Daarna dwaalde Judas rond als een waanzinnige misdadiger met
de duivel aan zijn zijde, bij de steile zuidkant van Jeruzalem, waar, in de
Geënnom-vallei, al de afval van de stad uitgestort werd en opgehoopt lag. Door
zijn gefolterd geweten opgezweept, zoekt hij akelige, eenzame en
ontoegankelijke plaatsen op tussen allerlei afval. Hij was helemaal alleen, en
had schrik en was voortgedreven door de duivel
Judas bij het gerechtshuis.
Terwijl Jezus in de kerker verbleef, kwam Judas in de
nabijheid van het gerechtshuis van Kaïfas. Hij had tot nog toe als een wanhopige,
door de duivel voortgedreven ellendeling, rondgedwaald. Nu sloop hij rond bij
het gerechtshuis. Hij had de bundel van de dertig zilverlingen, de prijs van
zijn verraad, aan zijn zijde van zijn gordel hangen. Hier was alles reeds weer
stil geworden.
Zonder door de wachters herkend te zijn, vroeg hij hun:
Hoe zal het met de Galileeër verlopen, denkt u? Zij antwoordden: Hij is ter
dood veroordeeld en zal gekruisigd worden. Anderen hoorde hij elkaar vertellen
hoe onmenselijk zij met Jezus tekeer gegaan waren en hoe geduldig Hij geweest
was. Met het aanbreken van de dag moest Hij nogmaals voor de Hogeraad
verschijnen om in deze zitting officieel veroordeeld te worden, d.i. volgens de
vereisten die het vonnis rechtsgeldig zouden maken. Terwijl Judas, om niet
herkend te worden, deze inlichtingen hier en daar inwon, brak de dag aan en de
drukte in en rondom het gerechtshuis herbegon.

Judas zocht de achterzijde van het huis op om niet
opgemerkt te worden, want evenals Kaïn schuwde hij de mensen, terwijl de vertwijfeling
aan het broeien was in zijn ziel. Maar welke ontmoeting wachtte hem daar? Op
deze plaats had men aan het Kruis gewerkt; de verschillende stukken lagen daar
reeds naast elkaar in kruisvorm gerangschikt, terwijl de werkslaven in hun
mantel gehuld, lagen te sluimeren. Judas bezag het Kruis en sloeg waanzinnig op
de vlucht: hij had het Kruis gezien, waartoe de Heer door zijn verraad
veroordeeld was; hij verborg zich in de omgeving en bleef daar wachten op de
afloop van de morgenzitting.
De
wanhoop van Judas
Judas, de verrader, die zich niet ver verwijderd had,
hoorde nu het rumoer van de stoet nader komen en ving uit de mond van enigen, die
achteraan kwamen lopen, uitlatingen op als deze: Zij brengen de Galileeër naar
Pilatus; de Hogeraad heeft Hem ter dood veroordeeld; Hij zal gekruisigd worden.
Overigens is het Hem toch onmogelijk na al die mishandelingen in leven te
blijven; Hij is onmenselijk
toegetakeld, maar Hij is ontzettend geduldig. Hij spreekt niet en antwoordt
niet, behalve dat Hij de Messias is en aan de rechterhand van God zal
tronen. Zonder deze bekentenis zou men Hem niet hebben kunnen veroordelen. Maar
nu zal Hij gekruisigd worden. De schelm die Hem verkocht heeft, was een
leerling van Hem en had enige uren eerder nog het paaslam met Hem gegeten; ik
zou niet graag deel in deze schanddaad hebben. De Galileeër mag zijn wat Hij
wil, Hij heeft toch geen vriend voor geld in de dood gestort. Waarlijk, de
schurk verdient ook gehangen te worden.
