Wij echter voor wie de waarheid één en enig is
en die de Heilige boeken beschouwen als onder "inspiratie van de Heilige
Geest geschreven en God tot auteur hebben", Wij verklaren eveneens dat zij God een leugen om
nut of bestwil toeschrijven. Wij halen hier de woorden van de H. Augustinus
aan: "Als men bij het allerhoogste gezag slechts één leugen om bestwil
aanneemt, dan blijft geen enkel fragment van die boeken over dat niet valt
onder die allerverderfelijkste regel, volgens welke men een bepaald doel of
plan van de auteur aan kan nemen, als een passage handelt over een moeilijk te
volbrengen zaak of moeilijk te aanvaarden geloofspunt". Dezelfde
Kerkvader voegt daar aan toe: "Van deze lieden zal ieder geloven (uit de
H. Schrift) wat hij wil en wat hij niet wil zal hij ook niet geloven".
Maar de modernistische apologeten
gaan vrolijk hun gang. Zij geven bovendien toe dat in de H. Schrift
redeneringen voorkomen om een of ander leerstuk te bewijzen die geen enkel
fundament hebben, zoals bv. redeneringen die steunen op profetische
voorspellingen. Maar ook dat verdedigen zij als kunstmatige oratorische vormen
van de prediking die door het leven gerechtvaardigd worden. Wat wil men
eigenlijk nog meer? Ook veroorloven zij aan Christus zelf, en zij zeggen ook
dat het zo is, dat Hij het bij zijn uitspraak over de tijd van de komst van
het Rijk Gods heel duidelijk mis gehad heeft. Naar hun zeggen moet dat niet zo
verwonderlijk schijnen, want ook Christus was gebonden door de wetten van het
leven!
Wat blijft er na dit alles nog
over van de leerstellingen van de Kerk? Ook deze krioelen van openlijke
tegenstrijdigheden. Maar behalve dat zij door de logica van het leven geduld
worden, zijn zij niet in strijd met de symbolische waarheid. Deze toch heeft
betrekking op het oneindige en de aspecten daarvan zijn oneindig. Dit bewijzen
zij dan allemaal en verdedigen het zo vernuftig dat zij niet aarzelen te
verkondigen dat men aan de Oneindige geen uitstekender eer kan bewijzen dan
door tegenspraken omtrent Hem te bevestigen! Als men zelfs de tegenspraak
aanvaarden kan, wat zou er dan al niet meer bewezen kunnen worden?
2. De subjectieve methode
Als iemand evenwel nog niet
met objectieve argumenten alleen tot het geloof gebracht kan
worden dan kan men ook nog tot subjectieve zijn toevlucht
nemen. Met dit doel voor ogen keren modernistische apologeten terug naar de
"immanentie-leer". Zij doen hun best de mens duidelijk te
maken dat in hemzelf, in het diepste van zijn natuur en het meest verborgene
van zijn leven een werkelijk verlangen en behoefte naar godsdienst verscholen
ligt. En dit niet maar naar een willekeurige godsdienst, maar precies
gezegd naar de Katholieke godsdienst. Deze godsdienst wordt naar hun zeggen
beslist vereist voor een perfecte verklaring van het leven.
Er moet ons noodzakelijk een
nieuwe klacht van het hart. Onder Katholieken worden mensen gevonden die
de immanentieleer wel verwerpen, maar deze toch benutten voor
de apologetiek. Zij doen dit zo onbezonnen dat zij in de menselijke natuur niet
slechts de aanleg en geschiktheid voor de bovennatuurlijke orde schijnen te
aanvaarden, zoals Katholieke apologeten dat altijd met de nodige omzichtigheid
gedaan hebben, maar zij houden deze geschiktheid voor een strikte eis van de
natuur.
Om het beter uit te drukken wordt
deze eis van de natuur in het Katholicisme door die modernisten gevorderd welke
voor gematigd willen doorgaan. Dezen immers, die "integralisten"
kunnen genoemd worden, willen aan de mens die nog niet gelooft aantonen dat de
in hem verborgen kiem dezelfde is welke in het bewustzijn van Christus geweest
is en door Hem aan de mensen werd doorgegeven.
