Gisteravond waande ik me een echte schrijfster, had volgens mij inspiratie en besloot dat op papier te zetten. Mijn verhaal was af, de oorspronkelijke titel was De galerij. Nog even nalezen, zoals het een echte schrijfster betaamt en dan op de blog plaatsen. Ik drukte op de desbetreffende knop. . . . . . . wit scherm. . . . . wit scherm en toen niets meer! Ik dacht dit kan niet, ik zal mijn pennenvrucht wel terug vinden, maar oh ijdele hoop. Niets dan maar ook niets vond ik terug. Enkele tellen later kwam ik erachter dat Wifi het even had laten afweten mijn verhaal doolt nu dus ergens in cyberspace. Geen nood ik probeer het nu weer.
De Galerij dus. Als kind bracht ik de vakanties vaak door bij mijn grootmoeder. Een schat van een vrouw, maar dat zijn de meeste oma's, alleen was deze een echte schat. Zachtmoedig, heeft haar stem in de 35 jaar dat ik haar heb gekend precies 2 keer tegen mij verheven. En ik verdiende dat wel vaker, maar oma schoot niet makkelijk uit haar slof.
Ook niet tijdens de vakanties wanneer ze haar 18 kleinkinderen te logeren had. Ja die logeerpartijen waren een feest. Voor ons de nichtjes en neefjes zeker. Ik weet niet of oma er ook zo over dacht. Aan ruimte geen gebrek, dat was er genoeg, want oma woonde in een groot houten huis op lage stenen steunen (stonfutus), zoals je er in het Suriname van toen veel had. Heel groot erf met veel vruchtbomen, spelen kon je daar naar hartelust.
Was het overdag al leuk, 's avonds begon de pret pas. Bij oma thuis was er toen we klein waren nog geen televisie. En we waren natuurlijk ook niet vanaf het begin met achttien. De groep groeide wel gestaag, maar in het begin toen ik een jaar of 8 was, moesten we met zn tienen zijn denk ik.
Op de galerij, die over de hele breedte van het huis liep stond er een houten bank of canapé. Galerij, canapé, voorzaal, kokekraam, botterali, allemaal typisch Surinaamse woorden die het hebben verloren van de vernieuwing waar het taalgebruik iedere dag aan onderhevig is. De galerij heet nu veranda of balkon. De voorzaal heeft stand gehouden want ook nu nog is de voorkamer onbestaande in het Surinaams Nederlands. Moderne huizen worden niet meer voorzien van een kokekraam en ik weet niet zo goed meer wàt de botterali nu precies was.
Goed, zo gauw wij waren gebaad en hadden gegeten begon de race naar de galerij want iedereen wilde op de canapé. Natuurlijk kon niet iedereen een plaatsje bemachtigen, dus de rest moest maar genoegen nemen met de vloer. Hoe of zo'n avond ook begon, het eindigde steevast met één of ander spookverhaal of in ieder geval een verhaal waardoor jouw haren overeind gingen staan. Bang hoefden we niet te zijn, want we waren met genoeg, maar bang waren we toch. Ik in ieder geval, alleen ging ik nog liever dood dan dat toegeven.
Het was op één zo een avond dat een buur-jongen en -meisje, broer en zus, besloten ons de daver op het lijf te jagen. We waren weer bezig met ons vast ritueel van verhalen die over alles en niets gingen. Maar het huiver gehalte was zoals altijd onmiskenbaar aanwezig. Ik weet met de beste wil nu niet meer waar het allemaal over ging die bewuste avond, maar één van de onderwerpen was wel meneer Wim die achterop woonde, op het erf dat grensde aan dat van oma. Meneer Wim was een eenzaat, een goede ziel waar verder niemand last van had. Hij kwam soms een praatje maken met oma of bij de buren, en ging dan terug naar zijn huis dat trouwens overwoekerd werd door onkruid. Zijn erf was onbegaanbaar en hoe hij daar in dat huis overleefde was voor een ieder een raadsel. Voor ons kinderen niet alleen een raadsel maar ook een bron van fantasie. Die arme man was in ons brein iets of iemand waar we bang van moesten zijn en geloof me dat was ook echt het geval. Zeker omdat we hem wel vaker in onderbroek zagen dolen in zijn privé jungle. En natuurlijk vonden we of zagen dat die man zijn ogen bloeddoorlopen waren!
De huiver zat er dus al zo' n beetje in, toen een paar van ons die op de vloer zaten opeens opsprongen! Ik zat ook op de vloer en ik kan je zeggen als je opeens iets in je zitvlak voelt prikken terwijl je naar één of ander spookverhaal luistert, dan slaat de paniek wel toe. We stoven uit mekaar en renden gillend de voorzaal in. Wie niet op de vloer zat wilde het niet geloven, de "vloerzitters"stelden zich aan. Totdat we naast het huis een gegiechel hoorden. Die twee van naast waren onder de galerij gekropen en hadden met printa's (dunne stokjes) door de vloernaden in ons achterwerk geprikt. Het is maar dat ze hun lachen niet konden inhouden, waardoor wij erachter kwamen. Want voor mij stond vast dat het een of ander spook was, of die asema waar we het vaak genoeg ook over hadden of meneer Wim natuurlijk, van wie we overtuigd waren dat hij meer spook dan mens was. Want bloeddoorlopen ogen, die hebben normale mensen niet.
Ik nam me plechtig voor mijn plas maar tot de volgende ochtend op te houden, want in mijn eentje op de nachtemmer een plasje gaan doen zat er niet in, No way! Practical joke of niet, ik nam het zekere voor het onzekere.