Inhoud blog
  • Ik verhuis naar een andere blogsite!!!
  • De mystiek achter de tweede komst van Jezus
  • Luz de Maria 24/4
  • Zalig de armen van geest
  • Aanbidden in geest en waarheid
  • 3.33 uur 's ochtends
  • De kracht van 1 Weesgegroet
  • Ze komen eraan
  • Vreemde en grote donkere wezens zullen spoedig overal binnendringen
  • Een volgende lockdown
  • Boodschap aan Anna Shelley 24/4
  • De devotie van de 7 smarten van OLVrouw
  • Toewijdingsgebeden aan God de Vader, het H. Hart van Jezus en het Onbevlekt Hart van Maria
  • Gebeden van toewijding van ziekte, lijden en levenslasten
  • De betekenis van Pinksteren - 4
  • Om een baby uit een miskraam en geaborteerde baby's te dopen
  • Exorcismegebed over je woning en grond en toewijdingsgebed
  • Gebeden van zegening en bescherming
  • Het is eindelijk aangebroken
  • Wat God me toonde over aanstootgevende kledij...
  • Wat God me toonde over feminisme
  • De betekenis van Pinksteren - 3
  • Einde van Satans invloed in zicht
  • Red de planeet, ga CO2 uitstoten
  • Over de verliezen aan Westerse kant wordt gezwegen
  • Boodschappen aan Eduardo Ferreira
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Boodschappen van OLVrouw di Zaro 8/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Boodschappen aan Valeria Copponi (tot 19/4)
  • Instorting van economie, en munteenheden
  • De uitval
  • Over Poetin
  • Zal dit het einde veroorzaken?
  • Een miraculeuze foto van de Gekruisigde Jezus
  • Boodschap aan Anna Shelley 20/4
  • Luz de Maria 20/4
  • Rusland wordt verder uitgedaagd
  • De 3 daagse duisternis
  • De 9 cirkels van de Hel
  • In de Hel wegens echtscheiding
  • Meteoor op California
  • 23 april
  • De komst van de asteroide
  • Massale afname van bevolking in Europa komt eraan
  • Repost: Genezingsgebed van God de Vader
  • Opwarming van het klimaat? Niet dus.
  • Let op voor cosmetica en dergelijke producten
  • De uitleg van het merkteken van het beest door de Heer
  • De volgende pandemie
  • Over Obama: hij kan de Antichrist worden, door bezetenheid
  • Luz de Maria 16/4
  • Boodschap aan Anna Shelley 19/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Een zombievirus
  • Nano chip
  • VK zal getroffen worden
  • Dit zal gebeuren door Hem
  • Het is reeds begonnen
  • Hoe de Antichrist zal werken door AI en Biotechnologie
  • Ze komen voor onze kinderen
  • Vernietiging van 3 landen
  • Bloedmanen als waarschuwend teken
  • 5 tekenen dat je een Uitverkorene bent
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • OLVrouw van Smarten
  • Adviezen om de duivel te bevechten
  • Het sociaal kredietsysteem
  • NEEM GEEN VACCINS!!! GEEN ENKELE!!!
  • BID TEGEN ABORTUS!!!
  • De betekenis van Pinksteren - 2
  • De betekenis van Pinksteren - 1
  • Goede raad: wees niet afhankelijk van de staat
  • De plannen van de wereldelites
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Bijhorende afbeelding bij de boodschap van Lorena
  • Nog eens nieuws van de Antichrist/Maitreya
  • Boodschap aan Pedro Regis 11/4
  • Luz de Maria 12/4
  • Boodschap aan Lorena 8/4
  • Chaga
  • Dit is de waarheid
  • Boodschap aan Anna Shelley 14/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 9
  • Janet Klasson - 9/2 Licht van de wereld in de Goddelijke Wil
  • Geheim van gedrevenheid
  • Kom, H. Geest, kom!
  • 3 middelen die Satan gebruikt om je ziek te maken
  • Gezegend zij
  • Gods Barmhartigheid is grenzeloos
  • Boodschap aan Anna Shelley 13/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 7 en 8
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • De Emmaüsgangers
  • Mummie
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 6
  • Op weg naar de microchip
  • Nog steeds kunnen we het tij keren - Niburu
  • Boodschap aan John Mariani
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 5
  • Boodschappen aan Jennifer
  • 28/3 Plaats dit in je huis en land (The Unsealed Message)
  • Maria Simma openbaart 7 geheimen
  • Het Gezicht van Jezus
  • Opruimen van de wereldbevolking was altijd het doel - Niburu
  • 11 april
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 4
  • Boodschappen aan John Leary - rest van maart
  • Boodschap aan Mary of Divine Mercy
  • Grote schudding 8/4
  • Luz de Maria: Paaszondag 9/4
  • Afbraak van immuunsysteem door vaccins
  • Luz de Maria: Stille Zaterdag 8/4
  • Luz de Maria: Goede Vrijdag 7/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 2 en 3
  • Boodschap aan Anna Shelley 6/4
  • Zalig Pasen!!!
  • Boodschap aan Anna Shelley 8/4 DRINGEND!!!
  • Gebed op vrijdag voor de Arme Zielen
  • Boodschap aan Eduardo Ferreira 24/3
  • Droom van J. Frances 3/4
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (25/3)
  • Het echte gevaar van het einde van de dollar
  • Schildklier en jodium
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (21/3)
  • Boodschappen aan Valentina Papagna
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 1
  • Boodschap aan Marco Ferrari 26/3
  • Boodschap aan Gisella Cardia 3/4
  • De Kruisweg
  • 15 doodzonden in het Katholieke Geloof
  • Luz de Maria: Witte Donderdag 6/4
  • Het bankroet van Europa
  • Boodschap aan Anna Marie - Houston 11/2
  • Plaats terug brood op je huisaltaar
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Palmzondag-rede van Vigano
  • Luz de Maria: Heilige Woensdag 5/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Het Communisme zal opgelegd worden door de elite
  • Boodschap aan Ned Dougherty 26/3
  • Boodschap aan Anna Shelley (3/4)
  • Het verraad van Judas Iscariot (2)
  • Het verraad van Judas Iscariot (1)
  • Luz de Maria: Heilige Dinsdag 4/4
  • Luz de Maria: Palmzondag 2/4
  • Luz de Maria: Heilige Maandag 3/4
  • Interview met Luz Maria de Bonilla
  • Grafeenoxide in vaccins
  • Boodschap aan Lorena 14/3
    Zoeken in blog

