|
Syllabus Errorum: Verzameling van dwalingen
die in de verschillende publicaties van Paus Pius IX bestreden werden - 8
december 1864
1 Pantheïsme, naturalisme en absoluut
rationalisme
Er bestaat geen goddelijk
opperwezen, alwijs en alvoorziend, van dit heelal onderscheiden, en God is
hetzelfde als de natuur en daarom aan verandering onderhevig. God wordt
inderdaad in de mens en in de wereld en alles is God en bezit de eigenlijke
zelfstandigheid van God; God is dus een en hetzelfde als de wereld en evenzo is
geest en stof, noodzakelijkheid en vrijheid, waarheid en valsheid, goed en
kwaad, recht en onrecht, een en hetzelfde.
Elke inwerking van God op de mens
en de wereld moet ontkend worden.
De menselijke rede is, zonder in
het minst rekening te houden met God, de enige scheidsrechter over waarheid en
valsheid, goed en kwaad; zij is zichzelf tot wet en zij is uit haar eigen
natuurlijke krachten in staat, om het welzijn van de mensen en volken te
verzorgen.
Alle godsdienstwaarheden komen
voort uit de aangeboren kracht van de menselijke rede; vandaar is de rede de
hoogste norm, waardoor de mens de kennis van alle waarheden, van welke aard
ook, kan en moet verwerven.
De goddelijke openbaring is
onvolkomen en daarom onderworpen aan een voortdurend en onbeperkte vooruitgang,
die aan de vooruitgang van de menselijke rede moet beantwoorden.
Het Christelijk geloof druist in
tegen de menselijke rede; de goddelijke openbaring, wel verre van bevorderlijk
te zijn voor de vervolmaking van de mens, belemmert deze juist.
De profetieën en wonderen, in de
H. Schrift meegedeeld en verhaald, zijn dichterlijke verzinsels en de geheimen
van het Christelijk geloof zijn de som van wijsgerige onderzoekingen; de boeken
van het Oud en Nieuw Testament bevatten mythische vindingen en de persoon van
Jezus Christus zelf is een mythische schepping.
2 Gematigd rationalisme
Daar de menselijke rede gelijk
staat met de godsdienst zelf, daarom moet de theologische wetenschap op
dezelfde wijze behandeld worden als de wijsgerige.
Alle dogma's van de Christelijke
godsdienst zijn zonder onderscheid het voorwerp van de natuurlijke wetenschap
of wijsbegeerte; de enkel historisch gevormde menselijke rede kan met haar
natuurlijke krachten en beginselen tot de ware wetenschap aangaande alle, zelfs
de meer verborgen, dogma's geraken, als deze dogma's maar als voorwerp aan de
rede zijn voorgesteld.
Iets anders is de wijsgeer, iets
anders de wijsbegeerte; daarom heeft eerstgenoemde het recht en de plicht zich
te onderwerpen aan een door hem als werkelijk erkend gezag, maar de
wijsbegeerte kan noch moet zich aan enig gezag onderwerpen.
De Kerk, wel verre van ooit de
wijsbegeerte terecht te wijzen, moet veeleer de dwalingen van de wijsbegeerte
dulden en aan haar zelf overlaten, zich te verbeteren.
De besluiten van de Apostolische
Stoel en van de Romeinse congregaties belemmeren de vrije vooruitgang van de
wetenschap.
De methode en beginselen, volgens
welke de oude scholastieke leraren de theologie ontwikkeld hebben, stemmen
geenszins overeen met de behoeften van onze tijd en de vooruitgang van de
Wetenschappen.
De wijsbegeerte moet beoefend
worden, zonder enige rekening te houden met de bovennatuurlijke openbaring.
N.B.: Met het stelsel van
het rationalisme hangen voor het grootste deel samen de dwalingen van Anton
Günther, die veroordeeld worden in de brief Eximiam tuam van
15 juni 1847 aan de kardinaal-aartsbisschop van Keulen en in de brief Dolore
haud mediocri van 30 april 1860 aan de aartsbisschop van Breslau.
3 Indifferentisme, latitudinarisme
Het staat iedereen vrij, die
godsdienst te omhelzen en te belijden, welke hij onder voorlichting van de rede
voor de ware houdt.
