Onlangs kreeg ik de unieke gelegenheid om managers in hun eigen biotoop te bestuderen. Nou ja, eerder managers in spe. Ik mocht namelijk op cursus met de high-potentials van ons bedrijf. Mijn inschrijving was helaas een administratief foutje van onze secretaresse Shannon, maar goed, ik kon er maar mijn voordeel mee doen. De term high-potential vind ik trouwens sowieso overroepen. Het klinkt mooi, maar het is ook een beetje van het zit er misschien wel in en allicht komt het er ooit wel uit, maar nu nog niet. En in afwachting word je naar allerlei cursussen gestuurd.
Maar goed, ik zat er toch maar mooi. Tussen de jonge managers, zo bleek tijdens het obligate voorstelrondje.Een inkoop-manager, eenHR-manager, een plant-manager. Toe maar. Uiteraard een lichte vorm van paniek bij mezelf. Die steeds heviger werd naarmate mijn beurt om me voor te stellen dichterbij kwam. Gelukkig zat er net voor mij maar een sales-assistente, die het algemene niveau toch iets naar beneden haalde. Net voldoende om mij met iets minder schroom mijn bescheiden functie binnen het bedrijf te laten toelichten.
Wat bleek al gauw ? Managers hebben een eigen taaltje ! Een managers-jargon. En het is erg belangrijk dit onder de knie te krijgen, als je echt wil meedraaien. Daarom oefenen de jonge managers zich hier voortdurend in. Het taaltje is moeilijk en er zijn nogal wat nuances. Laat ik bij wijze van voorbeeld eens inzoomen op de manier waarop de managers spreken over de andere mensen in hun bedrijf.
Je rechtstreekse ondergeschikten, die noem je bijvoorbeeld niet ondergeschikten. Dat klinkt een beetje 19de eeuws. Nee, je noemt ze mede-werkers, terwijl ze natuurlijk allerminst met jou mede werken. In het beste geval doen ze wat je hen zegt, waarschijnlijk werken ze in de praktijk gewoon tegen. Dan heb je de groep mensen, die zich op de lagere echelons bewegen. Zij worden doorgaans nogal onpersoonlijk met de vloeromschreven. Dat heeft een beetje iets griezeligs. En dat is het ook. De term typgeiten heb ik ook wel eens horen vallen. Zulks behoeft geen verdere commentaar.
Wanneer het wat slechter gaat in de firma, dan verandert de terminologie. Dan spreken de managers niet meer over medewerkers, maar over FTEs. Full Time Equivalenten. FTEs zijn de enige manier om een parttime secretaresse op te tellen bij een vorkliftchauffeur, die vier vijfde werkt. Samen zijn ze droogweg 1,3 FTEs. FTEs verschillen behoorlijk van medewerkers. Een medewerker heeft een gezicht. Hij doet nuttig werk. Managers hebben er graag veel van. FTEs zijn een stuk abstracter. Zij presteren manjaren(ook de vrouwelijke FTEs) en de manager heeft er liefst zo weinig mogelijk. Want FTEs kosten handenvol geld. Daarom durft de manager al eens FTEs af te bouwen. Hij zegt dan : We gaan voor het einde van het jaar 30 FTEs afbouwen. Maar over de poppetjes hebben we het later.
De poppetjes. Dat zijn de mensen die uiteindelijk moeten gaan. 30 FTEs kunnen bijvoorbeeld makkelijk 40 poppetjes zijn. Over poppetjes spreekt de manager dus weer, wanneer hij concrete mensen bedoelt, met wie nare dingen gaan gebeuren.
Een succesvol manager hanteert deze terminologie vlot en doorgrondt ook de verschillende nuances. Het gebruik van de verkeerde term op het verkeerde moment kan namelijk enige onrust veroorzaken op de vloer. En dan gaan de poppetjes natuurlijk aan het dansen.