Angst, een te laat berouw en vertwijfeling raasden nu in
Judas ziel. Satan dreef hem aan om op de loop te gaan. De bos zilverlingen aan
zijn gordel onder zijn mantel waren hem als een spoor van de Hel. Hij hield
de geldstukken met de hand vast, dat ze hem onder het lopen niet zo rinkelend
in de zijde zouden slaan; hij liep vlug, maar niet de stoet achterna om zich op de weg voor de voeten van Jezus neer te
werpen en zijn barmhartige Verlosser om vergiffenis te smeken, niet om met Hem
te sterven, niet om Hem berouwvol zijn schuld te bekennen, nee! Hij holde
als een waanzinnige de tempel in, waarheen verscheidene raadsleden, die de
werkzaamheden van de dienstdoende priesters moesten leiden, en ook oudsten zich
na Jezus veroordeling begeven hadden. Voor dezen wilde hij zich hier
witwassen, zich als belangloos aanstellen en met het verradersloon zijn schuld
aan hun voeten afwerpen.
Toen hij bij hen kwam, zagen zij hem verwonderd aan en vestigden
hoonlachend hun blikken uit de hoogte op Judas, die door wroeging en
vertwijfeling gedreven, geheel ontsteld vóór hen trad. Hij greep de bundel geketende
zilverlingen van zijn gordel en bood hun die aan, terwijl hij in grote angst
uitriep: Neem uw geld terug, waarmee u mij verleid hebt om een onschuldige
over te leveren. Neemt uw geld terug en laat Jezus vrij; ik zeg de overeenkomst
op, ik heb zwaar gezondigd door onschuldig bloed te verkopen.
De priesters evenwel bejegenden hem nu met de diepste verachting.
Zij trokken hun opgeheven handen terug van de aangeboden zilverlingen, als om
zich niet te verontreinigen en spraken tot hem: Wat kan ons dat schelen dat u
gezondigd hebt. Als u meent onschuldig bloed verraden te hebben, dan is dat uw zaak;
wat ons betreft, wij weten wat wij van u gekocht hebben en hebben bevonden dat
Hij de dood schuldig is. U hebt uw geld, wij willen er niets van terug! Dan
keerden zij Judas de rug toe. Deze bejegening vol minachting maakte Judas zo
woedend en wanhopig, dat hij bijna waanzinnig werd. Met beide handen brak hij
de ketting die de zilverlingen samenhield, en slingerde en strooide ze in de
tempel uit elkaar en vluchtte de stad uit.

Ik zag hem nu opnieuw als een razende in de vallei Hinnom lopen;
ik zag ook satan in een afzichtelijke gedaante steeds aan zijn zijde. Hij
fluisterde hem alle vervloekingen in het oor welke de profeten over deze
vallei, waar de Joden vroeger hun eigen kinderen aan afgoden offerden, hadden
uitgesproken en daardoor zocht hij hem tot wanhoop te brengen. Toen hij bij de
Kedronbeek in het zicht van de Olijfberg was gekomen, wendde hij vol huiver
zijn ogen ervan af, maar toen hoorde hij
weer de woorden: Vriend, waartoe bent u gekomen?, Judas, verraadt u de Zoon
des Mensen met een kus? Hij kreeg het ontzettend benauwd in de ziel, raakte
helemaal in de war en de helse vijand fluisterde hem verder overrompelende
gewetensverwijten in het oor.
Hij werd erdoor gefolterd en opgeschrikt. Hij kwam ten
zuidoosten van Jeruzalem op een plaats vol afval, uitwerpselen, modder en vuilnis.
Daar was hij uit het zicht van de mensen; af en toe drong een luid, losbarstend
gerucht uit de stad tot hem door en dan blies satan hem in het oor: Nu wordt
Hij weggeleid om gedood te worden; u hebt Hem verkocht. Weet u wat er in de Wet
staat: Hij die de ziel van een van zijn broeders uit de kinderen van Israël
verkocht en de koopprijs er voor ontvangen zal hebben, moet de dood sterven;
maak er een einde aan, ongelukkige, maak er een einde aan!
Verzinkend in wanhoop greep Judas zijn gordel en verhing
zich aan een boom die daar met meerdere stammen in een verdieping groeide. Toen
hij hing, barstte zijn buik open en zijn ingewanden vielen op de grond.
|