Inhoud blog
  • Ik verhuis naar een andere blogsite!!!
  • De mystiek achter de tweede komst van Jezus
  • Luz de Maria 24/4
  • Zalig de armen van geest
  • Aanbidden in geest en waarheid
  • 3.33 uur 's ochtends
  • De kracht van 1 Weesgegroet
  • Ze komen eraan
  • Vreemde en grote donkere wezens zullen spoedig overal binnendringen
  • Een volgende lockdown
  • Boodschap aan Anna Shelley 24/4
  • De devotie van de 7 smarten van OLVrouw
  • Toewijdingsgebeden aan God de Vader, het H. Hart van Jezus en het Onbevlekt Hart van Maria
  • Gebeden van toewijding van ziekte, lijden en levenslasten
  • De betekenis van Pinksteren - 4
  • Om een baby uit een miskraam en geaborteerde baby's te dopen
  • Exorcismegebed over je woning en grond en toewijdingsgebed
  • Gebeden van zegening en bescherming
  • Het is eindelijk aangebroken
  • Wat God me toonde over aanstootgevende kledij...
  • Wat God me toonde over feminisme
  • De betekenis van Pinksteren - 3
  • Einde van Satans invloed in zicht
  • Red de planeet, ga CO2 uitstoten
  • Over de verliezen aan Westerse kant wordt gezwegen
  • Boodschappen aan Eduardo Ferreira
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Boodschappen van OLVrouw di Zaro 8/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Boodschappen aan Valeria Copponi (tot 19/4)
  • Instorting van economie, en munteenheden
  • De uitval
  • Over Poetin
  • Zal dit het einde veroorzaken?
  • Een miraculeuze foto van de Gekruisigde Jezus
  • Boodschap aan Anna Shelley 20/4
  • Luz de Maria 20/4
  • Rusland wordt verder uitgedaagd
  • De 3 daagse duisternis
  • De 9 cirkels van de Hel
  • In de Hel wegens echtscheiding
  • Meteoor op California
  • 23 april
  • De komst van de asteroide
  • Massale afname van bevolking in Europa komt eraan
  • Repost: Genezingsgebed van God de Vader
  • Opwarming van het klimaat? Niet dus.
  • Let op voor cosmetica en dergelijke producten
  • De uitleg van het merkteken van het beest door de Heer
  • De volgende pandemie
  • Over Obama: hij kan de Antichrist worden, door bezetenheid
  • Luz de Maria 16/4
  • Boodschap aan Anna Shelley 19/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Een zombievirus
  • Nano chip
  • VK zal getroffen worden
  • Dit zal gebeuren door Hem
  • Het is reeds begonnen
  • Hoe de Antichrist zal werken door AI en Biotechnologie
  • Ze komen voor onze kinderen
  • Vernietiging van 3 landen
  • Bloedmanen als waarschuwend teken
  • 5 tekenen dat je een Uitverkorene bent
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • OLVrouw van Smarten
  • Adviezen om de duivel te bevechten
  • Het sociaal kredietsysteem
  • NEEM GEEN VACCINS!!! GEEN ENKELE!!!
  • BID TEGEN ABORTUS!!!
  • De betekenis van Pinksteren - 2
  • De betekenis van Pinksteren - 1
  • Goede raad: wees niet afhankelijk van de staat
  • De plannen van de wereldelites
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Bijhorende afbeelding bij de boodschap van Lorena
  • Nog eens nieuws van de Antichrist/Maitreya
  • Boodschap aan Pedro Regis 11/4
  • Luz de Maria 12/4
  • Boodschap aan Lorena 8/4
  • Chaga
  • Dit is de waarheid
  • Boodschap aan Anna Shelley 14/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 9
  • Janet Klasson - 9/2 Licht van de wereld in de Goddelijke Wil
  • Geheim van gedrevenheid
  • Kom, H. Geest, kom!
  • 3 middelen die Satan gebruikt om je ziek te maken
  • Gezegend zij
  • Gods Barmhartigheid is grenzeloos
  • Boodschap aan Anna Shelley 13/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 7 en 8
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • De Emmaüsgangers
  • Mummie
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 6
  • Op weg naar de microchip
  • Nog steeds kunnen we het tij keren - Niburu
  • Boodschap aan John Mariani
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 5
  • Boodschappen aan Jennifer
  • 28/3 Plaats dit in je huis en land (The Unsealed Message)
  • Maria Simma openbaart 7 geheimen
  • Het Gezicht van Jezus
  • Opruimen van de wereldbevolking was altijd het doel - Niburu
  • 11 april
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 4
  • Boodschappen aan John Leary - rest van maart
  • Boodschap aan Mary of Divine Mercy
  • Grote schudding 8/4
  • Luz de Maria: Paaszondag 9/4
  • Afbraak van immuunsysteem door vaccins
  • Luz de Maria: Stille Zaterdag 8/4
  • Luz de Maria: Goede Vrijdag 7/4
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 2 en 3
  • Boodschap aan Anna Shelley 6/4
  • Zalig Pasen!!!
  • Boodschap aan Anna Shelley 8/4 DRINGEND!!!
  • Gebed op vrijdag voor de Arme Zielen
  • Boodschap aan Eduardo Ferreira 24/3
  • Droom van J. Frances 3/4
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (25/3)
  • Het echte gevaar van het einde van de dollar
  • Schildklier en jodium
  • Boodschap aan Manuela te Sievernich (21/3)
  • Boodschappen aan Valentina Papagna
  • Noveen van de Goddelijke Barmhartigheid - 1
  • Boodschap aan Marco Ferrari 26/3
  • Boodschap aan Gisella Cardia 3/4
  • De Kruisweg
  • 15 doodzonden in het Katholieke Geloof
  • Luz de Maria: Witte Donderdag 6/4
  • Het bankroet van Europa
  • Boodschap aan Anna Marie - Houston 11/2
  • Plaats terug brood op je huisaltaar
  • Boodschappen aan Pedro Regis
  • Palmzondag-rede van Vigano
  • Luz de Maria: Heilige Woensdag 5/4
  • Boodschap aan Luisa Piccarreta
  • Het Communisme zal opgelegd worden door de elite
  • Boodschap aan Ned Dougherty 26/3
  • Boodschap aan Anna Shelley (3/4)
  • Het verraad van Judas Iscariot (2)
  • Het verraad van Judas Iscariot (1)
  • Luz de Maria: Heilige Dinsdag 4/4
  • Luz de Maria: Palmzondag 2/4
  • Luz de Maria: Heilige Maandag 3/4
  • Interview met Luz Maria de Bonilla
  • Grafeenoxide in vaccins
  • Boodschap aan Lorena 14/3
    Zoeken in blog