De modernist als hervormer
Wij moeten hier nog aan toevoegen
de modernist ook als hervormer te tonen. Wat wij tot nog toe gezegd hebben laat
ons overduidelijk zien door welke verbeten ijver deze mensen worden gedreven
naar hervorming. Deze verbetenheid strekt zich uit tot alles wat Katholiek is. Zij
willen vooral de filosofie in de God gewijde seminaries hervormen. Zij willen
de scholastieke filosofie een plaats toewijzen in de geschiedenis der wijsbegeerte,
naast al die andere achterhaalde stelsels. Aan de jongeren moet de moderne
filosofie onderwezen worden, die alleen de ware is en aangepast is aan onze
tijd.
Voor de vernieuwing van theologie, die wij de rationele noemen, eisen zij
dat deze gegrondvest wordt op de moderne filosofie. De positieve theologie moet
naar hun eis steunen op de geschiedenis van het dogma. Ook de geschiedenis moet
geschreven en gedoceerd worden volgens hun methode en naar moderne
voorschriften. Het dogma en de ontwikkeling daarvan willen zij aangepast zien
aan de wetenschap en de geschiedenis. Wat catechese aangaat verlangen zij dat
in de catechismus slechts de dogma's worden opgenomen die herzien zijn en
aangepast zijn aan het bevattingsvermogen van het volk. Voor de eredienst
willen zij dat de uiterlijke godsdienstige vormen worden besnoeid en aangroei
moet worden verhinderd. Men vindt echter sommigen die gesteld zijn op
symbolisme en een gematigder houding aannemen.
Zij eisen dat het
bestuur van de Kerk in alle opzichten hervormd moet worden, vooral wat de tucht
en de leer betreft. Naar hun eis moet het bestuur zich innerlijk en uiterlijk
aanpassen aan wat zij het moderne bewustzijn noemen en dat geheel democratisch
gericht is. Derhalve moet aan de lagere clerus en aan de leken de hun
toekomende inspraak gegeven worden en het al te centrale gezag moet gespreid
worden. Zij verlangen ook hervorming van de Romeinse Congregaties, vooral van
het Heilig Officie en van de Congregatie van de Index.
Ook moet de houding ten opzichte van de politiek en de maatschappij herzien
worden. Het bestuur moet zich afzijdig houden van wereldlijke aangelegenheden,
maar zich niettemin aanpassen om op deze wijze een geestelijke invloed te
kunnen uitoefenen.
Op zedelijk gebied
hangen zij de leer aan van het Amerikanisme. De actieve deugden moeten voorrang
hebben op de passieve en de beoefening van de actieve moet ten zeerste worden
bevorderd. De clerus moet weer terug naar de vroegere eenvoud en armoede.
Hij moet bovendien in gedachte en daad de modernistische leringen aanhangen.
Tenslotte zijn er nog die protestantse leraars zeer hoog aanslaan en zij
verlangen dat het celibaat voor de priester wordt afgeschaft. Wat laten zij in
de Kerk nog ongemoeid? Wat moet al niet volgens hen of hun leer hervormd
worden?
Oordeel over het stelsel
Bij deze uiteenzetting van de
leer der modernisten kan het de schijn hebben, dat Wij ons daar misschien te
lang mee hebben bezig gehouden. Toch was dit nodig om niet, zoals gewoonlijk,
door hen beschuldigd te worden alsof Wij niet goed op de hoogte zouden zijn van
hun leer en anderzijds ook om duidelijk te maken dat het bij het modernisme
niet gaat om vage leerstellingen zonder onderlinge samenhang. Het gaat hier
over een compacte eenheid, waarin men, als men een onderdeel aanneemt, ook
noodzakelijk al het andere moet aanvaarden. Daarom zijn Wij enigszins
didactisch te werk gegaan en hebben hun vreemde terminologie niet geheel
veronachtzaamd.
Het stapelt alle ketterijen opeen
Als Wij hun hele systeem nu als het ware in één
blik overzien, zal het niemand verwonderen als Wij het omschrijven als
de verzameling van alle ketterijen. Als iemand zich ertoe gezet zou hebben
alle dwalingen die er in de loop der tijden tegen het geloof in omloop geweest
zijn, kernachtig samen te vatten, dan zou hij daar nooit zo goed in geslaagd
zijn, als modernisten hebben gedaan.