    ALLES GAAT VOORBIJ, BEHALVE GOD !
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Mijn favorieten
  • Mijn bibliotheek
  • Nieuwe blogsite
  • Archief per maand
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 11--0001
    Levend geloof 9

    29-07-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Encycliek tegen het modernisme van Paus Pius X (1)

    PASCENDI DOMINICI GREGIS

    Inleiding

    De taak van de Paus: Met de aan Ons toevertrouwde opdracht de kudde des Heren te weiden bedoelde Christus op de allereerste plaats, dat Wij het aan de Heiligen overgeleverde geloofsgoed met de grootste waakzaamheid zouden bewaren met verwerping van profane nieuwigheden en tegenspraak, die zich onder de valse naam van wetenschap aandienen. Deze waakzaamheid van de Paus is zeker ten allen tijde voor de Katholieke gelovigen noodzakelijk geweest: steeds werden op aansteken van de vijand van het menselijk geslacht mensen gevonden "die verkeerde dingen leren" (Hand. 20:30), "holle praters en verleiders"(Titus 1:10), "anderen misleidend blijven ze zelf in dwaling" (2 Tim. 3:13). Wij moeten echter vaststellen dat het aantal vijanden van het Kruis van Christus in onze dagen aanzienlijk is toegenomen. Zij trachten met heel nieuwe en vol sluwheid bedachte middelen de levende kracht der Kerk uit te schakelen en indien zij konden zouden zij heel het Rijk van Christus totaal vernietigen. Wij mogen niet langer zwijgen, willen Wij niet de schijn wekken dat Wij in onze Heiligste opdracht tekort schieten en de welwillendheid die Wij tot nu toe in de hoop op inkeer betracht hebben als nalatigheid wordt aangerekend.

    Noodzakelijkheid van onmiddellijk en streng optreden: Dat Wij niet langer mogen dralen is allereerst vereist door het feit dat de kwaadstichters niet zozeer te zoeken zijn onder de openlijke vijanden, maar schuilen binnen de eigen boezem, in de Kerk zelf. Zo zijn zij des te verderfelijker naar mate zij minder opvallen. Wij spreken hier over velen onder de Katholieke leken en  over een aantal priesters, die onder voorwendsel van liefde voor de Kerk, zonder een degelijke kennis van filosofie en theologie, maar van vergiftigde leerstellingen doortrokken, geïndoctrineerd werden door leraren die de Kerk haten, zich schaamteloos aandienen als vernieuwers van deze Kerk. In vermetelheid tot één groep aaneengesloten tasten zij de Heiligste zaken aan in het werk van Christus. Zij laten zelfs de Persoon van de Goddelijke Verlosser niet ongemoeid en in vermetele Heiligschennis maken zij Hem tot een gewoon mens zonder meer.

    Dat Wij zulke lieden als vijanden van de Kerk beschouwen kan niemand verwonderlijk vinden, indien men kennis neemt van hun wijze van spreken en van hun leerstellingen. Men late hun bedoeling, waarover het oordeel alleen aan God toekomt, buiten beschouwing. Het is echter niet naast de waarheid als iemand hen tot de verderfelijkste vijanden van de Kerk rekent, want zij handelen niet van buitenaf, maar binnen de Kerk zelf beramen zij haar vernietiging. Het onheil is daarom des te erger naarmate zij een intiemer begrip van de Kerk hebben. Zij hanteren niet de bijl tegen de takken en twijgen, maar tasten de wortel van het geloof aan en de diepste wortelvezels. Als de wortel van onsterfelijkheid is doorgehakt laten zij de kiemen van verderf in heel de boom zó doordringen, dat geen enkel deel van de Katholieke leer nog onaangetast blijft. Zij laten geen enkele waarheid intact. Daarvoor gebruiken zij duizenden streken; niets is voor hen te sluw of te kwaadaardig.

    Zij voegen rationalisme en Katholicisme samen en dat op zo’n geslepen manier, dat zij zelfs iedereen als hij niet op zijn hoede is in de dwaling meeslepen. Zij schrikken voor geen enkele gevolgtrekking terug en verkondigen deze botweg met de grootste zelfverzekerdheid. Om de geesten nog des te beter te kunnen misleiden komt daar bovendien bij dat zij zeer actief optreden, vol belangstelling voor alle vormen van wetenschap en bij hun streven naar roem meestal een strenge levenswijze betrachten. Zij hebben door hun wetenschap een gesteltenis aangekweekt waarin zij alle gezag verachten, geen enkele beperking aanvaarden en steunend op een bepaald soort vals geweten schrijven zij aan hun liefde voor de waarheid toe, wat in feite alleen toegeschreven kan worden aan hoogmoed en halsstarrigheid.

    Wij hebben nog hoop gehad dit soort mensen tot inkeer te brengen; allereerst door met zachtheid te handelen als met kinderen; daarna met strengheid; tenslotte, ofschoon met tegenzin, door hen openlijk te berispen. Gij weet echter hoe Wij dit tevergeefs hebben gedaan. Soms hebben zij voor een korte tijd het hoofd gebogen, maar zij staken het spoedig weer trotser omhoog. Als het nu nog ging om een enkele zaak, hadden Wij kunnen doen alsof Wij niets zagen. Maar de veiligheid van het Katholicisme is hier aan de orde. Daarom moet het stilzwijgen, dat bij voortduring misdadig zou zijn, noodzakelijk worden verbroken om deze kwaadaardige lieden in hun ware gedaante aan heel de Kerk te tonen.

    Indeling van de Encycliek
    Daar het nu tot de zeer geslepen tactiek van de modernisten behoort om hun stellingen niet op de gebruikelijke manier voor te dragen in een ordelijk geheel, maar los van elkaar alsof ze met elkaar niets hadden uit te staan, alsof ze nog naar vastere formuleringen zochten, terwijl ze in tegendeel, vaststaan en onwrikbaar, is het van belang dat Wij hier vooreerst die leerstellingen samenvatten; dat wij vervolgens wijzen op hun onderling verband en tenslotte de middelen voorschrijven om deze afschuwelijke dwaling te overwinnen.

