Verder moet aanbidding binnen de grenzen van de waarheid
zijn. De Samaritanen aanbaden in onwetendheid. Ze aanbaden 'wat ze niet kenden'
(vers 22). Samaritaanse aanbidding week consequent af van de geopenbaarde
waarheid van God. Een bepaalde waarheid waarop aanbidding gebaseerd moet zijn,
was het feit dat de redding van de Joden zou komen. De Messias zou een Jood
zijn, geen Samaritaan. Het is nooit genoeg om oprecht te zijn. Men kan oprecht
zijn en eeuwig ongelijk hebben. Men moet in overeenstemming zijn met de
waarheid zoals geopenbaard in de Bijbel om een echte aanbidder van God te zijn.
Een god aanbidden die niet in overeenstemming is met de waarheden van de H. Schrift,
is afgoderij beoefenen. Aanbidding concentreert zich zowel op waarheid
(doctrine) als op toewijding, ingegeven door de Heilige Geest.
Aangezien God het voorwerp van onze aanbidding is, heeft
Hij en Hij alleen het recht om te bepalen hoe we Hem moeten aanbidden. We lezen
in Jeremia 10:23: " Ik
weet, Heer, dat de mensen niet zelf mogen kiezen hoe ze leven. Ik weet dat wij
niet zelf mogen bepalen wat we doen." We hebben niet de mogelijkheid om
onze eigen wegen in onze aanbidding te bepalen. God is Degene naar wie we
opkijken voor leiding en richting in ons leven.
Uiteindelijk kwam het gesprek op het onderwerp van de
Messias. Zowel de Samaritanen als de Joden keken uit naar een komende Messias,
hoewel hun verwachtingen aanzienlijk verschilden van die van het jodendom. Ook
deze vrouw zocht de Messias.
Vers 25: De vrouw zei tegen Hem: "Ik weet dat op een
dag de Messias komt. Als Hij er eenmaal is, zal Hij ons alles vertellen en
uitleggen."
Het is op dit punt dat Jezus één van Zijn stoutmoedigste en
duidelijkste beweringen deed dat Hij de Messias was. Jezus antwoordde:
"IK BEN dat, Ik die nu met jou praat." (Joh 4:26).
Jezus, die Zijn identiteit als Messias verborgen hield voor
de politiek georiënteerde Joden, verklaart openlijk aan deze Samaritaanse
vrouw: "Ik ben het, die tot je spreekt." Sommigen beweren dat Jezus
hier niet naar Zichzelf verwijst in de taal van Exodus 3:14, waar God Zichzelf
aan Mozes identificeert als "Ik ben". Maar het kan zijn dat Johannes
de bedoeling heeft dat zijn lezers die verwijzing oppikken, die duidelijk
achter Jezus' verklaring in Johannes 8:58 staat: "Voordat Abraham werd
geboren, ben Ik." Zoals Jezus de Farizeeën in verwarring brengt (Mat.
22:42-45), is de Messias zowel de zoon van David als de Heer van David. Hij is
God.
Het punt is dat we in Jezus moeten geloven zoals de Bijbel
Hem openbaart: Hij is de eeuwige God, de Schepper van alles wat is, die mens
werd en stierf als het allerhoogste en laatste offer voor onze zonden. Hij is verrezen
uit de dood en verheven in den Hoge. Zijn ware Godheid of menselijkheid
ontkennen, is geloven in een valse Christus.
Jezus vertelde deze vrouw dat de Vader degenen zoekt die
Hem in geest en waarheid willen aanbidden. Jezus zocht deze emotioneel
gekwetste vrouw zodat zij iemand zou worden, die de Vader in geest en waarheid
zou aanbidden.
De reden dat Jezus afzag van stoutmoedige beweringen dat Hij
de Messias is, in Israël, was vanwege het verkeerde idee dat de natie had over
de activiteit van de Messias. Ze zochten een politieke activist en
revolutionair, geen zondedrager. Hier, weg van Joods fanatisme, was Jezus vrij
om openlijk Zijn identiteit bekend te maken.
De discipelen kwamen terug bij de bron aan het einde van
het gesprek van onze Heer met deze vrouw, en ze waren absoluut verbaasd. We
moeten goed kijken om de ware reden voor hun ongelovige verrassing te begrijpen.
Het was niet vanwege de reputatie van deze vrouw, want ze wisten niet wat onze
Heer met haar verleden deed. Het was ook niet omdat ze een Samaritaanse was.
Let op het verslag van Johannes: "Op dat moment kwamen de leerlingen
terug. Ze waren verbaasd dat Hij met een vrouw aan het praten was. Toch zeiden
ze er geen van allen iets van.´ (Joh 4:27).
De rabbijnen hadden enkele zeer strikte tradities met
betrekking tot vrouwen. Een man mocht niet eens in het openbaar met zijn eigen
vrouw spreken. Een van hun uitspraken ging als volgt:
Een man mag niet alleen zijn met een vrouw in een herberg,
zelfs niet met zijn zus of zijn dochter, om wat mensen misschien denken. Een
man zal op straat niet met een vrouw praten, zelfs niet met zijn vrouw, en
vooral niet met een andere vrouw, vanwege wat mensen zeggen.
Wat op het eerste gezicht slechts een zorg leek om de
schijn onberispelijk te houden, was naar mijn mening slechts een nauwelijks
verhulde minachting voor de vrouw in het algemeen. Onze Heer weigerde de
bekrompenheid van de rabbijnen te volgen en de discipelen durfden Hem er geen
vragen over te stellen (vers 27).
