Ik ben Jaclien, °19 december 1955. Ik werkte lange tijd in de tuinbouwsector, volgde onlangs de opleiding Begeleider Animator voor Bejaarden en werk nu in een woon- en zorgcentrum met ouderen met dementie. Ik ben getrouwd met Echtgenoot en mama van vier kinderen: Dochter (°1988), Oudste Zoon (°1990), Middelste Zoon (°1992) en Jongste Zoon of kortweg Jongste (°1999). Ik schrijf graag. Heb jarenlang meegewerkt aan de Wist-je, het schoolkrantje van de plaatselijke basisschool. Ook voor allerlei gelegenheden brouw ik wel eens een tekstje. Op dit blog wil ik graag wat van mijn dagdagelijkse ervaringen, herinneringen en bedenkingen, afgewisseld met vroegere spinsels, meedelen.
Aan de uitgang van de afdeling voor mensen met dementie hebben de meeste rusthuizen een code van vier cijfers, die je moet indrukken vooraleer de deur open gaat. Zo ook het woonzorgcentrum waar ik stage loop. Die code daar ken ik ondertussen op mijn duimpje, ik tik hem meermaals in als ik de dementie-afdeling verlaat. Altijd kan ik zo de deur probleemloos open duwen. Maar daarstraks lukte het ineens niet. Althans niet met de code die ik had ingetikt. Die van mijn bankkaart.
"Liesje, ga je je peperkoek opeten?" vraagt de verzorgster. Liesje kijkt haar aan. En van de verzorgster naar haar bord. "Misschien lust ze er wat boter op..." glimlacht de verzorgster met een hoofdknik naar mij. Ik ga naast Liesje zitten. "Lust u graag peperkoek?" vraag ik haar "Met boter op?" Liesje wendt traag het hoofd naar mij. Kijkt me aan. "Peperkoek, dat gaf mijn moeder altijd.Van mijn moeder kreeg ik peperkoek." vertelt ze. "Uw moeder gaf u peperkoek! En wat was er nog? Gaf ze u ook eeeh....speculaas?" Er blikkert herkenning in haar ogen: "Ja speculaas, dat ook!" "En..." ga ik op zoek naar een gerecht van vroeger "En ehhh .... rijstpap?" "Ja, rijstpap ook!" "Hmm, peperkoek en speculaas en rijstpap. Uw moeder gaf u veel lekkere dingen hé?" Ze knikt. En ineens biggelt er een traan over haar wang.
"Moe, voor verjaardagen en geboortes kocht je niet gauw een geschenk. Je gaf maar liever "'n een cent". Maar als je al eens iets kocht, dan was dat liefst nog een pluchen beestje. Of een muziekdoosje. Je was dol op knuffels en gefascineerd door muziekdoosjes. Een muziekdoosje was dan ook het eerste geschenkje dat ons eerste kind van je kreeg bij haar geboorte. Een muziekdoosje met het wiegeliedje van Brahms. We lieten het telkens spelen als we haar te slapen legden. Ontzettend vaak heeft ze dat melodietje gehoord. Ondertussen heeft ze al veel muziek gehoord. Maar dat allereerste melodietje, dat kreeg ze van jou. In naam van ons allemaal, uit dank voor wie je voor ons was, voor de manier waarop je ons graag hebt gezien, geeft ze vandaag dit melodietje aan jou weer terug. Het muziekdoosjeswiegeliedje van Johannes Brahms."
Bijna een jaar geleden las ik dit tekstje voor tijdens de uitvaart van Moeder. Daarna speelde Dochter het stukje muziek op haar harp. Gisteren was het precies een jaar geleden dat ze overleden is, "ons Moe(moe)".
Een moment om aan haar te denken, om haar te gedenken. Met een "woordje echt en heel oprecht", zoals ze op haar verjaardags- en nieuwjaarskaartjes placht te schrijven. En met een glimlach.
