De Wandelaar porde met de tak in de zij van de vrouw.
"Auw," kermde de vrouw.
"Wat doe je daar?" vroeg de Wandelaar.
"Hij wil me vermoorden," antwoordde de vrouw beslist.
De Wandelaar keek in de verte en liet deze woorden even bezinken. Zijn gezicht droeg de littekens van een leven in de buitenlucht. De nimmer aflatende westenwind had diepe groeven op zijn voorhoofd gegroefd. Vele lieden meenden dat hij in feite jonger was dan hij eruit zag. Ze vergisten zich. Het omgekeerde was waar.
Het geraas van een kudde gnoes aan de einder bracht hem weer tot de werkelijkheid.
"Hoe lang lig je hier al ?" vroeg hij.
"Ik heb drie zonnen zien ondergaan en twee zien opkomen," zei de vrouw.
"Twee dagen en een half," mompelde de wandelaar.
"Drie en een half," corrigeerde de vrouw. "Gisteren was het de ganse dag bewolkt." Heel kort verscheen een rode gloed in haar ogen. De Wandelaar deinsde terug.
Ad Majorem Sathanas Gloriam," prevelde hij. "Welk een monster ben je ?"
"Rustig maar. Ik heet Sarah. Sarah Van Wallendael."
"Je bent niet de Heerser der Duisternis ?"
"Absoluut niet. Ik ben hoogstens heerser over een stelletje ongemotiveerde pubers. Ik geef Godsdienst in het Sint-Lievenscollege. Die rode ogengloed is een nare oogziekte. Meer niet."
De Wandelaar leek gerustgesteld. "Het Sint-Lievenscollege van Kruishoutem ? Of dat van Brasschaat ? Je hebt er meerdere in deze dorre streek."
"Maak je me los?", vroeg ze zachtjes, haast verlegen.
De Wandelaar kneep zijn ogen dicht. De zon stond lager en wierp steeds langere schaduwen op de vochtige veengrond onder hen. Het zou snel donker worden.
"Deze spoorlijn is buiten gebruik, Sarah. Hier rijdt al meer dan 30 jaar geen enkele trein. Vreemd, dat je dat als godsdienstlerares niet weet."
"Wandelaar, de touwen hebben het vlees van mijn polsen beurs gemaakt. Gebruik het slagersmes dat aan je broeksriem bengelt. Snij mijn boeien door en bevrijd me van deze biels."
De wandelaar keek grimmiger.
"Je liegt Sarah. Sinds Hij aan de macht is in dit land, wordt nergens meer Godsdienst gegeven. Aan geen enkel college.Jij ben net zomin godsdienstlerares als ik huidenvetter ben. En Sarah is niet je echte naam. Ik ken je echte naam,vrouw, net zoals jij de mijne kent. En ik weet wat jij deed, voorbije zomer. Aan het Zilvermeer in Mol."
Ondanks de ingevallen duisternis kon de wandelaar zien hoe de vrouw krijtwit geworden was. Even leek de wereld stil te staan. Het aanhoudende getjirp van de krekels hield op. Vogels onderbraken hun vespers en de gemzen even verderop bleven stokstijf staan. Alsof alles wat leefde rondom hen de adem inhield en toekeek. De wandelaar keek een laatste keer in de ogen van de vrouw. De rode gloed was teruggekeerd. Aan de horizon werden de koplampen van de internationale reizigerstrein Bazel- Brussel zichtbaar, nog voor het geluid van de dieselmotor langzaam de stilte doorbrak.
Geen vijf minuten later verdeelden de wielen van de veertigtonner het lichaam van de vrouw in drie perfect gelijke delen. Onverstoord reed de trein verder en verdween achter de volgende bocht in het spoor. Het knarsende geluid van metaal op metaal deemsterde weg. Ook de Wandelaar was verdwenen. Enkel een indringende geur van zuivere zwavel bleef nog enkele minuten hangen.