
VERGEET NIET TE BIECHTEN EN NAAR DE H. MIS TE GAAN OP BARMHARTIGHEIDSZONDAG, WANT JE KRIJGT OP DEZE DAG EEN VOLLE AFLAAT!!!
Dag 9: De Heer Jezus: Breng
Mij vandaag de lauwe zielen en dompel ze onder in de afgrond van Mijn
Barmhartigheid. Deze zielen brachten Mijn Hart de pijnlijkste wonden toe. Zij
waren het, die Mij in de Hof van Olijven, de grootste afkeer inboezemden, en
Mij deden uitroepen: Vader, neem deze kelk van Mij weg! Dat evenwel Uw Wil
geschiede en niet de Mijne!' (Lucas 22:42) Uiteindelijk is er slechts redding
voor hen indien zij zich op Mijn Barmhartigheid beroepen.
Eeuwige Vader, we offeren U op het Lichaam en Bloed, ziel
en godheid van Uw Eniggeboren Zoon, Jezus Christus, ter verzoening van onze
zonden en die van de hele wereld.
Onze Vader
Wees gegroet
Glorie zij
Kostbaar Bloed van Eeuwig Leven, prijs en losgeld van het
hele universum, drank en bad van de ziel, altijd pleitend voor de mens voor de
troon van Hemelse Barmhartigheid. Ik aanbid U uit het diepste van mijn hart: ik
zou, als ik in staat was, U enig herstel geven voor de wreedheden en
onrechtmatigheden die U ooit van mensen zult lijden. Wie zal dit Kostbaar Bloed
van oneindige waarde niet zegenen? Wie voelt zich niet ontstoken door de Liefde
van Jezus, die alles voor ons vergoten heeft? Wat zou ik anders te betekenen
hebben, dan door dit Kostbaar Bloed, dat mij heeft verlost? En wie trok het uit
de aderen van mijn Heer, zelfs tot de laatste druppel? Het was Liefde. O
onmetelijke Liefde, die ons deze reddende Balsem gaf! O Balsem boven elke
prijs, stromend uit de Bron van onmetelijke Liefde! Geef aan alle harten, alle
tongen de kracht om U te prijzen, U te aanbidden en U te danken, nu en altijd
en in alle eeuwigheid. Amen.
Zr Faustina en de Goddelijke Barmhartigheid (integraal
overgenomen uit de website van het Legioen van Kleine Zielen)

Zuster Maria Faustina Kowalska werd geboren op 25 augustus
1905 in het Poolse dorpje Glocowice, als derde van tien kinderen. Ze ontving de
doopnaam: Helena. Op 1 augustus 1925 werd Helena Kowalska kloosterlinge in de
Congregatie van O.L. Vrouw van Barmhartigheid, ook Magdalena-zusters genoemd.
In 1928 legde zij de tijdelijke gelofte af en vijf jaar later, in 1933, de
eeuwige gelofte. Ze ontving de kloosternaam Zuster Maria Faustina, waaraan
later wordt toegevoegd: van het heilig Sacrament. De naam Faustina betekent
begunstigde.
In verschillende kloosters vervulde zij de taken van
keukenhulp, hovenierster en portierster. Uiterlijk onderscheidde zij zich in
niets van haar medezusters, behalve door een intens religieus leven, dat op
velen een diepe indruk maakte. Op het feest van de Onbevlekte Ontvangenis
verscheen haar de H. Maagd, die haar vertelde dat zij op verlangen van God op
een geheel andere wijze haar Moeder zou zijn en leerde haar de weg naar
volmaaktheid. Zij muntte vooral uit in de nederigheid, want Maria had haar
gezegd: Nederigheid, nederigheid en nogmaals nederigheid. Dikwijls genoot zij
het gezelschap van engelen en verscheen haar het Goddelijk Kind. Zij doorleefde
het lijden van Christus alsof zij er zelf bij tegenwoordig was en ontving verheven
openbaringen omtrent het geheim van de H. Drie-eenheid. Ze bad veel voor de
zielen in het vagevuur, vaak stond God de zielen toe haar hulp en verlichting
te vragen en later haar bevrijding aan te kondigen. Nog meer ging haar echter
het lot der stervenden ter harte. Vandaag, schrijft ze, zag ik Jezus in
doodstrijd en Hij fluisterde mij toe: Mijn dochter, help Mij de zielen van de
zondaars te winnen. Ik begreep hoe ik hen redden moest en bereidde mij voor op
groter smarten. Mijn lijden nam toe en ik gevoelde de wonden in mijn handen en
voeten en zijde. Ik voelde de haat van de zielevijand, maar hij kon mij geen
kwaad berokkenen. Dikwijls, schrijft ze, had ik contact met de stervenden,
soms met hen die op verre afstand waren en door het gebed ontving ik voor hen
de genade van het geloof in Gods Barmhartigheid.