Die dag ben ik, na mijn werk bij Oudste broer, onderweg naar huis. Ik besluit nog even langs de verfwinkel te rijden, die zich aan de linkerkant van de straat bevindt. Voor ik kan afslaan wacht ik op de middenstrook van de rijbaan, om het drukke verkeer dat uit de andere richting komt, door te laten. Dan geef ik gas en merk nogal laat de fietser op, die in grote snelheid nog komt aangekoerst. Ik rem abdrupt. Als de fietser voorbij is, zet ik geschrokken weer aan en rij voorzichtig de oprit van de winkel op. Ineens zie ik hoe de fietser rechtsomkeer maakt en op me toe komt. "Oeps, wat een heetgebakerd ventje..!" denk ik met schrik en verwacht op z'n minst een ongelooflijke uitbrander. Of nog veel erger.. Helemaal van mijn stuk begin ik me vast te verontschuldigen: "Oh...sorry, mijnheer! Ik had u echt niet gezien, ... echt niet!" De man zegt niks. Hij staat daar maar. Hij staat daar maar, mij zwijgend aan te kijken. Met een schaapachtige glimlach op z'n gezicht. En ineens zie ik het. Die man in zijn strak rennerspakje, met zonnebril en helm op, is mijn broer, Jongste Broer! In deze outfit had ik hem helemaal niet herkend! Nu ben ik het die schaapachtig lach. Om mijn eigen onnozelheid.
U kan zich waarschijnlijk voorstellen hoe dit verhaal heel vaak weer wordt opgerakeld bij familiebijeenkomsten. Met de bijbehorende hilariteit natuurlijk! Aan u vertel ik het maar liever zelf. Voor u het van een ander hoort.
Ze is gaan vliegen. Vorige vrijdag al. Vrijdag bracht ik haar naar Zaventem, vanwaar ze via Finland naar China zou vliegen. Heel erg veel hebben we nog niet gehoord. Twee sms'jes, die evenwel goud waard zijn.
Dat ze goed aangekomen is. Dat ze het goed kan vinden met haar Roemeense kamergenote. Dat ze -heel jammer- haar fototoestelletje is kwijt geraakt. Dat ze op een podium hadden moeten komen voor een zaal met wel duizend chinezen. En de eerste vraag die er beantwoord moest worden was haar te beurt gevallen.
Nooit gedacht dat het ambachtelijk ineen gewrochte tekenfilmpje van Dochter haar tot helemaal in China zou brengen. Ik kan het nog altijd niet geloven. En toch is ze al vijf dagen van huis. Onnoemelijk nieuwsgierig ben ik naar de verhalen van haar overzees avontuur. Maar daarop is het nog eens minstens vijf dagen wachten.
Mensen met dementie in de "verdwaalde fase" doorleven hun ziekteproces vaak op heel verschillende manieren. Allemaal kennen ze angst en onzekerheid. Maar voor sommigen lijkt de ziekte zwaarder te wegen dan voor anderen. Zoals één van de dames bij ons in het woonzorgcentrum, die altijd maar tracht om datgene wat haar overkomt op een rijtje te krijgen. Heel de godganse dag probeert ze nadenkend de flarden herinnering die nog huizen in haar geheugen tot een geheel bij elkaar te puzzelen. Wat haar niet meer lukt. Wat zou het fijn zijn, denk ik dan, om eventjes rust te kunnen brengen in dat zware hoofd. Anderen lijken dan weer meer door het leven te dansen. Zoals Bieke. Als er geen speciale activiteiten zijn, wandelt ze meestal samen met haar zus in een strak tempo op en neer door de gangen. Dan stappen ze vrolijk één van de woonkamers binnen, gaan even aan tafel zitten of nestelen zich in een zetel, en bijna meteen al staan ze weer recht en hop, zijn ze weer weg. De zus zegt bijna niks, maar Bieke tatert honderduit. Ze laat er geen twijfel over bestaan dat ze erg gehecht is aan haar zuster. "Ja maar, gij zijt echt 'n een schat hoor!" zegt ze vaak,terwijl ze liefkozend over diens schouder streelt. Dan wendt ze zich naar iemand van ons: "Ja, dat is echt