    1e hoofdstuk:  Uiteenzetting van het modernistisch stelsel

    Onderverdeling van het 1e deel
    Om echter in deze ingewikkelde zaak orde te scheppen moeten Wij voor alles vaststellen dat ieder modernist als 't ware meervoudig is en meerdere personen in één vertegenwoordigt: Hij treedt op als filosoof, gelovige, theoloog, historicus, criticus, geloofsverdediger, hervormer. Het is noodzakelijk deze apart te onderscheiden wil men hun systeem goed leren kennen en de veronderstellingen en gevolgtrekkingen van hen doorzien.

    De godsdienstwijsbegeerte van de modernisten

    1. Het agnosticisme: Het fundament van de godsdienst-wijsbegeerte leggen de modernisten in het zo genaamde "Agnosticisme". Krachtens deze leer is het menselijk verstand helemaal begrensd door verschijnselen, d.w.z. door klaarblijkelijke dingen en alleen in de gedaante waarin ze zich aan het verstand voordoen. De rede heeft noch het recht noch het vermogen om de grenzen daarvan te overschrijden. Daarom kan het verstand niet opstijgen tot God en Zijn bestaan niet aantonen en door het waargenomene gekend worden. Hieruit leidt men af dat God nooit als zodanig voorwerp van wetenschap kan zijn; geschiedkundig gezien kan God geen historische persoon zijn, geen onderwerp van geschiedenis.

    Noot: Het agnosticisme is de filosofische bedenking dat kennis van (een) hogere macht(en) niet zeker kan zijn, omdat deze niet (met de wetenschappelijke methode) te bewijzen is. Een atheïst ontkent het bestaan van een godheid.

    Na deze vooropstelling kan iedereen gemakkelijk zien wat er nog overblijft van de natuurlijke Godsleer, van de geloofsmotieven, van de uiterlijke Openbaring. Dit alles wordt door de modernisten geheel en al ter zijde geschoven en overgelaten aan het intellectualisme: een, naar men zegt, belachelijk stelsel, een systeem dat al lang dood is. Zij worden in het geheel niet weerhouden door het feit dat de enormiteiten van deze dwalingen zo scherp mogelijk door de Kerk veroordeeld zijn. Het Vaticaans Concilie deed dit met de uitspraak: "Indien iemand zegt, dat de ene en ware God, onze Schepper en Heer, uit het geschapene met het natuurlijk licht van het menselijk verstand niet met zekerheid gekend kan worden, hij zij in de ban".  Eveneens: "Indien iemand zegt dat het niet mogelijk is of van geen nut, dat de mens door goddelijke openbaring over God en de Hem te brengen eredienst wordt onderricht, hij zij in de ban".  En ten slotte: "Als iemand zegt dat de goddelijke openbaring door uiterlijke tekenen niet geloofwaardig kan worden gemaakt, en dat derhalve alleen door een individuele ervaring of persoonlijke inspiratie de mensen tot het geloof bewogen moeten worden, hij zij in de ban". 

    Op grond van welke reden de modernisten van uit het agnosticisme, dat alleen bestaat uit het "niet weten" overgaan tot een wetenschappelijk en historisch atheïsme, dat alleen berust op ontkenning - hoe men derhalve, juist redenerend, uit "niet-weten" of God in de geschiedenis der mensheid al of niet heeft ingegrepen - niettemin diezelfde geschiedenis wil verklaren met algehele uitschakeling van God, alsof Hij in feite niet heeft ingegrepen, moet ieder die het kan maar zien te begrijpen. Toch staat het voor hen onomstotelijk vast dat de wetenschap, zoals ook de geschiedenis, Godloos moet zijn. Binnen hun grenzen kan er alleen maar plaats zijn voor "verschijnselen"; God en al wat goddelijk is zijn er totaal uit verbannen. Wij zullen zien wat men in deze uiterst onzinnige leer moet denken van de Allerheiligste Persoon van Christus, van de geheimen van Zijn leven en dood, van Zijn Verrijzenis en Hemelvaart.

    2. De vitale immanentie: In de leer der modernisten moet dit agnosticisme uitsluitend als een negatief deel gezien worden. Het positief deel bestaat naar hun zeggen in een "vitale immanentie". Om van het negatieve tot het positieve deel te komen gaan zij als volgt te werk.
    De godsdienst, hetzij natuurlijk of bovennatuurlijk, of welk feit dan ook, moet één of andere verklaring toelaten. Men zoekt echter tevergeefs naar een verklaring buiten de mens, omdat ze met het opzij schuiven van de natuurlijke theologie de toegang tot de Openbaring hebben gesloten vanwege het verwerpen van de geloofwaardigheidargumenten en ze ook elke uiterlijke openbaring afwijzen. Een verklaring moet dus in de mens zelf gezocht worden. En aangezien de godsdienst een zekere vorm van leven is, dient men deze uitsluitend te zoeken in het leven van de mens zelf. Met dit beginsel heeft men het beginsel van de "godsdienstige immanentie".

    Noot: Immanent (letterlijk: 'er in blijvend') en transcendent (letterlijk: 'er boven verheven') zijn twee begrippen uit de godsdienstfilosofie die worden gehanteerd om het godsbegrip binnen een bepaald geloof of levensbeschouwing te beschrijven.

    3. Het aanvoelen, oorsprong van de godsdienst: De eerste drijfveer van elk levensverschijnsel en ook van godsdienst, dient men te zoeken in een zekere behoefte of drang. Het eerste beginsel is te vinden in een zekere beweging van het hart, dat "aanvoelen" (sensus) wordt genoemd. Omdat God het voorwerp is van godsdienst moeten wij dus wel aannemen, dat het geloof, de aanvang en het fundament van elke godsdienst, gezocht moet worden in een bepaald innerlijk "aanvoelen" dat ontstaat uit een behoefte aan het goddelijke. Deze "behoefte" aan het goddelijke kan evenwel niet behoren tot het gebied van het bewustzijn. Die behoefte wordt immers uitsluitend ervaren in bepaalde, passende en samengestelde gevallen. Aanvankelijk ligt deze behoefte verborgen in het onderbewustzijn. Daar ligt ook de wortel ervan verborgen en blijft onopgemerkt.