De mensen kunnen in het volgen
van elke godsdienst de weg tot de eeuwige zaligheid vinden en de eeuwige
zaligheid bereiken.
Men moet tenminste goede hoop
koesteren ten opzichte van de eeuwige zaligheid van hen allen, die op generlei
wijze behoren tot de ware Kerk van Christus.
Het protestantisme is niets
anders dan een verschillende vorm van een en dezelfde ware Christelijke
godsdienst, waarin men evengoed als in de katholieke Kerk God kan behagen.
4 Socialisme, communisme, geheime
genootschappen, bijbelgenootschappen, clericaal-liberale verenigingen
Deze verderfelijke stelsels en
verenigingen zijn herhaalde malen en in de ernstigste bewoordingen verworpen in
de encycliek Qui pluribus van 9 november 1846, in de
allocutie Quibus quantisque van 20 april 1849, in de
encycliek Noscitis et Nobiscum van 8 december 1849, in de
allocutie Singulari Quadam van 9 december 1854 en in de
encycliek Quanto conficiamur moerore van 10 augustus 1863.
5 Dwalingen over de Kerk en haar rechten
De Kerk is geen ware en
volmaakte, geheel vrije maatschappij en bezit niet eigen en blijvende rechten,
haar door haar goddelijke Stichter geschonken, maar het komt aan de staatsmacht
toe te bepalen, welke de rechten zijn van de Kerk en welke de grenzen,
waarbinnen zij die rechten kan uitoefenen.
De Kerkelijke macht behoort haar
gezag niet uit te oefenen zonder verlof en instemming van de regering van de
staat.
De Kerk heeft niet de macht, om
als dogma te verklaren, dat de godsdienst van de katholieke Kerk de enig ware
godsdienst is.
De verplichting, waardoor Katholieke
leraren en schrijvers onvoorwaardelijk gebonden zijn, is slechts beperkt tot
datgene, wat door de onfeilbare uitspraak der Kerk als dogma door allen te
geloven wordt voorgesteld.
De Pausen van Rome en de algemene
Concilies hebben de grenzen van hun macht overschreden, zich de rechten van de
vorsten aangematigd en zelfs bij hun definities over zaken van geloof en zeden
gedwaald.
De Kerk bezit niet de bevoegdheid
om geweld te gebruiken noch enige directe of indirecte tijdelijke macht.
Behalve de macht, aan het
episcopaat inherent, is daaraan een andere, tijdelijke macht toegekend, die
door de staat hetzij uitdrukkelijk hetzij stilzwijgend is verleend en dus door
de staat naar goeddunken kan ontnomen worden.
De Kerk heeft geen haar van
nature eigen en Wettig recht, om bezit te verwerven en te hebben.
De geestelijke dienaren der Kerk
en de paus van Rome moeten geheel uitgesloten worden van alle beheer en
eigendom van tijdelijke zaken.
Het is aan de Bisschoppen zonder
verlof van de regering niet geoorloofd zelfs apostolische brieven af te
kondigen.
Gunsten door de Paus van Rome
verleend moeten als ongeldig beschouwd worden, als deze niet door de regering
zijn aangevraagd.
De immuniteit van de Kerk en
kerkelijke personen heeft haar oorsprong in het burgerlijk recht.
De Kerkelijke rechtbank voor
tijdelijke rechtszaken van geestelijken, hetzij dit burgerlijke
rechtsvorderingen hetzij strafzaken zijn, moeten geheel opgeheven worden, zelfs
zonder de H. Stoel te raadplegen en ondanks zijn protest.
Zonder dat de natuurwet of de
billijkheid in het minst geschonden worden, kan de persoonlijke immuniteit,
waardoor geestelijken van dienstplicht en krijgsdienst vrijgesteld zijn,
afgeschaft worden; deze afschaffing is een eis van de staatkundige vooruitgang,
vooral in een maatschappij met een meer vrije regeringsvorm.
Het komt niet uitsluitend aan de Kerkelijke
rechtsmacht toe, volgens haar van nature eigen recht het onderwijs van de
theologie te regelen.
De leer van hen, die de Paus van
Rome met een vrije in de gehele Kerk regerende vorst vergelijken, is een leer, die
in de middeleeuwen de overhand heeft gekregen.