waar! Zó een schat dat dat is! Echt, het is zó'n lieveke hé!" Dan kijken ze elkaar glimlachend aan. En de zus straalt. De hartelijke opmerkingen betreffen niet alleen haar zusje. Ook bij andere mensen drukt ze zich al eens zo waarderend uit. Zoals laatst bij Maria. Maria is de laatste tijd erg achteruit gegaan. Was ze een half jaar geleden nog met alles mee, nu zit ze meestal stilletjes in haar stoel. In het voorbijgaan valt het oog van Bieke op de krullen van Maria. Ze houdt haar pas in, laat de hand van haar zus los, gaat achter Maria staan en legt teder de handen om haar hoofd. Dan laat ze zachtjes de haren tussen haar vingers door glijden. "Zie eens, zo'n schoon haar! Schoon krullekes hebde gij hé!" en als ze mij in het vizier krijgt: "Ja maar zij hier, dat is een schat hoor! En zulke schone krullen dat ze heeft." En terwijl ze zich weer naar Maria keert: "Ja hé, gij zijt echt een lieveke zenne!" En Maria glimt onder die warme aandacht. Bieke zit al in een ernstige fase van dementie. Veel zinnige gesprekken zijn met haar niet te voeren. De naam van haar geliefde zus kent ze niet meer: ze noemt haar steevast bij een andere naam. Van één van haar andere zussen, want ze waren thuis met velen. Bieke kan erg furieus worden als iemand haar te na komt of met een te harde stem tegen haar praat. Bieke heeft al veel vermogens verloren. Maar desondanks tovert ze soms een blije, trotse glimlach op het gezicht van haar lotgenoten. Een lieve schat is ze dan! Echt een engel. Een engel met dementie.
Jongste en ik zijn samen in de badkamer. Ik ben zinnens een bad te nemen en laat de kuip al vollopen. Net voor ik me begin uit te kleden opent Zoon de badkamerdeur om buiten te gaan. Ineens glipt het poesje binnen. "Oppassen voor de kat hé!" roept Jongste me toe. Héél eventjes flitst er bij mij een dubbel gevoel: verbazing omdat hij kennelijk vindt dat ik tijdens het baden iets te vrezen zou hebben van dat kleine beestje. En iets van warmte omdat hij zo bezorgd is om mij. Maar al bijna op hetzelfde moment weet ik dat die bezorgdheid niet mij betreft. Het is het poesje, dat hij een trauma schijnt te willen besparen. Want op zijn waarschuwing dat ik moet oppassen voor de kat volgt onmiddellijk: "... Want ze is niet gewend aan blote mensen!"
Het zwerversbestaan is niet meer wat het geweest is. Dat zullen sommige terrasjesgenieters in Middelkerke vorige zondag wel gedacht hebben. Toen ze een krulharige vreemde vogel in de weer zagen met de vuilnisbakken aan de dijk. Om niet met de blote hand in de inhoud van het afvaldepot te moeten woelen, gebruikte de betreffende man fotoapparatuur om eerst de binnenkant te fotograferen. Pas nadat hij die in kaart, of liever op het scherm had gebracht en hetgeen daarop te zien was wel in de smaak leek te vallen, pas dan stak hij zijn arm in het gat om een greep te doen naar wat gedeponeerd maar, door hem toch, gegeerd bleek.
Het verhaal hier achter? Jongste Broer was met zijn gezin op bezoek bij Pa. Op een moment had hij een bedragje aan briefjesgeld argeloos in zijn broekzak gestopt. Het geld behoorde aan zijn dochter, en de bedoeling was om na een gezamenlijke wandeling even langs de bank te gaan om het op haar rekening te zetten. Even later had Broer ook wat afval in de hand, enkele papiertjes en een lege enveloppe. Een vuilbak stond er op dat moment niet in de buurt en dus stak hij het bundeltje papier maar in zijn broekzak. Dezelfde broekzak als waar hij het geld in had gestopt. De bedoeling was om het weg te gooien zodra hij een afvalbak in zicht kreeg.