    Nu kan men vragen: hoe wordt deze behoefte aan het goddelijke dat de mens in zich ervaart uiteindelijk tot Godsdienst? Hierop geven de modernisten het volgend antwoord: De wetenschap en de geschiedenis hebben een tweevoudige beperking: De ene grens ligt buiten de mens. Zij wordt gevormd door de waarneembare wereld; de andere grens is innerlijk: het bewustzijn. Als deze grenzen eenmaal bereikt zijn kan men niet meer verder. Men staat dan voor het "onkenbare". Geconfronteerd met dit "onkenbare", of dit nu buiten de mens ligt en uitgaat boven de waarneembare natuur, ofwel verborgen ligt in zijn onderbewustzijn, dáár is het waar men aan het punt komt waar de behoefte aan Godsdienst naar boven komt. Dit gebeurt zonder een voorafgaand verstandelijk oordeel, zoals het "fideïsme" leert. Dit "aanvoelen" omvat in zich zowel de goddelijke realiteit als voorwerp, alsook de diepste en innerlijke oorzaak van de mens. Dit nu bewerkt in zekere zin een band tussen de mens en God. Hier hebben we dit "aanvoelen" dat door de modernisten "geloof" wordt genoemd. Voor hen is dit het beginsel van godsdienst.

    Noot: Fideïsme is in de Christelijke theologie  de naam voor een aantal opvattingen die, op verschillende gronden, beweren dat de rede niet relevant is voor het geloof. Volgens sommige versies van fideïsme is de rede een antithese van geloof. Volgens anderen, heeft het geloof meer gezag dan de rede, en omdat rede dus ondergeschikt is aan geloof kan het geloof niet bewezen of ontkracht worden door de rede. Het woord is afgeleid van het Latijnse fides (= geloof) en kenschetst de houding van de gelovige die zegt: "Ik geloof nu eenmaal, God heeft mij dit geschenk gegeven. Ik aanvaard het, belijd en beleef het en denk er verder niet over na." Fideïsten verdedigen hun geloof niet volgens de lijn van de apologetiek.

    Een veelvoorkomend fideïstisch leerstuk is dat redelijke of wetenschappelijke bewijzen voor het bestaan van God niet ter zake zijn en ondeugdelijk, deze godsbewijzen hebben geen enkele reden van bestaan in de fideïstische theologie.

    De redenering is vaak als volgt: de christelijke theologie leert dat de mens door het geloof in God wordt gered (dat wil zeggen door te vertrouwen op het empirisch onbewijsbare). Maar als het bestaan van God bewezen kan worden, dan wordt het geloof overbodig. Dus, als de Christelijke, fideïstische theologie juist is, kan er geen direct bewijs voor het bestaan van God zijn.

    4. De Openbaring: Maar aldus filosoferend, of beter gezegd raaskallend, zijn zij nog niet aan het einde. Want onder dit "aanvoelen" verstaan de modernisten niet alleen het "geloof", maar houden ze bovendien vast dat daarin ook de "openbaring" ligt besloten. Noemen we het godsdienstig "aanvoelen", dat in het bewustzijn naar boven komt niet in bepaalde zin "openbaring" of tenminste het begin daarvan? Zou men dit opkomend godsdienstig "aanvoelen" - al is het vaag - zelf niet als een openbaring van God aan de mensen kunnen beschouwen? Volgens de modernisten is deze openbaring omtrent God ook van God afkomstig, omdat God zowel de oorzaak als het voorwerp is van het geloof. De openbaring heeft God zowel als de zich openbarende als de geopenbaarde tot inhoud. Vandaar het absurde van de stelling der modernisten, dat elke godsdienst van verschillend standpunt bezien zowel natuurlijk als bovennatuurlijk genoemd moet worden. Daar vandaan de verwisselbare betekenis van bewustzijn en openbaring. Beide woorden zijn synoniem en kunnen dus hetzelfde betekenen. Vandaar ook dat het "godsdienstig-bewustzijn" als algemene wet gegeven heel en al samenvalt met de openbaring, waaraan alles moet worden ondergeschikt gemaakt, zowel het hoogste Kerkelijk gezag, het leergezag, als de regeling van de eredienst en de Kerkelijke tucht.

    5. Het geloof tegenover de verschijnselen: We mogen bij deze gedachtegang (van modernisten) met betrekking tot geloof en openbaring een belangrijk punt niet uit het oog verliezen: de historisch-kritische gevolgtrekkingen, die zij daaruit trekken. Het "onkenbare", waarover zij spreken, is in het geloof innig samenhangend met een verschijnsel, dat hoewel het behoort tot het gebied van wetenschap en geschiedenis, toch in bepaald opzicht buiten dit gebied valt. Dat verschijnsel kan van natuurlijke aard zijn. Het kan ook wel een bijzonder mens zijn, wiens buitengewone aanleg, daden en woorden niet te verenigen zijn met de gewone wetten der geschiedenis. Het geloof nu, opgeroepen door het "onkenbare" en verbonden met dat "verschijnsel" doordrenkt het in zekere mate met zijn eigen leven. Hieruit vloeien twee dingen voort: 1. Een zekere "gedaanteverandering" van het "verschijnsel", dat namelijk door een verheffing boven zijn ware aard geschikt wordt gemaakt om drager of subject te zijn van een goddelijke vorm. Deze wordt door het geloof aangebracht in het "verschijnsel". 2. Een bepaalde "vervorming" van hetzelfde verschijnsel op. Dat komt omdat het geloof aan het verschijnsel, ontdaan van plaatselijke en tijdelijke bijkomstigheden, daaraan iets toevoegt, wat er in wezen niet bijhoort. Dit heeft in het bijzonder plaats als het gaat over verschijnselen uit het verleden en dit te meer naarmate zij dieper in het verleden liggen. Dit tweevoudig gebeuren wordt door de modernisten uitgedrukt in twee nieuwe wetmatigheden.

