Zalig
de armen van geest: beroemde woorden, bijna altijd misbegrepen, maar scherp
als een scalpel - Ignace Demaerel (26/6/2013, bijgewerkt op: 26/4/2022) - Knack
De armen van
geest
, zonder twijfel heel bekende woorden, maar op zijn minst ook
bevreemdende, nietwaar? En deze mensen dan nog zalig noemen, zal zeker wat
wenkbrauwen doen fronsen.
Mijn oudste herinneringen aangaande deze befaamde
uitdrukking gaan terug naar mijn middelbare schooltijd: als we op de
speelplaats met een groepje vrienden in een kring stonden, en één van ons zei
iets echt doms, dan klopte een ander hem troostend op de schouder met de
woorden Zalig de armen van geest, waarop we natuurlijk allemaal smakelijk
lachten. En dat is, vrees ik, hoe de meeste mensen deze woorden verstaan:
simpel, niet al te snugger, lichtjes achterlijk. Hoog tijd om eens de
werkelijke betekenis van deze historische woorden recht te zetten, en
anderzijds te belichten waarom ze ongelooflijk belangrijk zijn als het gaat
over ons mensbeeld, ook vandaag nog.
Iedereen die een beetje godsdienst op school gehad heeft,
weet dat deze woorden van Jezus komen: het zijn zelfs de openingswoorden van de
beroemde Bergrede, de toespraak die Jezus hield op een berg, en die door
Mattheüs in zijn evangelie wordt weergegeven in de hoofdstukken 5-7.
De Bergrede wordt door velen als een hoogtepunt in de
wereldliteratuur beschouwd, vanwege zijn ongehoord radicale woorden, de
zuiverste morele principes, tegelijk oereenvoudig en oerdiepzinnig. Ze wordt
door velen betiteld als de grondwet van Jezus koninkrijk. Ook mensen die de
grootste moeite hebben met de persoon van Jezus erkennen dat deze woorden
inderdaad hun gelijke niet hebben. Mensen van andere godsdiensten die de moed
hebben om de Bijbel te lezen, erkennen vaak de onovertroffen waarde ervan. Het
mooiste voorbeeld is natuurlijk Gandhi, die zijn principe van geweldloosheid
direct uit de Bergrede haalde (en waarschijnlijk beter toepaste dan de
toenmalige christenen zelf).
Openingswoorden zijn altijd cruciaal, want ze zetten de
toon. Om zulke bevreemdende woorden juist te begrijpen, moeten we eerst en
vooral goed lezen wat er stáát: er staat namelijk niet zalig de armen van
verstand. Waarom zou Jezus inderdaad alle mensen met een laag IQ zalig
prijzen, als we ervan mogen uitgaan dat intelligentie een talent is dat door
God gegeven is? Dit is behoorlijk absurd, want dan zou de alwetende God de
minst zalige van allemaal zijn! Nee, echt niet, de Bijbel heeft niets tegen
intelligentie, of het gebruiken van je verstand: integendeel, mochten de mensen
hun grijze massa maar eens wat beter gebruiken! Het is één van die eeuwenoude
misverstanden die in de gedachten van mensen rondspoken dat een gelovige niet
teveel mag nadenken, zijn verstand niet mag gebruiken, maar intellectueel
zelfmoord moet plegen (maar om dit recht te trekken is een aparte column
nodig).
Zalig de armen van geest gaat dus over het domein van de
geest; maar ook hier kunnen we onze hersenen pijnigen: welk voordeel heeft
het om op geestesvlak arm te zijn? Want waar slaat dit dan op? Onze geest is
a.h.w. ons antennetje dat verbinding maakt met de onzichtbare,
bovennatuurlijke wereld: ons bewustzijn van een Schepper, van een levende God
wiens adem door ons heen blaast (het Hebreeuwse woord voor geest is Ruach,
wat ook door wind of adem vertaald kan worden). Is het dan niet bij uitstek
goed om rijk te zijn in de geest, in geloof, hoop en liefde, in het kennen
van God, in gebed enz.? Ja, natuurlijk wel. Hmm, waar heeft Jezus het dan over?
Blijkbaar heeft Hij deze woorden toch bewúst op een mysterieuze manier
uitgedrukt om ons te laten zoeken naar het antwoord. En waarom ook niet? Een
mens mag af en toe een geestelijke inspanning doen: sommige dingen zijn
absoluut de moeite waard om er moeite voor te doen; het moet niet allemaal
voorgekauwd en met de paplepel ingegoten worden.
De woorden arm van geest hebben alleen zin wanneer je ze
uitlegt als: zij die beséffen dat ze arm zijn in hun geest. Iemand die denkt
dat hij rijk van geest is, denkt bij zichzelf: Wauw, hoe knap ben ik toch!