En dan... ja, u raadt het al. Bij het weggooien van het afval was hij vergeten dat het geld óók in zijn zak zat. Hij graaide het hele pakketje uit zijn broekzak en poneerde het welgemikt in de afvalbak. Om even later, bij de bank, te constateren dat hij het geld niet meer bij zich had. Het ging over 65 , een bedrag dat hij hoog genoeg achtte om de verbaasde blikken van terrasjesmensen en voorbijgangers te trotseren. Hij wist nog wel ongeveer waar hij het geld had achtergelaten. Maar welke vuilbak het nu precies was? Neen, dat kon hij zich niet meer herinneren. Dus kwam hij op het idee om met zijn spiksplinternieuwe "I-Phone mèt flits" de inhoud van de vuilbakken te controleren. En u gelooft het of niet: op deze manier heeft hij het geld terug gevonden! Op het haarscherpe beeld op het schermpje herkende hij de namen op de weggeworpen enveloppe. En daaronder duidelijk een geldbriefje, de buitenkant van de in elkaar geplooide biljetten. Nog helemaal onbezoedeld. Hij kwam terug in het appartement van Pa met een grote grijns op zijn gezicht. En de biljetten legde hij, als een moeizaam herwonnen trofee op tafel, vlak voor de neus van zijn echtgenote.
Zijn vrouw, die tijdens de zoektocht bij hoog en laag had uitgeroepen dat manlief nóóit meer geld in bewaring zou krijgen, wilde de briefjes evenwel niet bij zich steken. Hoe onbevuild ook, geld dat in een afvalbak had gelegen stopte ze echt niet meer in haar beurs. Broer nam het dus maar terug. En stopte het ... in zijn broekzak!
Aangezien we allemaal nog in het eerste niveau zitten van de BAB-opleiding, vormt de septembergroep één klas met de onze. Zij is ook in die groep gestart. Sinds het begin van het schooljaar nemen zij en ik telkens dezelfde bus naar huis. Zij zou eigenlijk een eerdere bus kunnen nemen, één die een korter traject heeft en mijn halte niet aandoet. Maar ze wacht liever wat, om dan met z'n twee te reizen. En zo zitten we dus elke keer een dik half uur naast elkaar gezellig te kletsen. Over de lessen, het huiswerk, de stage. Over onze gezinnen, echtgenoot en kinderen. Over vreugden en beslommeringen. "En," vraag ik een keer, als we het weer eens over de kids hebben "Is er bij jouw kinderen iemand die al een vriendje of vriendinnetje heeft?" Haar kinderen zijn gemiddeld een ietsje jonger dan de mijne. "Ja, onze dochter." antwoordt ze "Die heeft al een jaar of twee een vriend. Ze heeft hem leren kennen op de muziekhumaniora. Hij gaat nu naar het conservatorium." "Oh.. welk muziekinstrument bespeelt hij?" vraag ik nieuwsgierig. "Hij doet slagwerk, hij speelt ook eh..., hoe heet dat nu ook alweer... marimba." Nu weet ik het bijna zeker. "En hoe heet hij?" Gespannen wacht ik op haar antwoord, het kán bijna niet missen. Ze noemt de naam van de jongen en ik moet ineens erg lachen. Ze kijkt me niet-begrijpend aan. "Weet je," verklaar ik nader "mijn dochter gaat met de broer van die jongen. De vriendjes van onze dochters zijn broers van elkaar!" Toch wel toevallig. Het Lief van dochter heeft één broer. Die dus het lief blijkt te zijn van de dochter van deze mevrouw, met wie ik in de klas zit en al wekenlang een babbel doe in de bus.