Het doet allen godsdienst te niet
Zij zijn zelfs nog veel verder gegaan. Hun
stelsel is er niet alleen op gericht de hele Katholieke godsdienst te gronde te
richten, maar ook, zoals Wij reeds opmerkten, om elke vorm van godsdienst
onmogelijk te maken. Vandaar de loffelijke
instemming der rationalisten; vandaar dat rationalisten die vrij en openlijk
spreken de modernisten gelukwensen en hen prijzen als hun beste en
doeltreffendste bondgenoten.
Door het agnoticisme
Laat Ons nu in het kort terugblikken op de
allerverderfelijkste leer van het agnosticisme. Dit stelsel snijdt
voor het verstand elke weg af die naar God leidt omdat het een hechtere steun
zou vinden in een zeker aanvoelen en handelen. Wie ziet echter niet hoe verderfelijk dit alles is?
Wat verstand of zinnen doen heeft zijn terugslag op het gevoel. Schakel
het verstand uit en men zal zijn zinnen volgen waardoor de mens toch al zo
sterk wordt getrokken. Nogmaals, het is verderfelijk: alle gefantaseer over
godsdienstig aanvoelen zal het verstand niet in verwarring brengen. Het gezond
verstand zegt ons dat elke innerlijke beroering geen hulp biedt, maar veeleer
nadelig is bij het zoeken naar de waarheid. We bedoelen hier de waarheid zoals
ze is, dus de objectieve waarheid. De subjectieve waarheid
is de vrucht van innerlijke mening. Zij kan wel dienen om ermee te spelen, maar
geeft de mens geen houvast. Voor de mens is het echter van het
allerhoogste belang te weten of buiten hem al dan niet de God bestaat in wiens
handen hij eens zal vallen.
Door uitsluitend op gevoel en ervaring te steunen
Bij dit belangrijk werk roepen zij de ervaring te
hulp. Maar wat zou deze kunnen toevoegen aan dat aanvoelen van de ziel?
Klaarblijkelijk niets anders dan dit aanvoelen versterken. De overtuiging
omtrent de waarheid wordt vaster naarmate de ervaringssterkte toeneemt. Maar
dat alles kan niet bewerken dat het gevoel ophoudt gevoel te zijn. Het wezen of
de natuur van het gevoel wordt hierdoor niet veranderd. Steeds loopt het op
teleurstelling uit als het gevoel niet geleid wordt door het verstand. Door
versterking wordt het gevoel niet tot waarheid: Het wordt alleen een intenser
gevoel.
Maar Wij, spreken over het
godsdienstig gevoel met de daarin aanwezige versterking. Het is u welbekend hoe
voorzichtig men hier moet zijn en hoeveel bezinning er nodig is om de
voorzichtigheid te betrachten. U weet dat uit de zieleleiding, vooral van hen
die gevoelig van aard zijn. Gij weet dat ook uit de houding van hen die zich
verdiepen in ascetische werken. Modernisten slaan die boeken niet hoog aan,
maar zij bevatten een leer, die heel wat solider is dan wat zij zich aanmatigen
te zeggen. Het lijkt Ons dwaas of tenminste heel onvoorzichtig om zonder verder
onderzoek het innerlijk gevoel of ervaring voor objectieve waarheid te houden,
zoals modernisten dat willen.
Terloops willen wij ook dit nog opmerken: Indien die ervaring dan zo
krachtig en sterk is, waarom kent men diezelfde waarde dan niet toe aan het
gevoel dat zoveel duizenden Katholieken verklaren te bezitten en dat hun zegt
dat modernisten op de verkeerde weg zijn? Zou dan alléén het aanvoelen der Katholieken
verkeerd zijn? Zou dàt alleen bedrieglijk zijn? De overgrote meerderheid van
mensen is overtuigd en zal dat altijd blijven, dat men door aanvoelen en
ervaren alleen, zonder leiding en voorlichting van het verstand, nooit zal
kunnen komen tot de kennis van God. Dan rest het atheïsme, maar geen
godsdienst.
Door het symbolisme
Modernisten moeten ook niets
beters verwachten van de beweringen van het "symbolisme". Want
als volgens hun zeggen verstandelijke elementen niets anders zijn dan symbolen van
God, is dan het godsbegrip of de naam van een goddelijke persoonlijkheid ook
geen symbool? En als dit zo is dan kan ook omtrent de persoonlijkheid van God
twijfel bestaan en daarmee ligt de weg open naar het pantheïsme.