    Met de eerste wet, welke het agnosticisme reeds bracht, vormen deze twee nieuwe wetten samen de grondslag van de historisch-kritische gevolgtrekking. Ter verduidelijking hier een voorbeeld, wij nemen daarvoor de Persoon van Christus. Wetenschap en geschiedenis, zeggen de modernisten, ontdekken in de Persoon van Christus niets anders dan een mens. Daarom moeten wij, overeenkomstig de eerste wet van het agnosticisme, uit geschiedkundig oogpunt alles uitschakelen wat op iets goddelijks zou wijzen. Maar volgens de tweede wet is de Persoon van Christus door het geloof van gedaante veranderd; men moet deze Persoon dus ontdoen van alles wat boven zijn historische werkelijkheid uitgaat. Door een derde wet is de Persoon van Christus enigszins vervormd door het geloof. Wij moeten derhalve van zijn Persoon alle woorden en daden losmaken; in één woord alles, wat niet overeenstemt met zijn aanleg, staat, opvoeding, omstandigheden van tijd en plaats. Dat is wel een heel vreemde vorm van redeneren, maar zo is nu eenmaal de modernistische "kritiek".

    6. De verschillende godsdiensten en het Christendom: Het "godsdienstig aanvoelen" dat door de "vitale immanentie" uit het onderbewustzijn te voorschijn komt is de kiem van elke godsdienst en tevens de reden van alles wat ooit in welke godsdienst dan ook geweest is of later zijn zal. Dit "aanvoelen" was aanvankelijk nog vrij vaag en vormeloos. Geleidelijk aan en beïnvloed door dat geheimzinnig beginsel waaruit het voortkwam, is het tot verdere ontwikkeling gekomen, samen met de vooruitgang van het menselijk leven, waarvan het een zeker vormgevend beginsel is.

    Hier hebben wij dus de oorsprong van elke godsdienst, of hij nu bovennatuurlijk is of niet. Alle godsdiensten zijn immers slechts pure ontplooiingen van een "godsdienstig aanvoelen" (godsdienstige ervaring). Nu moet niemand denken dat het Katholicisme daarop een uitzondering maakt. In tegendeel: daarmee is het precies zo gesteld als met de andere godsdiensten: deze godsdienst is immers opgekomen in het bewustzijn van Christus, een man met uitzonderlijke begaafdheid, zoals er nooit een geweest is noch ooit gevonden zal worden: en dat alles alleen door de ontplooiing van de "vitale immanentie". (Noot: dus de ontkenning van het Goddelijke)

    Velen die dit horen zullen verbaasd staan en met verbijstering kennis nemen van deze ongehoorde en schandelijke heiligschennis! En toch zijn dit niet alleen vermetele uitingen van ongelovigen; Katholieken, zelfs meerdere priesters, hebben dit openlijk verkondigd. En zij verbeelden zich nog dat zij met deze waanzin vernieuwers zijn van de Kerk. Het gaat hier niet meer om een oude dwaling, welke de bovennatuurlijke verheffing van de mens als een zeker hem toekomend recht beschouwde. Hier is men veel verder gegaan: zij beweren dat onze allerheiligste godsdienst in de mens Christus, zoals ook bij ons, spontaan en van nature is opgekomen. (Noot: dus geen openbaring van God uit aan de mens) Er bestaat zeker niets dat meer geschikt is om elke bovennatuurlijke orde weg te vagen. Daarom heeft het Vaticaans Concilie met het volste recht gesproken en vastgesteld: "Indien iemand beweert dat de mens door God niet verheven kan worden tot een kennis en volmaaktheid, welke zijn natuur te boven gaat en hij door gestadige vooruitgang en inspanning tot volledig bezit van alle waarheid en goedheid kan komen en moet komen: hij zij in de ban". 

    7. De rol van het verstand: Tot nu toe hebben Wij nog geen aandacht besteed aan het verstand. Ook dit heeft echter volgens modernisten, zijn aandeel in de geloofsdaad. Daarom hierover enige opmerkingen. In het reeds genoemde "aanvoelen" ("ervaring") zeggen zij - omdat het "aanvoelen" en geen kennis is - plaatst God zich weliswaar tegenover de mens, maar zo vaag en zozeer vermengd, dat Hij door het gelovig subject nauwelijks of niet wordt opgemerkt. Het is dus noodzakelijk dat dit zelfde aanvoelen door een of ander licht verhelderd wordt, waarin God dan duidelijker te voorschijn komt en beter onderscheiden wordt. Dit nu behoort tot het gebied van het verstand, welks taak het is te denken en te analyseren. Door het verstand vat de mens zijn levensverschijnselen eerst in begrippen samen. Daarna drukt hij deze begrippen in woorden uit. Vandaar de bekende uitspraak der modernisten: "De godsdienstige mens moet het geloof in zijn denken omzetten".

    De geest neigt zich behulpzaam naar dit "aanvoelen" en gaat daar te werk als een schilder die in een dof geworden schilderij de lijnen naspeurt en scherper naar voren haalt. Op ongeveer deze wijze legt een modernistisch geleerde deze zaak uit. Bij deze bezigheid gaat het verstand op tweevoudige wijze te werk. Eerst wordt, door een natuurlijke en spontane denkhandeling, een zaak op een eenvoudige en populaire wijze uitgedrukt. Daarna graaft het verstand dieper, of drukt het verstand zich nauwkeuriger uit door zijn denken te verfijnen en het overdachte in wel overwogen zinnen te formuleren. Dit dieper denken is wel afgeleid uit het eerste eenvoudige denken, maar het is nauwkeuriger en scherper. Als deze secundaire gedachten uiteindelijk door het hoogste leergezag der Kerk worden erkend, dan is een dogma tot stand gekomen.

    8. Oorsprong en wezen van het dogma: In de leer der modernisten is dit een hoofdpunt: de oorsprong en het wezen van het dogma zelf. De oorsprong van het dogma ligt volgens hen in die aanvankelijk eenvoudige uitdrukkingen, die in zekere zin noodzakelijk zijn voor het geloof. Want wil men kunnen spreken van een openbaring dan is een duidelijke kennis van God in het bewustzijn noodzakelijk. Een dogma zelf schijnen zij echter te zoeken in de secundaire, de uitgedachte formuleringen.

