OLVrouw van Turzovka
De verschijning van OLVrouw op zondag, 1/6/1958 in Þivèák
op de berg Okrúhla tegen Turzovka in Tsjechoslowakije (nu Slovenië). De ziener was een houthakker Matúð Laðut.

Het is belangrijk de context van de plaats en tijd te
situeren. Het dorp lag in het toenmalige
Tsjechoslowakije dat bestond van 1918 tot 1992. Het land werd opgericht
na het einde van de Eerste Wereldoorlog wanneer Tsjechië en Slovenië werden
afgescheiden van het Oostenrijkse-Hongaarse Rijk. Gedurende de Tweede
Wereldoorlog was het land bezet door Nazi-Duitsland. Na de oorlog werd
Tsjechoslowakije een communistisch land onder invloed van de Sovjetunie. In 1989
viel het communistisch regime en het werd een democratische republiek. In 1992
kozen Tsjechië en Slovenië vriendschappelijk om zich af te scheiden en
onafhankelijke landen te worden.

De ziener is Matus Lasut. Hij was een eenvoudig man die een
moeilijke jeugd heeft gekend. Hij werd geboren op 10/4/1916. Hij was nauwelijks
5 jaar toen zijn moeder stierf. Zijn familie leefde in zon grote ellende dat
hij moest gaan werken toen hij maar 7 jaar was. Zo kwam het dat hij thuis
vertrok op zoek naar werk. Hij werd eerst herder en bracht de hele dag door bij
de kudde en zelfs s nachts. Hij sliep dikwijls onder de sterren of in een
schuur op stro. Droefheid en ellende maakten deel uit van zijn dagelijks leven
en hij leerde vlug leven met ontberingen. Hij kon enkel in de winter naar
school omdat hij het vee moest hoeden in de zomer. Hij nam zijn boeken mee naar
de weide en leerde daar. Toen hij 13 was ging hij in dienst van een goede en
respectabele familie in Frydek-Mistek, een stad ver van zijn thuis. Maar voor de
eerste keer in zijn leven had hij het gevoel als mens te worden behandeld.
Na het werk mocht hij aan tafel samen met de familie de
maaltijd gebruiken. Hij had zelfs zijn eigen bed, een luxe die hij niet gewoon
was. En de familie voorzag hem niet alleen van materieel comfort, maar hij kreeg
ook godsdienstonderwijs en gaat mee op zondag naar de Mis. Hij ontving zijn eerste
Communie en later zijn Vormsel. Hij bleef bij deze familie tot hij zijn
dienstplicht moest vervullen. Daarna keerde hij terug naar Turzovka en stichtte
er zijn gezin. Maar hij kende tegenslag wanneer zijn eerste dochtertje sterft
op 1,5 jaar. Zelf al is de kindersterfte toen groter dan tegenwoordig, is het
een traumatische gebeurtenis.

Matus Lasut werkte eerst als landbouwer, maar daarna werd
hij houthakker. Na vele jaren werd hij boswachter. De verschijningen die hij
kreeg vonden plaats in 1958, 100 jaar na de verschijningen te Lourdes. In 1958
was Tsjechoslowakije onder communistisch bewind. Het regime was gekant tegen al
wat religieus was en het verkondigen van de verschijningen had verschrikkelijke
gevolgen. Niemand zou dit zomaar vertellen. Op zondag 1/6/1958 gaat Matus Lasut
op weg naar Okruhla, bij Turzovka op een bosweg. Hij voelt hij niet op zijn
gemak omdat hij zich bewust was dat hij in de kerk had moeten zijn, in plaats
van in de bergen te wandelen. Maar hij weet dat het niet anders kan wegens de
orders van zijn oversten. Hij wandelt verder naar een plaats Zivcak. Op een denneboom
aan de kant van de bosweg is er een icoon bevestigd, dat OLVrouw van
Altijddurende Hulp voorstelt en daar knielt hij om te bidden. Ineens ziet hij
een zeer heldere lichtflits aan zijn linkerkant. Hij onderbreekt zijn gebeden
en keert zich om. Matus Lasut is volledig verbaasd toen hij op een afstand van
ongeveer 12 meter een beeld ziet van OLVrouw van Lourdes.