Niets belet door een besluit van
een algemeen Concilie of door een feitelijke daad van alle volkeren het
pausschap over te brengen van de Bisschop van Rome en van de stad Rome op een
andere Bisschop en een andere stad.
De uitspraak van een nationaal
Concilie laat geen verdere gedachtewisseling toe en het staatsbestuur kan met
deze als norm een beslissing nemen.
Er kunnen nationale kerken
opgericht worden, die aan het gezag van de Paus onttrokken en geheel daarvan
gescheiden zijn.
De willekeurige beslissingen van
de Pausen van Rome hebben de scheiding van de Kerk in een oosterse en westerse
bevorderd.
6 Dwalingen over de burgerlijke maatschappij,
beschouwd zowel op zichzelf als in haar betrekking tot de Kerk
De staat bezit, als zijnde de
oorsprong en de bron van alle rechten, een door geen grenzen omschreven recht.
De leer van de Katholieke Kerk
staat het welzijn en de belangen van de menselijke maatschappij in de weg.
Aan de burgerlijke macht, zelfs
wanneer deze berust bij een ongelovig heerser, komt indirecte negatieve macht
toe in godsdienstzaken; aan dezen komt dus toe niet alleen het zg. recht
van exequatur, maar ook het zogenaamde recht van appellatio
ab abusu (appèl comme d'abus).
Wanneer de wetten van beide
machten met elkaar in strijd komen, heeft het recht van de staat de voorrang.
De wereldlijke macht bezit de
bevoegdheid plechtige overeenkomsten (concordaten), die met de H. Stoel
zijn aangegaan over de uitoefening der rechten betreffende de kerkelijke
immuniteit, te verbreken, nietig te verklaren en buiten werking te stellen
zonder de toestemming, ja zelfs ondanks het protest van de H. Stoel.
Het burgerlijk gezag kan zich
mengen in zaken, die op godsdienst, zeden en geestelijke leiding betrekking
hebben. Vandaar kan het zijn oordeel uitspreken over de aanwijzingen, die de
herders der Kerk volgens hun ambt als richtsnoer voor het geweten uitvaardigen,
het kan zelfs beslissingen nemen over de toediening der heilige sacramenten en
over de gesteltenis, vereist tot het ontvangen daarvan.
De gehele leiding van de openbare
scholen, waarop de jeugd van een Christelijke staat gevormd wordt, alleen de
bisschoppelijke seminaries in enig opzicht uitgezonderd, kan en moet aan het
burgerlijk gezag opgedragen worden, en wel in die mate, dat aan geen ander
gezag, welk dan ook, enig recht wordt toegekend, om zich te mengen in de
schooltucht, de leiding van de studiën, het verlenen van graden en de keuze of
goedkeuring van de leraren.
Ja zelfs is het op de seminaries
voor geestelijken te volgen studieplan aan het burgerlijk gezag onderworpen.
De beste inrichting van de
burgerlijke maatschappij vordert, dat de volksscholen, die toegankelijk zijn
voor alle kinderen van iedere volksklasse, en in het algemeen de openbare
instellingen, bestemd voor de hogere wetenschappelijke vorming en de opvoeding
der jeugd, geheel aan het gezag, de leiding en inmenging van de Kerk onttrokken
en aan de volledige macht van het burgerlijk en staatkundig gezag onderworpen
worden volgens het goeddunken van het staatsbestuur en overeenkomstig de
algemeen heersende opvattingen van de tijd.
Katholieken kunnen hun
goedkeuring hechten aan die vorm van jeugdopleiding, die los staat van het Katholiek
geloof en de macht der Kerk en slechts het weten van natuurlijke dingen en de
doeleinden van het maatschappelijk leven op aarde alleen of tenminste
hoofdzakelijk beoogt.
Het burgerlijk gezag kan
beletten, dat de bisschoppen en de gelovigen in vrij en onderling verkeer staan
met de Paus van Rome.
Het wereldlijk gezag heeft uit
zichzelf het recht, om bisschoppen voor te stellen en kan van hen eisen, dat
zij het beheer van hun bisdommen aanvaarden, voordat zij de canonieke
aanstelling en het apostolisch schrijven van de H. Stoel ontvangen hebben.
