19/1 Ik: Lieve Heer, ik kan nu niet
naar binnen om u te zien (kerk is op slot), maar ik sta hier vooraan. Lieve
Heer, alstublieft, ik vraag om bescherming en genezing van mijn familie, zowel
mentaal als fysiek. Zorg alsjeblieft voor ons.
Het spijt me voor al mijn overtredingen. Het spijt me dat
ik zo vaak faal als moeder. Moeder Maria, help mij alstublieft ook. Help me om
ook maar een klein beetje zoals u te zijn.
Heer, zijn er woorden?
Heer
God:
Laat de zorgen van de dag je niet overweldigen, dochter. Ze hebben elk hun
moment, en ik geef je de genade die je nodig hebt om ze te overwinnen. Ze zullen je niet meenemen.
Ik: Soms
voel ik dat ze mij wel meenemen. Het is
teveel. Ik
word dan bang, moe en overweldigd.
Heer
God:
Maar, dochter, dat ben je niet. Zie je wel? De kracht van de Heilige Geest
woont in jou en in al Mijn Kinderen. Hoe zou het niet kunnen? Jij bent van Mij,
gemaakt naar Mijn Beeld. Ik heb geen fouten, lieve kinderen. Enige angst hoeft niet.
Ik: Waarom
voel ik dan deze angst? En zo vaak? Ik kan het zeker beter doen, maar hoe op
het moment dat ik zenuwachtig ben? Hoe herinner ik me dat deze Heilige Geest
bij me is en dat ik niet bang hoef te zijn?
Heer
God:
Hou goed vast aan je Rozenkrans, kind.
Ik: Het
lijkt alsof ik geen gebeden kan zeggen wanneer ik me zo slecht voel. Wat kan ik doen? Alstublieft?
Heer
God:
Kind, aanroep de H. Geest. Zeg dan: Kom H. Geest, kom. Wees bij mij, breng me vrede.
Als je eenmaal tot rust bent gekomen, kan je ziel de
Rozenkrans bidden. Overweeg Mijn mysteries, dat zal je geest kalmeren en je
meenemen in het verhaal van Mijn leven en dood. Als je gedachten bij je Jezus
zijn, hoe kun je dan verdrietig zijn? Verheug je! Hij stierf en verrees voor
jou! Dan kun je niet verdrietig zijn. Angst komt niet van Mij, maar Ik sta toe
dat je deze beproeving onder ogen ziet. Je moet sterker worden gemaakt. Je moet
onthouden dat je van God bent, en Gods spreekbuis, en dat je van Mij bent. Ik
wil dat je geslagen wordt in goud en zilver.
Ik: Zoals
een muntstuk?
Heer God:
Geslagen, gevormd naar Mijn Beeld. Ja, zoals een muntstuk van de
grootste waarde.
Ik: Moet
zoiets als nietig worden ervaren? Heer, ik dacht dat we stof waren en nederig
moesten zijn?
Heer
God:
Kleintje, je bent niets alleen. Ja, dit is waar. Daarom moet je terug heel
gemaakt worden in Mijn Beeld. Eén gemaakt worden met Mij.
Ik: Is
dit door het Doopsel?
Heer
God:
Het Doopsel is een voortdurend geven. Een voortdurend Doopsel en overgave van
je wil.
Ik: Is
het Doopsel een eenmalige zaak?
Heer
God:
Dochter, kom in de Stromen van Mijn Barmhartigheid en Liefde. Je wordt
voortdurend wedergeboren in Mij Beeld wanneer je ja Mijn JA is.
Ik: En
hoe zit het met degenen die nog nooit gedoopt zijn? Misschien zelfs niet willen
gedoopt zijn? Ik weet niet of ik je antwoord hier echt wil. Is het om voor hen te bidden?
Heer
God:
Eerst moet het hart terug vlees worden. (een vurig hart) Begin door je hart te verwarmen
met goedheid, nederigheid en liefde. Maar onthoud, dat de tijd kort is. Geloof
en doe werken van Liefde, kind.
Ik: Wat
is een werk van Liefde? Geld
geven aan de armen? Een deur openhouden voor iemand? Wat is
Liefde?
Heer
God:
Voor jou is het Mijn Woorden meedelen. Kind, het is belangrijk om je liefde te
tonen door te geloven en dat Geloof moedig te delen (met anderen).
Ik: OK,
hoe nog? Wat als iemand de woorden niet hoort?
Heer
God:
Elk hart kan luisteren en werkelijk weten dat ze worden opgeroepen om liefde te
betonen. Het moet niet
gecompliceerd zijn. Heb je je bed opgemaakt?
Maak het met liefde op als je gezegend bent met een bed en
dank Mij ervoor. Zo niet, dank Mij dan voor wat jou troost geeft. Is het een
zachte deken? De knuffel van een echtgenoot? De lach van een kind? Het hoeft
geen ding te zijn. Maar je dankbaarheid is liefde.
Ik: Wow.
OK, wat nog? Wat met liefde voor je naaste? Ik denk er echt aan in voedsel
giften te geven en dat is het zo ongeveer.
Heer
God:
Dochter, er is geen draaiboek in dit stuk.
Ik:
Sorry, Heer.
Heer God:
Dochter, herinner je de Zaligheden. Ik heb je reeds raadgevingen
gegeven.
Ik: Ja,
dat snap ik.
Heer
God:
Leer de Rozenkrans bidden aan anderen. Bid de Rozenkrans in groepjes. Je zult
hiervoor gezegend worden. Doe beroep op Mijn Zegening en vraag om bescherming
van de Aartsengelen. Aanroep de H. Jozef om je te helpen bidden voor je gezin.
Grote liefde kan getoond worden door nederigheid en onderwerping. De H. Jozef
kan hier je gids en voorbeeld zijn.
Ik: Ja,
dank U, Heer voor de H. Jozef. En alle Engelen en Heiligen! En de zielen in het
Vagevuur, alstublieft, help hen! Breng hen naar de Hemel om bij U te zijn.
Heer
God:
Het is goed te denken aan de H. Zielen die op een dag zich zullen verheugen met
Mij. Onthoud om je ziel rein te houden.
Ik: Heer,
hoe lang duurt het voordat een koel hart vurig wordt? Zovelen geloven in niets.
Heer God:
Wees in Vrede, dochter. Ik zal beslissen wanneer een mirakel gebeurt. Maar
niet allen hebben een mirakel nodig.
Ik: Maar
alles over U is een mirakel!
Heer
God:
Ja, maar een omhelzing is een gave. Kun je deze gave geven?
Ik: Ja,
maar U wilt toch niet dat ik vreemden ga omhelzen, niet?
Heer
God:
Dochter, geef ons een omhelzing, door gehoorzaam te zijn. Ik zal voorzien.
Ik: Ons?
Heer God:
Sommigen moeten een beslissing nemen. En eens ze beslist hebben, dan
kunnen Mijn Mirakels binnenstromen, Mijn Genade smelt samen met hun JA om
stromen van Barmhartigheid en Liefde te vormen naar anderen toe. Het zal
prachtig zijn! (Noot Claudia: er komt een Pinksteren en dan zullen vele harten
die bekoeld waren, terug vurig zijn voor God en voor de naaste)
Ik: Dank
U, Heer. Ik hou van U.
Heer
God:
Goeienacht en wees in Vrede, Mijn lief kind.
|