De conversaties met Pa verlopen nogal eens op een luchtig plagerig toontje. En je moet al gevat uit de hoek komen, wil je hem dan overtreffen. Alleen, toen hij me enkele weken geleden vertelde over het vergeten van zijn hoorapparaat, terwijl hij wèl de batterijtjes ervoor had meegenomen. En ik juichend reageerde hierin weer een anekdote te zien voor mijn blog. (zie 8 Oktober) Toen leek hij daar geen weerwoord tegen te hebben. Dacht ik. Want zie wat ik gisteren in mijn mailbox vond: onder de noemer "erger dan je hoorapparaat vergeten" stuurde Pa me onderstaand mopje. En ik moet zeggen: 't is waar, je kan je hoorapparaat maar beter thuis hebben achter gelaten...
Zegt de éne bejaarde tegen de andere:
"Ik snap er niks van. Ik heb mijn hoorapparaat ingedaan, maar ik hoor bijna niks." Zegt de ander: "Laat me eens even in je oor kijken dan. Aha, ik zie het al d'r zit een zetpil in je oor!" "Ai," zegt de andere "dan denk ik dat ik ook wel weet waar mijn hoorapparaat gebleven is!" (auteur onbekend)
De kogel is door de kerk. Dochter gaat het doen: binnenkort vertrekt ze weer op reis.
"Kan ik bellen of ben je op school?" sms-te ze enkele dagen geleden "Ik heb nieuws!" Ik stond net met een boek in de hand in de boekhandel. Een bevestigend berichtje stuurde ik haar niet terug. Daar was ik veel te nieuwsgierig voor, dus belde ik vlug zelf.
Ja, "Made up", het animatiefilmpje dat ze creëerde in haar derde bachelorjaar, is nog eens genomineerd voor de studentenreeks van een filmfestival. Als ze dat festival wil bijwonen, valt haar een gratis verblijf te beurt. En een deel van de reiskosten worden vergoed. Of ze het zou doen? Zo'n kans kon ze toch niet laten liggen!
Waar dat festival dan wel doorgaat? Wel ... in China! Het is het "9th international film and videofestival of Beijing Film Academy".
Ze heeft hevig getwijfeld. Zo maar trek je niet in je eentje naar China. Even overwoog het Lief om mee te gaan. Maar voor hem zouden de kosten te hoog uitvallen. Dan toch maar alleen? Ze moest wel heel gauw beslissen, want het is al binnen twee weken. Gisteren heeft ze de knoop doorgehakt. Ze heeft haar ticket besteld. Over een dag of twaalf vertrekt ze.
Voor een weekje China. Gewoon eventjes tussendoor. Moet kunnen.
Een versje, een sprookjeswens. Destijds geschreven rond de geboorte van petekind Yoran. Vandaag op mijn blog als gelukwens aan zijn broertje Rube, het kleintje van Jongste Zus, die eergisteren zijn eerste verjaardag vierde. Een gelukwens ook aan Lieve, een leerkracht van "mijn" school, die vorige week oma werd van een prachtig meisje. En en passant alvast een knipoog naar het nieuwe kleintje dat binnenkort wordt verwacht in onze familie: het tweede kindje van nichtje Ann.
Slaap koningskindje
Slaap, koningskindje, slaap.
Teder gewiegd in je nestje van rozenknopjes.
En niemand die je de doornen wenst.
Wel bij wee een lieve fee die de levenspijn verzacht.