De eerste verschijning, die zuster Faustina van Jezus mocht
ontvangen, was te Plock (Polen) op 22 februari 1931. Zij verhaalt als
volgt: Toen ik s avonds in mijn cel
was, aanschouwde ik Jezus, gekleed in een wit gewaad. De rechterhand had Hij
opgeheven om de Zegen te geven, met de andere raakte Hij zijn kleed aan ter
hoogte van Zijn Hart. Uit het kleed, dat bij het Hart een weinig was geopend,
schitterden twee stralenbundels: de ene was rood, de andere wit. Stil schouwde
ik op naar de Heer. Mijn ziel was beangst, doch tevens opgetogen van vreugde.
Na enkele ogenblikken zei de Verlosser mij: Vervaardig een beeld van Mij,
gelijk gij Mij nu aanschouwt met het onderschrift: Jezus, ik vertrouw op U! Ik
wil dat dit beeld vereerd wordt, eerst in uw kapel en daarna in geheel de
wereld. Haar opdracht wordt het de barmhartigheid van Jezus over de gehele
wereld te verbreiden. Alle priesters moeten verkondigen hoe groot de
barmhartigheid van Jezus is. Ook vraagt Jezus de bekering van de zondaars,
zonder vrees mogen zij tot Hem komen. Deze zending van de eenvoudige zuster
Maria Faustina begon in 1931 en is nu wereldwijd van grote betekenis. De tweede
zondag na Pasen wordt de dag van de Goddelijke Barmhartigheid en in de gehele
Kerk gevierd.
Op 27 mei 1933 vertrekt zuster Faustina naar Wilno
(Vilnius). Daar ontmoet ze de eerwaarde Sopocko die haar geestelijk leidsman
wordt. Na heel wat aarzelingen besluit deze de beeltenis van de barmhartige
Jezus te laten schilderen, maar hij wil weten wat de betekenis is van de witte
en rode lichtbundels die uit het Hart van de Heer stralen. Zuster Faustina
ondervraagt de goddelijke Meester en deze antwoordt: Zij betekenen water en bloed. Het water dat de zielen rechtvaardigt,
het bloed dat leven van de ziel is. Zij vloeien uit mijn op het kruis
doorboorde Hart. Deze stralen beschutten de ziel tegen de toorn van mijn Vader,
dat wil zeggen tegen de terecht verdiende straffen voor onze tekortkomingen. Op
de zondag van Quasimodo (Paasoctaaf) in 1935 wordt het icoon in het openbaar
tentoongesteld in het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Ostra Brama en
terstond manifesteert de goddelijke Barmhartigheid zich door middel van talloze
genaden van buitengewone bekeringen.
Op vrijdag 8 december 1937 voelde Zuster Faustina sterk de
nabijheid van God gedurende de H. Mis. Na de H. Communie zag zij met een groot
vertrouwen tot Hem op en vroeg Hem: Jezus, ik smeek U om uw oneindige
Barmhartigheid, laat alle zielen die vandaag zullen sterven voor het vuur van
de hel gespaard blijven, zelfs al waren zij de grootste zondaars. Het is
vandaag vrijdag, de dag van uw bitter lijden op het kruis. Omdat uw
Barmhartigheid oneindig is, zullen de engelen zich er niet over verbazen. En
de goddelijke Meester drukte haar inniger aan zijn Goddelijk Hart en zei:
Beminde dochter, gij begrijpt goed de afgrond van mijn Barmhartigheid. Weet,
dat wat gij vraagt een grote gunst is, maar Ik zal doen wat gij vraagt.
In opdracht van haar geestelijke leider schreef zij een
dagboek in zes delen.
In februari 1938, enige maanden voor haar dood, kreeg Maria
Faustina een verschijning van de Heilige Maagd Maria. Zij verscheen haar in een
groot licht, gekleed in het wit en omgord met een gouden ceintuur. Op Haar
sluier droeg zij een gouden kroon. Op Haar arm droeg Zij het Kind Jezus. De
Heilige Maagd keek haar aan en zei: Ik ben de Moeder van het Priesterschap.
