Vierde zondag van de Vastentijd - Het verhaal
van de blindgeboren man - Sermoncentral
Johannes 9:1-41:
In het voorbijgaan zag Jezus iemand die al vanaf zijn geboorte
blind was. Zijn leerlingen vroegen: Rabbi, hoe komt het dat hij blind was toen
hij geboren werd? Heeft hij zelf gezondigd of zijn ouders? Hij niet en zijn
ouders ook niet, was het antwoord van Jezus, maar Gods werk moet door hem
zichtbaar worden. Zolang het dag is, moeten we het werk doen van Hem die Mij
gezonden heeft; straks komt de nacht en dan kan niemand iets doen. Zolang Ik in
de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld.
Heb je ooit gedacht dat het leven je slechte kaarten heeft
gegeven? Ik bedoel, het lijkt alsof je nooit vooruit kunt komen, dat je je tot
op de dag van vandaag hebt laten achtervolgen door je verleden? Als we het
gevoel hebben dat het leven ons op de een of andere manier heeft bedrogen, is
het zo gemakkelijk om ons af te wenden en God de schuld te geven van wat er is
gebeurd.
Vandaag komen we een man tegen van wie we weinig weten. Het
feit is dat toen Jezus bij de discipelen was, ze vroegen ze wiens zonde deze
persoon blind maakte. In die tijd was blind zijn een veroordeling tot armoede,
er zat niets anders op dan te bedelen om te overleven of te vertrouwen op
familie. In de tekst zien we dat deze man blind was vanaf zijn geboorte. De
discipelen stelden Jezus de vraag omdat de gedachte van de dag was dat mensen
zulke kwalen kregen als een direct gevolg van iemands zonde. Ze beschouwden
deze man als een onopgelost raadsel. Ze toonden geen interesse om de man te
helpen, maar om de oorzaak van zijn toestand te bespreken.
Maar Jezus wijst hen een andere weg. Hij staat niet stil
bij de theologische puzzel, maar bij het daadwerkelijk helpen van de man. Het
is aan ons om niet te speculeren, maar daden van barmhartigheid en liefde te
verrichten, in overeenstemming met de strekking van het evangelie. Jezus
begreep ook dat kansen om te dienen en goed te doen niet eeuwig duren. Jezus
wist dat het genezen van deze man op de sabbat meer tegenstand zou opleveren
van de religieuze leiders die Hem reeds het zwijgen wilden opleggen en Hem
wilden doden. Toch dreef Zijn medeleven met de man Hem ertoe het toch te doen.
Deze blinde man krijgt de kans op een nieuw leven. De vraag
is of hij op het aanbod ingaat. Deze man gaat op een geloofsreis beginnen. Hij
gaat niet zomaar op het eerste gezicht belijden dat Jezus zijn Heer is, deze
man zal op een tocht moeten gaan. Laten we die tocht met hem lopen. Als we zijn
tocht onderzoeken, zullen we een paar inzichten krijgen over wat we kunnen
verwachten op onze eigen tocht van geloof. De waarheid is dat we op een gegeven
moment allemaal leden aan een geestelijke blindheid die alleen God door Jezus
Christus kan genezen!
Na deze woorden spuwde Hij op de grond. Met het speeksel maakte
Hij wat modder, Hij streek die op de ogen van de blinden en zei tegen hem: Ga
naar het badhuis van Siloam en was u daar. (Siloam is in onze taal
gezondene.) De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.
Zijn buren en de mensen die hem kenden als bedelaar zeiden: Is dat niet de man
die altijd zat te bedelen? De een zei: Ja, die is het, en de andere: Nee,
maar hij lijkt er wel op, De man zelf zei: Ik ben het echt. Toen vroegen ze:
Hoe zijn je ogen opengegaan? Hij zei: Iemand die Jezus heet, maakte wat
modder, streek die op mijn ogen en zei: Ga naar Siloam om u te wassen. Ik
ging erheen, en toen ik me gewassen had kon ik zien. Ze vroegen Waar is die
man? Dat weet ik niet, zei hij.
Jezus begint dan wat modder en spuug door elkaar te laten
mengen en gaat dan verder met het in de ogen van de blinde man te wrijven. Jezus
gebruikte wat ongetwijfeld een van Zijn meer ongewone methoden was die tot een
wonder leidden. We kunnen veronderstellen dat Jezus op zijn minst twee dingen
wilde benadrukken.
Net zoals God het stof van de grond en klei gebruikte om
een scheppingswerk te doen in Genesis, zo deed Jezus een wonder met stof en
klei voor deze man.
Jezus vond het belangrijk om Zijn genezingsmethoden te
veranderen, zodat men nooit een formule van de methoden zou kunnen maken. De
kracht lag in God, niet in een methode.
Als we iemand over Jezus gaan vertellen, moeten we hem aan
Jezus voorstellen. Deze man kreeg een unieke kennismaking met Jezus. Op dit
moment weet de blinde heel weinig over Jezus. Hij leek niet te weten dat Jezus
uit Nazareth kwam, of de Messias was, of beweerde God te zijn, of het licht van
de wereld. Hij wist niet eens waar Jezus was. De man leek niets over Jezus te
weten behalve Zijn naam en dat Jezus de Man was die hem genas. Jezus zegt dan
echter tegen deze met spuugmodder bedekte man iets te doen. Hij zegt tegen de
man dat hij naar de poel van Siloam moet gaan. Nu moet deze man beslissen wat
hij moet doen. Wat zou jij doen als je hem was, ogen vol spuugmodder? Een stap
in de tocht van deze man naar Geloof is een kwestie van gehoorzaamheid.
De man moet beslissen of hij gehoorzaam zal zijn aan de man
die hij net heeft ontmoet. Waarom gaat hij niet gewoon ergens heen, waarom
veegt hij niet gewoon de uitgespuugde modder af? Toen het dan niet werkte, kon
hij Jezus de schuld geven dat hij blind bleef! Hoeveel mensen doen dat, ze
leven in ongehoorzaamheid aan Jezus, en dan geven ze Jezus de schuld van hun
problemen. De man gaat naar de poel, wast zich, en zag terug! De man koos voor
gehoorzaamheid en hij werd gezegend! Zegen volgt op gehoorzaamheid en dat hoort
bij de Geloofstocht! Tot dan had hij Jezus niet gezien, maar andere mensen
zagen dat de man niet langer blind was! Ze ondervroegen hem over hoe hij
genezen was. De man moest de mensen ervan overtuigen dat hij inderdaad de man
was die blind was!
Toen namen ze de man, die blind was geweest mee naar de
farizeeën. De dag dat Jezus modder had gemaakt en zijn ogen had geopend, was
namelijk een sabbat. Ook de farizeeën vroegen hoe het kwam dat hij kon zien. En
weer vertelde hij: Hij heeft wat modder op mijn ogen gedaan, ik heb me
gewassen en nu kan ik zien. Sommige farizeeën vroegen hoe het kwam dat hij kon
zien. En weer vertelde hij: Hij heeft wat modder op mijn ogen gedaan, ik heb
me gewassen en nu kan ik zien.
Sommige farizeeën meenden: Zo iemand komt niet van God, want
hij houdt zich niet aan de sabbat, maar anderen zieden: Hoe zou een zondig
mens zulke wondertekenen kunnen doen? Er ontstond verdeeldheid. Daarop vroegen
ze aan de blinde: Wat denk jij van die man? Het zijn immers jouw ogen die hij
genezen heeft. Hij is een Profeet, was zijn antwoord.
Nu brachten de mensen hem naar de religieuze leiders, maar
ze bleven de man onder druk zetten over wie hem genas, en ze wilden meer weten
over de genezer. Het zegt genoeg over hun verbijstering en verdeeldheid dat ze
de man vragen wat hij van Jezus denkt. Normaal gesproken zouden ze er niet aan
gedacht hebben zo'n man een vraag over een religieuze kwestie te stellen. We
zien nu dat de man zegt dat Jezus een Profeet is. Eerst wist de man alleen de
naam van Jezus. Maar hier verkondigde de genezen man dat Jezus een profeet was.
Hij groeide in zijn begrip en verkondiging van Jezus.
Maar er was verdeeldheid onder hen: in plaats van iedereen
te verenigen, verdeelde Jezus mensen vaak. Ze waren verdeeld tussen degenen die
Hem accepteerden en Hem vertrouwden, en degenen die dat niet deden. Bij hun
keuze kozen ze één van de twee kanten met betrekking tot Jezus. Aan de ene kant
is Jezus volgens hen een zondaar en zou verworpen moeten worden. Aan de andere
kant zouden ze hun begrip en toepassing van de sabbatwet gronden moeten
herbekijken en herdefiniëren. Dat de sabbatwet ten dienst zou moeten staan van
de mensen.
Maar de Joden wilden niet geloven dat hij blind was geweest en
nu kon zien. Ze riepen zijn ouders en vroegen hun: Is dat uw zoon die blind
geboren zou zijn? Hoe kan hij dan nu zien? Dit is onze zoon, zeiden zijn
ouders, en hij is blind geboren, dat weten we zeker. Maar hoe hij nu kan zien,
dat weten we niet, en wie zijn ogen geopend heeft, weten we ook niet. Vraag het
hem zelf maar. Hij is oud genoeg om voor zichzelf te spreken. Dat zeiden de
ouders omdat ze bang waren voor de Joden, omdat die toen al besloten hadden dat
ze iedereen die Jezus als de Messias zou erkennen uit de synagoge zouden
zetten. Daarom zeiden de ouders dus dat hij oud genoeg was en dat ze het hem
zelf moesten vragen.
De Joden geloofden niet dat hij blind was geweest: het was
gemakkelijker voor de religieuze leiders om te geloven dat de man nooit echt
blind was dan te geloven dat Jezus de man genas. Daarom ondervroegen ze nu de
ouders van de blindgeboren man. En de toon van hun vraag impliceerde dat ze
zich afvroegen of de ouders deel uitmaakten van dezelfde ingebeelde
samenzwering. Maar de ouders bevestigden: "dit is onze zoon, en hij was
blind geboren." Het is hier duidelijk dat ze gevaar zagen en ze wilden
niet betrokken raken in problemen van hun zoon.
Dit had de religieuze leiders ervan moeten overtuigen dat
er een opmerkelijke man van God in hun midden was. Het overtuigde hen niet en
ze zetten hun vijandige ondervraging voort.
Toen riepen ze de man, die blind was geweest weer bij zich.
Geef God de eer, zeiden ze, die man is een zondaar, dat weten we toch. Of
Hij een zondaar is weet ik niet, zei hij, maar een ding weet ik wel: ik was
blind en nu kan ik zien. Ze drongen aan: Wat heeft Hij met je gedaan? Hoe
heeft hij je ogen geopend? Dat heb ik u toch al verteld, zei hij, maar u
luistert niet! Wat wilt u nog meer horen? Wilt u soms leerling van hem worden?
Nu vielen ze tegen hem uit: Je bent zelf een leerling van Hem! Wij zijn
leerlingen van Mozes.
Van Mozes weten we dat God met hem heeft gesproken, maar van
deze man weten we niet waar Hij vandaan komt. De man antwoordde: Wat vreemd
dat u niet begrijpt waar Hij vandaan komt, terwijl Hij mijn ogen heeft geopend.
We weten dat God niet naar zondaars luistert, maar wel naar iemand die vroom is
en Zijn wil doet. Dat de ogen van iemand die blind geboren werden geopend - dat
is nog nooit vertoond! Als die man niet van God kwam, zou Hij dit toch niet
hebben kunnen doen? Toen riepen ze: Jij, sinds je geboorte een en al zonde,
wil jij ons de les lezen? En ze joegen hem weg.
Met aan de man te zeggen Geef God de eer was dit een aansporing
om de waarheid te vertellen. De man wist niet alles over Jezus, maar hij wist
wel hoe Jezus zijn leven had geraakt. Op dat moment was het een onweerlegbaar
argument. Ze konden niet tegenspreken wat Jezus deed in het leven van deze man.
En dat was hun frustratie. De man stelde hen voor een eenvoudige en diepe
wijsheid: als ze steeds dezelfde vraag bleven stellen, zouden ze hetzelfde
antwoord blijven horen. En met zijn vraag Willen jullie ook Zijn discipelen
worden? toonde hij een ironische repliek. Zo verkondigde hij eigenlijk dat hij
een discipel van Jezus was. En na de
religieuze leiders wijselijk te hebben geantwoord, wordt de man
geëxcommuniceerd.
Als goed opgevoede jood beschouwt de man het als een axiomatisch
feit dat een wonder dat in antwoord op gebed wordt verricht, het bewijs is dat
de bewerker ervan geen zondaar is. Er is geen Goddelijke hulp beschikbaar voor
onboetvaardige zondaars. De religieuze leiders verachtten het gewone volk, en
deze man in het bijzonder. Ze waren vooral boos omdat hij gelijk had en zij
ongelijk hadden.
Jezus hoorde dat en zocht hem op. Hij vroeg: Gelooft u in de
Mensenzoon? Als ik wist wie het was, Heer, zou ik in Hem geloven, zei hij. U
kijkt naar Hem en u spreekt met Hem, zei Jezus. Toen zei de man: Ik geloof,
Heer, en hij boog zich voor Jezus neer.
De religieuze leiders verwierpen de genezen man, maar Jezus
maakte er toen een punt van om hem te ontmoeten en te ontvangen. Het doet pijn
om door anderen afgewezen te worden, maar God heeft troost voor ons in Jezus
Christus. Jezus vroeg hem: Gelooft u in de Zoon van God? Jezus riep de genezen
man op om volledig te geloven, en dat deed hij. Toen de genezen man zijn trouw
aan Jezus verklaarde door Hem niet te verloochenen tegenover de vijandige
religieuze leiders, werd hij beloond toen Jezus meer van Zichzelf aan hem
openbaarde.
Jezus ging anders met deze man om dan de meesten. Hij
voorzag eerst in zijn fysieke behoefte, liet hem vervolgens vervolging
doorstaan en riep hem vervolgens tot een specifiek geloof. Het is goed om te
onthouden dat God in verschillende levens anders kan werken. En hij aanbad
Jezus, terwijl de religieuze leiders eigenlijk zeiden: Je kunt niet met ons
aanbidden in de tempel. Maar Jezus ontving zijn aanbidding. Het feit dat Jezus
deze aanbidding aanvaardde, is nog een bewijs dat Jezus God was en is, en dat
Hij wist dat Hij God was.
De genezen man toonde een toenemend bewustzijn van Jezus.
Jezus is een mens (Johannes 9:11).
Jezus is een profeet (Johannes 9:17).
Jezus is mijn meester, ik ben zijn discipel (Johannes
9:27).
Jezus komt van God (Johannes 9:33).
Jezus is de Zoon van God (Johannes 9:35-38).
Jezus is degene op wie ik vertrouw (Johannes 9:38).
Jezus is degene die ik aanbid (Johannes 9:38).
Jezus zei: Ik ben in de wereld gekomen om het oordeel te
vellen. Dan zullen zij die niet zien, zien en zij die zien, zullen blind
worden. Een paar farizeeën die bij Hem stonden en dat hoorden, zeiden: Wij
zijn toch zeker niet blind! Was u maar blind, zei Jezus, dan zou u zonder
zonde zijn. Maar u beweert dat u kunt zien, en dus blijft uw zonde.
Johannes nam deze woorden van Jezus op (Ik ben in de wereld
gekomen om het oordeel te vellen.) als onderdeel van een groter thema in zijn
evangelie: dat mensen verdeeld waren over Jezus, sommigen accepteerden en
sommigen verwierpen. Dit is een manier waarop Jezus oordeel bracht in deze
wereld, door een scheidslijn te zijn.
De mens die zijn geestelijke blindheid toegeeft, kan zien
in Jezus. Maar de mens die ziet, kan blind worden gemaakt en Jezus, als Licht en
Waarheid van de wereld, verliezen - dat wil zeggen, degenen die ten onrechte
beweren geestelijk inzicht te hebben, zullen blind worden gemaakt. Zelf zo
bedrogen zijn dat ze hun ogen sluiten voor het Licht is een wanhopige toestand
om in te verkeren: het Licht is er, maar als mensen weigeren er gebruik van te
maken maar het eerder opzettelijk afwijzen, hoe kunnen ze dan verlicht worden?
Zoals Jezus zei, hun zonde blijft.
We
leren in dit hoofdstuk:
We zijn vanaf onze geboorte allen geestelijk blind.
Jezus neemt het initiatief om ons van blindheid te
genezen.
Jezus doet een scheppingswerk in ons, geen hervorming.
In dit werk moeten we gehoorzamen aan wat Jezus gebiedt.
Jezus beveelt ons om gewassen te worden in het water van het
Doopsel.
We worden een andere persoon, de oude mens sterft in ons,
de nieuwe mens leeft in Jezus.
We tonen onze trouw aan Jezus als we vervolgd worden,
waarbij we vrijmoedig en duidelijk getuigen van Zijn werk in ons leven en
anderen in verwarring brengen.
We gaan van weinig kennis naar meer kennis, en dit brengt
ons naar meer Geloof en aanbidding.
|