Kabila, kabeljauw kuist zichzelf niet. Laurent keek op. Het was Ijpeert, die hem toesnauwde.Op de visserssloep wilde hij Kiefte genoemd worden, maar Ijpeert was zijn echte naam. Handen als koolschoppen, armen als kabels. Het gezicht gekerfd en de huid getaand door de zilte zeewind. Bovendeks steevast gekleed in gele regenkledij en dito zuidwester. Binnen had hij de verwrongen gewoonte in bloot bovenlijf te lopen. Daarbij etaleerde hij ongegeneerd zijn biceps, triceps en quadriceps, gevormd door intensieve zumba-workouts.
Laurent mompelde een verontschuldiging, sloeg de ogen neder en sneed de zeevis in de lengte open. Onhandig zocht hij de ingewanden. Zijn drie weken ervaring in de visserij stelden amper iets voor in vergelijking met Kiefte. Die zat al ruim dertig jaar onafgebroken op zee, een achtjarige celstraf wegens zedenfeiten niet te na gesproken. Opnieuw voelde Laurent zich misselijk worden, maar hij bedwong zich. Vier uur eerder had hij het donkere scheepsruim al kort verlaten om in zee te braken. Kiefte zou geen tweede pauze dulden. Laurent mocht dan een Master of Business Administration op zak hebben, op dit schip was Kiefte de baas.
Het viel hem moeilijk dit voor zichzelf toe te geven. Maar hij beklaagde zich nu die VDAB-omscholing naar een knelpuntberoep. Hij had naar oma moeten luisteren ! Verdomme toch. Die eindeloze dagen op een trawler van 30 meter in een oceaan van zee. De walm van opengesneden vis, die glazige vissenoogjes, de immer zwetende en halfnaakte Kiefte, diens gesnurk tijdens hun nachten in de gezamenlijke kajuit. Maar boven alles de onophoudelijke kleineringen aan zijn adres, de hoon en de spot. Niet enkel over zijn naam. Dat was te verwachten. Al heel zijn leven kreeg hij opmerkingen over zijn naamgenoot en voormalig president van Congo. Veel pijnlijker vond hij de opmerkingen over zijn flaporen en zijn X-benen. De sneren over zijn magere en pezige lichaam. De onophoudelijke en ongegeneerde opmerkingen over zijn buitenmaatse geslachtsorgaan tijdens het gezamenlijk douchen. En de pesterijen, zoals het verstoppen van zijn bril, zodat hij telkens half blind door het deinende schip op zoek moest.
Het werd eventjes te veel. De levenloze kabeljauw voor hem. De sombere herinnering aan de voorbije weken. Het vooruitzicht nog eens een maand in deze muffe kotter tussen Jan Mayen en de Lofoten te moeten zwalpen. Een kortsluiting voltrok zich centraal in Laurents hersenpan. Steeds had hij beheerst en gelaten zijn lot aanvaard en nu - in een fractie van een seconde - kwam het eruit.
Ijpeert, klootzak, ik ben het hier kots-kots-beu. Eikel. Het was eruit voor Laurent het wist. Abrupt hield hij meteen zijn mond, beseffend wat hij gedaan had. Pijnlijk lang galmden zijn woorden nog heen en weer tussen de stalen wanden van de fileerkamer, die dra haar naam alle eer zou aandoen. Kiefte hield op met werken. Hij zei geen woord, maar draaide een kwartslag naar de deur. Laurent hoorde hoe het slot werd dichtgedraaid. Hij slikte. Kiefte keerde zijn massieve lichaam weer om. Zweet parelde omlaag over zijn borstkast om in zijn broek te verdwijnen. In zijn ogen zag Laurent een mengeling van razernij en begeerte. Het zou niet Laurents meest fijne dag op het schip worden.