waren mijn leerlingen. Reken maar dat ze luisteren moesten. Mijn moeder beweert dat ik zo zelfs mijn lessen leerde en huiswerk maakte.
Vandaag speelt Zoonlief op zijn kamer. Ik hoor zijn hoge stemmetje: Dat ben ik. En dat ben jij En kijk, zo schrijf je de i van ik.
Ik ga even piepen. Zijn knuffels zitten in rijen op zijn bed.
Sttt , zegt hij als hij me opmerkt, zijn wijsvinger op zijn mond, Ik geef mijn knuffels les.
Hoewel ik de voorbije twee maanden moest werken (twee à drie dagen per week toch) stond de vakantieknop in mijn hoofd op aan. Ik nam de tijd om van Zoonlief te genieten, deed alles lekker langzaam en stelde klussen en karweien uit tot september.
Maar nu september samen met de eerste herfstkleuren en afgevallen eikels op de oprit zijn intrede deed vind ik het moeilijk dat vakantieritme los te laten. Ik schenk me een kop koffie in Ik blader in een tijdschrift Ik aai de poes Ik herschik bloemen in een vaas Ik klap mijn laptop open Ik schenk nog een kop koffie in Ik lees blog na blog Ik wandel rond in de tuin Ik lummel maar wat aan En dat allemaal terwijl mijn nieuwe werkkamer waarin de meubelen al een hele poos geleden geplaatst werden ongeduldig wacht op een lik verf.
Telkens als ik er voorbij fietste verscheen er een grauw en gerimpeld gezicht als een slikken en schorrenlandschap achter het vensterraam. Twee holle ogen staarden me aan. Ze vertelden een verhaal van verveling, eenzaamheid en stil wachten op de dood.
Als ik nu eens vriendelijk zwaai, dacht ik op een dag. En dat deed ik ook.
Naast het gelaat ging een arm moeizaam de hoogte in. Van achter het glas werd er sinterklaasachtig naar me teruggewuifd. Ik meende dat de mond van het gezicht zich in iets wat op een glimlach leek plooide.
Sindsdien groette ik het gezicht elke keer.
Op een dag was het gezicht er niet meer. Zelfs toen ik met mijn fietsbel rinkelde bleef alles bewegingloos.
Telkens als ik er voorbij fietste miste ik het gezicht.
Vanmorgen stond er een strakke vaas met een ingetogen calla achter het vensterraam.
Met grote zakken vol zwempakken, strandspeelgoed, reservekleren, zonneolie, en een picknickmand stonden de vader, de moeder en hun drie kinderen aan de ingang van het recreatiepark. De weergoden lieten zich eindelijk eens van hun beste kant zien, dus waar konden ze de zomervakantie beter afronden dan aan de boorden van deze zwemvijver? Ze hadden er een lange rit opzitten. De jongens waren elkaar onderweg in de haren gevlogen, maar nu was de rust in het gezin weergekeerd. Ze stonden daar elk met hun dromen, van een zandkasteel bouwen en zwemmen over wegkruipen in een boek en een terrasje doen tot een partijtje minigolf en ravotten in de speeltuin.
Met gepast geld betaalde de vader de inkomkaarten.
Uw paspoort graag, zei de jobstudent aan de balie.
De vader tastte in zijn broekzak, viste zijn portefeuille er opnieuw uit en toonde zijn identiteitskaart.
De onthaalbediende knikte. Ook die van mevrouw alstublieft.
Oei, die ligt thuis naast onze wasmand.
Sorry, maar dan komt u er niet in.
Enkele seconden was het compleet stil. Dan stamelde de moeder Ik zal even in de auto kijken. Wie weet heb ik ze toch nog mee gegrist.
Ze keerde de wagen binnenste buiten, maar nee, haar paspoort lag wel degelijk thuis naast de linnenmand. Gelukkig vond ze wel haar rijbewijs in het handschoenkastje.
Met de glimlach liet ze het aan de vakantiewerker zien. De vader en de jongens repten zich al om het domein binnen te gaan.
Sorry, mevrouw, ik heb een paspoort nodig.
Dat meen je niet, zei de moeder vriendelijk. Kijk, hier op mijn rijbewijs staat mijn naam en mijn adres vind je op de identiteitskaart van mijn man.
Regels zijn regels, antwoordde het snotjong bitsig. Zonder paspoort kom je niet binnen.
Toen mengde de veiligheidschef zich in het gesprek. We doen dit om ieders veiligheid te garanderen. Vorig jaar was hier veel vandalisme. Sinds we de paspoorten controleren is het hier weer fijn voor gezinnen met kinderen.
Je ziet toch dat wij ook een gezin met kinderen zijn, zei de vader, En geen misdadigers. Ik wil gerust mijn paspoort hier aan de ingang achterlaten.
Regels zijn regels blafte de apenkop van achter de balie weer.
Kan je het paspoort niet even thuis oppikken? suste de veiligheidschef.