    ALLES GAAT VOORBIJ, BEHALVE GOD !
    agenda

    Belangrijke data in mijn agenda

    Mijn favorieten
  • Mijn bibliotheek
  • Nieuwe blogsite
  • Archief per maand
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 11--0001
    Levend geloof 9

    03-06-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Die Heer is en leven geeft - encycliek van Paus Johannes Paulus II

    Dominum et Vivificatem (Die Heer is en leven geeft) uit: rkdocumenten.nl

    Inhoud

    1 De Kerk belijd haar geloof in de H. Geest als degene 'die Heer is en leven geeft'. Dit belijdt zij in de geloofsbelijdenis die geformuleerd of uitgevaardigd is op de Concilies van Nicea (in het jaar 325) en Constantinopel (in het jaar 381). Zij voegt eraan toe dat de H. Geest 'gesproken heeft door de profeten'. Het zijn woorden die de Kerk ontvangt van de bron van haar leven, Jezus Christus. Volgens het evangelie van Johannes wordt de H. Geest ons geschonken met het nieuwe leven, zoals Jezus aankondigt en belooft op de grootste dag van het Loofhuttenfeest: 'Als iemand dorst heeft, hij kome tot Mij; wie in Mij gelooft, hij drinke! Zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien'. (Joh. 7:37s) 

    En de evangelist verklaart: 'Hiermede doelde Hij op de Geest die zij, die in Hem geloofden, zouden ontvangen' (Joh. 7:39). Dezelfde vergelijking met het water gebruikt Jezus in het gesprek met de Samaritaanse, als Hij spreekt over de 'waterbron die opborrelt tot eeuwig leven' (Joh. 4:14) en in het gesprek met Nicodemus, als Hij de noodzaak verkondigt van een nieuwe geboorte 'uit water en Geest' om 'het Rijk Gods binnen te gaan'.

    De Kerk die onderricht wordt door het woord van Christus en put uit de pinksterervaring en uit haar eigen apostolische geschiedenis, verkondigt daarom vanaf het begin haar geloof in de H. Geest als degene die het leven geeft, degene in wie de ondoorgrondelijke drie-ene God zich aan de mensen mededeelt en in hen de bron van het eeuwig leven vormt.

    2 Dit geloof dat de Kerk onafgebroken beleden heeft moet steeds weer levendig gemaakt en verdiept worden in het bewustzijn van het volk Gods. Dit is in de afgelopen 100 jaar verschillende malen gebeurd: van Leo XIII die de encycliek Divinum Illud Munus (1897) gepubliceerd heeft welke geheel aan de H. Geest is gewijd, tot Pius XII die zich in de encycliek Mystici Corporis Christi (1943) beroepen heeft op de H. Geest als levensbeginsel van de Kerk waarin Hij tezamen met het Hoofd van het Mystieke Lichaam, Christus, zijn werking uitoefent, en tot het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie dat de noodzaak heeft doen voelen van vernieuwde aandacht voor de leer over de H. Geest, zoals Paulus VI benadrukt heeft: 'Op de christologie en speciaal op de ecclesiologie van het Concilie moeten een nieuwe studie en een nieuwe verering van de H. Geest volgen als onmisbare aanvulling op het onderricht van het Concilie'.

    Wij worden dus in onze tijd door het altijd oude en altijd nieuwe geloof van de Kerk opgeroepen tot de H. Geest te naderen als degene die het leven geeft. Hulp en aansporing zijn voor ons hierbij de erfenis die wij gemeen hebben met de oosterse kerken die zorgvuldig de buitengewone rijkdommen bewaard hebben van het onderricht van de Vaders over de H. Geest. Ook hierom kunnen wij zeggen dat het 16e eeuwfeest van het eerste Concilie van Constantinopel, dat op het Pinksterfeest van 1981 tegelijk te Constantinopel en te Rome werd gevierd, één van de belangrijkste Kerkelijke gebeurtenissen van de laatste jaren is geweest. Door bezinning op het mysterie van de Kerk is toen duidelijk gebleken dat de H. Geest de wegen aanwijst die naar de eenheid van de Christenen leiden, ja de voornaamste bron is van deze eenheid welke uit God zelf voortkomt en die H. Paulus op bijzondere wijze heeft uitgedrukt met de woorden waarmee wij de eucharistieviering vaak beginnen: 'De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de H. Geest zij met u allen'.

    In deze aansporing hebben de voorafgaande encyclieken Redemptor Hominis en Dives in Misericordia in zekere zin hun oorsprong en inspiratie gevonden. Zij herdenken het heilsgebeuren dat zich voor ons voltrokken heeft in de Zoon die door de Vader in de wereld is gezonden 'opdat de wereld door Hem zou worden gered' (Joh. 3:17) en 'iedere tong zou belijden, tot eer van God de Vader, dat Jezus Christus de Heer is' (Fil. 2:11). Uit die aansporing ontstaat nu deze encycliek over de H. Geest die voortkomt uit de Vader en de Zoon en die met de Vader en de Zoon tezamen wordt aanbeden en verheerlijkt: als goddelijke Persoon is Hij het middelpunt van het christelijke geloof en de bron en drijfkracht van de vernieuwing van de Kerk. Deze encycliek is ontsprongen uit de diepte van de erfenis van het Concilie. Want dank zij het onderricht over de Kerk op zich en over de Kerk in de wereld sporen de Concilieteksten ons aan steeds verder door te dringen in het mysterie van de goddelijke Drie-eenheid zelf, langs de weg van het evangelie, de patristiek en de liturgie: tot de Vader – door de Zoon – in de H. Geest.

    Zo antwoordt de Kerk op bepaalde diepe inspiraties die zij gelooft te lezen in het hart van de mensen van deze tijd: het terugvinden van God in zijn transcendente werkelijkheid van oneindige Geest, zoals Jezus Hem voorgehouden heeft aan de Samaritaanse; de behoefte Hem te aanbidden ´'n geest en waarheid'; de hoop in Hem het geheim van de liefde terug te vinden en de kracht voor een ´nieuwe schepping¡: ja, inderdaad, degene die het leven geeft.

    De Kerk voelt zich geroepen tot deze zending om de Geest te verkondigen, terwijl zij samen met de mensenfamilie nadert tot het einde van het tweede millennium na Christus. Zij weet goed dat tegen de achtergrond van een hemel en een aarde die 'voorbijgaan' de 'woorden die niet voorbij zullen gaan' bijzonder welsprekend worden. Het zijn de woorden van Christus over de H. Geest, de onuitputtelijke bron van het 'water dat opborrelt tot eeuwig leven' (Joh. 4:14) als waarheid en verlossingsgenade. Zij wil deze woorden overwegen. Zij wil de gelovigen en alle mensen herinneren aan deze woorden, terwijl zij zich voorbereidt – zoals verderop gezegd zal worden – op het grote jubileum dat de overgang van het tweede naar het derde millennium van het Christendom zal betekenen.