Ik ben zó begaafd, zo slim
Ik heb niemand nodig; niemand hoeft mij iets te
leren. Heeft deze persoon een gezond zelfbewustzijn, of een
overgevitamineerd ego? Arrogantie, betweterigheid, eigenzinnigheid, ongezeggelijkheid
bwah, het zijn van de meest onuitstaanbare eigenschappen in onze medemensen, of
niet? Oncorrigeerbare collegas zijn een doorn in je vlees, ze doen je tenen
verkrampen en veroorzaken allergische reacties. Met zulke omhooggevallen,
opgeblazen, verwaande egotrippers moeten samenwerken is een beproeving voor
ieders uithoudingsvermogen. Vooral omdat je na een tijd ontdekt dat zij geen
enkele reden hebben om zo opgeblazen te zijn: als je op de juiste plaats prikt,
gaan ze zo af.
Aan de andere kant, met welke mensen is het gemakkelijk en
leuk om samen te werken? Mensen zonder ego-probleem, die zichzelf kunnen
relativeren, smakelijk met hun eigen gebreken lachen
Mensen die op hun gebied
misschien zeer bekwaam zijn, maar daarover niet lopen te snoeven, die niet de
behoefte voelen om zich constant te bewijzen. Een mooi voorbeeld hiervan is
John Newton, briljant wetenschapper en ontdekker van de wet van de
zwaartekracht. Eén van zijn beroemde uitspraken was: Hoe meer we ontdekken van
het heelal, hoe meer we ontdekken dat we nog niets weten. Briljant, en toch
nederig: is dat geen zalige combinatie? Of zoals Gandhi ooit zei: Ik heb veel
begrip voor alle schurken van de wereld, omdat ik zelf één van de ergste ben.
Van morele zelfrelativering gesproken. Nederigheid heeft iets ontwapenends,
iets charmants, iets zachts in de omgang.
Waarom dus de armen van geest zalig zijn? Voor hen is het
Koninkrijk der hemelen, voegt Jezus eraan toe. Hij plaatst het natuurlijk in
de verticale dimensie. Een mens probeert zich altijd te vergelijken met anderen
of de competitie met hen aan te gaan, maar tegenover de Schepper kan je dat
beter zo snel mogelijk opgeven: het is niet alleen frustrerend, maar ook zo
gigantisch misplaatst. Net zoals we in de context van het heelal kleiner zijn
dan microben, zijn we tegenover een oneindig grote God minder dan peanuts.
Mijn oude prof in godsdienstpsychologie, Antoon Vergote, sprak over een
ontologische erkentelijkheid: het besef dat alles wat we zien en zijn, niet
zomaar kan ontstaan, maar dat we iets verschuldigd zijn aan een Hoger Wezen. Er
is zóveel om nederig voor te zijn: we kunnen niet eens één van onze haren zwart
of wit maken (een andere oneliner van Jezus).
Als een mens zich vergelijkt met zichzelf, is het niet
moeilijk om een hoge eigendunk te krijgen: we vliegen met een raket naar Mars,
bouwen wolkenkrabbers van 828 m. hoog, construeren verbluffende computers,
transplanteren harten alsof het niets is, veranderen ons genetisch materiaal
naar hartelust, ja, inderdaad écht indrukwekkend. De menselijke ingeniositeit
lijkt geen grenzen te kennen. Maar de andere kant is dat de menselijke zwakheid
en dwaasheid soms ook geen grenzen kent: één microbe, één virus, één
bloedklontertje is voldoende om ons te vellen
, het menselijk leven is zo
fragiel en kwetsbaar. En de mens kan zo wispelturig, kleinzielig en
onberekenbaar zijn, en onze wreedheid overtreft die van de dieren. Er is niet
veel om over te lopen stoefen of onszelf op te blazen. Nederigheid is één van
de mooiste eigenschappen, niet omdat de Bijbel de mens klein wil maken of
houden, maar gewoon: het is kwestie van je juiste plaats te kennen in het
heelal.
Maar nu nog iets over de implicaties van Jezus woorden, want het is eigenlijk
een zeer explosieve uitspraak en allerminst vanzelfsprekend om een toespraak
hiermee te beginnen. Jezus richt zijn allereerste pijl regelrecht en zonder
aarzelen op onze menselijke trots en hoogmoed: het lijkt wel een frontale
aanval op onze zelfingenomenheid, een mokerslag tegen onze zelfgenoegzaamheid.
