Ik maakte me vanochtend klaar, want ik moest om een voor mij minder prettig klusje het huis uit. Liever vandaag, want van uitstel komt afstel. Klaar om van huis te gaan, keek ik nog even naar mijn telefoon om te zien wat het weer te bieden had op deze bijna eind februari dag. Mijn telefoon zei: 0° en sneeuw. Wakti sneeuw??? Ik sprintte naar het raam, deed de gordijnen opzij en jawel daar lag een wit tapijt en een minder wit wegdek op me te wachten. Ik besloot toch maar van huis te gaan, want zoals ik al zei, van uitstel komt afstel. Ik moest bloed laten prikken, dus liever vandaag dan morgen, want prikjes zijn niet mijn favoriete dingetjes behalve als het "party prikkers" zijn vergezeld van een lekkere cocktail. Ik dus op weg en kom zonder kleerscheuren twintig minuten later aan op bestemming. Ik vind een parkeerplaats zeker een kilometer ver van de hoofdingang, dus het wordt ploeteren naar het lab. Nummertje trekken. Wanneer mijn nummer op het schermpje verschijnt, loop ik naar het loket, zeg waar ik moet zijn en waarvoor. "Oh, daar behoefde u geen nummer voor te trekken hoor, u kunt zo door naar het lab". Duhhhh! We waren een kwartier verder. Kan toch ook even worden aangegeven dat men gewoon door mag voor een laboratorium bezoek? Surinaamse toestanden hier. Maar goed, in eigen land zijn dit soort mishappenings aan de orde van de dag, dus wie ben ik om daarover te zeuren. Zeker met dit rotweer niet. Europeanen hebben bij dit soort hondenweer nog meer last van "verzuring", dus ik bedankte de dame vriendelijk en vervolgde mijn weg. Bij het lab aangekomen, wederom nummertje trekken. Nog een kwartiertje sijpelt tergend langzaam voorbij. Nu moeten jullie weten dat in de contreien waar ik woon, niet witte mensen nog steeds, anno 2015 een unicum zijn, dus gestaar van de minder gekleurde of geheel pigmentloze meute is vaak genoeg, ons deel. We laten het ons welgevallen. Want niemand heeft nog ooit door het gestaar van wie dan ook, het leven gelaten. Ik heb er wel iets op gevonden. Op dat gestaar van die met piepkleine hersentjes gezegende wezens. Ik kijk, maar staar niet terug. Ik maak een mentale foto van een ieder die zich met mij in de wachtkamer bevindt en stel me hen naakt voor. Het is het proberen waard. Geloof me, als je niet uitkijkt lig je binnen de kortste keren in een deuk. Want hoe zou dat half gebochelde vrouwtje dat zich met toegeknepen ogen scheen af te vragen van welke planeet ik kwam, ja hoe zou zij het ervan af brengen met enkel een stringetje aan? Ik denk dat haar theezakjes een wedstrijd zouden houden om wie het eerst haar grote teen zou bereiken. Of ome Hans tegenover mij met zijn driedelige buik? Zou het kostuum van Adam hem nog wel passen? Of zou hij ons trakteren op een lijf waarvan we bepaalde onderdelen niet kunnen zien, wegens verstopt onder zijn harmonica buik? Wat zei ik eerder? Het kwartier sijpelde langs? Nee de tijd vloog om. Wanneer je plezier hebt gaat 't snel. Ik mocht naar binnen. De mevrouw die mij zou "mishandelen" wees vriendelijk naar de kapstok. En ik mocht op het bed plaatsnemen. Waarom een bloedafname liggend moet gebeuren is mij een raadsel. Dat maakt voor mij alles onnodig indrukwekkend. Met opgestroopte mouw, wacht ik rustig op wat komen gaat. "Bent u nerveus om 't prikje mevrouw?" Nee, antwoordde ik naar waarheid. " Daar komt ie hoor!" Ach fluitje van een cent. Nu nog aftappen. En toen begon mevrouw met wat ik in mezelf noem een overbodige drang tot praten. Jullie houden niet zoveel van de sneeuw hè? Ik dacht: ok zin in een spelletje? Vooruit dan maar. Ik vraag dus mierzoet: "Wie is jullie?" En ja hoor, ze trapte erin. Jullie Afrikanen. "Oh zei ik, ik kan de sneeuw wel appreciëren hoor, zeker met zon erbij. Maar zoals het er vandaag uit ziet, liever niet". Weet niet of dat mens wel naar me luisterde, maar ze onderbrak me, want ik was nog