En bovenal prinselijke levensvreugde die jou -honderd jaren lang- telkens innig wakker kust... jb
In de opleiding die ik volg zitten ook onderdelen psychologie. De meest elementaire basis van de psychologie. Ik vind dat ongelooflijk interessant. Want ook al heb ik al wel één en ander gelezen rond menselijk gedrag en problemen, deze lessen helpen me om zo'n dingen wat beter te kaderen. Onze lessen zijn erg praktisch opgevat. Zo wordt ons dikwijls gevraagd om alleen of in groepjes de leerstof te bespreken en voorbeelden te zoeken. Niet altijd makkelijk om echt concrete voorbeelden op te diepen. Maar soms dient zich dat concrete ongevraagd aan. Zo hebben we het in de les bijvoorbeeld over "conditioneren" gehad. Met daarin het overbekende experiment met de hond van Pavlov: een hond krijgt telkens te eten net na er een bel heeft gerinkeld. Terwijl "een bel" in wezen niets met eten te maken heeft, heeft de hond na enkele keren die link toch gelegd: alleen al bij het horen van de bel beginnen reflexmatig de speekselklieren te werken en laat de hond gedrag zien waaruit je kan afleiden dat hij aan eten denkt. Het concrete voorbeeld dat mij "overkomt" heeft ironisch genoeg ook met honden te maken. Meer bepaald met datgene dat zo onwelriekend aan je schoenen kan plakken. Net tijdens de les psychologie over de hond van Pavlov merk ik dat ik in een drol heb getrapt. Als ik later, na mijn busrit, terug aan mijn fiets kom zie ik het: het grasveldje waar ik mijn fiets telkens vast zet aan een lantaarnpaal, wordt blijkbaar ook gebruikt als hondentoilet. Honden van baasjes zonder wegruimzakjes. "Jakkes" denk ik, als ik behoedzaam, met mijn net nog van stront ontdane schoenen, tussen de drollen waad. Alleen, enkele dagen later, als ik me weer eens in zeven haasten naar de bushalte spoed, ben ik het weer vergeten. Ik sta er met mijn voet pardoes weer middenin! En 's avonds bij het huiswaarts keren nog eens! Drie keer op dezelfde plek trap ik in een hondendrol! De eerstvolgende keer zoek ik me een ander plekje voor mijn fiets. Maar op de één of andere manier wil ik hem toch liever aan precies die éne paal hebben. Ik zet hem nu telkens weer daar. Maar in een drol trap ik niet meer. Het is gelukt: de link is gelegd! Al heeft een lantaarnpaal in wezen niets met hondenstront te maken en staat "mijn paal" daar heel vredelievend en propertjes "paal" te wezen, telkens als ik hem nog maar zie denk ik aan de vieze smurrie aan mijn schoenen. Nog maar bij de verre aanblik van de paal, begint er, reflexmatig, in mijn hoofd een belletje te rinkelen. Neen, echt waar, ik trap er niet meer in! Ik ben geconditioneerd.
In de drie weken dat ze nu bij ons woont is Emilie, de poes van Jongste, naar zijn zeggen al "gigantisch" gegroeid. Ze rollebolt, soms letterlijk, door haar kattenbestaan. Rent door het huis, springt de vensterbank op een vlieg achterna of duikt onder een kast naar ik-weet-niet-wat. Is in de weer met linten of touwtjes. Besluipt met trage gespitste beheersing een langzaam voortrollend balletje. Wringt zich in en wriemelt aan schoenen en sandalen. Ziet onze armen en handen als oefenprooien. Alles doet dan mee: lijf en kop en poten. Dan buitelt, keert en draait ze met haar soepele kattenlijf. Oppassen geblazen tijdens zo'n schijngevecht voor haar scherpe tanden en nagels. Maar als ze bij het oppakken luid begint te spinnen, is ze toe aan een koesterende aaibeurt. Stilletjesaan droomt ze ervan haar leefgebied wat te vergroten, en probeert al eens naar buiten te glippen. Soms laten we dat gebeuren. Maar die éne keer dat ik weg wil met de auto, sluit ik gauw de deur voor haar neus. Als ik vertrek zie ik nog vanuit een ooghoek hoe ze op de vensterbank zit en me nakijkt vanuit het raam. Ik zie haar grote kattenogen, hoe ze oplettend de zich in beweging zettende auto volgt.
Een poesje: ontdekkend, levendig, veroverend. Met alles wat een kat eigen is. Een scherp gezicht en gehoor. Souplesse. Instinctief toegespitst op beweging. Een leven, een bestaan, gevormd en veroordeeld tot de condities van een kat: ze zal nooit meer weten of kunnen dan wat een kat toegemeten is en wat ze nodig heeft om dat te zijn.