Ja zelfs heeft het wereldlijk
bestuur het recht om bisschoppen te ontzetten uit de uitoefening van hun
herderlijke bediening en het is niet verplicht aan de Paus van Rome te
gehoorzamen in zaken betreffende de oprichting van bisdommen en de aanstelling
van bisschoppen.
De regering kan krachtens haar
eigen recht de leeftijd, door de Kerk vastgesteld voor het afleggen van de
religieuze geloften zowel door mannen als vrouwen, wijzigen en aan alle
religieuze families opleggen om niemand zonder haar verlof toe te laten tot het
afleggen van de plechtige geloften.
Men moet de wetten afschaffen,
welke strekken tot bescherming van de kloosterlijke staat en betrekking hebben
op de rechten en plichten daarvan; zelfs kan het staatsbestuur aan hen allen
bijstand verlenen, die de door hen aanvaarde kloosterstaat zouden willen
verzaken en hun plechtige geloften verbreken; insgelijks kan het deze
kloosterfamilies evenals collegiale kerken en eenvoudige beneficies, zelfs als
deze vallen onder het patronaatsrecht, geheel opheffen en hun goederen en
inkomsten aan het beheer en de beschikking van de burgerlijke macht onderwerpen
en toewijzen.
Koningen en vorsten zijn niet
slechts ontheven van de jurisdictie van de Kerk, maar staan zelfs bij het
beslissen over jurisdictie-kwesties boven de Kerk.
De Kerk moet van de staat en de
staat van de Kerk gescheiden worden.
7 Dwalingen over de natuurlijke en Christelijke
zedenleer
De zedenwetten behoeven geen
goddelijke bekrachtiging en het is helemaal niet nodig, dat menselijke wetten
met het natuurrecht in overeenstemming zijn of bindende kracht van God ontvangen.
De wijsgerige en zedenkundige
wetenschap, evenals ook de staatswetten, kunnen en moeten zich aan het
goddelijk en kerkelijk gezag onttrekken.
Men moet geen andere krachten
aannemen dan die, welke in de stof voorhanden zijn, en zedelijke vorming en
deugd moeten alleen gezocht worden in het opeenhopen en vermeerderen, hoe dan
ook, van rijkdom en in het bevredigen van lusten.
Recht bestaat in het materiële
feit en mensenplicht is een zinledig woord en alle menselijke feiten bezitten
rechtskracht.
Gezag is niets anders dan de som
van getal en stoffelijke krachten.
Een feitelijke, maar met succes
bekroonde onrechtvaardigheid doet geen afbreuk aan de heiligheid van het recht.
Het beginsel van non-interventie
moet alom verkondigd en toegepast worden.
Men mag aan wettige vorsten de
gehoorzaamheid weigeren, ja zelfs tegen hen opstaan.
Zowel het schenden van iedere,
ook de heiligste eed als onverschillig welke met de eeuwige wet strijdige lage
misdaad is niet alleen niet af te keuren maar zelfs alleszins geoorloofd en
hoogst lofwaardig, als het gedaan zou worden uit liefde tot het vaderland.
8 Dwalingen over het Christelijk huwelijk
Het is volstrekt onaannemelijk,
dat Christus het huwelijk tot de waardigheid van een Sacrament verheven heeft.
Het Sacrament van het Huwelijk is
slechts iets bijkomstigs van het contract en kan er van gescheiden worden, en
het Sacrament zelf bestaat slechts in de huwelijksinzegening alleen.
Krachtens het natuurrecht is de
huwelijksband niet onverbreekbaar en in verschillende gevallen kan
echtscheiding in de eigenlijke zin door het burgerlijk gezag gewettigd worden.
De Kerk heeft niet de macht om
beletselen, die het huwelijk ongeldig maken, vast te stellen, maar die macht
komt aan het burgerlijk gezag toe, waardoor de bestaande beletselen moeten
opgeheven worden.
De Kerk is in later eeuwen de
ongeldig-makende beletselen gaan invoeren, niet krachtens eigen recht, maar
gebruik makend van het recht, dat zij aan de burgerlijke macht ontleend had.