Door de immanentie
Zo komt men ook tot louter
pantheïsme door de leer van de "goddelijke immanentie". Want
Wij vragen: Wordt door deze immanentie God onderscheiden van
de mens, ja of neen? Als dit onderscheid bestaat, welk verschil is er dan met
de Katholieke leer of waarom wordt de leer van een van buiten komende
openbaring verworpen? Als er geen onderscheid tussen God en mens bestaat, dan
hebben we het pantheïsme. Welnu: de immanentieleer van
modernisten wil en aanvaardt dat elk verschijnsel van het bewustzijn uitgaat
van de mens in zijn hoedanigheid als mens. Uit deze redenering kunnen Wij dan
ook met recht besluiten dat God en mens één en hetzelfde zijn. En dit is
pantheïsme.
Door zijn leer omtrent geloof en wetenschap
Ook het onderscheid dat zij
aannemen tussen wetenschap en geloof laat geen andere conclusie toe. Het
voorwerp van de wetenschap stellen zij in de realiteit van het kenbare. Het
voorwerp van het geloof in het feit van het onkenbare. Maar het onkenbare is
juist onkenbaar omdat er tussen voorwerp en verstand geen enkele verhouding
bestaat. Welnu, dat gemis aan verhouding kan nooit, ook niet door de leer van
het modernisme worden weggenomen. Dus het onkenbare blijft altijd onkenbaar,
zowel voor de gelovige als voor de filosoof. Als er dus een godsdienst bestaat
dan is dat er één van een onkenbare realiteit. Nu zien Wij niet goed in waarom
dat onkenbare ook niet een wereldziel zou kunnen zijn, zoals sommige
modernisten aannemen.
Dit is wel voldoende om duidelijk aan te tonen
hoe langs velerlei wegen de leer der modernisten naar het pantheïsme afbuigt,
en zo leidt naar vernietiging van elke godsdienst. De eerste stap op deze weg
deed de dwaling der protestanten; de dwaling der modernisten volgt; daarna komt
het pantheïsme.
2e hoofdstuk: Oorzaken van het
modernisme
Om een dieper inzicht in het
modernisme te krijgen en om beter de remedies te kunnen vinden voor een zo
grote wonde, zullen Wij in het kort nagaan waar dit kwaad vandaan komt en
waardoor het wordt gevoed.
Morele oorzaken: Zucht naar nieuwigheden en hoogmoed
De naaste en meest opvallende
oorzaak moeten Wij stellen in een dwaling van het verstand. Dit staat buiten
twijfel. Als meer verwijderde oorzaken kunnen Wij er twee opnoemen: Zucht
naar iets anders en hoogmoed.
Als de zucht naar iets anders, naar nieuwigheden, niet wijs in toom wordt
gehouden is dit op zich alleen reeds voldoende om alle dwalingen te verklaren.
Daarom schreef onze voorganger, Gregorius XVI, terecht: "Het is zeer
bedroevend te moeten zien waartoe de verdwazing van het menselijk verstand al
niet komt bij zijn streven naar nieuwigheden en tegen de vermaning van de
Apostel in meer wil weten dan goed is en teveel op zichzelf vertrouwend er op
uit is de waarheid te zoeken buiten de Katholieke Kerk, terwijl zij in de Kerk
zonder de minste smet van dwaling te vinden is".
Maar de verblinding van de geest
en de dwaling hebben het meest hun oorsprong in de hoogmoed. Deze heeft bij het
modernisme als het ware zijn thuis waar hij ook rijkelijk zijn voedsel vindt en
onder velerlei gedaanten verblijft. Uit hoogmoed vinden zij dat brutaal
zelfvertrouwen waardoor zij zichzelf als de norm houden van allen. Uit hoogmoed
pralen zij met de grootste ijdelheid alsof zij alleen de wijsheid zouden
bezitten. Trots en opgeblazen zeggen zij: "Wij zijn niet zoals de
anderen". En om niet met anderen vergeleken te worden fantaseren zij
allerlei nieuwigheden en omhelzen die, al zijn ze ook nog zo absurd.