niet uitgesproken.......... "Ik zat op school met een Afrikaans meisje en toen ze voor het eerst sneeuw zag, werd ze echt heel angstig. De juffrouw moest haar op schoot nemen, want ze werd bijna hysterisch. Ik ben dat voorval nooit vergeten". Ik wachtte even om te zien of ze nog iets "leuks" toe te voegen had en toen ik merkte dat haar bijzondere anekdote af was, zei ik: "Oh ja wat vervelend zo een bijna hysterisch meisje uit Afrika. Ik ben geen Afrikaanse. Ik kom weliswaar uit de tropen, maar van een geheel ander continent."Mevrouw bleek wel naar me te luisteren. Heel scherp kwam ze uit de hoek: " Tja maar alle zwarte mensen komen uit Afrika." Toen ikke weer: "Mijn voorouders zeer zeker, maar ik ben geen Afrikaanse. Niets mis met Afrikanen, maar mijn vaderland, mijn geboorteland ligt niet in Afrika. Uw voorvader was misschien een Viking, maar dat maakt van u toch geen Noorse? Of mag ik aangezien u wit bent ook gewoon zeggen dat u een Duitse bent? Maakt toch niet uit, alle witte mensen zijn eender." Nu had ik op dr staart getrapt. Gelukkig was ze klaar met tappen en was de naald er reeds uit. Noso kandeh a sma bin dyuku mi van daar tot ginder. "Ik ben geen Duitse! Hoe kom je daar nou bij.""Precies zoals u daarnet voor mij bepaalde waar ik vandaan kom, op dezelfde manier bepaalde ik dat voor u. Kunt u me nog volgen?" Dat kon ze volgens mij niet, gezien de verwarde manier waarop ze me bekeek. Dacht waarschijnlijk dat ik uit één of andere inrichting uit Afrika was ontsnapt. No wan inkri law. Niemand bepaalt voor mij waar ik vandaan kom. Ik ben een Surinaamse geboren in Suriname uit Surinaamse ouders, wiens voorouders uit Afrika naar Suriname werden gebracht. En het was absoluut geen business class. Maar mi a no wan Afrikan uma. Mi na wan Sranan uma. Geen gezeik. Ook landgenoten met hun "Afro Surinamer", slaan jullie me over. Mijn verschijning laat geen twijfel bestaan over mijn Afro zijn. Dus un libi mi. Ik ben Surinaamse. Toen ik mn jas aanhad wenste ik die vriendelijke dame op zn allervriendelijkst een fijne dag toe. A sma no piki. Meisje was boooooos. Ik had jammer genoeg geen Afrikaanse rozen bij, want dan had ik haar zeker één gegeven. Ze had het verdiend met haar niet relevant gezwam. Waarom komen we in godsnaam naar deze streken? We are here because they were there. BOEM! We gaan nog niet naar huis , heel lang niet, heel lang niet hahahahahaha
Mijn vader was een vreemde vogel. In positieve zin. Hij kon mensen goed inschatten, beoordelen en doorprikken. Dat alles in één adem. Echter hield hij zijn bevindingen voor zichzelf, maar sloeg wel toe wanneer en daar waar het nodig was. En wanneer hij toesloeg kon dat fataal zijn. Veelal met zijn pen maar vaker met zijn mond. Rap van tong als die was kon hij met woorden iemand gewoon de grond inboren. Velen hebben het in zijn tijd moeten ontgelden. Want als hoofdredacteur en uitgever van zijn eigen krant hebben velen vooral in de politieke arena zand moeten bijten als hij weer eens tekeer ging met zijn vlijmscherpe pen. Maar ook in het gewone leven gebruikte hij die gave om soms gewoon een levensles aan deze of gene te leren. Zo ook zijn loopjongens. Hij heeft er veel gehad. Jongens die na school bij hem in dienst waren als krantenbezorger of om gewoon bij te klussen om wat bij te verdienen. Ik heb het over de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Bijverdienen na school betekende voor veel van deze jongens dat ze hun vaak alleenstaande moeder financieel konden steunen. Want een voorwaarde die mijn vader stelde als hij iemand in dienst nam, was dat zo een jongen naar school ging en dat hij de helft van wat hij verdiende aan zijn moeder gaf. Ik herinner mij nog dat die jongens 5 gulden per week verdienden. In het Suriname van toen was die vijf gulden een fortuin. Niet te vergelijken met een vijf SRD van heden ten dage.