De canons (geloofsregels)
van Trente , die de banvloek uitspreken over diegenen, die de
bevoegdheid van de Kerk om ongeldig-makende beletselen vast te stellen durven
loochenen, zijn of niet leerstellig of moeten verstaan worden van die ontleende
macht.
De vorm (van de
huwelijksvoltrekking), voorgeschreven door het Concilie van
Trente , verlicht niet onder straffe van niet-geldig-zijn, waar de
burgerlijke wet een andere vorm vast zou stellen en verlangen, dat het
huwelijk, gesloten volgens deze nieuwe vorm, geldig is.
Bonifacius VIII heeft het eerst
verklaard, dat de gelofte van zuiverheid, bij de wijding afgelegd, het huwelijk
nietig maakt.
Krachtens het louter burgerlijk
contract kan er tussen Christenen een huwelijk in de ware zin des woords
bestaan; en het is niet waar, dat of het huwelijkscontract tussen Christenen
altijd een Sacrament is of dat het geen contract is, als het Sacrament wordt
uitgesloten.
Huwelijkszaken en
huwelijksbeloften vallen uiteraard onder de burgerlijke rechtspraak.
N.B.: Hier kunnen nog twee
dwalingen genoemd worden over de afschaffing van het celibaat der
geestelijken en over de voorrang van de huwelijksstaat boven de maagdelijke staat.
Zij worden veroordeeld, de eerste in de encycliek Qui pluribus van
8 november 1846, de laatste in het apostolisch schrijven Multiplices
Inter van 10 juni 1851.
9 Dwalingen over de wereldlijke macht van de
Paus van Rome
Over de vraag, of het wereldlijk
bestuur te verenigen is met het geestelijke, verschillen de kinderen der Christelijk-Katholieke
Kerk onder elkaar van mening.
De afschaffing van de wereldlijke
macht, die de H. Stoel bezit, zou ten zeerste bijdragen tot de vrijheid en
bloei der Kerk.
N.B.: Behalve deze uitdrukkelijk
aangegeven dwalingen worden verscheidene andere als er in begrepen verworpen,
door de uiteenzetting en vaststelling van de leer over de wereldlijke macht van
de Paus, welke leer alle katholieken onwrikbaar vast moeten houden. Deze leer
wordt duidelijk weergegeven in de allocutie Quibus quantisque van
20 april 1849, in de allocutie Si semper antea van 20
mei 1850, in het apostolisch schrijven Cum catholica Ecclesia van
26 maart 1860, in de allocutie Novos van 28 september
1860, in de allocutie Iamdudum van 18 maart 1861 en in
de allocutie Maxima quidem van 9 juni 1862.
10
Dwalingen betrekking hebbend op het huidig liberalisme
In onze tijd heeft het geen nut
meer de Katholieke godsdienst als enige staatsgodsdienst te laten gelden met
uitsluiting van alle andere erediensten.
Daarvandaan verdient het lof, dat
in sommige katholieke streken aan allen, die zich daar vestigen, wettelijk de
vrijheid is gewaarborgd, om openlijk hun eigen eredienst, welke deze dan ook
is, uit te oefenen.
Het is immers niet waar, dat de
door de staat erkende godsdienstvrijheid, alsook de aan allen toegekende
volledige bevoegdheid om zonder uitzondering alle meningen en denkbeelden
openlijk en publiek te verkondigen, leidt tot gemakkelijker bederf van de zeden
en de mentaliteit der volkeren en tot het verbreiden van de pest van het
indifferentisme.
De Paus van Rome kan en moet zich
met de vooruitgang, het liberalisme en de moderne beschaving verzoenen en
verstaan.
Nawoord (website Vaticaan):
Het geloof leert ons en de
menselijke rede toont aan dat er een dubbele orde van dingen bestaat, en dat we
daarom onderscheid moeten maken tussen de twee aardse machten, de ene van
natuurlijke oorsprong die zorgt voor seculiere zaken en de rust van de
menselijke samenleving, de andere van bovennatuurlijke oorsprong , die de Stad
van God presideert, dat wil zeggen de Kerk van Christus, die door God werd
ingesteld ter wille van de zielen en van het eeuwige heil
. De plichten van
deze tweevoudige macht zijn zo wijselijk geordend dat aan God wordt gegeven wat
van God is (Matt. 22:21), en vanwege God aan Caesar wat van Caesar is, die
groot is omdat hij kleiner is dan de Hemel. Zeker, de Kerk is nooit
ongehoorzaam geweest aan dit goddelijke gebod, de Kerk die de gelovigen altijd
en overal opdraagt het respect te tonen dat zij onschendbaar zouden moeten
hebben voor het hoogste gezag en zijn seculiere rechten.