Terwijl de vrouw de stadsmensen uitnodigde om naar de bron
te komen, spoorden de discipelen Jezus aan om te eten van het voedsel dat ze in
de stad hadden gekocht. Onze Heer maakte van de gelegenheid gebruik om hen te
instrueren over evangelisatie. De eerste les voor de discipelen lag op het
gebied van prioriteiten. In zekere zin verkondigden de discipelen slechts
opnieuw de eerste verleiding van onze Heer Jezus door Satan. Ze waren meer
bezig met eten dan met evangelisatie. Onze Heer herinnerde hen eraan dat het
doen van de wil van God belangrijker is dan dineren.
De redenen voor deze urgentie in evangelisatie zijn
tweeledig.
1.Allereerst is de
tijd ver verstreken. De discipelen leken geen grote urgentie te voelen. De
uitdrukking Jullie zeggen toch dat het nog vier maanden duurt voor je kan
oogsten? Maar kijk eens om je heen. Dan kunnen jullie zien dat het graan op de
velden al rijp is en geoogst kan worden. (vers 35) De discipelen dachten dat
er geen haast was en dat er tijd genoeg was. Zij dachten nog tijd te hebben omdat
er was gezaaid en ze nog tijd hadden voor de oogst, maar zo'n nonchalante
houding was niet acceptabel voor Onze Heer.
Vanaf vers 30 (ze kwamen uit de stad) wordt ons verteld
dat terwijl dit gesprek tussen Jezus en Zijn discipelen plaatsvond, de menigte
op weg waren van Sichar naar de bron. Ik geloof dat Onze Heer hiernaar verwees
toen Hij zei: "Maar kijk eens om je heen. Dan kunnen jullie zien dat het
graan op de velden al rijp is en geoogst kan worden. (Joh 4:35).
Hiermee bedoelde Hij dat de discipelen zouden zien dat er
geen tijd was om een maaltijd te bereiden en op te eten. Degenen die hongerig
waren naar het evangelie, degenen die klaar waren om te oogsten, arriveerden
kortstondig en Gods doel om te redden heeft een veel grotere prioriteit dan het
eten van een maaltijd.
2. Een tweede les in evangelisatie heeft te maken met de
aard ervan. Degenen die bij de put
aankwamen, waren degenen die bereid waren te ontvangen en te reageren. Het werk
van Jezus en zijn discipelen was oogsten. Het was de vrouw die het zaad had
gezaaid en de discipelen zouden de oogst binnenhalen. Dat is de aard van
evangelisatie. Het is teamwerk, een gezamenlijke inspanning.
Het is veelbetekenend om op te merken dat het gesprek
tussen Jezus en Nicodemus ogenschijnlijk geen onmiddellijk resultaat opleverde.
Persoonlijk heb ik niet het gevoel dat zelfs Nicodemus onmiddellijk werd gered.
Als u en mij gevraagd zouden zijn om te voorspellen welke evangelisatie-inspanning
de meeste vruchten zou opleveren, dan hadden we ons geld ongetwijfeld op
Nicodemus ingezet. Maar het is het gesprek met deze vrouw dat leidde tot de
bekering van een stad.
Aanvankelijk was het de getuigenis van de vrouw dat de
Samaritanen ervan overtuigde dat Jezus de Messias was. Maar haar woorden waren
als het licht van de maan vergeleken met het zonlicht van directe blootstelling
aan Jezus en Zijn leer. Hoewel Jezus niet in Judea kon blijven, drongen de
Samaritanen er bij Hem op aan om bij hen te blijven (vers 40). Terwijl de Joden
nog steeds afstandelijk waren, waren de Samaritanen ervan overtuigd dat "Hij
de Messias is, de Redder van de mensen." (Joh 4:42).
De bedoelingen van Johannes voor het opnemen van dit
gesprek en de daaruit voortvloeiende evangelisatiecampagne lijken vrij
duidelijk. Allereerst draagt dit verslag enorm bij aan het doel van Johannes om
de godheid van Christus vast te stellen (Joh 20:31). Jezus beweerde de Messias
te zijn, en de 'IK BEN' van het Oude Testament (vers 26). Bovendien openbaarde
Hij Zijn alwetendheid door aan deze vrouw de meest intieme details van haar
leven te onthullen. Alleen zij en God wisten hoeveel mannen er in haar leven
waren geweest. Hierin erkende de vrouw dat Jezus alles van haar wist (vers 29).
Verder nam Johannes deze ontmoeting op in het leven van
onze Heer om de boodschap van het evangelie extra onder aandacht te brengen, op
een net iets andere manier gepresenteerd. Net zoals Jezus deze vrouw zachtjes
tot het punt bracht van erkenning van Zijn godheid en haar onwetende
aanbidding, zo moet jij tot dezelfde conclusie en toewijding komen om Gods Hemel
binnen te gaan.
Ten slotte geloof ik dat Johannes dit bekeringsverhaal
heeft opgenomen om vooraf te schetsen wat er later in zijn bediening zou gaan
gebeuren. In Johannes 3 en 4 hebben we twee presentaties van het evangelie. Het
ene gesprek is met een vertegenwoordiger van het orthodoxe jodendom. Het heeft
geen duidelijke onmiddellijke resultaten en heeft geen significante gevolgen.
De andere is met een vertegenwoordiger van de heidenen die door orthodoxe joden
is verworpen en veracht. Ze bekeert zich meteen en dat leidt tot de redding van
een stad.
|