Uit hoogmoed verwerpen zij alle
onderdanigheid en eisen dat gezag en vrijheid met elkaar overeen moeten
stemmen. Uit hoogmoed zien zij niet meer naar zichzelf, maar denken alleen aan
de hervorming van anderen. Zij erkennen geen enkele rang, zij hebben geen
eerbied, zelfs niet voor het hoogste gezag. Er bestaat geen kortere en
geschikter weg naar het modernisme dan hoogmoed. Als een Katholieke leek, als
een Priester, zich niets meer gelegen laat liggen aan de voorschriften van het Christelijk
leven, waardoor wij onszelf moeten verloochenen als wij Christus na willen
volgen, en de hoogmoed niet verwijderd houden uit het hart, dan is zo iemand
naar waarheid helemaal gereed en het meest gepredisponeerd om de dwaling van
het modernisme aan te hangen.
Daarom moet het uw eerste zorg zijn om dergelijke hoogmoedige lieden te
weerstaan, hun des te minder vertrouwen schenken en klein houden naarmate zij
zich meer verheffen, opdat zij door hun geringere positie minder in staat zijn
om kwaad te stichten. Ook moet gij zelf, en door de bestuurders der
seminaries, de seminaristen grondig examineren. Zo gij er mocht vinden met een
hoogmoedig karakter, dan moet gij hen met alle kracht van het priesterschap
verwijderd houden. Had men dit altijd maar met de nodige waakzaamheid en
standvastigheid gedaan!
Intellectuele oorzaken
1. Onbekendheid met de scholastiek
Noot: Scholastiek is de middeleeuwse filosofie met een
sterk metafysisch karakter die in de 11e eeuw als onderwijsmethode tot
ontwikkeling kwam in de stedelijke scholen en verder uitgebouwd werd in de 12e
en 13e eeuw aan de universiteiten. Het is een logische manier van denken in
tegenstellingen, een vorm van dialectiek. De belangrijkste scholastici
waren Petrus Abaelardus, Albertus Magnus, Duns Scotus, Willem van Ockham,
Bonaventura en Thomas van Aquino. Het werk Summa Theologiae van Thomas van Aquino wordt meestal gezien
als het grootste werk van de scholastiek.
Net als de methodiek van het
onderricht aan de middeleeuwse kloosterscholen wilde de scholastiek God vinden
door middel van de wetenschap. De scholastieke theologie werd mettertijd een
zelfstandige wetenschap die steeds meer betekenis ging toekennen aan rationele
processen van het denken. De kloostercultuur daarentegen bleef bij haar meer
mystiek georiënteerde methode.
De scholastiek vond haar belangrijkste monument
in de summa's van de 13e-eeuwse Dominicaanse filosoof en
theoloog Thomas van Aquino. De thomistische filosofie werd eerst bekritiseerd,
maar in 1323 werd haar grondlegger heilig verklaard en later zelfs tot kerkleraar uitgeroepen
(1568). De tijd was rijp voor een rationele aanpak. In 1879 riep paus Leo
XIII het thomisme uit tot de officiële filosofie van de Kerk.
Scholastiek systeem
Het scholastieke systeem wordt in de middeleeuwen gebruikt
voor de studie van de zeven vrije kunsten of artes liberales en de overige
wetenschappen. De artes liberales bestonden uit:
Het trivium
- Grammatica
(literatuur en tekstanalyse)
- Retorica
(argumenteren)
- Dialectica
(logica)
Het quadrivium
- Aritmetica
(rekenkunde)
- Astronomie
(sterrenkunde)
- Muziek
(harmonieleer)
- Geometrie
(meetkunde)
In de middeleeuwen bestond theologie vooral
uit het verklaren van teksten, allereerst de Bijbel, met aanhalingen uit de
commentaren en andere werken van gezaghebbende Kerkvaders. De zeven vakken
die bestudeerd werden ten behoeve van de theologie, werkten vooral met teksten
van Plato en steeds meer ook van Aristoteles. Toen de contacten
tussen de domscholen groeide door de toenemende politieke stabiliteit, wilde
men theologie en wijsbegeerte in één stelsel verenigen. Op beide
terreinen moest dezelfde methode toegepast worden: dezelfde scholastiek. Men
wilde aantonen dat het logisch denken van de oudheid niet in strijd
was met de Bijbelse boodschap.