Daarna legde Zij Haar Kind op de grond neer, hief Haar rechterarm ten hemel op,
keerde zich naar Maria Faustina toe en zei: Mijn God, zegen Polen, zegen de
Priesters. Zij keerde zich daarna tot de kloosterzuster en zei: Zeg tegen de
priesters, wat je zojuist hebt gezien.
Tot aan het eind van haar leven heeft zuster Faustina
werken van Barmhartigheid jegens haar naasten volbracht. Vanaf 1933 is ze door
tbc aangetast. Haar meerderen zien niet onmiddellijk de ernst van het kwaad in
dat de zuster in stilte verdraagt. In december 1936, terwijl de ziekte al ver
is gevorderd, wordt ze naar het sanatorium gestuurd. Ze blijft daar vier
maanden; vervolgens, in l938, opnieuw vijf maanden. Ze bidt vurig voor de
stervenden in haar omgeving waarin ze vaak bekeringen bewerkstelligt, zelfs
onder menselijk gesproken wanhopige omstandigheden. Ze bidt tot hun intentie
het rozenhoedje voor de goddelijke Barmhartigheid dat haar is geopenbaard op
14 september 1935. Zuster Faustina overleed in geur van heiligheid op 5 oktober
1938 aan tuberculose in het moederhuis te Lagiewniki bij Krakau. Ze was
toen 33 jaar oud. Het informatief proces dat duurde van 1965 tot 1967 over haar
leven en deugden werd ingezet en plechtig afgesloten door kardinaal Karol
Woytila. Tijdens dit proces werd op 25 november 1966 haar stoffelijk overschot
overgebracht naar de kapel van de Zusters van de Moeder van de Goddelijke
Barmhartigheid te Lagiewniki. Het zaligverklaringproces van de Dienares van God
werd ingezet in januari 1968. Op 18 april 1993, op Beloken Pasen, de dag waarop
het feest gevierd wordt van de Goddelijke Barmhartigheid van het H. Hart, werd
zij te Rome zalig verklaard. De heiligverklaring voltrok zich op 30 april 2000.
Paus
Johannes Paulus II z.g. heeft de eerste zondag na Pasen uitgeroepen tot Zondag
van de Goddelijke Barmhartigheid.
Wat daarop volgde was nog verbazingwekkender. De
verspreiding van de devotie in Polen kreeg een bijna epidemisch karakter in de
oorlogsjaren. De bidprentjes met het intense portret van Jezus met de twee
lichtstralen uit zijn borst, was algemeen bekend. Men bezocht massaal het
klooster in Lagieuwniki waar Faustinas graf lag en de bijbehorende kapel. De
religieuzen vertelden de pelgrims over haar liefde en bezorgdheid voor Polen,
over Faustinas voorzeggingen over de oorlog. Er werden alom vieringen gehouden
en op de zondag na Pasen werd het feest van de Barmhartigheid gevierd.
Plechtige wijdingen van de afbeelding vonden plaats.
Bisschoppen gaven toestemming om de bidprentjes en
afbeeldingen te publiceren. In 1951 waren er 130 centra van de goddelijke
Barmhartigheid in Polen. Bovendien werd de devotie door soldaten en
vluchtelingen naar alle delen van de wereld gebracht.
God wil de wereld redden. Daarom gaf Hij aan Zuster
Faustina de zending, de mensen op te wekken tot een onbegrensd vertrouwen in de
Barmhartigheid van Zijn Goddelijk Hart. Zo sprak Jezus onder meer tot haar: Weet, mijn dochter, dat mijn Hart de
Barmhartigheid zelf is. Vanuit deze zee van Barmhartigheid vloeien stromen van
genaden over de hele wereld. Geen ziel die tot Mij komt, gaat van Mij heen
zonder gesterkt te zijn. Alle ellende verdwijnt in mijn Barmhartigheid en elke
genade, die verlost of heiligt, stroomt uit deze bron. Ik wil dat de priesters
tot de zondige zielen over mijn grote Barmhartigheid zullen preken. En: Gelijk een moeder die haar kind beschermt,
zo bescherm Ik de zielen, die gedurende hun leven het vertrouwen op mijn
Barmhartigheid zullen bevorderen en in het uur van hun dood zal Ik niet hun
rechter maar hun Zaligmaker zijn.
|