Waarom legt Jezus de nadruk op in hen verblijvend? Dit doet Hij omdat Hij verwijst naar Zijn ware
Leven. Het is zoals de H. Eucharistie, die Zijn ware Aanwezigheid beduidt. Hij
verwijst naar leven in de Goddelijke Wil als Zijn ware Leven. Het is dus hetzelfde
als de ware Aanwezigheid. Met dat verschil wanneer Jezus aanwezig is in de H. Eucharistie
Hij er is als de Tweede Persoon van de Goddelijke Drie-eenheid en aanwezig in
het Brood en Wijn. Mits dat Hij is onafscheidelijk is van de Vader en de H.
Geest, zijn ook Zij aanwezig door de Persoon van Christus in het Brood en de Wijn,
die geconsecreerd zijn. In de ziel die leeft in de Goddelijke Wil is dezelfde aanwezigheid
door de H. Geest. Wij ontvangen dus de H. Drie-eenheid door Jezus in de H. Communie, maar we ontvangen de Drie-ene Goddelijke inwoning in de ziel door
de H. Geest.
Deze
laatste inwoning is verschillend van de ontvangst in de H. Communie. Er is één
Goddelijke Persoon die inwoont in het Brood en Wijn die werden geconsecreerd en
die we ontvangen in de H. Communie. In de Goddelijke Wil zijn alle Drie
Goddelijke Personen die inwonen in ons door de H. Geest.
In de
Eucharistie is het enkel één Goddelijke Persoon in ons, in ons is de
Drie-eenheid woont in ons als menselijke aanwezigheid die inwoont In het Brood
hebben we de Drie-eenheid die door Jezus inwoont in een onbezield voorwerp van
brood en wijn. Maar in ons die bezield zijn, komen door de H. Geest alle drie
de Goddelijke Personen inwonen. Dit is nooit eerder gebeurt in de hele
geschiedenis.
Hoe
gebeurt deze nieuwe inwoning? Het is een nieuwe Heiligheid die bestaat uit de
manier van leven in Gods Wil.
Vol 30
- 20 maart 1932: Luisa: Ik dacht aan de Goddelijke Wil en dacht bij
mezelf: Als Onze Heer er zoveel van houdt om een zo heilige Wil bekend te
maken, en Hij wil dat die heerst te midden van schepselen, waarom wil Hij dan
dat ze bidden om het te verkrijgen? Als Hij het eenmaal wil, kan Hij het geven,
zelfs zonder Hem zo veel te bidden.
Jezus:
Mijn
dochter, het kennen van Mijn Goddelijke Wil is het grootste dat Ik kan geven en
dat het schepsel kan ontvangen; en Zijn Heerschappij is de Bevestiging van deze
Grote Gave en de uitvoering van Gods Wil die bekend was. Daarom is het nodig om
erom te vragen; door erom te vragen, beschikt de ziel over zichzelf, vormt ze
in zichzelf het Koninklijk Paleis om deze Grote Gave te ontvangen; door erom te
vragen, verwerft de ziel de Liefde om ervan te houden, ze verwerft de
kwaliteiten van Offer die nodig zijn om deze Gave te bezitten.
En als men erom vraagt, verliest de menselijke wil zijn
grond, is ze verzwakt, verliest ze kracht en maakt zich klaar om de
heerschappij van de hoogste Wil te ontvangen; en God, die Zichzelf zag bidden,
bereidde Zich voor om het te geven.
Er is
de gezindheid van beide partijen nodig om Ons Onze Hemelse Gaven te laten
geven. Hoeveel geschenken willen we geven! Maar omdat er niet om wordt
gevraagd, houden We Ze in onszelf, wachtend om ze te geven wanneer erom wordt
gevraagd. Door te vragen is het alsof er handel wordt geopend tussen Schepper
en schepsel. Als men er niet om vraagt, is de handel gesloten, en Onze Hemelse
Gaven dalen niet af om zichzelf op aarde in omloop te brengen.
Daarom
is de eerste onontbeerlijke noodzaak om het Koninkrijk van de Goddelijke Wil te
verkrijgen, erom te vragen met onophoudelijke gebeden, omdat, terwijl de mensen
bidden, Wij zo worden bereikt door kleine brieven - nu van verzoek, dan van
smeekbede, dan van de overeenkomst die de mensen willen maken met Onze Wil,
totdat de laatste brief komt, van het definitieve akkoord.