    De nu volgende overwegingen hebben natuurlijk niet de bedoeling de zeer rijke leer over de H. Geest volledig te doorvorsen, noch te kiezen voor bepaalde oplossingen voor nog openstaande vraagstukken. Zij hebben voornamelijk tot doel in de Kerk het bewustzijn levendig te maken dat 'zij door de Geest tot medewerking wordt gedrongen, opdat het heilsbestel van God, die Christus als heilsbeginsel voor de gehele wereld heeft aangesteld, metterdaad in vervulling zou gaan'.

    DEEL 1 De Geest van de Vader en van de Zoon aan de Kerk is gegeven

    1 Jezus belofte en openbaring tijdens het Laatste Avondmaal

    3 Toen voor Jezus het uur om deze wereld te verlaten gekomen was, beloofde Hij aan de apostelen 'een andere Helper' (Joh. 14, 16) . De evangelist Johannes die bij het paasmaal aanwezig was, schrijft dat Jezus zich tijdens dat avondmaal op de dag voor zijn lijden en dood tot hen richtte met de woorden: 'Wat gij ook zult vragen in mijn Naam, Ik zal het doen, opdat de Vader moge verheerlijkt worden in de Zoon': 'Op mijn gebed zal de Vader u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven, de Geest van de waarheid' (Joh. 14: 13,16 s) . Juist deze Geest der waarheid wordt door Jezus de Parakleet genoemd – en Parakletos betekent 'trooster' en ook 'voorspreker' of 'helper'. Jezus zegt dat Hij 'een andere' Parakleet is, de tweede, want Jezus zelf is de eerste Helper, daar Hij het eerst de Blijde Boodschap gebracht en gegeven heeft. De H. Geest komt na en dank zij Hem, om door bemiddeling van de Kerk het werk van de Blijde Boodschap van het heil in de wereld voort te zetten.

    In zijn afscheidsrede spreekt Jezus meer dan eens over deze voortzetting van zijn werk door de H. Geest, om de apostelen die in de zaal van het Laatste Avondmaal samengekomen zijn, voor te bereiden op zijn heengaan, dat wil zeggen op zijn lijden en dood aan het kruis. De woorden waarnaar wij hier zullen verwijzen bevinden zich in het evangelie van Johannes. Elk van die woorden voegt een bepaalde nieuwe inhoud toe aan die aankondiging en belofte. Die woorden zijn tegelijk nauw met elkaar verweven, niet alleen vanuit het perspectief van de gebeurtenissen zelf, maar ook vanuit het perspectief van het mysterie van de Vader, de Zoon en de H. Geest, dat wellicht in geen andere tekst van de Heilige Schrift een zo verheven uitdrukking vindt als hier.

    4 Kort na de bovengenoemde belofte voegt Jezus toe: 'Maar de Helper, de H. Geest, die de Vader in mijn Naam zal zenden, Hij zal u alles leren en alles in herinnering brengen wat ik u gezegd heb¡ (Joh. 14:26). De H. Geest zal de Helper van de apostelen en de Kerk zijn en altijd in hun middelen zijn – zij het onzichtbaar – om dezelfde Blijde Boodschap te leren die Jezus verkondigde. Het 'zal leren en in herinnering brengen' betekent niet alleen dat Hij op zijn eigen manier zal voortgaan te inspireren tot de verspreiding van de heilsboodschap, maar ook dat Hij zal helpen de juiste betekenis van de inhoud van Christus' boodschap te begrijpen en de continuïteit en de identiteit van het begrip ervan zal verzekeren in de veranderlijke condities en omstandigheden. De H. Geest zal dus bewerken dat de waarheid in de Kerk steeds dezelfde waarheid blijft die de apostelen van hun Meester hebben gehoord.

    5 Bij het doorgeven van de Blijde Boodschap zullen de apostelen op bijzondere wijze verbonden zijn met de H. Geest. Jezus zegt vervolgens: 'Wanneer de Helper komt, die Ik u van de Vader zal zenden, de Geest der waarheid die van de Vader uitgaat, zal Hij over Mij getuigenis afleggen. Maar ook gij moet getuigenis afleggen, want vanaf het begin zijt gij bij Mij' (Joh. 15:26s).

    De apostelen zijn onmiddellijk ooggetuigen geweest. Zij hebben Christus 'gehoord' en 'met eigen ogen gezien', 'aanschouwd' en zelfs 'aangeraakt met eigen handen', zoals de evangelist Johannes het in een andere tekst uitdrukt. Hun menselijk en 'historisch' ooggetuigenis over Christus gaat samen met het getuigenis van de H. Geest: 'Hij zal over Mij getuigenis afleggen'. Het menselijk getuigenis van de apostel zal zijn voornaamste steun vinden in het getuigenis van de Geest der waarheid. En vervolgens zal het getuigenis van de apostelen daarin ook het verborgen fundament vinden voor zijn voortzetting onder de generaties van leerlingen en belijders die elkaar in de loop der eeuwen zullen opvolgen.

    Jezus Christus is zelf de hoogste en meest volledige openbaring van God aan de mensheid; het getuigenis van de Geest der waarheid inspireert, garandeert en bevestigt van de Geest der waarheid inspireert, garandeert en bevestigt de getrouwe overdracht ervan in de apostolische prediking en geschriften, terwijl het getuigenis van de apostelen de menselijke uitdrukking ervan verzekert in de Kerk en in de geschiedenis van de mensheid.

    6 Dit blijkt ook uit de nauwe samenhang, naar inhoud en bedoeling, van de genoemde aankondiging en belofte met wat in de erop volgende woorden van de tekst van Johannes staat: 'Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij tot de volle waarheid brengen; Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen aankondigen' (Joh. 16:12s). In de voorafgaande woorden houdt Jezus de Helper, de Geest der waarheid, voor als degene die 'zal leren' en 'in herinnering brengen', die 'getuigenis zal afleggen' over Hem; nu zegt Hij: 'Hij zal u tot de volle waarheid brengen'. Dit 'tot de volle waarheid brengen', in samenhang met datgene wat de apostelen 'nu niet kunnen verdragen', houdt noodzakelijkerwijs verband met de ontlediging van Christus door het lijden en de dood aan het kruis die nabij waren toen Hij deze woorden uitsprak.

    Maar vervolgens wordt het duidelijk dat dit 'tot de volle waarheid brengen', behalve met het scandalum crucis, - de ergernis van het kruis -, ook verband houdt met alles wat Christus 'gedaan en geleerd heeft' (Hand. 1:1) . Want heel het mysterium Christi eist geloof, dat de mens op de juiste wijze binnenleidt in de werkelijkheid van het openbaringsmysterie. Het 'tot de volle waarheid brengen' wordt dus werkelijkheid in en door het geloof. Dit is het werk van de Geest der waarheid en de vrucht van zijn werking in de mens. De H. Geest moet hier de voornaamste gids voor de mens zijn, het licht voor de menselijke geest.