We moeten meer dan een uur rijden, jammerde de vrouw.
Sorry dan
Het gezin droop af. De vader en de moeder met hun gezicht naar de grond gericht.Een kind sjotte steentjes voor zich uit, een ander huilde.
Kan mama niet in de auto wachten? probeerde de oudste nog.
Natuurlijk kon dat niet.
Ze bolden weer meer dan een uur. Het had nochtans een feestelijke dag moeten worden.
Met een veel te grote boekentas op zijn rug stapte hij schijnbaar zelfzeker de smalle gang naar de lagere school binnen. 'Ik ben toch een tikje zenuwachtig', had hij me thuis toevertrouwd,'En benieuwd of het heel anders zal zijn dan in de kleuterschool.' Van die nervositeit was langs de buitenkant niets te merken. Ik vermoed ook dat ze van zijn schouders viel toen hij zijn klasgenoten terugzag. Er waren ook zoveel vakantienieuwtjes te wisselen. En er was heel wat te ontdekken op de nieuwe speelplaats. Zelfs een klimmuur. Erop klauteren met die zware tas op zijn rug was niet simpel. Dus snel een plek gezocht waar hij ze achterlaten kon. En dan weer die muur op. Met een hemelsbrede lach. En toen luidde de bel. Een magneet leek hem en zijn vrienden naar de juiste plek te trekken waar ze op hun juf moesten wachten. Nog vlug een zwaai naar ons. En we verdwenen maar, Manlief naar het werk, ik naar huis. Ook een tikje nerveus. En heel benieuwd. Hoe zal hij deze eerste dag verteren?
Update: Glunderend kwam hij om vier uur de schoolpoort uit. 'We hebben nog geen huiswerk!' riep hij enthousiast.
Om de vakantie af te sluiten bakken we een tomatentaart. De tomaten komen uit de tuin van Opa. En dat zijn, eerlijk waar, de lekkerste tomaten ter wereld!
Het recept (hoofdmaaltijd voor 4 personen)
-Verwarm de oven voor op 200°C.
-Snijd een dikke ui in ringen en stoof hem glazig in wat bakboter.
-Pel 4 dikke tomaten en snijd ze in schijven van ongeveer een halve cm.
-Rol kruimeldeeg (uit het versvak van de supermarkt) uit en leg het op een vel bakpapier in een hoge getande taartvorm van minstens 24 cm doorsnede.
-Prik met een vork gaatjes in het deeg.
-Bestrijk de bodem van het deeg met een eetlepel tomatenconcentraat.
-Leg daarop de gestoofde uiringen en de schijven tomaat.
-Mix 1 ei, 2 eierdooiers, 2dl melk, 1dl lichte room, 40 g bloem, een beetje zout, peper, oregano en tijm tot een egaal mengsel.
-Strooi hierover 75 g geraspte kaas (ik gebruik light kaas).
-Bak de taart 40 min. in de oven (het laatste kwartier leg ik er een vel aluminiumfolie over zodat de taart niet te bruin wordt).
Volgens Zoonlief hoort een uitstap afgesloten te worden met een restaurantbezoek. Dan is het eens iets anders, zegt hij.
Voor mij is dat geen evidentie. Trouwens, welk gerecht kiest hij meestal als we uit eten gaan? Juist ja, spaghetti! Echt iets anders dan wat ik regelmatig op tafel tover. Als ik hem daarop wijs glimlacht hij eens.
Na onze middag Planckendael dineren we dus gewoon thuis. Toevallig staat er wel spaghetti op het menu.
Terwijl ik in de potten roer bedenk ik dat Zoonlief ergens wel gelijk heeft. Elders eten ís gezellig. Dan krijg ik een idee. Ik haal het mooiste servies uit de kast, leg servetten op de keukentafel en steek een heleboel kaarsjes aan.
Wat nu?, vraagt Zoonlief als ik hem aan tafel roep.
Je wou toch op restaurant? antwoord ik.
Als hij zijn bord leeg gelepeld heeftzegt hij: In dit restaurant wil ik nog wel komen eten!
In dierenpark Planckendael bewonder ik samen met een heleboel andere mensen het nijlpaard met haar zes maand oude baby. De logge beesten kauwen op grassprieten. De kleine is moe. Zijn ogen vallen haast toe terwijl hij aan het eten is. Dan ploft hij neer midden op de grashoop. Daar knapt hij een uiltje. Voor zijn moeder is er niets aan de hand. Zij knabbelt rustig verder.
Stel je voor dat je die moet borstvoeding geven, mevrouw, zegt de vreemde man naast me plots, Zon kolos bovenop jou. Dat zou wat zijn, he!
Ik weet niet goed wat antwoorden.
De rest van de namiddag vraag ik me af waarom die mens er net mij uitpikte. Wat is er mis met mij zodat ik hem aan de combinatie borstvoeding en nijlpaard doe denken?