Later werd de sleutelwetenschap binnen de
theologie de dialectica, de kunst van het redeneren. De basis van de theologie
bleef echter nog altijd de lectio divina, het lezen van heilige
teksten, in concreto allereerst de Bijbel. Stilaan werden eigen commentaren bij
de Schrift toegestaan, en werd wetenschap beoefend aan de
universiteit, tegen betaling van een salaris.
In zijn Summa Theologiae probeerde
Thomas van Aquino alle verworvenheden van de scholastiek ten dienste te
stellen van de theologie. Abaelardus was eveneens een leraar van de
scholastiek. Dankzij Thomas werd de scholastiek de basis voor het empirisch
denken en de kritische wetenschapsbeoefening van latere eeuwen.
De scholastiek was een grote stap voorwaarts in
de ontwikkeling van de logica en een poging tot het oplossen van de tweespalt
tussen geloof en rede. Maar uiteindelijk vereerde ze de tekst zelf in plaats
van het voorwerp van de tekst, de boeken in plaats van de wereld: verba,
non res.
De scholastieke methode
De scholastieke methode steunt op gezaghebbende
teksten. Er ontstonden in de middeleeuwen voor de artes liberales en overige
wetenschappen vaste rangordes voor de relevante autoriteiten op een bepaald
terrein. De scholastiek wordt verder inhoudelijk gekenmerkt door een vaste
werkwijze om problemen en teksten te bestuderen. Eerst poneerde men een quaestio,
een vraagstelling waarover twijfel heerste. Die werd onderverdeeld in
verschillende articula met stellingen. Vervolgens kwamen de
tegenwerpingen aan de orde, ingeleid met bijvoorbeeld sed contra.
Hierop volgde een antwoord (responsio), waarna per articulum van de
quaestio de argumenten kort besproken werden. Ook de variant waarbij men op
willekeurige vragen -niet op een vooraf bekend thema- moest antwoorden, het
zogeheten quodlibet, had dezelfde opbouw. Ook het onderwijs aan de
middeleeuwse universiteiten richtte zich naar deze methode. Het eindproduct van
de scholastiek waren de grote summae.
Als wij nu van de morele oorzaken
tot de intellectuele overgaan komen wij als eerste en voornaamste de
onwetendheid tegen. Er zijn immers modernisten die leraren in de Kerk willen
zijn en ook als zodanig gezien willen worden en heel hoog opgeven van moderne
filosofie, maar scholastieke wijsbegeerte verachten. De reden hiervan is dat
zij misleid door vertoon en bedrog het modernisme hebben omhelsd, terwijl zij
van de scholastiek hoegenaamd niets afweten. Daarom missen zij elke mogelijkheid
om een einde te maken aan de verwarring van hun begrippen en de sofismen te
weerleggen. Uit de verbintenis van een valse filosofie met hun geloof is dat
systeem ontstaan dat overloopt van zovele en zware dwalingen.
2. Hun propaganda-methodes
Legden zij maar wat minder ijver en zorgen aan de dag voor het propageren van
hun stelsel! Zij doen dat echter met zoveel overgave en onvermoeide inspanning
dat het wel erg jammer is dat zoveel krachten worden aangewend om de Kerk te
verderven, die als zij juist waren gebruikt, de hoogste hulpverlening zouden
betekend hebben.
Zij spelen een dubbel spel om de geesten te bederven. Op de eerste plaats
trachten zij alles op te ruimen wat hun in de weg staat. Vervolgens zetten zij
zich met de grootst mogelijke verbetenheid in om te verkrijgen wat zij nuttig
achten. Dat streven zij na, onvermoeid en met groot geduld.