    Dit geldt voor de apostelen, de ooggetuigen, die nu aan alle mensen moeten verkondigen wat Christus 'gedaan en geleerd heeft', vooral zijn kruis en verrijzenis. In een meer verwijderd verschiet geldt het ook voor alle generaties van leerlingen en belijders van de Meester, aangezien zij het mysterie van God dat in de mensengeschiedenis werkt, het openbaringsmysterie dat de uiteindelijke zin van deze geschiedenis verklaart, gelovig zullen moeten aannemen en vrijmoedig belijden.

    7 Er bestaat dus in het heilsbestel een innige band tussen de H. Geest en Christus, waardoor de Geest in de menselijke geschiedenis werkt als 'een andere Helper' en blijvend de overdracht en de uitstraling verzekert van de Blijde Boodschap die door Jezus van Nazaret is geopenbaard. In de H. Geest, de Parakleet, die in het mysterie en het werken van de Kerk voortdurend de historische tegenwoordigheid van de Verlosser op aarde en diens heilswerk voortzet, straalt daarom de heerlijkheid van Christus, zoals de erop volgende woorden van Johannes getuigen: 'Hij (de Geest) zal Mij verheerlijken omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft' (Joh. 16:14). Met deze woorden wordt nogmaals bevestigd al wat de voorafgaande uitspraken gezegd hebben: 'Hij zal leren..., in herinnering brengen..., getuigenis afleggen'. De hoogste en volledige zelfopenbaring van God die in Christus is voltooid en waarvan de prediking van de apostelen getuigenis aflegt, leeft voort in de Kerk door de zending van de onzichtbare Helper, de Geest der waarheid.

    Hoe innig deze zending verbonden is met die van Christus, hoe volledig zij uit de zending van Christus put, om de heilsvruchten ervan te bewaren en te doen groeien in de geschiedenis, wordt uitgedrukt door het werkwoord 'ontvangen': 'Hij zal u verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft'. Om dit woord 'ontvangen' als het ware uit te leggen en om ten volle te doen uitkomen dat de bron ervan de goddelijke Drie-eenheid is, voegt Jezus eraan toe: 'Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is' (Joh. 16:15) .

    Als Hij zal ontvangen, 'wat van Mij is', zal Hij vanzelf putten uit 'wat de Vader heeft'. In het licht van dit 'ontvangen' kunnen ook de andere veelzeggende woorden over de H. Geest verklaard worden die Jezus in het cenakel voor Pasen uitgesproken heeft: 'Het is goed voor u dat Ik heenga; want als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden. Eenmaal gekomen zal Hij de wereld het overtuigend bewijs leveren van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is' (Joh. 16:7s) . Het zal nodig zijn in een aparte overweging nog terug te komen op deze woorden.

    2 Vader, Zoon en H. Geest

    8 Kenmerkend voor de tekst van Johannes is dat de Vader, de Zoon en de H. Geest duidelijk als Personen aangeduid worden die van elkaar onderscheiden zijn. Als Jezus over de Geest-Helper spreekt, gebruikt Hij meermalen het persoonlijk voornaamwoord 'Hij'. Tegelijk onthult Hij in de afscheidsrede de banden die de Vader, de Zoon en de Parakleet met elkaar verenigen. 'De Geest gaat van de Vader uit' (Joh. 15:26) en de Vader 'geeft' de Helper (Joh. 14:16). De Vader 'zendt' de Geest in de naam van de Zoon (Joh. 14:26), de Geest 'legt getuigenis af' over de Zoon (Joh. 15:26). De Zoon vraagt aan de Vader de Geest-Helper te zenden (Joh. 14:16), maar bovendien verzekert en belooft Hij in verband met zijn 'heengaan' door middel van het kruis: 'Als Ik heengegaan zal zijn, zal Ik Hem tot u zenden' (Joh. 16:7).

    De Vader zendt dus de H. Geest uit kracht van zijn vaderschap, zoals Hij de Zoon gezonden heeft, maar tegelijk zendt Hij Hem krachtens de verlossing die Christus bewerkt heeft – en in deze zin wordt de H. Geest ook door de Zoon gezonden: 'Ik zal Hem tot u zenden'. Hier dient opgemerkt te worden dat alle andere beloften tijdens het Laatste Avondmaal de komst van de H. Geest aankondigen na het heengaan van Christus, terwijl de belofte die vervat is in de tekst van Joh. 16:7s., duidelijk ook de betrekking van wederkerige afhankelijkheid tussen hun openbaringen insluit en benadrukt, welke men oorzakelijk zou kunnen noemen: 'Als Ik heengegaan zal zijn, zal Ik Hem tot u zenden'. De H. Geest zal komen, omdat Christus heen zal gaan door middel van het kruis: Hij zal niet alleen komen na maar ook vanwege de verlossing die Christus heeft bewerkt, krachtens de wil en de werking van de Vader.

    9 Zo kunnen wij zeggen dat in de afscheidsrede het hoogtepunt bereikt wordt van de openbaring van de Drievuldigheid. Tegelijk staan wij op de drempel van beslissende gebeurtenissen en verheven woorden die tenslotte tot uitdrukking zullen komen in de grote zendingsopdracht die Jezus aan de apostelen gegeven heeft en door hen aan de Kerk: 'Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen', en die in zekere zin de trinitaire formule van het doopsel bevat: 'en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de H. Geest' (Mt. 28:19) . Deze formule weerspiegelt het innerlijke mysterie van God, van het goddelijke leven, dat de Vader, de Zoon en de H. Geest is, de goddelijke eenheid van de Drievuldigheid. Men kan de afscheidsrede ook lezen als een bijzondere voorbereiding op deze trinitaire formule, waarin de levendmakende kracht van het sacrament uitgedrukt wordt dat de deelname aan het leven van de drie-ene God uitwerkt, omdat het de heiligmakende genade als bovennatuurlijke gave aan de mens schenkt. Daardoor wordt de mens geroepen en ´in staat¡ gesteld te delen in het ondoorgrondelijke leven van God.

    10 In zijn innerlijke leven 'is' God 'liefde', wezenlijke liefde die de drie goddelijke Personen gemeen hebben; de H. Geest is persoonlijke liefde, als Geest van de Vader en de Zoon. Daarom 'doorgrondt Hij de diepste geheimen van God', als ongeschapen Liefde-gave. Men kan zeggen dat in de H. Geest het innerlijke leven van de drie-ene God geheel en al gave wordt, een uitwisseling van wederzijdse liefde tussen de goddelijke Personen, en dat God door de H. Geest bestaat als gave. De H. Geest is de persoonlijke uitdrukking van dit geven, van dit liefde-zijn. Hij is Persoon-liefde. Hij is Persoon-gave. Wij staan hier voor de onpeilbare rijkdom van de werkelijkheid en de onuitsprekelijke diepte van het begrip van persoon in God, die wij alleen uit de openbaring kennen.