    Om het wezen van het dogma te vatten moet men allereerst nagaan welke betrekking bestaat tussen godsdienstige formuleringen en het godsdienstig "aanvoelen" door de ziel. Men zal dit gemakkelijk inzien als men overtuigd is dat het doel van die godsdienstige formules van deze soort niets anders is dan de gelovige het middel te verschaffen waarmee hij zich rekenschap geeft van zijn geloof. Wat hun betrekking tot het geloof aangaat zijn het geen volledige kenmerken van het geloofsvoorwerp. Zij worden meestal symbolen genoemd. Wat de gelovige betreft zijn ze (de dogma's) louter hulpmiddelen.

    Betreffende deze hulpmiddelen kan verstandelijk op geen enkele wijze worden aangetoond dat zij absolute waarheid bevatten. Als symbolen zijn het immers alleen maar afbeeldingen van de waarheid en moeten derhalve aangepast zijn aan het godsdienstig "aanvoelen" ("ervaren") in zover dit betrekking heeft op de mens. Als instrumenten zijn de dogma's voertuigen van de waarheid en moeten dus ook aangepast zijn aan de mens waar deze betrokken is bij het godsdienstig "aanvoelen".

    Het voorwerp echter van het godsdienstig "aanvoelen" heeft, het absolute bevattende, een onbeperkt aantal aspecten, waarvan nu eens dit, dan weer een ander op de voorgrond kan treden. Evenzo kan de gelovige mens telkens in andere omstandigheden geraken. Daarom moeten ook de formules, die wij dogma's noemen, aan deze wisselvalligheid onderworpen zijn en derhalve ook vatbaar zijn voor verandering. Zodoende ligt de weg open voor de innerlijke evolutie van het dogma.

    Dit is waarlijk een eindeloze opeenhoping van drogredenen, die elke godsdienst aantast en ten gronde richt!

    9. Veranderlijkheid van het dogma: Dat het dogma niet alleen een evolutie kan doormaken en veranderlijk is, doch dat zulks ook moet gebeuren, dit is een stelling die de modernisten uitdrukkelijk vasthouden. Het is het gevolg van hun leer. Tot hun voornaamste stellingen behoren wat zij afleiden uit het beginsel van de "vitale immanentie". De godsdienstige formules moeten, willen zij werkelijk godsdienstig zijn en niet alleen verstandelijke verzinsels ook werkelijk levend zijn en deelnemen aan het leven van het godsdienstig "aanvoelen". Men moet dit niet zo verstaan als zouden deze formules - vooral als ze zuiver imaginair zijn - speciaal voor het godsdienstig "aanvoelen" zijn uitgedacht. Hun oorsprong, aantal en kwaliteit doen weinig ter zake. Het moet echter zó zijn dat het "godsdienstig aanvoelen" deze formules, desnoods enigszins gewijzigd, in zijn "levenssfeer" betrekt. Anders gezegd: het is noodzakelijk dat de oorspronkelijke formulering door het hart wordt aanvaard en bevestigd. Onder leiding van het hart moet ook het werk verricht worden waardoor de secundaire of doordachte redeneringen tot stand komen. Vandaar dat deze formules, willen zij vitaal zijn, aan de gelovigen moeten zijn aangepast en dat ook moeten blijven. Als derhalve om een of andere reden deze aanpassing ophoudt, dan verliezen de formules hun aanvankelijke betekenis en moeten dus veranderd worden. (Noot: volgens modernisten zijn deze dogma’s onderhevig aan wat door ‘het hart van de mens’ wordt aanvaard)

    Daar nu de kracht en het lot van de dogmatische formules zo onstandvastig zijn, is het niet verwonderlijk dat zij voor de modernisten zozeer een voorwerp vormen van spot en minachting. Zij spreken daarentegen over niets anders en met meer lof dan over het "godsdienstig aanvoelen" en godsdienstig leven. Vandaar ook dat zij de Kerk de grofste verwijten maken alsof deze de verkeerde weg heeft ingeslagen, dat zij de godsdienstige en zedelijke kracht allerminst onderscheidt van de innerlijke betekenis der formuleringen en door koppig vast te houden aan zinledig geworden formules de oorzaak is dat de godsdienst zelf te gronde gaat.

    Het zijn "blinden" en ook "leiders van blinden" (Mt. 15:14) , die opgeblazen van hoogmoed in naam van de wetenschap zoveel dwaasheden uitkramen dat zij het eeuwig begrip der waarheid en de zuivere zin van godsdienstigheid vervalsen. Met hun zelfbedachte vinding, "waarmee zij met hun verzinsel en met een blinde begeerte naar nieuwigheden de waarheid niet zoeken waar deze te vinden is, verachten zij de Heilige en Apostolische tradities en komen met onzinnige, nietswaardige, onzekere, en niet door de Kerk aanvaarde leerstellingen aandragen. En deze verdwaasde lieden menen dan op de waarheid te steunen met hun stelsel en dat de waarheid door hen in stand wordt gehouden". 

    Het geloof van de modernist

    1. Religieuze ervaring: Tot zover de modernist als filosoof. Als iemand weten wil, nu Wij de gelovige modernist gaan beschouwen, hoe deze bij de modernisten onderscheiden is van de filosoof, moet hij het volgende niet uit het oog verliezen. Hoewel de filosoof de realiteit van het goddelijke als voorwerp aanvaardt, zoekt hij toch de werkelijkheid van het goddelijke uitsluitend in de ziel van de gelovige als object van zijn "aanvoelen" en "aanvaarden". Dit reikt dus niet verder dan het gebied der verschijnselen. Of dit goddelijke nu ook buiten de waarneming en aanvaarding bestaat, daarvan heeft hij als filosoof geen weet en daaraan gaat hij voorbij. Bij de modernist als gelovige is daarentegen de overtuiging aanwezig dat de realiteit van het goddelijke op zich bestaat en niet helemaal afhangt van de gelovige. Als men vraagt waarop de zekerheid van de gelovige uiteindelijk steunt, krijgt men ten antwoord: In de privé-ervaring van ieder mens afzonderlijk. Met dit antwoord wijken zij wel af van de opvatting der rationalisten, maar komen overeen met de zienswijzen van protestanten en met die van pseudo-mystici.  Zij stellen de zaak zo voor: In het godsdienstig aanvaarden moet men een zekere intuïtie van het hart zien. Hierdoor komt de mens in onmiddellijk contact met de goddelijke realiteit en put daaruit zo'n sterke overtuiging omtrent het bestaan van God en Gods werking in en buiten de mens, dat hij elke overtuiging welke van de kant der wetenschap zou kunnen komen heel ver achter zich laat. Zij nemen dus een echte ervaring aan en wel een zodanige dat zij elke verstandelijke ervaring overtreft. Als iemand dit afwijst - zoals de rationalisten doen - dan wordt als reden daarvoor opgegeven dat men zich niet wil schikken naar de zedelijke omstandigheden die voor het opdoen van de ervaring noodzakelijk zijn. Deze ervaring maakt iemand tot een waar gelovige zodra die ervaring is opgedaan. Hoever verwijderd staan wij hier van de Katholieke leer! Wij hebben reeds gezien dat deze verzinsels door het Vaticaans Concilie veroordeeld werden.