Het is alsof Hij met een vlijmscherp scalpel meteen het kwaadaardige gezwel wil
aanpakken dat zich uitzaait op alle andere gebieden, de oorzaak van onze
opgezwollenheid. Waarom? Omdat die precies de oorzaak is van alle aardse
problemen! En als dat 2000 jaar geleden al choquerend was, vandaag nog veel
méér! In onze humanistische tijdsgeest zijn we het zo gewoon de mens op te
blazen, onze grootheid in de verf te zetten, onze ijdelheid te strelen, onszelf
en elkaar tot idolen en goden te verklaren.
We kénnen en kúnnen ogenschijnlijk ook zóveel tegenwoordig,
en kunnen het vooral zo oogverblindend inpakken, dat we elk gevoel voor
proportie uit het oog verliezen. Want als we kijken naar de ontsporing van de
maatschappij, de toename van extremisme op vele gebieden, de constante
crisissfeer in de politiek, economie en financiële sector
het is toch niet dat
we het zo schitterend doen, hé? De toenemende paranoia en beveiligingswaanzin
(een camera op elke hoek en in elk kantoor), volgepropte gevangenissen en
jeugdinstellingen, zelfmoordcijfers die ondanks alle goedbedoelde preventie
niet naar beneden gaan, het onverklaarbaar hoge gebruik van medicatie en
kalmeermiddelen, uitbarstingen van zinloos geweld onder jongeren
De moderne mens die zich zo rijk van geest waant, is er
een potje van aan het maken. Als tegenwoordig een atheïst tegen mij zegt: Ik
geloof niet in God, ik geloof in de mens, dan neem ik mijn petje af en zeg vol
respect: Amai, ik bewonder u, zóveel geloof heb ik niet (sorry voor de ironische
ondertoon die ik vergeefs probeer te verbergen).
Het zijn inderdaad twee mensbeelden die botsen, zoals de
clash der titanen. Want hier hangt véél van af: we bepalen vandaag de
levensvatbaarheid van onze planeet voor de komende generaties. De mensheid is
vandaag bezig met een experiment waarvan het de gevolgen niet kan inschatten.
Wanneer het gaat om onze voedselveiligheid zijn we hyperwaakzaam (denk aan
genetisch gemanipuleerde gewassen), omdat we vermoeden dat de gevolgen hiervan
misschien pas decennia later zichtbaar zullen worden bij onze kinderen; de
mensen die hiervoor waarschuwen worden als progressieve en moedige profeten
beschouwd. Maar als het gaat om experimenteren met een nieuw mensbeeld, nieuwe
waarden en normen, nieuwe relaties
, doe er maar op los, hoe gekker, hoe
liever; en degenen die hiertegen waarschuwen worden als ouderwetse
moraalridders afgeschilderd. Van twee maten en twee gewichten gesproken.
Achter Jezus woorden zit een mensbeeld dat diametraal
staat tegenover onze moderne zelfaanbidding. Onze mensgerichte maatschappij
de commercie voorop promoot zelfverwerkelijking, zelfontplooiing,
zelfverwenning, zelfbevestiging (ik zou er bijna aan toevoegen:
zelfbevrediging), maar kan er iemand inschatten wat de gevolgen hiervan zijn voor
de toekomende generaties? Wel, dat is niet zo moeilijk, want onze jonge
generaties zijn al volop aan het oogsten wat wij, volwassenen, sinds de jaren
60 zaaien.
Zalig de armen van geest is vaak uitgelegd als een pleidooi voor kleinheid,
bescheidenheid, een middel om mensen dom, gehoorzaam en onderdanig te houden
(dat was in ieder geval Nietzsches interpretatie) en misschien heeft de Kerk
dat soms ook in die richting gebruikt. Maar goed begrepen is het een heel
emanciperende en bevrijdende uitspraak: we worden bevrijd van onze streverijen,
onszelf-moeten-bewijzen, ten koste van alles moeten uitblinken boven de ander,
constant op onze tenen lopen, moordende concurrentie, denken dat we in eigen
kracht de hemel op aarde moeten realiseren, alsof we een toren tot in de hemel
moeten bouwen (tiens, waar heb ik dat idee nog gehoord?). Het gaat niet om
laag over onszelf denken, maar om onszelf niet óver het paard te tillen.
Als je mensen zou vergelijken met puzzelstukjes in een geheel, dan besef je
snel: als elk stukje zichzelf opblaast, méér plaats inneemt dan hem toekomt,
veroorzaakt dat wrijving met de andere stukjes, irritatie, conflict, wedijver,
stress
Kosmische zelfrelativering, onze juiste plaats in het heelal en in de
mensheid vinden, het brengt een innerlijke rust en vrede die onbetaalbaar is,
misschien nog het zeldzaamste goed in een dolgedraaide maatschappij.
|