De tweede
noodzaak, onontbeerlijker dan de eerste, om dit Koninkrijk te verkrijgen: het
is noodzakelijk om te weten dat men dit Koninkrijk kan verkrijgen. Wie kan ooit een Goed
bedenken, ernaar verlangen, ervan houden, als hij niet weet dat hij het kan
verkrijgen? Niemand. Als de Ouden niet hadden geweten dat de toekomstige
Verlosser zou komen, zou niemand er aan gedacht hebben, noch gebeden hebben,
noch op redding hebben gehoopt, omdat het heil, de heiligheid van die tijd,
vaststond - gecentraliseerd in de toekomstige Hemelse Verlosser . Buiten dit
viel er niets goeds te hopen.
Weten dat men een Goed kan hebben, vormt de Substantie, het
Leven, de voeding van dat Goede in de mens. Hier is de reden voor zoveel Kennis
over Mijn Wil die Ik aan jullie heb gemanifesteerd - opdat het bekend mag
worden dat de mens het Koninkrijk van Mijn Wil kan verkrijgen. Wanneer bekend
is dat een Goed kan worden verkregen, worden vaardigheid en bedrijvigheid
gebruikt en worden middelen gebruikt om dit doel te verkrijgen.
Het
derde noodzakelijke middel is te weten dat God dit Koninkrijk wil geven. Dit
legt de fundamenten, de zekere Hoop om het Koninkrijk te verkrijgen, en vormt
de laatste voorbereidingen om het Koninkrijk van Mijn Goddelijke Wil te
ontvangen. Wanneer een Goed gewenst is en er wordt naar verlangd, en men weet
dat degene die het kan geven het al wil geven, kan dit de laatste genadeslag
worden genoemd, en de laatste handeling, om te verkrijgen wat nodig is. Als Ik
je niet had gemanifesteerd dat Ik Mijn Goddelijke Wil kan geven en wil geven
als heersend te midden van mensen, zou je onverschillig zijn gebleven zoals
iedereen tegenover een zo Groot Goed.
Het leven
in Gods Wil is een gave en geen deugd. En gaven zijn superieur aan een deugd. We krijgen deze gave zomaar
zonder dat we het verdienen. God geeft nu dus het grootste geschenk, op het
laatst.
We
moeten de Christelijk deugden natuurlijk beoefenen om in de Goddelijke Wil te
blijven. Er is standvastigheid voor nodig. Door het beoefenen van de morele en
theologische Christelijke deugden verkrijgen we door Gods Wil de inwoning in
ons.
Vol 3
- 21/5/1900: Jezus: Mijn dochter, weet je wat mijn ontwerp voor jou
is, en de staat die ik van je wil? En het ontwerp dat ik voor je heb is niet
van wonderbaarlijke dingen, en van vele dingen die ik voor je zou kunnen
toepassen om Mijn werk te tonen; het is eerder Mijn bedoeling om jou in mijn
Wil op te nemen, jou er één mee te maken, en om van jou een perfect voorbeeld
te maken van eenvormigheid van jouw wil met de Mijne. Maar dit is de meest
sublieme staat, het is het grootste wonder, het is het wonder der wonderen dat
Ik van plan ben van jou te maken. Mijn dochter, om de wil van de ziel perfect
één te maken met de Onze, moet de ziel zichzelf onzichtbaar maken. Zij moet Mij
navolgen. Terwijl Ik de wereld vul door de ziel in Mezelf op te nemen, maak Ik
Mezelf onzichtbaar, want Ik laat mezelf door niemand zien. Dit betekent dat er
geen materie in Mij is, maar dat alles de meest zuivere Geest is; en als Ik in Mijn
aangenomen Mensheid materie op Mij nam, dan was dat om Mijzelf in alles op de
mens gelijkend te maken en hem het meest volmaakte voorbeeld te geven van hoe
deze materie te vergeestelijken.
De ziel moet dus alles vergeestelijken en onzichtbaar
worden om haar wil gemakkelijk één te kunnen maken met Mijn Wil, omdat het
onzichtbare door een ander object kan worden opgenomen. Als je van twee objecten één object wilt maken, moet één van deze
zijn vorm verliezen, anders zou je nooit kunnen komen tot het vormen van één
enkel wezen. Wat geluk zou je hebben als je, door jezelf te vernietigen tot het
punt dat je onzichtbaar wordt, een volledig Goddelijke vorm zou kunnen krijgen!
Sterker nog, door in Mij op te gaan, en Ik in jou, en één enkel wezen te
vormen, zou je de Goddelijke bron in jezelf behouden; en aangezien Mijn Wil al
het goede bevat dat ooit kan zijn, zou je komen om alle goeds, alle gaven, alle
genaden te behouden, en zou je ze nergens anders dan in jezelf hoeven te
zoeken.
En als deugden geen grenzen
hebben, als de mens in Mijn Wil is voor zover ze deze kan bereiken, zal ze hun
limiet vinden, omdat mijn Wil iemand de meest heroïsche en sublieme deugden
laat verwerven die de mens niet kan overtreffen. Het
toppunt van de volmaaktheid van een ziel die in Mijn Wil ongedaan werd gemaakt,
is zodanig dat ze het punt bereikt waarop ze als God werkt. En dit is geen
wonder, want aangezien het niet langer haar wil is die in haar leeft maar de
Wil van God Zelf, en houdt elk wonder op als ze, door met deze Wil te leven, de
kracht, de wijsheid, de Heiligheid en al de andere deugden bezit, die God Zelf
bevat.
Vol 33
- 28 april 1934: Hoe de Goddelijke Wil, in elke handeling die
ze doet, alle schepselen roept om het goede te geven dat deze handeling bevat.
Voorbeeld: de zon.
Jezus: Mijn kleine
dochter van Mijn Wil, jouw Jezus heeft de taak om de geheimen van Mijn
Goddelijke Wil en Zijn Liefde te openbaren, die het punt bereikt waarop ze niet
in staat is en niet kan verdragen, als Ze niet van zichzelf geeft aan de mens,
op een continue manier. Je moet weten dat wanneer Mijn Goddelijke Wil een
handeling doet, Mijn Wil alle mensen tot Zijn handeling oproept Hij wil dat
ze allen met Zichzelf zijn, om aan iedereen het goede te geven dat die
handeling bezit. Daarom zijn allen ingesloten in Zijn handeling en ontvangen ze
het goede van het Goddelijk erfdeel; met dit verschil: diegene die vrijwillig
en uit liefde in Onze Wil is, wordt de bezitter ervan, terwijl voor iemand die
dat niet is, dat goede niet verloren gaat, maar wacht op zijn erfgenaam - wie
weet besluit deze te leven in Onze Wil, om haar het bezit ervan te geven. Niettemin,
uit Onze vrijgevigheid, volledig Goddelijk, schenken Wij haar het belang van
het goede dat haar is toegewezen - dat wil zeggen de effecten - zodat ze niet
sterft van de honger naar het goeds van haar Schepper. In feite bezit Onze Wil,
door Zijn eigen aard, de universele deugd, en daarom roept Onze Wil in elk van
Zijn handelingen allen op, Hij omvat allen en Hij biedt Zijn Goddelijke goeds
aan iedereen aan.
Symbool en beeld hiervan is de zon, die, met zijn
universele deugd gecreëerd door mijn Fiat, zijn licht aan iedereen aanbiedt de
zon ontzegt het aan niemand; en als iemand het goede van zijn licht niet wilde
nemen, vernietigt de zon het licht dat aan die persoon toebehoort niet, en kan deze
het ook niet vernietigen, maar het wacht; en wanneer die persoon besluit het
goede van het licht te nemen, verloochent hij zichzelf niet - hij geeft
zichzelf onmiddellijk; en totdat diegene het besluit neemt om het goede van het
licht rechtstreeks te nemen, geeft het hem de rente door middel van de andere
geschapen dingen.
In feite heeft de zon in al het geschapene haar voornaamste
handeling: aan sommigen geeft ze vruchtbaarheid en rijping; tot enige
ontwikkeling en zoetheid - er is niet één geschapen ding waaraan de zon niet
iets van zichzelf geeft. Daarom neemt de mens, door voedsel te nemen, gebruik
te maken van de planten, de effecten en de belangen die haar worden gegeven
door het licht dat haar toebehoort en dat zij, uit haar wil, niet neemt. Mijn Wil is meer dan zon; in alle handelingen
die het doet, roept het alle schepselen op, houdt het ze allemaal aanwezig en
biedt hun goddelijke goederen aan hen allemaal aan. Welnu, iemand die in Onze
Wil leeft, aangezien zij, als haar eigendom, het goede bezit dat mijn Wil haar
in elke handeling heeft gegeven, voelt in zichzelf de aard van het goede, omdat
het goede in haar macht ligt. Goedheid, geduld, liefde, licht, heldhaftigheid
van opoffering staan haar ter beschikking; en als ze de kans heeft om ze uit
te oefenen, oefent ze ze zonder moeite; en als ze niet de gelegenheid heeft om
ze uit te oefenen, bezit ze ze nog steeds, zoals vele edele prinsessen, die de
eer vormen, de glorie, van de eigendommen die mijn Wil haar heeft gegeven. Het
gebeurt met het oog, dat het gezichtsvermogen bezit: als het nodig is om te
kijken, om zichzelf door het zicht heen te helpen, doet het dat; als het niet
nodig is, verliest het de visie niet, maar behoudt het zijn oog als de glorie
en eer die zijn 'ziende oog' bezit. Mijn Wil bezitten en niet de deugden bezitten
als de eigen natuur is bijna onmogelijk. Het zou zijn als een zon zonder
warmte, als voedsel zonder substantie, als een leven zonder hartslag. Daarom
bezit iemand die Mijn Wil bezit alles, als gaven en eigenschappen die Mijn Goddelijke
Wil met zich meebrengt.
Hoe
meer de mens groeit in deugd, hoe meer hij stabiliteit in goedheid kweekt. Die
op zijn beurt de kracht van de gave vermeerdert en zijn daden perfectioneert.
Het is zo dat de staat van genade behouden blijft.
Vol 15
- 27 maart 1923: Smarten
van het sacramentele leven van Jezus. Genades en gaven waarmee Hij zielen
verwacht zodat ze Hem kunnen ontvangen.
Nadat ik de Communie had ontvangen, liet mijn lieve Jezus
Zich zien, en zodra ik Hem zag, wierp ik mezelf aan Zijn voeten, om ze te
kussen en me met mijn hele leven aan Hem vast te klampen. En Jezus, die Zijn
hand naar mij uitstrekte, zei mij: Mijn dochter, kom in mijn armen en zelfs in Mijn
Hart. Ik heb Mezelf bedekt met de eucharistische sluiers om geen angst aan te
jagen. Ik ben in dit Sacrament in de diepste afgrond van vernederingen
afgedaald om de mens tot Mij op te heffen, haar zo met Mij te identificeren dat
ze één enkel ding met Mij vormt, en door Mijn Sacramenteel Bloed in haar aderen
te laten stromen, Mijzelf leven van haar hartslag te vormen, van haar denken en
van haar hele wezen. Mijn Liefde heeft Mij verslonden en wilde de mens in Mijn
vlammen verslinden, om haar herboren te laten worden als een andere Ik.
Daarom wilde Ik Mij verbergen onder deze eucharistische
sluiers en, zo verborgen, in haar binnengaan om deze transformatie van de mens
te vormen in Mezelf. Maar om deze transformatie te laten plaatsvinden, waren de
gezindheden nodig van de kant van de mensen; en Mijn Liefde, toegevend aan
overmaat, bevrijdde bij het instellen van het Sacrament van de Eucharistie, van
binnenuit Mijn Goddelijkheid meer genaden, gaven, gunsten en licht voor het
welzijn van de mens, om hem waardig te maken om Mij te ontvangen. Ik zou kunnen
zeggen het zoveel goeds ontketende dat ze de gaven van de schepping
overtreffen. Eerst wilde Ik de mens de genaden geven zodat hij Mij zou
ontvangen en daarna Mijzelf om hem de ware vrucht van Mijn Sacramenteel Leven
te geven.
Om echter zielen met deze gaven te anticiperen, is er een
kleine leegte van zichzelf nodig, een hekel aan de zonde en een verlangen om
Mij te ontvangen. Deze gaven vervallen niet in rotting, in modder. Daarom
hebben ze zonder Mijn gaven niet de ware neigingen om Mij te ontvangen, en door
in hen af te dalen, vind Ik niet de ruimte om Mijn Leven mee te delen. Ik ben
als dood voor hen, en zij zijn dood voor Mij. Ik brand en ze voelen Mijn
vlammen niet. Ik ben licht, en zij blijven meer verblind.
Helaas! hoeveel smarten in Mijn Sacramentele Leven. Velen,
die niets goeds voelen in het ontvangen van Mij vanwege een gebrek aan gezindheid,
bereiken het punt dat ze Mij misselijk maken; en als ze Mij blijven ontvangen,
is dat om mijn voortdurende Golgotha en hun eeuwige verdoemenis te vormen.
Als het niet de liefde is die hen ertoe aanzet Mij te ontvangen, dan is het nog
een belediging die ze Mij geven - nog een zonde die ze aan hun ziel toevoegen.
Bid daarom en herstel voor de vele misbruiken en heiligschennissen die begaan
worden bij het ontvangen van Mij in het Sacrament.
|