Jules December was ook toen al de maand van cadeaus en relatie geschenken. Mijn vader kreeg van verscheidene bedrijven, zoals adverteerders een scala aan geschenken. Veel daarvan gaf hij op zijn beurt weg. Pennen, agenda's, sleutelringen wijntjes enz. Het was altijd een komen en gaan van mensen daar aan de Wagenwegstraat nummer 60. Daar waar hij kantoor hield. Dus in december mocht menige bezoeker een keuze maken uit de vele geschenken die op een bureau waren uitgestald. In dit specifieke geval, was het wederom december en de geschenken liepen al binnen. Zo ook een gigantische mand van de firma Jong-A-Kiem aan de Steenbakkerijstraat. Mn oma zou zeggen: wan mantyi lek wan mantyi! In de mand, van alles en nog wat. Maar wat in het oog sprong was een reuze chocoladereep van Verkade. Een melkreep met hazelnoten. Nu was pa een snoepert. Dus toen hij die reep zag zei hij meteen: "dis no wan sma no e fasi! Mi o kaw ing". Ik maakte me niet druk want ik wist dat ik ook in die kawkaw zou delen. Een van de loopjongens op dat moment was Jules. Ik zie hem nog zo voor me. Een schrale lange jongen met een slungelige gang, die je nooit in de ogen keek wanneer hij tot je sprak. En dat was niet vaak. Hij mocht komen werken omdat zijn moeder dat aan pa was komen vragen. Want a boi no bin wan leri na skoro en men had haar verteld dat hij bij pa niet alleen discipline kon leren maar ook een centje kon bijverdienen. Ik was erbij toen zijn moeder met hem samen kwam "solliciteren" voor haar zoon. Pa keek naar de jongen en zei: "Jules je mag zaterdag beginnen". Maar niet voordat hij de moeder op het hart had gedrukt dat hij geen zachte heelmeester was en dat hij geen stinkende wonden kweekte. Eerst huiswerk maken bij hem op kantoor en dan aan het werk. "Dus mevrouw if yu lib a boi in mi anu, yu no e bemoei nanga a fasi fa mi o sor' ing a pasi". Tegen Jules zei hij: "Laat je streken op straat, want mi syi tak yu abi streek. Hier niet. Geen brutaliteit, geen fufuru anders vlieg je hardhandig eruit. En laat komen bestaat hier niet. Als je weet dat je laat bent, kom niet meer". Jules knikte net een bobo, maar zijn lichaam sprak een andere taal. Hij was duidelijk niet zo happy met zijn "aanstelling". Maar goed hij was zaterdag op tijd en mocht beginnen. Hij kreeg een fiets van de zaak en moest met de andere loopjongen meelopen om de krantenroute te leren. Alles ging zn gangetje tot die ene dag in december toen die chocoladereep opvallend uitnodigend uit de kadomand stak. Nu had pa de gewoonte om 's middags voor het sluiten van zn kantoor een poosje op de stoep te zitten. Een oud houten gebouw waarin hij zijn kantoortje huurde. De stoep was gewoon een constructie van drie grote betonblokken. Twee op elkaar en nog een die lager was geplaatst. Zo had je dan een "stoep" met twee treden. Daar zat Hagi, zoals ie werd genoemd, dan elke middag te kijken wat er kwam en ging. En ik weet zeker dat hij op die plek ook inspiratie vond voor zijn pennenvruchten, die door zovelen werden gewaardeerd of verguisd. Het was die middag de beurt aan Jules om het kantoor aan te vegen. De andere jongen was al naar huis. Pa op de stoep . Ik op het trottoir. Dat was één van mijn taken. 's Middags de mofodoro aanharken. Het was gewoonte dat de jongens altijd een krant naar huis mee mochten nemen. Kwestie van je werkt hier dus je hebt recht op een exemplaar. De krant kwam maandagavond uit, dus dinsdag was wat wij krantendag noemden. De drukste dag van onze week. Kranten werden gevouwen, bezorgd, aan het raam verkocht aan hen die geen abonnee waren enz. Jules kweet zich van zijn taak. Je kon de stoelen horen schuiven, de deurmat werd uitgeklopt. Pa keek naar hem toen hij de mat tegen de grote mahonie boom uitklopte. Met toegeknepen ogen vroeg