Hij kent deze plaats zeer goed en er was nooit een beeld
van de H. Maagd. Plots doet een bries haar sluier opwaaien en ziet hij een lok
lichtbruin haar. Matus Lasut begrijpt dat het geen beeld is, maar de Koningin
van de Hemel die voor hem staat. Hij kijkt naar haar en ineens verdwijnen de
bomen rond haar en ziet hij een tapijt van witte rozen. De rozen lijken zich tot
een soort heuvel te vormen rond Maria. De H. Maagd heeft haar handen gevouwen
en draagt een kroon van 12 sterren. Haar haar valt op haar schouders onder een
witte sluier afgeboord met goud, en dat tot haar voeten reikt. Rond haar middel
heeft ze een blauw ceintuur ook met goud afgeboord, en hangt op haar sneeuwwit
gewaad. Op elke voet draagt ze een gouden roos. Plots komt een helder licht uit
haar gestalte. Haar gewaad licht op, haar sluier schijnt met duizenden lichtjes
en de rozenkrans die ze vasthoudt lijken van parels en diamanten gemaakt. Het
licht straalt van haar gelaat. Matus Lasut heeft de indruk dat niets rond hem
nog bestaat. Rond de H. Maagd verschijnt een houten afsluiting. Ze heft haar
hand op en wijst naar de afsluiting waar drie van de houten palen weg zijn.
Eronder ligt een hamer en nagels.
Zonder erbij na te denken komt Matus dichterbij en herstelt
de afsluiting en gebruikt daarbij de hamer. Hij kijkt naar de H. Maagd die zeer
blij lijkt te zijn met de herstelling. Ze glimlacht en geeft hem haar
rozenkrans. Hij begrijpt dat Maria wil dat hij de rozenkrans bidt, maar hij
weet niet hoe. Dan keert de H. Maagd haar gezicht naar de dennenboom waar Matus
aan het bidden was. Hij kijkt en ziet dat aan de voet van de dennenboom een wereldkaart
hangt en eronder een zwarte rechthoek. Matus beschrijft het als een zwart bord waarop
een leraar met krijt schrijft.

Matus kijkt naar de wereldkaart, meer in detail. Hij
bemerkt dat er geen landen zijn. Hij ziet continenten en de zee. Hij ziet ook
dat sommige plaatsen op de kaart groen zijn en andere geel. Hij is verbaasd en
begrijpt het niet. Dan verschijnt de uitleg op het zwarte bord. De groene kleur
is het goede en vertegenwoordigt de bergen en bergketens, de gele kleur is het
kwaad, en de vlakten zijn erdoor gekleurd. Daarna verschijnen de volgende
woorden: BEKEER JULLIE! BID VOOR DE
PRIESTERS EN RELIGIEUZEN! BID DE ROZENKRANS. Van zodra hij de tekst leest,
merkt hij dat er iets op de wereldkaart gebeurt. De gele kleur begint de groene
kleur te bedekken. Het kwaad verspreidt zich in de wereld ten koste van het
goede. Dan verandert de tekst op het krijtbord. ALS DE MENSEN ZICH NIET BETEREN, ZULLEN ZE VERLOREN GAAN. Matus
ziet nieuwe veranderingen op de kaart. In de zee, rond de kust, bemerkt hij
grote explosies en golven die neerkomen op de kustgebieden en het land
overstromen. Hij heeft de indruk dat alle leven verdwijnt op deze overstroomde
gebieden. Opnieuw verandert de tekst op het krijtbord: ALS DE MENSEN NIET EVOLUEREN, ZAL ER VERSCHRIKKELIJKE ONENIGHEID ZIJN,
INDIVIDUEEL EN OP GROTE SCHAAL EN DE
MENSEN ZULLEN VERGAAN DOOR VERSCHILLENDE OORZAKEN.
Opnieuw verdwijnt de tekst en de wereldkaart verandert
terug. Maar Matus Lasut voelt diep in hem dat hij het niet mag openbaren omdat
het niemand ten goede zou komen. Uiteindelijk wijst de H. Maagd naar de
wereldkaart en hij begrijpt dat hij getuige zal zijn hoe de aarde eruit zou
kunnen zien als de mensen leefden volgens Gods wil. Hij kijkt naar de wereldkaart
die verandert in een landschap bedekt met groen en bloemen. De aarde wordt verlicht
door zonlicht. Hij ervaart een immense vreugde en diepe vrede. Hij voelt dat
alles in harmonie is. Er is iets wat hij nooit heeft gezien op aarde. Alles
heeft een betekenis, alles is intens, alles zingt. Hij ziet ook de H. Maagd
zweven over de aarde en alle naties beschermen met een rozenkrans in haar hand.
Hij kijkt naar het krijtbord en bemerkt de volgende boodschap: WANNEER JULLIE ALLES HEBBEN VOLTOOID,
ZULLEN JULLIE DIT BELEVEN.

Maria verdwijnt en een lichtgevende driehoek verschijnt in
haar plaats. In het midden ervan staat Jezus. Hij is majesteitelijk en gekleed
in een lang gewaad en een rode mantel, gedrapeerd over Zijn rechterschouder.
Hij houdt een Kruis in zijn linkerhand en wijst naar Zijn stralend Hart met
Zijn rechterhand. Enkele seconden later komen drie stralen uit Jezus Hart.
Twee stralen vallen langs Matus, maar de derde treft hem in het hart. Matus
wordt op de grond geworpen met een ongelooflijke kracht. Hij valt met zijn gezicht
naar beneden en verliest het bewustzijn.