Zij houden het ervoor dat het vooral drie dingen zijn die hun streven in de weg
staan: De beoefening van de scholastieke filosofie, het gezag en de traditie
der Kerkvaders en het Kerkelijk leergezag. Daartegen richten zij hun verwoede
aanvallen.
a. Minachting van de scholastiek
Zij spotten daarom met de filosofie en theologie van de scholastiek. Zij hebben
er niets dan verachting voor over. Of ze dit nu doen uit onwetendheid of vrees,
of zelfs om beide redenen, zoveel is zeker dat hun drang naar nieuwigheden
altijd samengaat met haat tegen de scholastiek. Er bestaat geen duidelijker
aanwijzing dat iemand voor het modernisme begint te voelen dan dat hij blijk geeft
van beginnende afkeer van de scholastiek. Modernisten en hun supporters moeten
zich de veroordeling in het geheugen roepen, welke Pius IX heeft uitgesproken
over de stelling: "De methoden en beginselen, waarmee de oude scholastieke
geleerden de theologie beoefenden, passen allerminst bij de noden en
vooruitgang der wetenschappen van onze tijd".
b. Afbraak van de overlevering
De kracht en het wezen der traditie trachten zij met grote sluwheid te
ontzenuwen opdat zij haar belang en gezag zou verliezen. Maar voor altijd
blijft voor Katholieken het gezag bestaan van het Tweede Concilie van Nicea dat
de veroordeling uitsprak over "hen die het wagen ... met de misdadige
ketters de kerkelijke tradities te ontwrichten en een of andere nieuwigheid te
bedenken ... of kwaadaardig en listig te verzinnen om aldus iets uit de ware
traditie van de katholieke Kerk omver te werpen ..."
Ook blijft de belijdenis van het Vierde Concilie van Constantinopel van kracht:
Daarom belijden en verklaren wij alle voorschriften welke aan de Heilige Katholieke
en Apostolische Kerk overgeleverd werden door de Heilige en roemrijke Apostelen
en door de algemene en plaatselijke wettige en orthodoxe Concilies, alsook door
een verlichte Kerkvader en leraar, vast te houden en te bewaren". Daarom
wilden de pausen Pius IV en Pius IX dat aan de geloofsbelijdenis werd
toegevoegd: "Ik aanvaard zeer vast en omhels de Apostolische en Kerkelijke
tradities en de overige verordeningen en voorschriften van deze Heilige
Kerk".
Niet anders dan over de traditie oordelen de modernisten over de Heilige
Kerkvaders. Met zeer grote lichtvaardigheid beweren zij dat de Kerkvaders
eerbied en lof waardig zijn, maar dat deze zelfde Kerkvaders op kritisch en
historisch gebied volslagen onwetend waren, iets wat alleen door de tijd waarin
zij leefden verontschuldigd kan worden.
c. Bestrijding van het Kerkelijk leergezag
Tenslotte trachten zij met alle mogelijke middelen het gezag van het Kerkelijk
leerambt te verkleinen en te verzwakken. Dit doen zij door de oorsprong, de
natuur en het recht daarvan op heiligschennende wijze vals voor te stellen en
ook door allerlei lasteringen van tegenstanders opnieuw voor de dag te halen.
Betreffende de groep modernisten zijn de woorden van kracht, welke onze
Voorganger met grote droefheid geschreven heeft: "Om de mystieke Bruid
van Christus, die het ware Licht is, veracht en gehaat te maken, zijn de
kinderen der duisternis gewoon de Kerk bij het volk met hatelijke laster te
treffen en met verdraaiing van feiten en gezegden haar krenkend voor te stellen
als vriendin der duisternis, als steun der onwetendheid en als vijandin van het
licht der wetenschappen en van de vooruitgang".
d. Kwaadwillige bestrijding van de verdedigers
van de Kerk
Daar dit zo is, is het niet verwonderlijk, dat Katholieken die met kracht
opkomen voor de Kerk door modernisten met de grootste kwaadaardigheid en
bitterheid worden aangevallen. Geen enkel soort smaad wordt geschuwd om hen te
treffen. Meestal beschuldigen zij hen van onwetendheid en stijfkoppigheid. Als
zij hen vrezen om hun geleerdheid en invloed, maken zij hen machteloos door hen
als bij afspraak dood te zwijgen. Deze handelwijze blijkt voor Katholieken des
te kwaadaardiger naarmate zij anderzijds aan allen die het met hen eens zijn,
altijd weer buitensporige lof toezwaaien. Hun boeken, die overlopen van
nieuwigheden, worden met veel instemming ontvangen en verbreid. Hoe gedurfder
iemand oude waarden omver haalt, de traditie en het Kerkelijk leergezag
veracht, des te meer houdt men hem voor wijs.