Eerwaarde broeders, u ziet
duidelijk genoeg hoe droevig en vol met gevaren de toestand van Katholieken is
in de regio's van Europa die we hebben genoemd. Noch zijn de dingen beter of
omstandigheden rustiger in Amerika, waar sommige regio's zo vijandig staan
tegenover Katholieken dat hun regeringen door hun acties het Katholiek geloof
dat zij beweren te belijden, lijken te ontkennen. In feite woedde er de laatste
afgelopen jaren een woeste oorlog tegen de Kerk, zijn instellingen en de
rechten van Katholieke Kerk. Eerwaarde broeders, het is verrassend dat in onze
tijd zo'n grote oorlog wordt gevoerd tegen de Katholieke Kerk. Maar iedereen
die de natuur, verlangens en bedoelingen van de sekten kent, of ze nu
vrijmetselaars worden genoemd of een andere naam dragen, en ze vergelijkt met
de aard van de systemen en de uitgestrektheid van de obstakels waarmee de Kerk
bijna overal wordt aangevallen, kan niet twijfelen dat het huidige ongeluk
voornamelijk moet worden toegerekend aan het bedrog en machinaties van deze
sekten.
Het is van hen dat de synagoge
van Satan, die zijn troepen tegen de Kerk van Christus verzamelt, zijn kracht ontvangt.
In het verleden hadden onze voorgangers, waakzaam zelfs vanaf het begin in
Israël, hen reeds aan de kaak gesteld aan koningen en natie en ze keer op keer
veroordeeld, en we hebben niet gefaald in deze plicht. Als degenen die zo'n
dodelijke plaag hadden kunnen afwenden, alleen maar meer vertrouwen hadden
gehad in de Allerhoogste Herders van de Kerk! Maar deze plaag, kronkelend door
bochtige grotten, die velen bedriegt met scherpzinnige valsheid, is eindelijk
aangekomen op het punt waar het onstuimig voortkomt uit zijn schuilplaatsen en
triomfeert als een krachtige meester. Omdat de menigte van zijn propagandisten
enorm is gegroeid, denken deze slechte groepen dat ze al meesters van de wereld
zijn geworden en dat ze bijna hun vooraf vastgestelde doel hebben bereikt.
Na soms te hebben verkregen wat
ze wilden, en dat is macht, in verschillende landen, wenden ze zich stoutmoedig
tot de hulp van machten en autoriteiten die zij hebben verzekerd om de Kerk van
God te onderwerpen aan de meest wrede dienstbaarheid, om de grondslagen te
ondermijnen waarop het rust, om zijn prachtige kwaliteiten te besmetten; En
bovendien, om de Kerk met frequente slagen te slaan, ze te schudden, ze omver
te werpen, en, indien mogelijk, om ze volledig van de aarde te laten
verdwijnen. Daarom, eerbiedwaardige broeders, doe er alles aan om de gelovigen,
die u worden toevertrouwd, te verdedigen tegen de verraderlijke besmetting van
deze sekten en om degenen, die zich helaas in dergelijke sekten hebben
ingeschreven, van verdoemenis te redden.
Maak degenen, die onder het bedrog
lijden of mee plannen, bekend en val hen aan. Wees niet bang om te bevestigen
dat deze organisaties die in het verborgene handelen, enkel gericht zijn op winst
(ten koste) van de samenleving en op vooruitgang. Leg het dikwijls uit en druk
diepgaand de Pauselijke wetten op hun ziel in verband met dit onderwerp en leer
hen dat de vrijmetselaarsverenigingen anathema (in banvloek) zijn, niet alleen
in Europa maar ook in Amerika en waar ze zich ook in de wereld bevinden.
|