God
zei dit over geld verwerven 1/10 - Troy Black
18/9: H. Geest: Mensen verwachten dat Ik geld op hun bankrekening plaats, maar Ik
doe generationele leiders opstaan met de geest van zegeningen van het
Koninkrijk. Ik kan alles bewerken door degenen die zich vernederen en naar
Mijn stem luisteren. Ik zeg hen waar naar school te gaan, welke job aan te nemen,
aan welke creatieve projecten te werken, hoe hun geld te investeren en wanneer
NEE te zeggen tegen het vlees. Ik zegen VELE mensen van Mijn volk in deze tijd.
Dikwijls wanneer Ik iemand wil zegenen, laat Ik niet gewoon geld op hun schoot
vallen. Dikwijls is het door een proces van onderwerping, offer en gestadig in
de richting te bewegen dat Ik hen gevraagd heb. Aanbid, werk en wacht op Mij
vol verwachting. Maar zoek niet om een mirakel, los van Mijn beginselen die aan
het werk zijn in je gewoonten.
Geldbeginselen
(in de Bijbel)
1
Vrijgevigheid
Lukas 6:38: Geef, dan zal er ook aan jou gegeven worden:
een goed gevulde, aangedrukte, geschudde, overlopende maatbeker zullen de
mensen je geven. Want de maat waarmee jij andere mensen meet, daarmee zul jij
ook gemeten worden.
1 Timoteüs 6:17-19: Zeg tegen de mensen die rijk zijn in
deze wereld, dat ze niet trots moeten zijn. Ook dat ze niet moeten vertrouwen
op hun rijkdom. Die rijkdom kunnen ze ook zomaar weer kwijtraken. Maar ze
moeten in alles vertrouwen op de levende God. Hij geeft hun alles overvloedig,
om van te genieten en om goede dingen mee te doen. De bedoeling is dat ze
gul zijn en veel van hun rijkdom uitdelen. Zo zullen ze voor zichzelf een
schat bewaren: de zekerheid op een goede toekomst. Want ze zullen het eeuwige
leven krijgen.
Voor vele mensen die luisteren is het wonder in je hand, niet in je
toekomst. Ik zegen overvloedig, maar meestal wordt de zegen gegeven in de
context van hard werk. En dit omdat Ik wil dat elk deel van je leven iets is
waar Ik met jou wandel. Zelfs het geld dat je verdient, geeft en voortbrengt.
Geef Mij glorie voor wat Ik reeds heb gedaan.
We moeten eerst werken voor Gods Koninkrijk en Zijn Wil
doen en dan zal de rest erboven op gegeven worden. We moeten geloven in Zijn
Voorzienigheid.
2
Tevredenheid
1 Timoteüs 6:5-10: Al dat geharrewar ontstaat doordat
ze niet meer helder denken en de waarheid zijn kwijtgeraakt. Ze denken dat het
dienen van God een manier is om rijk te worden. Blijf bij zulke mensen uit de
buurt. Maar het dienen van God is wel een grote rijkdom, als we ook
tevreden zijn met wat we hebben. Want we hebben niets op de wereld
meegebracht toen we geboren werden, en het is duidelijk dat we ook
niets uit de wereld kunnen meenemen als we sterven. Als we
onderdak, eten, drinken en kleren hebben, moeten we tevreden zijn. Maar
mensen die graag rijk willen worden, lopen in de val van de duivel. Ze krijgen
allerlei dwaze en verkeerde verlangens, waardoor het langzaam maar zeker slecht
met hen afloopt. Want het verlangen naar geld is de bron van al het kwaad.
Sommige mensen zijn het geloof kwijtgeraakt en in allerlei ellende terecht
gekomen, doordat ze zo graag rijk wilden worden.
Als we Jezus hebben, hebben we reeds een schat. We moeten
niet rijk zijn in de ogen van de wereld. Rijk zijn is niet slecht, maar het is
wat het met je doet.
Galaten 5:9: Denk erom, een klein beetje gist laat al het
deeg gisten. Als één mens slecht is, steekt hij de mensen om zich heen
aan.
Hebzucht kan mensen rondom aansteken.
3
Dankbaarheid
1 Tessalonicenzen 5:16-18: Wees altijd blij. Bid
zonder ophouden. Dank God altijd, wát er ook gebeurt. Want dat is
wat God van jullie wil nu jullie bij Jezus Christus horen.
19/9: De H. Geest: Ik beweeg fondsen opdat het Evangelie verder vooruitgang boekt.
Verlang naar de ware melk van het Woord. Wanneer we het Woord filteren door
onze hebzucht, wordt het minder zuiver in onze geest en handelingen. Vele
mensen denken omdat ik Christen ben, moet God me zegenen. Maar Jezus zei met
de maat die JIJ gebruikt, zal JIJ gemeten worden.
Matteüs 25:14-30: Jezus zei: "Het is
hetzelfde als met een man die naar het buitenland vertrok. Voordat hij ging,
riep hij zijn dienaren bij zich. Hij gaf hun een bedrag waarmee ze voor hem
zaken moesten doen. Eén dienaar gaf hij 1200 goudstukken, een andere 500
goudstukken en een derde 250 goudstukken. Hij gaf ieder de hoeveelheid geld
waarvan hij wist dat die dienaar daar goed mee zou kunnen omgaan. Daarna ging
hij op reis.
De man die 1200 goudstukken had gekregen, ging onmiddellijk
op weg om zaken te doen. Hij verdiende er 1200 goudstukken bij. De man met
de 500 goudstukken verdiende er 500 bij. Maar de man die 250 goudstukken
had gekregen, groef een gat in de grond en stopte er het geld van zijn heer in.
Na lange tijd kwam de heer van die dienaren terug. Hij wilde weten hoeveel ze
met zijn geld voor hem verdiend hadden. De man die 1200 goudstukken had
gekregen, ging naar zijn heer. Hij bracht ook de 1200 goudstukken mee die hij
had bijverdiend en zei: 'Heer, u had mij 1200 goudstukken gegeven. Kijk, ik heb
er 1200 bijverdiend.' Zijn heer zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een
goede en trouwe dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daar ben je goed mee
omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven. En je bent welkom op mijn feest.'
De man die de 500 goudstukken had gekregen, ging ook naar
zijn heer. Hij zei: 'Heer, u had mij 500 goudstukken gegeven. Kijk, ik heb er
500 bijverdiend.' Zijn heer zei tegen hem: 'Goed gedaan! Je bent een goede
en trouwe dienaar. Ik heb je eerst weinig gegeven. Daar ben je goed mee
omgegaan. Daarom zal ik je nu véél geven. En je bent welkom op mijn feest.' Toen
kwam ook de man die maar 250 goudstukken had gekregen. Hij zei: 'Heer, ik wist
dat u een hard mens bent. U maait waar u niet heeft gezaaid en u verzamelt op
plaatsen waar u niets heeft uitgestrooid. Omdat ik bang voor u was, heb ik
uw 250 goudstukken in de grond gestopt. Hier zijn ze weer.'
Zijn heer zei tegen hem: 'Je bent een slechte en luie
dienaar! Je zegt dat ik maai waar ik niet heb gezaaid, en dat ik verzamel waar
ik niet heb uitgestrooid. Dan had je mijn geld naar de bank moeten
brengen. Dan had ik het bij mijn terugkomst met rente van de bank kunnen
halen! Neem hem de 250 goudstukken af. Geef ze aan hem die 2400
goudstukken heeft.' Want aan iedereen die heeft, zal meer gegeven worden, en
hij zal meer dan genoeg hebben. Maar van wie niet heeft, zal afgenomen worden
wat hij heeft. En de heer zei: 'En gooi die nutteloze dienaar in de
donkerste kerker. Daar zal hij huilen en met zijn tanden knarsen van
spijt.' "
Hier zegt Jezus opnieuw dat we moeten werken voor het
Koninkrijk van God en dat alles ons gegeven zal worden. We worden ervoor
beloond.
2 Timoteüs 1:14: Bewaar goed wat God je heeft gegeven. En
dat kun je ook, met de hulp van de Heilige Geest die in ons woont.
Het erfdeel dat we hebben gekregen door Jezus in de
Evangelieboodschap is oneindig veel kostbaarder dan al de rest. En soms
betekent het bewaren van deze schat, dit erfdeel, het verwerpen van financiële
zegening in dit leven.
Dat is de beproeving in dit leven. Jezus zei: Je kunt geen
twee meesters dienen: God en de Mammon (geldgod). Ons hart kan enkel God
liefhebben of geld. Niet beide. God probeert ons tot een hoger niveau van
vertrouwen in Hem te tillen. Als we God willen volgen, moeten we bereid zijn
alles op te geven.
|