Tenslotte - en ieder oprecht mens
zal het verafschuwen - als iemand van hen door een Kerkelijke veroordeling
getroffen wordt, dan wordt hij niet alleen openlijk en uitbundig geprezen, maar
zij vereren hem bijna als martelaar voor de waarheid. Al dat tumult van lof en
smaad dat het gemoed der jongeren aanspreekt en waardoor zij worden beroerd
bewerkt dat deze zich gewonnen geven en naar het modernisme overlopen omdat zij
niet voor dom willen doorgaan en omdat zij voor intelligent gehouden willen
worden. Zij worden evenwel innerlijk gedrongen door vernieuwingszucht en
hoogmoed.
e. Reclame-methodes
Dit behoort echter al tot de reclame waardoor modernisten hun waar aan de man
willen brengen. Wat ondernemen zij al niet om het aantal volgelingen te
vermeerderen? Op de geheiligde seminaries en universiteiten maken zij zich
meester van leerstoelen die geleidelijk aan tot zetels van verderf worden. Zij
dringen hun leer op tijdens preken in kerken, misschien nog wel bedekt, maar op
congressen doen zij het meer openlijk en in openbare instellingen drijven zij
ze door en geven haar de hoogste plaats. Zij geven boeken, kranten en
tijdschriften uit onder eigen- of schuilnaam. Soms dient een en dezelfde
schrijver zich onder meerdere namen aan om argeloze lezers wijs te maken dat ze
met meerdere auteurs te doen hebben. Kort gezegd: in woord en daad en in de
pers laten zij geen enkele poging onbenut hun leer te verspreiden, zodat men
kan zeggen dat zij door een bepaald soort krankzinnigheid getroffen zijn.
Het bedroevende resultaat
En welk gevolg heeft dit alles? Met droefheid
moeten Wij vaststellen dat veel jongeren met behoorlijke aanleg en van wie veel
hulp voor de Kerk verwacht kon worden, van de goede weg zijn afgedwaald. Wij
betreuren ook tallozen die wel niet zover gegaan zijn, maar door de bedorven
atmosfeer zijn aangestoken en nu veel vrijer gaan denken, spreken en schrijven
dan passend is voor Katholieken. Onder hen zijn leken, maar ook Priesters en ook
kloosterlingen. Zij bedrijven de bijbelwetenschap in modernistische trant. Onder
voorwendsel de waarheid te willen dienen vermelden zij in hun
geschiedschrijving met onverholen genoegen feiten waarmee zij de Kerk het best
kunnen bekladden. Met grote inspanning trachten zij geheiligde volksgebruiken
zo spoedig mogelijk op te ruimen. Door ouderdom eerbiedwaardige relikwieën
vinden zij bespottelijk. Zij worden verteerd door ijdel verlangen dat over
hen zal worden gesproken. Dat kan niet bereikt worden als zij alleen zeggen wat
anderen reeds altijd gezegd hebben. Intussen maken zij zich ook nog wijs God en
de Kerk te dienen, maar in werkelijkheid beledigen zij beiden zeer ernstig,
niet zozeer alleen met de daad, maar meer nog door hun geestelijke instelling
en omdat zij door hun daden zeer grote steun verlenen aan het gedoe der
modernisten.
3e hoofdstuk: Remedies (werd weggelaten, maar is terug te vinden in
rk-documenten)
4e hoofdstuk: Besluit
(
) Intussen smeken Wij u,
eerbiedwaardige Broeders, op wier hulp en steun Wij het volste vertrouwen
hebben, van ganser harte om overvloed van goddelijk licht, opdat gij het grote
gevaar voor de zielen wegens de overal rondsluipende dwalingen moogt
onderkennen en weten hoe te handelen, en dat gij alles met kracht en sterkte
moogt volbrengen. Moge Jezus Christus, de grondlegger en voltooier van ons
geloof u bijstaan met zijn kracht; moge de onbevlekte Maagd, de overwinnares
van alle dwalingen, u met haar gebed en bijstand helpen. Als onderpand van onze
liefde en van de goddelijke troost in tegenspoed, verlenen Wij aan allen, aan
u, aan de geestelijkheid en aan al uw gelovigen met de grootste welwillendheid
de Apostolische Zegen.
Rome, bij Sint
Pieter, 8 september 1907, in het vijfde jaar van Ons Pontificaat. Pius X, Paus.
|