    Dit eenmaal vastgesteld, samen met de reeds gesignaleerde dwalingen, gaan Wij nu zeggen hoe door dit alles de weg naar het atheïsme open ligt. Het is evenwel goed nu reeds te bedenken dat uit deze ervaringsleer samen met die van het symbolisme volgt, dat elke godsdienst, ook het heidendom, waar moet zijn. Vindt men zulke ervaringen niet in elke godsdienst? Meerderen nemen dit aan. Met welk recht kunnen de modernisten de waarheid van een ervaring afwijzen, die een Islamiet beweert te hebben en hoe kunnen zij de echte ervaring alleen opeisen voor Katholieken? In feite geven de modernisten dit dan ook toe en zeggen heel duidelijk dat alle godsdiensten waar zijn. Het spreekt vanzelf dat zij vanuit hun standpunt niet anders kunnen denken. Welke godsdienst zouden zij immers vals kunnen noemen die toch volgens hun stelling uit hetzelfde beginsel stamt?

    Dat zou slechts mogelijk zijn als het "godsdienstig aanvoelen" vals zou blijken te zijn ofwel doordat de door het verstand geformuleerde uitspraak foutief zou zijn. Welnu: het "godsdienstig aanvoelen" is altijd een en hetzelfde, hoewel misschien hier en daar wat onvolmaakter. Opdat de door het verstand opgestelde formulering juist is, is het voldoende dat zij is aangepast aan het godsdienstig aanvoelen en ook aan de gelovige, wat er ook zij van diens verstandelijke aanleg en kunnen. Op zijn hoogst zouden modernisten bij de tegenstrijdigheden der religies kunnen zeggen, dat het Katholicisme, omdat het levenskrachtiger is, meer waarheid bevat. Zo ook dat het waardiger is de naam van Christelijk te dragen omdat het vollediger beantwoordt aan zijn oorsprong.

    Niemand zal betwisten dat deze conclusies getrokken kunnen worden uit de gegeven premissen. Het meest verbazingwekkende is echter dat er Katholieken en zelfs priesters gevonden worden die, deze ongerijmdheden wel afwijzen, doch er niettemin naar handelen en ze onderschrijven. Zij zijn immers zo vol lof voor de leraars van dergelijke dwalingen en bewijzen hun openlijk zoveel eer dat men gemakkelijk tot het inzicht moet komen dat het niet zozeer de bedoeling is om die mensen te eren, maar dat zij veeleer de dwalingen zelf aanhangen. Zij verkondigen deze openlijk en trachten ze met alle kracht te verspreiden.

    2. De religieuze ervaring en de overlevering: Er is bovendien in deze leer nog iets dat helemaal in strijd is met de Katholieke waarheid. Het ervaringsbeginsel wordt overgedragen op de traditie, die door de Kerk tot vandaag toe wordt vastgehouden en nu totaal vernietigd wordt. Want modernisten verstaan de traditie als een mededeling aan anderen van hun oorspronkelijke ervaring, opgedaan door de prediking met behulp van verstandelijke formules. Daarom, schrijven zij aan deze formuleringen, behalve de voorstellende kracht ook een suggestief vermogen toe en dit enerzijds om bij een zwak geworden gelovige het godsdienstig "aanvoelen" weer op te wekken en de vroegere ervaring te hernieuwen en anderzijds om ook bij iemand die nog niet gelooft het godsdienstig "aanvoelen" eerst op te wekken en daarna de "ervaring" te laten ondervinden. 

    Zo wordt de religieuze ervaring onder de volken wijd en breed verspreid, niet alleen onder de levenden door  prediking, maar ook voor het nageslacht bewaard, doorgegeven door boeken, geschriften en woorden van het ene geslacht aan het andere. Deze overdracht van ervaring schiet soms wortel en gaat dan groeien. Maar ze veroudert ook wel en sterft dan aanstonds af. Wanneer ze wortel schiet is dat voor de modernisten een argument voor de waarheid. Waarheid en leven zijn voor hen synoniem. Men is gerechtigd hier weer opnieuw uit af te leiden, dat alle bestaande godsdiensten waar zijn, anders zouden zij niet leven.

    3. Geloof en wetenschap
    a. Scheiding van geloof en wetenschap:
    Nu Wij zover gekomen zijn weten we goed welke verhouding de modernisten zien tussen geloof en wetenschap. De geschiedenis sluiten zij in bij het begrip wetenschap. Vastgesteld moet worden dat de voorwerpen van wetenschap en van geloof geheel los van elkaar staan. Het geloof beoogt alleen wat de wetenschap voor zich als onkenbaar houdt. Vandaar het verschil van betekenis van beiden. De wetenschap houdt zich bezig met verschijnselen, waarbij voor het geloof geen plaats is; het geloof daarentegen houdt zich bezig met het goddelijke, dat voor de wetenschap totaal ontoegankelijk is. Daaruit kan men dan opmaken dat er tussen geloof en wetenschap nooit een botsing kan bestaan. Want als ieder zijn eigen plaats bewaard kunnen zij elkaar nooit ontmoeten en elkaar dus ook nooit tegenspreken.