Ook wij zitten vast aan onze condities, denk ik dan. We zullen nooit meer weten of kunnen dan wat een mens toegemeten is. Wat we nodig hebben om dat te zijn. Waar halen sommigen van ons dan dat absurde idee vandaan, dat alleen maar datgene is en bestaat, wat wij met onze beperkte mens-condities bewijzen kunnen?
Kan toch niet anders dan dat het mysterie van het Zijn en het leven oneindig veel groter is?
"Even iets gaan melden" aan de juf van Jongste, in de school voor Buitengewoon Onderwijs, levert een bloemlezing aan gewaarwordingen op. Zoals de ochtend waarop ik met mijn zoon een eindje meeloop naar zijn klas. Op deze school is alles gelijkvloers en we moeten door een wirwar van gangen. In de eerste gang kruisen we een dame met een buggy, met daarin een zwaar beperkt jongetje: een kind met een ontzettend groot hoofd in verhouding tot zijn lichaam. Eén van de "stimuli'tjes" zoals ze hier genoemd worden, de kinderen met een zware mentale handicap. Ik moet denken aan de mensen bij wie dit kindje zich heeft aangediend en die hier mee moeten zien te leven. En aan het kind zelf, deze mens, levenslang veroordeeld tot deze omstandigheid. Wat verder lopen Jongste en ik door de "glazen" gang. In het midden ervan is een streep geschilderd. De rijen leerlingen worden geacht om rechts van die streep te lopen en stil te zijn. Dat heb ik eerder al geleerd van Jongste. "Mama, je mag daar niet lopen!" breidde hij die regel toen fluisterend naar toevallig door de school lopende ouders uit, en nog stiller fluisterde hij "Je mag hier ook niet spreken!" Prima onderwezen door mijn zoon loop ik ook nu zwijgend rechts van de streep. De schooldag is net aangevangen en verderop is het een drukte van jewelste. Overal zijn er groepen kinderen, die hun jassen aan de kapstok hangen of in groep door hun juf naar het toilet worden begeleid. Het wemelt er van juffen. In verhouding tot de gewone school heeft een school voor buitengewoon onderwijs ontzettend veel personeel. En voor het merendeel zijn dat jonge vrouwen. Een massa prachtige, competente jonge vrouwen. Toch jammer dat er zo weinig mannen hier werken, mijmer ik in stilte. Een betere verhouding tussen mannen en vrouwen zou voor kinderen toch een meerwaarde betekenen. Ondertussen lopen we door de eerste gang van de autiklasjes. Aan de klas waar Jongste vorig jaar zat, staat een jongetje wat te dralen. "Zou hij te laat gekomen zijn en niet weten wat te doen?" denk ik bezorgd, met een blik door het raam, waar de juf al bezig is met de andere kinderen. Aan mijn andere kant verheft iemand haar stem. Een juf wijst een leerlingetje terecht. Ze wijst met een strenge vinger op een blad papier aan de muur en vraagt: "Wat staat er hier? Hier staat: "Wij spelen samen"" en daar staat "Wij zijn allemaal vriendjes"! Staat hier ergens "Ik lach andere kindjes uit"? Neen hé, dat staat er niet...! Dat doen we hier ook niet!" Een juf aan het eind van de gang kijkt in de richting van het stemgeluid. Haar ogen glimlachen. Jongste en ik stappen even nog door een grotere ruimte en komen dan eindelijk in de gang waar zijn klas is. Even later loop ik de weg weer terug. Een meisje aan een klasdeur kijkt even naar mij om. Ik herken haar: het is dat meisje met het misvormde gezichtje. Het kind keert zich weer om en loopt door. Ze is erg gegroeid merk ik op als ik haar langs achteren bekijk. Een jaar of negen schat ik haar. De rest van mijn tocht door de gangen verwijl ik bij haar. Bij dit kind, straks een puber. Een meisje dat zich zal moeten leren handhaven. Dat zal moeten zien te leven met de dagelijkse realiteit dat mensen telkens even verschrikt opkijken bij haar aanblik.