    Als één in wezen met de Vader en de Zoon in de godheid is de H. Geest tevens liefde en (ongeschapen) gave, waaruit als uit haar bron (fons vivus – levende bron) iedere schenking aan de schepselen voortkomt (geschapen gave): de gave van het bestaan aan alle dingen door middel van de schepping; de gave van de genade aan de mensen door middel van de gehele heilseconomie. Zoals de apostel Paulus schrijft: 'Gods liefde is in ons hart uitgestort door de H. Geest die ons werd geschonken' (Rom. 5: 5).

    3 De heilbrengende zelfgave van God in de H. Geest

    11 De afscheidsrede van Christus tijdens het paasmaal heeft speciaal betrekking op deze 'gave' en 'zelfgave' van de H. Geest. In het evangelie van Johannes wordt als het ware de diepste 'logica' onthuld van het heilsmysterie dat van eeuwigheid af vervat is in Gods plan, als uitbreiding van de onuitsprekelijke gemeenschap van de Vader, de Zoon en de H. Geest. Het is de goddelijke ´logica' die van het mysterie van de Drie-eenheid leidt naar het mysterie van de verlossing van de wereld in Jezus Christus. De verlossing die de Zoon bewerkt heeft binnen de dimensies van de aardse geschiedenis van de mens – bewerkt in zijn ´heengaan¡ door middel van het kruis en de verrijzenis – wordt tegelijkertijd in heel haar heilskracht overgedragen aan de H. Geest: degene die 'van Mij ontvangen zal' (Joh. 16:14). De woorden van de tekst van Johannes geven aan dat volgens het goddelijke plan het 'heengaan' van Christus noodzakelijke voorwaarde is voor de 'zending' en de komst van de H. Geest; zij zeggen ook dat toen de nieuwe heilbrengende zelfmededeling God begon, in de H. Geest.

    12 Het is een nieuw begin ten opzichte van het eerste en oorspronkelijke begin van de heilbrengende zelfgave van God dat samenvalt met het mysterie van de schepping. Reeds in woorden van het boek Genesis lezen wij: 'In het begin schiep God de hemel en de aarde...en de Geest van God (ruah Elohim) zweerde over de wateren' (Gen. 1:1s) Dit Bijbelse begrip van schepping bevat niet alleen het tot-het-bestaan-roepen van het zijn van de kosmos, de gave van het bestaan dus, maar ook de aanwezigheid van de Geest van God in het scheppingswerk, dat wil zeggen het begin van de heilbrengende zelfmededeling van God aan alles wat Hij schept. Wat vooral geldt voor de mens die geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God: 'Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend' (Gen. 1:26).

    'Wij gaan maken': kan men geloven dat het meervoud dat de Schepper hier sprekend over zichzelf gebruikt reeds op zekere wijze het mysterie van de Drie-eenheid suggereert, de aanwezigheid van de Drie-eenheid in het werk van de schepping van de mens? De christelijke lezer die de openbaring van dit mysterie kent, kan het ook in deze woorden weergegeven vinden. De inhoud van het boek Genesis staat ons in ieder geval toe in de schepping van de mens het eerste begin te zien van de heilbrengende zelfgave van God in de vorm van het 'beeld en de gelijkenis' van zichzelf die Hij aan de mens verleend heeft.

    13 De woorden die Jezus uitgesproken heeft in de afscheidsrede lijken dus ook gelezen moeten worden onder verwijzing naar dat 'verre' maar fundamentele 'begin' dat wij uit het boek Genesis kennen. 'Als ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen. Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden.' Als Christus zijn 'heengaan' beschrijft als voorwaarde voor de 'komst' van de Helper, dan Hij het nieuwe begin van de heilbrengende zelfmededeling van God in de H. Geest met het mysterie van de verlossing. Het is bovenal een nieuw begin, omdat de zonde zich geplaatst heeft tussen het eerste begin en heel de mensengeschiedenis, te beginnen met de erfzonde. Die zonde is verzet tegen de aanwezigheid van de Geest van God in de schepping en vooral verzet tegen de heilbrengende zelfmededeling van God aan de mens. Sint Paulus schrijft dat juist vanwege de zonde 'de schepping...onderworpen is aan een zinloos bestaan..., altijd door kreunt en barensweeën lijdt¡ en ´vurig verlangt naar de openbaring van Gods kinderen' (Rom. 8:19-22) .

    14 Daarom zegt Jezus in de zaal van het Laatste Avondmaal, het cenakel: 'Het is goed voor u dat Ik heenga'; 'Nu Ik wel heenga, zal Ik Hem tot u zenden' (Joh. 16:7) . Het 'heengaan' van Christus door middel van het kruis heeft de kracht van verlossing – en dit betekent ook een nieuwe aanwezigheid van de Geest van God in de schepping: het nieuwe begin van de zelfmededeling van God aan de mens in de H. Geest. 'En het bewijs dat ge zonen zijt: Hij heeft de Geest van zijn Zoon in ons gezonden die roept:: Abba, Vader!', schrijft de apostel Paulus in de brief aan de Galaten (Gal. 4: 6). De H. Geest is de Geest van de Vader, zoals de woorden van de afscheidsrede in het cenakel bevestigen. Hij is tegelijk de Geest van de Zoon, de Geest van Jezus Christus, zoals de apostelen en in het bijzonder Paulus van Tarsus zullen belijden.

    Met de zending van deze Geest 'in ons' begint zich te voltrekken wat 'de schepping vurig verlangt', zoals wij in de brief aan de Romeinen lezen. De prijs voor de komst van de H. Geest is het 'heengaan' van Christus. De aankondiging van dit 'heengaan' heeft de droefheid van de apostelen veroorzaakt, welke haar dieptepunt zal bereiken bij het lijden en de dood op Goede Vrijdag, maar op haar beurt ´zal deze droefenis in vreugde verkeren'. Christus zal immers in zijn verlossend 'heengaan' de heerlijkheid van de verrijzenis en de hemelvaart naar de Vader opnemen. Zo is dus bij het ´heengaan' van de Meester, een heengaan dat ´goed' is, want dank zij dit heengaan zou een andere ´Trooster' komen. Tegen de prijs van het kruis dat de verlossing heeft bewerkt, uit kracht van heel het paasmysterie van Jezus Christus, komt de H. Geest om vanaf de dag van Pinksteren met de apostelen te blijven, met de Kerk en in de Kerk, en door middel van de Kerk in de wereld.