    Maakt men hier de opmerking dat er in de zichtbare natuur dingen zijn die ook tot het geloof behoren, zoals het menselijk leven van Christus, dan zullen zij dat ontkennen. Zij nemen wel aan dat dit dingen zijn die tot de verschijnselen behoren. Maar doortrokken als zij zijn door het geloofsleven en daardoor van gedaante zijn veranderd en vervormd, zijn ze onttrokken aan de zintuiglijk waarneembare wereld en behoren ze tot het gebied van het goddelijke. En als men verder vraagt of Christus werkelijk wonderen gedaan heeft, of Hij kennis heeft gehad van de toekomst, of Hij waarlijk verrezen is en ten Hemels is opgestegen, dan zal de agnostische wetenschap dat ontkennen. Het geloof zal echter een bevestigend antwoord geven. Dit heeft echter geen strijd tussen beiden tot gevolg. Want de een ontkent als filosoof, daar hij Christus alleen ziet als een historische realiteit. De gelovige echter zal het bevestigen als hij spreekt tot gelovigen en het leven van Christus beschouwt als opnieuw beleefd door en in het geloof.

    b. Ondergeschiktheid van het geloof aan de wetenschap:  Men zou echter een grote vergissing begaan indien men van mening was dat geloof en wetenschap op geen enkele wijze van elkaar afhankelijk zouden zijn. Wat de wetenschap betreft is dat zo. Met het geloof is het evenwel anders gesteld. Het is niet in één, maar in drievoudig opzicht ondergeschikt aan de wetenschap.

    Vooreerst moet men opmerken dat in elk godsdienstig feit, de Goddelijke realiteit waarvan de gelovige de bekende ervaring heeft buiten beschouwing gelaten, al het overige, vooral de godsdienstige formuleringen, binnen het gebied der verschijnselen valt en dus ook voorwerp is van wetenschap. Als een gelovige dat wenst kan hij de wereld verlaten, maar zolang hij in de wereld is zal hij, mét of tegen zijn zin, nooit kunnen ontkomen aan de wetten, het toezicht en de oordelen van de wetenschap.

    Als God verder alleen het voorwerp is van het geloof moet dit wel worden toegegeven voor de goddelijke realiteit, niet echter voor het godsbegrip. Dit valt onder de wetenschap. Het wijsgerig denken behandelt naar hun zeggen in de logische orde ook het absolute en het gedachtelijke. De wijsbegeerte of wetenschap heeft dus het recht dat Godsidee kenmatig te onderzoeken, leiding te geven bij verdere evolutie en het te zuiveren van ingeslopen vreemde bijvoegsels.

    Vandaar de modernistische uitspraak: "De godsdienstige ontwikkeling moet zowel aan de zedelijke als aan de verstandelijke aangepast zijn". Dit betekent - aldus een van hun leiders - dat het godsdienstige onderworpen is aan het verstandelijke. Daar komt tenslotte nog bij dat de mens geen innerlijke dualiteit heeft. Daarom ondervindt de gelovige een innerlijke drang om geloof en wetenschap met elkaar zodanig in overeenstemming te brengen, dat het geloof niet afwijkt van het door de wetenschap algemeen aanvaarde wereldbeeld. Hieruit volgt dan dat de wetenschap helemaal vrij staat van het geloof, maar dat het geloof, ook al zegt men dat het vrij is, toch aan deze wetenschap onderworpen is.

    Dit alles is helemaal in strijd met wat onze voorganger, Pius IX, geleerd heeft: "In alles wat de godsdienst betreft komt het aan de wijsbegeerte niet toe te overheersen, maar om te dienen; niet om voor te schrijven wat men geloven moet, maar om met redelijke volgzaamheid te aanvaarden en niet om de diepte van Gods geheimen te willen doorgronden, maar om deze in vroomheid en nederigheid te vereren". 

    De modernisten draaien de rollen helemaal om. Daarom is op hen van toepassing wat onze andere voorganger, Gregorius IX, over sommige theologen van zijn tijd schreef: "Men vindt er onder u, die gedreven door hoogmoed opgeblazen, de grenzen door God de Vader gesteld met profane nieuwigheid trachten te verleggen. Het begrip van de H. Schrift ... schikken zij (naar een wijsgerige leerstelling met vertoon van een wetenschap die niet dienstig is voor de toehoorders.... Door verschillende en valse opvattingen misleid keren zij alles om en willen de koningin dienstbaar maken aan de dienstmaagd".

    4. Hun opvattingen belicht door hun handelwijze: Dit alles wordt een toeschouwer nog duidelijker als hij ziet hoe modernisten precies in overeenstemming met hun leer handelen. Veel geschreven of gesproken stellingen van hen schijnen met elkaar in strijd, zodat men hen gemakkelijk als weifelend en onzeker zou kunnen beschouwen. Zij doen dat echter opzettelijk en wel overwogen. Die handelwijze komt voort uit hun mening dat geloof en wetenschap totaal van elkaar gescheiden zijn. Daarom treffen wij in hun boeken bepaalde gedachten aan die een Katholiek kan aannemen. Maar aan de andere kant van de bladzijde krijgt men de indruk dat ze gedicteerd is door een rationalist. Als zij geschiedenis schrijven vermelden zij niets over de Godheid van Christus; bij hun preken in de kerken benadrukken zij deze echter zeer sterk. Zo ook als zij het hebben over geschiedenis, de Concilies, de Kerkvaders. Daar besteden zij niet veel ruimte aan. In de catechese zijn ze echter vol lof voor dat alles. Vandaar dat zij ook de theologische en pastorale verklaring van de Heilige Schrift scheiden van de wetenschappelijke en historische exegese.

    Zo leren zij ook, dat de wetenschap in geen enkel opzicht afhangt van het geloof, als zij kritisch over wijsbegeerte en geschiedenis handelen. Zij aarzelen hier niet Luther te volgen, spreken hun onverholen afkeer uit over Katholieke voorschriften, van de H. Kerkvaders, de oecumenische Concilies, van het Kerkelijk leergezag. Worden zij daarover berispt dan beweren zij dat hen de vrijheid ontnomen wordt. En als zij tenslotte belijden dat het geloof onderworpen moet zijn aan de wetenschap verwijten zij de Kerk steeds en openlijk dat zij haar dogma's stijfkoppig weigert te onderwerpen en aan te passen aan wijsgerige meningen. Als zij tot dit doel de oude theologie hebben opgeruimd willen zij een nieuwe invoeren, die gewillig de ongerijmdheden der wijsgeren zal volgen.



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs