|
Summorum Pontificum
Summorum Pontificum is een motu propio van Paus
Benedictus XVI dat op 7/7/2007 werd gepubliceerd en op 14/9/2007,
op het feest van de Kruisverheffing, van kracht werd. Met dit motu proprio gaf
Benedictus XVI meer ruimte om de H. Mis te vieren volgens de Tridentijnse
ritus. Het document bevat een inleiding en twaalf nieuwe wettelijke regelingen
met betrekking tot de viering van de Mis volgens het Romeins Missaal (1570)
van Paus Pius V, herzien in 1962 door Paus Johannes XXIII.
In zijn schrijven stelt
Benedictus dat het Missale Romanum van paus Paulus VI, de gewone
uitdrukking is van de Lex orandi van de Katholieke Kerk van de
Latijnse ritus, terwijl het Missale Romanum van de heilige Pius V en door de
zalige Johannes XXIII opnieuw uitgegeven, dient beschouwd te worden als
de buitengewone vorm van dezelfde Lex orandi van de Kerk.
Beiden zijn twee gebruiken van de éne Romeinse ritus.
Verder schrijft de paus dat de
Editio typica van het Romeins missaal van het jaar 1962 nooit werd afgeschaft
en dat de Tridentijnse liturgie wegens het eerbiedwaardige en oude gebruik
ervan de gepaste eer dient te genieten.
Volgens het motu proprio mag
elke Priester, mits voldoende geschoold, voor zichzelf de Mis volgens het
missaal van 1962 lezen. Gelovigen mogen hierbij aanwezig zijn op aanvraag bij
de betreffende priester. Een groep parochianen mag vragen om een viering
van de H. Mis volgens de Tridentijnse liturgie te organiseren. De
parochiepriester dient welwillend te staan tegenover dit verlangen. Ziet hij
toch onoverkomelijke bezwaren, dan is beroep op de Bisschop mogelijk.
Ook de sacramenten van doopsel, biecht en oliesel/ziekenzalving mogen
volgens de liturgische boeken van 1962 worden gevierd.
Uit: https://rkdocumenten.nl/
Summorum Pontificum
Over het gebruik van de Romeinse Liturgie
voorafgaand aan de hervorming van 1970
Paus Benedictus XVI - 7 juli 2007
Pauselijke geschriften - Motu
Proprio
Dr. J. Vijgen
Inhoud
De zorg van de Pausen is tot op
heden altijd geweest dat de Kerk van Christus aan de Goddelijke Majesteit een
waardige cultus opdraagt "tot lof en glorie van Zijn naam" en
"tot welzijn van Zijn gehele heilige Kerk."
Sinds onheugelijke tijden alsook in de toekomst dient het principe bewaard te
worden "volgens hetwelke elke particuliere Kerk met de universele Kerk
moet overeenstemmen niet enkel wat betreft de geloofsleer en de sacramentele
tekenen, maar ook wat betreft de universeel van de apostelen en van de ononderbroken
overlevering ontvangen gebruiken, die bewaard dienen te worden niet enkel om
fouten te vermijden, maar ook om de integriteit van het geloof verder te geven
want de wet van het bidden (Lex orandi) van de Kerk beantwoordt aan haar
wet van het geloven (Lex credendi)."
Onder de Pausen die zulke geboden zorg bewezen hebben munt uit de naam van de
heilige Gregorius de Grote die ervoor gezorgd heeft dat zowel het katholieke
geloof als ook de schatten van de cultus en de cultuur die de Romeinen uit de
voorafgaande eeuwen verzameld hadden, overgeleverd werden aan de nieuwe
Europese volkeren.
Hij beval de vorm van de Heilige
Liturgie - zowel van het Misoffer als van Goddelijke Officie - , zoals deze in
de Stad (Rome) gevierd werden, vast te stellen en te bewaren. Zij ondersteunde
op zeer grote wijze de monniken alsook de monialen die streden onder de regel
van Sint-Benedictus, en die overal door de verkondiging van het Evangelie door
hun leven tevens deze zeer heilzame zin van de Regel illustreerden "dat
niets boven de dienst aan God te verkiezen is."
Op deze wijze heeft de Heilige
Liturgie volgens de gebruiken van de Romeinen niet enkel het geloof en de
vroomheid maar ook de cultuur van vele volkeren bevrucht. Het staat
onwankelbaar vast dat de Latijnse Liturgie van de Kerk, met haar verschillende
vormen in alle eeuwen van de christelijke tijd, zeer vele heiligen in het
geestelijke leven gestimuleerd heeft en zovele volkeren in de deugd van de
godsdienst versterkt en hun vroomheid bevrucht heeft.
Verscheidene andere Pausen hebben in de loop der eeuwen er bijzondere zorg aan
besteed opdat de Heilige Liturgie deze taak nog werkzamer zou vervullen, onder
wie de heilige Pius V uitmunt. Op aansporen van het Concilie van Trente heeft
hij met grote pastorale ijver de gehele cultus van de Kerk vernieuwd, de
uitgave verzorgd van de verbeterde liturgische boeken "naar de norm van de
Vaders hervormd" en deze tot gebruik van de Latijnse Kerk gegeven.
Onder de liturgische boeken van de Romeinse Ritus steekt het Missale Romanum boven
alle andere uit. Het is in de stad Rome ontstaan en heeft in de volgende eeuwen
geleidelijk vormen aangenomen die grote gelijkenis vertonen met degene die in
meer recente tijden geldt.
"Ditzelfde doel hebben de Pausen in de volgende tijden nagestreefd toen
zij het nieuwe aan het oude aanpasten en de riten en liturgische boeken
vastlegden en vervolgens aan het begin van onze eeuw een meer uitvoerige
vernieuwing aangevat hebben." Zo handelden onze Voorgangers Clemens
VIII, Urbanus VIII, de heilige Pius X, Benedictus XV, Pius XII en
de zalige Johannes XXIII.
In recentere tijden echter drukte het Tweede Vaticaans Concilie de
wens uit dat, met de geboden inachtneming en eerbied tegenover de goddelijke
cultus, deze opnieuw zou worden hervormd en aangepast aan de noden van onze
tijd. Door dit verlangen bewogen keurde Onze voorganger Paus Paulus VI de
hervormde en gedeeltelijk vernieuwde liturgische boeken goed; overal ter
wereld, vertaald in vele volkstalen, zijn zij door de bisschoppen alsook de
priesters en gelovigen gewillig ontvangen. Johannes Paulus II heeft de derde
editie van de editio typica van het Romeinse
Missaal bekrachtigd. Op deze wijze hebben de Romeinse Pausen ervoor
gezorgd dat "dit als het ware liturgische gebouw ... wederom schitterend
zou verschijnen met waardigheid en harmonie."
In sommige regioÿs echter waren en blijven niet weinige gelovigen met grote
liefde en gevoel verbonden met de vroegere liturgische vormen die hun cultuur
en hun geest zo grondig doordrongen hebben zodat Paus Johannes Paulus II,
bewogen door de pastorale zorg van deze gelovigen, in het jaar 1984 met het
bijzondere indult "Quattuor abhinc annos ", ontworpen
door de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, de mogelijkheid gaf om het
Romeins missaal, uitgegeven door Johannes XXIII, te gebruiken; wederom in het
jaar 1988 spoorde Johannes Paulus II, met als motu proprio gegeven apostolische
brief "Ecclesia Dei Adflicta ", de bisschoppen aan om
deze mogelijkheid rijkelijk en overvloedig tot welzijn van alle gelovigen die
erom vroegen, aan te wenden.
Nadat Onze voorganger Johannes Paulus II reeds de dringende beden van deze
gelovigen nauwkeurig afgewogen had en ook Wij geluisterd hebben naar de Vaders
Kardinalen in het consistorie dat op 23 maart van het jaar 2006 heeft
plaatsgehad, na alles rijp overwogen te hebben en de Heilige Geest aanroepen te
hebben en vertrouwend op de hulp van God, BESLISSEN Wij met de huidige
apostolische brief het volgende:
Art. 1
Het Missale Romanum , gepromulgeerd door Paulus VI, is de
gewone uitdrukking (ordinaria expressio) van de Lex orandi van
de Katholieke Kerk van de Latijnse ritus. Echter het Missale
Romanum , door de heilige Pius V gepromulgeerd en door de zalige
Johannes XXIII opnieuw uitgegeven, dient beschouwd te worden als de
buitengewone vorm (extraordinario expressio) van dezelfde Lex
orandi van de Kerk en dient wegens het eerbiedwaardige en oude gebruik
ervan de gepaste eer te genieten. Deze twee uitdrukkingen van de Lex
orandi van de Kerk zullen in geen geval leiden tot een verdeeldheid in
de Lex credendi van de Kerk; ze zijn immers twee gebruiken van
de éne Romeinse Ritus.
Het is dus toegestaan om het
Misoffer volgens de door de zalige Johannes XXIII gepromulgeerde en nooit
afgeschafte Editio typica van het Romeins Missaal van
het jaar 1962 te vieren als buitengewone vorm van de liturgie van de Kerk. De
voorwaarden van de voorafgaande documenten "Quattuor abhinc annos "
en "Ecclesia Dei Adflicta ", opgesteld voor het gebruik
van dit Missaal , worden als volgt gewijzigd:
Art. 2
In Missen die zonder volk gecelebreerd worden, kan elke katholieke priester van
de Latijnse ritus, seculier of regulier, of het Romeins Missaal uitgegeven
door de zalige paus Johannes XXIII in het jaar 1962 of het Romeins
Missaal , gepromulgeerd door Paus Paulus VI in het jaar 1970 gebruiken
en dit elke dag behalve tijdens het Heilig Triduum. Voor zulk een viering,
volgens het éne of het andere missaal, heeft de priester geen toestemming nodig
van de Heilige Stoel noch van zijn Ordinarius.
Art. 3
Indien gemeenschappen van Instituten van het Gewijde Leven en Gezelschappen van
Apostolisch Leven –hetzij van pauselijk of diocesaan recht- het wensen om bij
de conventsvieringen oftewel ‘gemeenschapsvieringenÿ in het eigen oratorium de
Heilige Mis volgens de editie van het Romeins missaal ,
gepromulgeerd in 1962, te vieren, dan is dit toegestaan. Indien een individuele
gemeenschap of een geheel instituut of gezelschap deze vieringen dikwijls,
gewoonlijk of permanent wil doen, dan is de zaak van de hogere oversten om naar
de norm van het recht en volgens de wetten en particuliere statuten te
beslissen.
Art. 4
Tot de vieringen van de Heilige Mis zoals vermeld in art. 2 kunnen, servatis
de iure servandis, ook Christengelovigen die uit eigen beweging daarom
vragen, toegelaten worden.
Art. 5
§ 1. In de parochies waar op stabiele wijze een groep van gelovigen bestaat die
de vroegere liturgische traditie aanhangen, dient de pastoor hun verzoek om de
Heilige Mis te vieren volgens de ritus van het Romeins Missaal ,
uitgegeven in 1962, gaarne te ontvangen. Hij dient er op toe te zien dat het
welzijn van deze gelovigen harmonisch overeenkomt met de gewone pastorale zorg
van de parochie en, onder de leiding van de bisschop volgens canon
392 , onenigheid te vermijden en de eenheid van de gehele Kerk te
bevorderen.
§ 2. De viering volgens het Missaal van de zalige Johannes
XXIII kan plaatsvinden op weekdagen; op zondagen en feestdagen kan echter
slechts één zulke viering gehouden worden.
§ 3. Voor de gelovigen en de priesters die dit verlangen dient de pastoor
tevens vieringen toe te staan in deze buitengewone vorm voor bijzondere
omstandigheden zoals huwelijken, begrafenissen en gelegenheidsvieringen zoals
bv. bedevaarten.
§ 4. Priesters die het Missaal van de zalige Johannes XXIII
gebruiken, moeten bekwaam zijn en niet door het recht gehinderd.
§ 5 In kerken die geen parochiekerken of conventskerken zijn, is het zaak van
de rector van de kerk om toelating omtrent het bovenvermelde te verlenen.
Art. 6
In missen volgens het Missaal van de zalige Johannes XXIII die
gecelebreerd worden met volk kunnen de lezingen tevens in de volkstaal
verkondigd worden, gebruik makende van edities die door de Heilige Stoel erkend
zijn.
Art. 7
Indien een groep gelovigen, zoals vermeld onder art. 5 § 1. ,
niet het gevraagde van de pastoor bekomen hebben, dienen zij hiervan de
diocesane bisschop in te lichten. De bisschop wordt nadrukkelijk verzocht om
aan hun wensen te voldoen. Indien hij in zulke vieringen niet kan wil voorzien,
dient de zaak doorverwezen te worden naar de Pauselijke Commissie 'Ecclesia
Dei' .
Art. 8
Een bisschop die wil voorzien in deze verzoeken van de Christengelovigen, maar
omwille van verschillende redenen verhinderd wordt, kan de zaak toevertrouwen
aan de Pauselijke Commissie 'Ecclesia Dei' die hem
raad en hulp zal geven.
Art. 9
§ 1. De pastoor, na alles goed overwogen te hebben, kan de toestemming geven om
de oude ritualen te gebruiken voor het toedienen van de Sacramenten van
Doopsel, Huwelijk, Biecht en Ziekenzalving indien dit voor het welzijn van de
zielen aanbevelenswaardig is.
§ 2. Aan ordinarii wordt de faculteit gegeven om het Sacrament van het Vormsel
te vieren volgens het oude Romeinse Pontificale indien dit
voor het welzijn van de zielen aanbevelenswaardig is.
§ 3. Clerici in sacris constitutis hebben het recht om
het Romeins brevier te gebruiken, gepromulgeerd door de zalige
Johannes XXIII in 1962.
Art. 10
Het is het recht van de ordinarius van een bepaalde plaats om, indien hij dit
opportuun acht, een personele parochie op te richten volgens can.
518 voor vieringen volgens de oude vorm van de Romeinse Ritus en een
rector of kapelaan te benoemen servatis de iure servandis.
Art. 11
De Pauselijke Commissie 'Ecclesia Dei' , opgericht
door Johannes Paulus II in 1988, vervolgt het uitoefenen van haar taak.
Deze Commissie zal de vorm, taken en normen hebben die de Paus
het wenst toe te bedelen.
Art. 12
Deze Commissie , naast de faculteiten die zij reeds geniet,
zal de autoriteit van de Heilige Stoel uitoefenen, wakende over de observantie
en de toepassing van deze disposities.
Afsluiting
Wij bevelen dat al
wat door Ons in deze Motu Proprio gegeven Apostolische Brieven beslist is,
rechtskracht heeft en gelding heeft en vanaf 14 september van dit jaar, op het
Feest van de Verheffing van het Heilig Kruis, in acht genomen wordt.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, op de zevende dag van de maand juli 2007, in
het derde jaar van Ons Pontificaat.
Benedictus PP. XVI
|