Na drie uur komt hij bij. Jezus en Maria zijn verdwenen, en
ook de bloemen, de wereldkaart en het krijtbord. Alles is terug normaal. Hij
kijkt rond zich en ziet iets wit: het is een prachtige rozenkrans. Matus begint
dan de rozenkrans te bidden. Hij is zo verbaasd omdat hij niet wist hoe de
rozenkrans te bidden voor de verschijning. Met grote vreugde begint hij de
mysteries van de rozenkrans te overwegen. Hij blijft de rozenkrans 3 uur lang ononderbroken
bidden.
Hij begrijpt de herstellingen dat hij maakte aan de
afsluiting. Het waren drie zonden in zijn leven, die hij moest corrigeren door
de H. Rozenkrans te bidden, veelvuldig de Sacramenten te ontvangen en
vriendschap met iedereen te sluiten. Matus Lasut was ver van perfect. Hij had
de gewoonte opvliegend te zijn met veel mensen onder het mom van oprechtheid: Ik
zeg wat ik denk, en als het niet aankomt, spijtig voor de anderen. Maar hij
beseft dat zijn woorden anderen hebben gekwetst en dat om een echte dienaar van
de H. Maagd te zijn hij zijn fouten moet goedmaken. Hij keerde terug van de
berg en nog dezelfde avond vraagt hij vergeving aan alle inwoners van Turzovka
en met degenen waarmee hij niet op goede voet stond. Hoewel hij veel ellende in
zijn leven had meegemaakt, viel het niet mee om vergeving te vragen. En zoals
je kunt denken, verwelkomt niet iedereen hem met open armen. Maar hij zet zijn
trots opzij. Dit is de prijs dat men moet betalen als men het pad wil
bewandelen dat naar God leidt. De volgende dag gaat hij ook naar de Biecht en
de Communie. Dan gebeurt er iets wonderbaarlijk. Hij had vele gezondheidsproblemen,
en hij had een chronische hoest en hij genas van al zijn gezondheidsproblemen.
Van dan af gaat hij elke dag naar de Mis en wordt hij een mens met goede
inborst.

De verschijningen worden bekend en de eerste bedevaart
wordt georganiseerd op 8/9/1958, het feest van de geboorte van de H. Maagd. Er
zijn veel pelgrims en Matus vertelt hen wat er in de nabije toekomst in het
gebied zal gebeuren. Hij zegt hen ook dat in enkele dagen hij zal gevangen
genomen worden. De politie komt inderdaad om hem te arresteren maar de buurt
verhindert zijn arrestatie. De autoriteiten hadden zijn populariteit niet
voorzien. Maar het communistisch regime kan deze pelgrimstochten niet
tolereren. Hij beslist niet te vluchten en meld zich aan. Hij weet dat een
verschrikkelijke straf hem wacht. Maar hij is dapper en verkiest dit te
ondergaan. Hij vraagt om de hulp van de Hemel om niet te bezwijken. Hij wordt
beschouwd als mentaal ziek en wordt opgesloten in een psychiatrie op 12/9/1958.
Ze willen hem mentaal breken en hij ondergaat psychologische martelingen. Na 10
maanden wordt hij vrijgelaten, in juni 1959.
Maar een paar maanden later wordt hij opnieuw gearresteerd
om hem constant angst in te boezemen. Dit duurde 5 jaar, waarbij Matus
opgesloten was voor enkele maanden en terug werd vrijgelaten en daarna terug
werd opgesloten. Het werd voor hem steeds moeilijker te dragen. De autoriteiten
begrijpen niet hoe hij niet bezwijkt, omdat hij nooit zijn geloof ontkent.
Gedurende een rechtszaak vraagt de procureur dat hij zijn geloof verzaakt. Maar
Matus vraagt hem: Mr. Procureur, hebt u een moeder? - Ja, natuurlijk. - En zou
u uw moeder kunnen ontkennen? - Nee, dat niet. - Wel, dan begrijpt u waarom ik
mijn Hemelse Moeder ook niet kan ontkennen! In zijn laatste gevangenschap
ondergaat hij elektroshocks, chemotherapie, hypnose, bedreigingen en
psychologische druk.
Terug thuis is zijn omgeving geschokt. Hij is bijna blind,
kan nauwelijks staan en heeft geen tanden meer. Hij wordt afgezet voor zijn
huis. Zijn bewakers grijnzen en zeggen: We zien je spoedig terug, idioot, we
komen terug, weet je. Maar Matus antwoord glimlachend: Jullie kunnen altijd
terugkomen. Jullie zullen me nooit breken, omdat de H. Maagd bij mij is. Je
kunt niets doen tegen haar liefde. De bewakers zijn in paniek want ondanks zijn
toestand, voelen ze een enorme kracht die van hem uitgaat. Daarna wordt Matus
Lasut niet meer opgepakt.
|