hij: "Jules! ai go? Jules keek overdreven geschrokken, en antwoordde heel mak: "Ja meneer Hagi". Zo. Jules zijn taken zaten erop en hij kon naar huis. Hij zette de fiets binnen en liep met een dubbel gevouwen krant naar buiten. Hij groette en ging zijn gangetje richting theater Star op de hoek. Pa liet hem zo een 20 meter lopen en riep met bulderende stem. "Jules! Kom als de bliksem terug!"Ik zeg jullie een megafoon zou geen decibel meer kunnen hebben gegalmd dan pa zn tenor. Jules kwam terug en toen hij dicht genoeg was genaderd zag ik dat ie als een rietje beefde. Ik kon me niet indenken wat de oorzaak van dat beven kon zijn. Maar de aap zou gauw genoeg uit de mouw springen. Pa: "Jules ik had je gewaarschuwd. Hier word er niet gestolen! Wat heb je daar in die krant? Jules keek naar de grond. "Wees een trotse dief en kijk naar me als ik tot je praat! Ik vraag je nog een laatste keer, wat heb je in die krant?"Jules kon niet anders dan de krant opendoen en daar lag die grote reep als bewijs van geschonden vertrouwen. Jules was inmiddels een riethalm geworden en trilde als iemand die geen controle meer over zn lijf had. Dat hij geen grote boodschap in zn broek deed is me tot nu een raadsel. Alhoewel je weet maar nooit. Pa zei hem in niet mis te verstane woorden de reep terug te zetten, de krant mocht hij houden, want het was het laatste exemplaar dat ie ooit zou krijgen. Hij was ontslagen en zaterdag mocht zijn moeder het geld van de twee dagen dat ie voor die week had gewerkt, komen ophalen. Zoals verwacht zou ma niet tot zaterdag wachten. Ze kwam al dezelfde avond thuis. Die arme vrouw kwam met de bus om een smeekbede te doen voor Jules. Niet alleen omdat hij het beter deed op school, maar het geld was ook broodnodig. Hagi zei dat die jongen daar maar eerder aan moest hebben gedacht. Want hij had al eerder kleingeld gestolen, maar Hagi wilde hem op heterdaad betrappen en de chocoladereep had hem de das om gedaan. Ik was niet bij het gesprek, maar hoorde alles vanuit mijn kamer. Ik had met die vrouw te doen. Je kon de bedwongen tranen in haar stem horen. Pa maakte een deal met haar. Jules zou mogen blijven werken mits Pa hem een lesje mocht leren. Dat mocht. Pa belde met het hoofd van de school waar Jules school liep. Wat hij met de directeur besprak weet ik niet. Ik weet wel dat Jules de volgende dag op kantoor moest komen en pa gaf hem de chocoladereep mee met de mededeling dat hij zich bij het hoofd van de school moest melden. Aan mij werd niet verteld wat de "straf" van de chocolade dief was. Maar hoelang blijft iets in Suriname geheim? Nu niet en toen ook niet. Ik zat met een klasgenoot van die arme slungel, op een soort knutsel les bij de CCS. En van haar hoorde ik het drama. Jules moest voor de klas vertellen dat hij op het werk een chocoladereep had gestolen en hij moest als straf en om te leren nooit meer aan spullen te komen die hem niet toebehoren, de chocoladereep in stukken delen en aan alle meisjes uit de klas een stuk geven. Jules heeft bij mn pa gewerkt totdat hij de MULO had afgerond. Hij kwam daarna nog vaak langs. Had een boekhoud cursus gevolgd, kreeg daarna een baan bij een particulier bedrijf en bij de begrafenis van Hagi jaren later, stond ie heel lang naast de kist. Hij bleef tot het eind. En toen ik van de groeve wegliep, sprak hij me aan en zei hij me dat hij zeker het slechte pad zou zijn opgegaan als Hagi hem niet zo streng had aangepakt. En hij keek me recht in de ogen. . . . . Levenslessen kunnen soms zo simpel zijn als het delen van een chocoladereep.
Het ergste van al vond ik dat ik niet op die hazelnootjes had kunnen peuzelen! Jules bin kot' mi span! Maar de belangrijkste les: integriteit, eenmaal aangeleerd hou het vast. Het is je trots en jouw leven.