    Het nieuwe begin van de zelfmededeling van de drie-ene God in de H. Geest door Jezus Christus, de Verlosser van de mens en de wereld, wordt op deze wijze definitief verwerkelijkt.

    4 De Messias, gezalfd met de H. Geest

    15 Ook de zending van de Messias wordt ten volle verwerkelijkt, de zending van degene die de volheid van de H. Geest heeft ontvangen voor het uitverkoren volk Gods en voor de gehele mensheid. 'Messias' betekent letterlijk 'Christus', dat wil zeggen 'Gezalfde', en in de heilsgeschiedenis betekent het 'gezalfd met de H. Geest'. Zo was de profetische traditie zal Simon Petrus in het huis van Cornelius zeggen: 'Gij weet wat er overal in het joodse land gebeurd is... na het doopsel dat Johannes predikte; hoe God Jezus van Nazaret gezalfd heeft met de H. Geest en met kracht' (Hand. 10:37s).

    Van deze woorden van Petrus en van vele andere dergelijke woorden dient men allereerst terug te gaan naar de profetie van Jesaja, welke soms 'het vijfde evangelie' wordt genoemd of ook wel 'het evangelie van het Oude Testament'. Jesaja zinspeelt op de komst van een mysterieuze persoon die door de nieuwtestamentische openbaring vereenzelvigd zal worden met Jezus, en verbindt die persoon en diens zending met een speciale werking van de Geest van God, de Geest van Jahwe. Dit zijn de woorden van de profeet:

    "Een twijg ontspruit aan de tronk van Isaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel. De geest van Jahwe rust op hem, Een geest van wijsheid en inzicht, Een geest van beleid en sterkte, Een geest van kennis en ontzag voor Jahwe, -hij ademt ontzag voor Jahwe" (Jes. 11:1-3) .

    Deze tekst is belangrijk voor heel de pneumatologie van het Oude Testament, want hij vormt als het ware een brug tussen het oude Bijbelse begrip van de 'geest', opgevat vooral als 'charismatische inblazing', en de 'Geest' als persoon en gave voor de persoon. De Messias uit het geslacht van David ('uit de tronk van Isaï') is juist die persoon op wie de Geest van Jahwe 'zal rusten'. Het is duidelijk dat men hier nog niet kan spreken van openbaring van de Parakleet; maar met deze versluierde toespeling op de figuur van de komende Messias opent om zo te zeggen de weg waarlangs de volledige openbaring over de H. Geest in de eenheid van het mysterie van de Drievuldigheid wordt voorbereid, welke tenslotte in het Nieuwe Testament zal geschieden.

    16 Juist de Messias zelf is deze weg. In het Oude Verbond was de zalving het uiterlijke symbool van de gave van de Geest geworden. De Messias (meer dan wie ook de gezalfde in het Oude Verbond) is de enige grote Gezalfde van God zelf. Hij is de Gezalfde in de zin van degene die de volheid van de Geest van God bezit. Hij zal ook de middelaar zijn in de verlening van de H. Geest aan heel het volk. Andere woorden van de profeet zijn namelijk:

    'De geest van Jahwe, mijn Heer, rust op mij, want Jahwe heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om de armen het blijde nieuws te brengen, om te verbinden wier hart is gebroken, om aan de gevangenen vrijlating te melden, en aan de geboeiden de terugkeer naar het licht; om een jaar van Jahwe's genade te melden.' (Jes. 61:1s)

    De Gezalfde wordt ook gezonden 'met de Geest van Jahwe':

    'En nu heeft Jahwe, de Heer, mij gezonden met zijn geest' (Jes. 48:16).

    Volgens het boek van Jesaja is de Gezalfde die gezonden wordt samen met de Geest van Jahwe, tevens de uitverkoren Dienaar van Jahwe, op wie de Geest van God rust:

    'Zie hier mijn dienstknecht, die Ik ondersteun; mijn uitverkorene, die Mij welgevallig is. Ik heb mijn geest op hem gelegd' (Jes. 42:1)

    Men weet dat de Dienaar van Jahwe in het boek van Jesaja is geopenbaard als ware Man van smarten: de Messias die lijdt voor de zonden van de wereld. Tegelijk is hij juist degene wiens zending echte heilsvruchten zal dragen voor de gehele mensheid. ´Hij maakt de volkeren het recht openbaar...', (Jes. 42:1) ; en hij zal het  'verbond met het volk, het licht voor de naties' zijn (Jes. 42:6); want 'mijn heil moet reiken tot in de uithoeken der aarde' (Jes. 49:6) ; daarom

    'zullen mijn geest, die op u rust, en de woorden die Ik in uw mond heb gelegd, niet wijken uit uw mond, noch uit de mond van uw nakomelingen, noch uit die van hun nakomelingen, van nu af en tot in eeuwigheid, zegt Jahwe' (Jes. 59:21).

    De hier weergegeven teksten van de profeet moeten door ons gelezen worden in het licht van het evangelie – zoals anderzijds het Nieuwe Testament op speciale wijze verhelderd wordt door het bewonderenswaardige licht dat deze oudtestamentische teksten bevatten. De profeet stelt de Messias voor als degene die in de H. Geest komt, als degene die de volheid van deze Geest bezit, in zich en tegelijk voor de anderen, voor Israël, voor alle naties, voor de gehele mensheid. De volheid van de Geest van God gaat vergezeld van veelvuldige gaven, de heilsgoederen, die op bijzondere wijze bestemd zijn voor de armen en lijdenden, voor allen die hun hart openstellen voor deze gaven – soms door middel van de smartelijke ervaringen van het eigen bestaan, maar vooral door de innerlijke beschikbaarheid die uit het geloof voortkomt.

    Dat voelde de oude Simeon aan, 'een wetgetrouw en vroom man¡ op wie ´de H. Geest rustte', op het ogenblik van de opdracht van Jezus in de tempel, toen hij in Hem het ´heil¡ onderkende, 'dat bereid is voor alle volkeren' tegen de prijs van het grote lijden – het kruis – dat Hij samen met zijn Moeder moest dragen. Dat voelde de Maagd Maria nog beter aan die ´ontvangen had van de H. Geest', toen zij in haar hart nadacht over de ´mysteries' van de Messias, waarmee zij verbonden was.

    17 Men moet hier onderstrepen dat de ´geest van Jahwe¡ die op de komende Messias 'zal rusten', allereerst een gave van God is voor de persoon van die Dienaar van God. Maar hij is geen afzonderlijke en op zichzelf staande persoon, want hij werkt krachtens de wil van de Heer, uit kracht van diens beslissing of keuze. Ook al sluit in het licht van de teksten van Jesaja het heilswerk van de Messias, de Dienaar van God, de werking van de Geest in, welke zich ontplooit door zijn bemiddeling, toch suggereren zij in hun oudtestamentische context niet het onderscheid van de subjecten of de goddelijke personen, zoals zij in het mysterie van de Drie-eenheid bestaan en later geopenbaard zijn in het Nieuwe Testament. Evenals in heel het Oude Testament is in Jesaja de persoon van de H. Geest geheel verborgen: verborgen in de openbaring God en ook in de aankondiging van komende Messias.

    18 Jezus Christus zal zich aan het begin van zijn Messiaanse activiteit beroepen op deze aankondiging die vervat is in de woorden van Jesaja. Dat zal gebeuren in Nazaret, waar Hij dertig jaren van zijn leven doorgebracht had in het huis van Jozef, de timmerman, naast Maria, zijn maagdelijke Moeder. Toen Hij de gelegenheid kreeg het woord te nemen in de synagoge, opende Hij het boek van Jesaja en vond de passage waar geschreven staat: 'De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft¡, en na deze tekst gelezen te hebben zij Hij tot de aanwezigen: ´Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan'.  Op deze wijze beleed en verklaarde Hij degene te zijn die 'gezalfd is' door de Vader, de Messias, degene in wie de volheid van deze Geest bezit, degene die het 'nieuwe begin' betekent van de gave die God in de Geest aan de mensheid schenkt.

    5 Jezus van Nazaret, verheven in de H. Geest

    19 Ook al is Jezus in zijn vaderstad Nazaret niet geaccepteerd als Messias, toch wordt zijn Messiaanse zending in de H. Geest aan het begin van zijn openbaar leven aan het volk geopenbaard door Johannes de Doper. Deze zoon van Zacharias en Elisabet kondigt bij de Jordaan de komst van de Messias aan en dient het doopsel van bekering toe. Hij zegt: 'Ik doop u met water, maar er komt iemand die sterker is dan ik; ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de H. Geest en met vuur' (Lc. 3:16).

    Johannes de Doper kondigt de Messias-Christus niet alleen aan als degene die 'komt' in de H. Geest, maar ook als degene die de H. Geest 'brengt', zoals Jezus nog duidelijker zal openbaren in het cenakel. Johannes is hier de trouwe echo van de woorden van Jesaja die bij de profeet uit het Oude Testament betrekking hadden op de toekomst, terwijl ze in zijn onderricht op de oever van de Jordaan de onmiddellijke inleiding vormen op de nieuwe Messiaanse werkelijkheid. Johannes is niet alleen een profeet maar ook een bode: hij is de voorloper van Christus. Wat hij aankondigt wordt voor aller ogen werkelijkheid.

    Jezus van Nazaret komt naar de Jordaan om ook het doopsel van bekering te ontvangen. Als Johannes Hem ziet aankomen, zegt hij: 'Zie, het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt' (Joh. 1:29) . Dit zegt hij op ingeving van de H. Geest en hij getuigt dat de profetie van Jesaja in vervulling is gegaan. Terzelfder tijd belijdt hij zijn geloof in de heilszending van Jezus van Nazaret. Uit de mond van Johannes de Doper is 'Lam Gods' een vaststelling van de waarheid omtrent de Verlosser die niet minder relevant is dan de door Jesaja gebruikte uitdrukking 'Dienaar van Jahwe'.

    Zo wordt door het getuigenis van Johannes bij de Jordaan Jezus van Nazaret die door zijn stadgenoten verworpen is, verheven voor de ogen van Israël als Messias, als met de H. Geest 'Gezalfde' dus. En dit getuigenis wordt versterkt door een ander getuigenis van hogere orde dat door de drie synoptici vermeld wordt. Want toen al het volk gedoopt was en Jezus na het doopsel ontvangen te hebben in gebed was, 'ging de hemel open en daalde de H. Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neer' (Lc. 3:21s) en tegelijkertijd 'sprak een stem uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn behagen gesteld' (Mt. 3:17).

    Dit is een trinitaire theofanie die getuigt van de verheffing van Jezus bij gelegenheid van het doopsel van Johannes de Doper, maar het onthult een nog diepere dimensie van de waarheid over Jezus van Nazaret als Messias: de Messias is de welbeminde Zoon van de Vader. Zijn plechtige verheffing beperkt zich niet tot de Messiaanse zending van de 'Dienaar van Jahwe'. In het licht van de theofanie bij de Jordaan betreft deze verheffing het mysterie van de Persoon zelf van de Messias. Hij wordt verheven omdat Hij de Zoon van het goddelijk welbehagen is. De stem uit de hemel zegt: 'Mijn Zoon'.

    20 De theofanie bij de Jordaan verheldert slechts vluchtig het mysterie van Jezus van Nazaret, wiens gehele activiteit zich zal ontplooien in de H. Geest. Jezus zou zelf dit mysterie geleidelijk openbaren en bevestigen door alles wat Hij 'deed en leerde' (Hand. 1:1) . In de lijn van dit onderricht en van de Messiaanse tekenen die Jezus verrichte voor de afscheidsrede in het cenakel, treffen wij gebeurtenissen en woorden aan die bijzonder belangrijke elementen vormen van deze voortschrijdende openbaring. Zo laat de evangelist Lucas, die reeds vermeld heeft dat Jezus 'vervuld was van de H. Geest' en 'door de H. Geest naar de woestijn was gevoerd' (Lc. 4:1), ons weten dat, nadat de 72 leerlingen teruggekeerd waren van de zending die de Meester hun had toevertrouwd en Hem vol vreugde de vruchten van hun werk hadden verteld, 'op datzelfde uur Jezus, vervuld van de H. Geest, het uitjubelde en zei: Ik prijs U Vader, Heer van hemel en aarde, omdat Gij deze dingen verborgen gehouden hebt voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen. Ja Vader, zo heeft het u behaagd' (Lc. 1:21). Jezus juicht over het goddelijke vaderschap; Hij juicht omdat het Hem gegeven is dit vaderschap te openbaren; Hij juicht tenslotte als om een bijzondere uitstraling van dit goddelijk vaderschap over de 'kleinen'. En de evangelist karakteriseert dit alles als 'jubel in de H. Geest'.

    Deze jubel spoort Jezus in zekere zin aan nog meer te zeggen: 'Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand weet wie de Zoon is tenzij de Vader; en wie de Vader is tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon het wil openbaren' (Lc. 10: 22).