Diep in gedachten en weer helemaal geroerd door deze wereld, de school van mijn kind, stap ik in de auto.
"Zou ik misschien maar een zakje ajuinen meenemen?" bedenk ik in de supermarkt. Ik probeer me voor de geest te halen hoeveel uien er eigenlijk nog in de kelder liggen. Een halve zak? Minder? Meer? Nu ja, zo gauw bederven die niet. Ik neem een zakje en leg het in mijn kar. Aan de kassa stel ik vast dat ik dit denkwerk blijkbaar nog een keer had verricht: ik blijk twee zakjes uien in mijn kar te hebben geladen. Nu liggen ze in de kelder. Nog ongeopend. Want eerst moeten die uien verwerkt worden die met de boodschappen van vorige week al waren meegekomen. Een volle zak.
Pa (79) logeert enkele dagen bij één van zijn zoons. Hij heeft voor zijn vertrek heel nauwgezet zijn koffer gepakt. Tot in de details. "Ik heb zelfs batterijen voor mijn hoorapparaat meegenomen!" vertelt hij. Alleen, één detail zag hij over het hoofd. Wat hij vergeten was? Zijn hoorapparaat!
Sinds kort volg ik verbale vorming en voordracht in de Academie voor Muziek en Woord. Het zijn telkens twee ontspannende uurtjes. Als opdracht tegen de volgende les moeten we een tekstje schrijven, waarin een aantal speciaal te oefenen medeklinkers voorkomen. Dit wordt het mijne:
Helemaal van onder uit zijn zak diepte hij het op.
"Kijk eens wat ik gevonden heb! Een keiklein keitje! Schattig hé!"
Ik keek met "zijn" ogen naar het witte kiezeltje in z'n hand.
En mat voor het eerst met mijn blik het schattigheidsgehalte van een doodgewone kleine steen.
Vandaag ben ik de film "Verdwaald in het geheugenpaleis" gaan zien. Alleen. Want de huisgenoten zijn echt niet te paaien voor een film over mensen met dementie. Niet erg vond ik, toen ik pas in de stoel van de cinemazaal zat. Dat moest ik meer doen. Alleen naar de film gaan als ik graag iets wil gaan zien. In "Verdwaald in het geheugenpaleis" volgt Klara Van Es een jaar lang enkele mensen met dementie, die wonen in een flat van het WZC De Bijster in Essen. Voor zover ik nu kan beoordelen is het een beklijvende documentaire. Voor zover ik nu kan beoordelen, want er vielen gaten in de film: ondanks mijn grote interesse voor het onderwerp, moest ik toch vechten tegen de slaap. En enkele keren verloor ik dat gevecht dus eventjes. "Eventjes weg" is soms het beste middel om daarna weer wakker te kunnen blijven. En zo heb ik het tweede stuk van de film wel met een klare geest kunnen volgen. De film bevatte prachtige beelden. En ontroerende momenten. Die me in gedachten voerden naar de mensen die ik ken in het woonzorgcentrum waar ik stage loop. "Onze mensen", waarvan een groot deel een warm plekje in mijn hart heeft veroverd. Ik hoop binnen afzienbare tijd de documentaire nog eens te kunnen bekijken. En dan liefst wel in zijn geheel natuurlijk.
daar het verlangt dat het oog en oor en weerwoord vangt
en liefst van al: een glimlach..
Een tekstje lenen? Soms publiceer ik een dichttekstje op mijn blog. Is er één dat u aanspreekt en u graag wil lenen voor een gelegenheid? Ik zou mij heel vereerd voelen. Maar toch wil ik er graag enkele afspraken rond: -Dat mijn initialen er onder gezet worden (jb). -Dat er niets meer in gewijzigd wordt. (Wil het a.u.b. laten weten als er taal- of tikfouten in staan.) -Uiteraard niet te gebruiken voor commerciële doeleinden.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek