|
Bezinning:
De zeven laatste woorden van het Kruis - Hozana

4 Matteüs
27:45-46: Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie
uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw
en riep luid: Eli, Eli, lema sabachtani? Dat wil zeggen: Mijn God, mijn God,
waarom hebt U mij verlaten?
Jezus hangt nu reeds enkele uren aan het Kruis en Hij staat
op het punt te sterven. Hij kijkt op de wereld, dezelfde wereld die door Hem
werd geschapen. Maar in Zijn laatste momenten richt Hij zich tot Zijn Vader en
citeert woorden uit het begin van een lied. Als lezers van het Evangelie worden
we uitgenodigd deel te nemen in de relatie van de Zoon en Zijn Vader. De
evangelisten geven ons de woorden weer in het Aramees, en vertalen ze in het
Grieks. Dit is betekenisvol, maar niet de enige keer in het Evangelie dat we de
Aramese woorden krijgen die Jezus sprak.
Maar de andere keren dat we de Aramese woorden krijgen, zijn
het gewoonlijk krachtige woorden. En gewoonlijk vergezeld van een mirakel. Talitha
koum! Wat betekent Klein meisje, Ik zeg je, sta op!(Mark 5:41). Effeta! Wat
betekent Ga open bij de genezing van een doofstomme (Mark 7,31-37). Het zijn
woorden waarbij Jezus Goddelijke daden verricht en zo weergegeven door de
autoriteit die ze bezitten. Het contrast kon niet groter zijn met wat we hier
hebben. Eli, Eli, lema sabachtani?
zijn geen woorden die kracht uitdrukken.
Het zijn eerder de woorden van een totaal machteloze man.
Waarom hechtten de twee evangelisten Markus en Mattheüs genoeg aandacht aan
deze vraag? Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten? Sommigen die het
tafereel zagen dachten dat Jezus tot Elia riep. Het punt is dat Jezus aan het
Kruis niet zo machteloos is, als het lijkt. Hoewel Hij een stervende mens is,
blijft Hij nog steeds de Zoon van God. De psalm die Jezus aanhaalt herinnert
ons in feite aan Gods universele soevereiniteit.
Psalm 22:2,28-30: Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij
verlaten? U blijft ver weg en redt mij niet, ook al schreeuw ik het uit. (
)
Overal, tot aan de einden der aarde, zal men de Heer gedenken en zich tot Hem
wenden. Voor U zullen zich buigen alle stammen en volken. Want het koningschap
is aan de Heer, Hij heerst over de volken. Wie op aarde in overvloed leven,
zullen aanzitten en zich voor Hem buigen. Ook zullen voor Hem knielen wie in
het graf zijn neergedaald, wie hun leven niet konden behouden.
Zelfs op het Kruis is Jezus een Goddelijke daad aan het
vervullen. Hij voltooit de verlossing van de mensheid. Wij zijn Zijn menselijke
broeders en zusters, de familie waarin Hij werd geboren. Hoewel wij Hem in de
steek laten, laat Hij ons niet in de steek. Waarom hebt U Mij verlaten? Of beter:
Voor wat hebt U Mij verlaten? Ook wij zijn het antwoord op die vraag. U in de
zin van Zijn menselijke familie. De wereld waarop Hij met een liefdevolle blik
keek vanop het Kruis. - Br Vincent
Antony Löning OP

5 Johannes
19:28: Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in
vervulling te laten gaan zei Hij: Ik heb dorst.
Bij het horen van deze woorden van Jezus op het Kruis
worden we herinnerd aan Zijn woorden eerder in het Evangelie van Johannes. Hij
zat toen bij de bronput en praatte met de Samaritaanse vrouw. Hier biedt Jezus
levend water aan, waar we nooit meer dorst zullen hebben. Dit water zal een
bron in ons worden tot eeuwig leven. In een commentaar op deze tekst zegt de H.
Thomas van Aquino die altijd houdt van vergelijkingen, dat er twee soorten
water zijn: levend en niet-levend water. Levend water is verbonden met zijn
bron en stroomt eruit. Volgens deze betekenis wordt de genade van de H. Geest
levend water genoemd, omdat het verbonden is met zijn bron en oorsprong in Gods
leven.
Zoals Paulus schrijft: De Liefde van God werd uitgestort in
ons hart door de H. Geest, die aan ons werd gegeven. Maar voor Thomas wordt deze
genade, deze bron van levend water verkregen door ernaar te verlangen. Genade
wordt niet gegeven aan iemand die er niet om vraagt en er niet naar verlangt.
Genade wordt niet gegeven aan iemand die het tegenwerkt. Pr Jeffrey Preston,
een Priester van een Engelse parochie zei dikwijls: het heeft niet veel zin te beweren
dat je God wil, als je niet iets in het bijzonder wil. Zonder het te willen en
verlangen raak je het Koninkrijk niet binnen. Maar net zozeer wij naar God
dorsten, zoals een dor land naar water verlangt, zo dorst God naar ons.
Onze Heer zegt aan de Samaritaanse dat Hij dorst heeft. Hij
vraagt dat ze water uit de put haalt voor Hem. Maar op Goede Vrijdag is deze
dorst groter en Christus roept opdat allen het zouden horen: Ik heb dorst! Zijn
grote moment van verheerlijking op het Kruis is zowel een uitdrukking van Gods
liefdevolle dorst naar ons en het antwoord op al onze diepste verlangens. Maar
nu we Goede Vrijdag naderen is het goed eens na te denken wat we verlangen.
De Vastentijd is een tijd waar we onze verlangens hebben
geoefend, zodat we beter zouden zien wat we werkelijk willen, zodat onze ogen
beter gericht zijn op de Heer. Hij is de enige die al onze verlangens kan
bevredigen. Tenzij we onze blik richten op Degene die is gestorven en is
verrezen voor ons, of dat we tenminste een oprecht verlangen hebben om onze
nutteloze verlangens te veranderen of ervan af te zien, zal de kus die we in aanbidding
van het Kruis aanbieden, de kus van Judas zijn. - Br Albert Elias Robertson OP
|