    21 Wat tijdens de theofanie bij de Jordaan om zo te zeggen ´van buiten af¡ gekomen is, uit de hemel, komt hier 'van binnenuit', d.w.z. uit het diepste innerlijk van Jezus. Het is een andere openbaring van de Vader en de Zoon, verenigd in de H. Geest. Jezus spreekt alleen over het vaderschap van God en over zijn eigen zoonschap. Hij spreekt niet direct over de H. Geest die liefde is en daarom de band tussen de Vader en de Zoon. Wat hij zegt over de Vader en over zichzelf als Zoon, ontspringt niettemin uit de volheid van de Geest die in Hem is en die zich uitstort in zijn hart, zijn eigen 'Ik' doordringt, zijn handelen inspireert en vanuit de diepte opwekt. Vandaar dat ´uitjubelen in de H. Geest¡. De vereniging van Christus met de H. Geest waarvan Hij zich ten volle bewust is, drukt zich uit in de 'jubel', welke in zekere zin zijn verborgen bron zichtbaar maakt. Zo zijn er een bijzondere openbaring en verheffing die eigen zijn aan de Mensenzoon, aan Christus, de Messias, wiens mensheid toebehoort aan de persoon van Gods Zoon, die één in wezen is met de H. Geest in de godheid.

    In de prachtige belijdenis van het vaderschap van God openbaart Jezus van Nazaret ook zichzelf, zijn goddelijk 'Ik'. Hij is immers de Zoon die ´één in wezen is met de Vader', en daarom 'kent niemand de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon', die 'voor ons en omwille van ons heil' mens is geworden door de H. Geest en geboren is uit een maagd wier naam Maria was.

    6 De verrezen Christus zegt: 'Ontvangt de H. Geest'

    22 Dank zij zijn verhaal voert Lucas ons zeer dicht bij de waarheid die vervat is in de rede in het cenakel. Jezus van Nazaret die 'verheven' is in de H. Geest, openbaart zich tijdens deze rede en dit gesprek als degene die de Geest 'brengt', als degene die Hem aan de apostelen en de Kerk moet brengen en 'geven' tegen de prijs van zijn 'heengaan' door middel van het kruis. Met het werkwoord 'brengen' wil men hier allereerst zeggen: 'openbaren'. Het Oude Testament heeft vanaf het boek Genesis de Geest van God op zekere wijze eerst doen kennen als de 'inblazing' van God die het leven geeft, als een bovennatuurlijke 'levensadem'.

    In het boek van Jesaja wordt Hij voorgesteld als een ´gave¡ voor de persoon van de Messias, als degene die op hem rust, om van binnenuit heel zijn heilswerk te leiden. Bij de Jordaan heeft de aankondiging van Jesaja concrete gestalte aangenomen: Jezus van Nazaret is degene die komt in de H. Geest en Hem brengt als gave van zijn eigen Persoon, om Hem te verspreiden door zijn mensheid: 'Hij zal u dopen met de H. Geest' (Mt. 3:11; Lc. 3:16) . In het evangelie wordt deze openbaring van de H. Geest bevestigd en verrijkt als innerlijke bron van het leven en het Messiaanse handelen van Jezus Christus.

    In het licht van wat Jezus zegt in de rede in het cenakel wordt de H. Geest geopenbaard op een nieuwe en meer volledige wijze. Hij is niet alleen een gave aan de persoon (aan de persoon van de Messias), maar een Persoon-gave. Jezus kondigt zijn komst aan als de komst van 'een andere Helper' die, omdat Hij de Geest der waarheid is, de apostelen en de Kerk 'tot de volle waarheid' zal brengen (Joh. 16:13). Dit zal geschieden vanwege de speciale gemeenschap tussen de H. Geest en Christus: 'Hij zal u verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft' (Joh. 16:14). Deze gemeenschap heeft haar oorsprong en bron in de Vader: 'Ik zei dat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is' (Joh. 16:15). De H. Geest die uitgaat van de Vader, wordt gezonden door de Vader (Joh. 14:26; Joh. 15:26). De H. Geest is eerst gezonden als gave voor de Zoon die mens is geworden, om de Messiaanse beloften te vervullen. Na het ´heengaan¡ van Christus-de Zoon zal de H. Geest volgens de tekst van Johannes rechtstreeks 'komen' – wat zijn nieuwe zending is – om het werk van de Zoon te voltooien. Zo zal Hij het nieuwe tijdperk van de heilsgeschiedenis tot voleinding brengen.

    23 Wij staan op de drempel van het Paasgebeuren. De nieuwe definitieve openbaring over de H. Geest als Persoon die de gave is, geschiedt juist op dit ogenblik. Het Paasgebeuren – het lijden, de dood en de verrijzenis van Christus – is ook de tijd van de nieuwe komst van de H. Geest, als Parakleet en Geest der waarheid. Het is de tijd van het ´nieuwe begin¡ van de zelfmededeling van de drie-ene God aan de mensheid in de H. Geest, door het werk van Christus de Verlosser. Dit nieuwe begin is de verlossing van de wereld: 'Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven' (Joh. 3:16).

    Reeds in het 'geven' van de Zoon, in de gave van de Zoon, drukt zich het diepste wezen van God uit die als liefde de onuitputtelijke bron van de schenking is. In de gave die door de Zoon wordt gegeven, worden de openbaring en de schenking van de eeuwige liefde voltooid: de H. Geest, die in de ondoorgrondelijke diepte van de godheid een Persoon-gave is, wordt door het werk van de Zoon, door middel van het paasmysterie, op een nieuwe wijze aan de apostelen en de Kerk gegeven en door hen aan de mensheid en de gehele wereld.

    24 Dit mysterie wordt op de dag van de verrijzenis op definitieve wijze uitgedrukt. Op die dag wordt Jezus van Nazaret 'die naar het vlees geboren is uit het geslacht van David', zoals de apostel Paulus schrijft, 'naar de Geest van heiligheid als Zoon van God in kracht... gesteld, door zijn opstanding uit de doden' (Rom. 1:3s). Zo kan men zeggen dat de Messiaanse 'verheffing' van Christus in de H. Geest haar hoogtepunt bereikt in de verrijzenis, waarin Hij zich ook openbaart als Zoon van God 'vol kracht'. En deze kracht waarvan de bronnen ontspringen in de ondoorgrondelijke gemeenschap van de Drie-eenheid, openbaart zich allereerst in het feit dat de verrezen Christus die van de ene kant de belofte van God vervult welke eens door de mond van de profeet was uitgesproken: 'Ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwe geest in u storten...mijn geest' (Ez. 36:26s), van de andere kant zijn eigen belofte vervult welke Hij aan de apostelen gedaan had met de woorden: 'Nu Ik wel ga, zal Ik Hem tot u zenden' (Joh. 16:7). Hem: de Geest der waarheid, de Parakleet, die door de verrezen Christus gezonden is om ons om te vormen naar zijn eigen beeld als verrezene. 

    Zie: 'In de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats van de leerlingen gesloten waren uit de vrees voor de Joden, kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: 'Vrede zij met u'. Na dit gezegd te hebben, toonde Hij hun zijn handen zijn zijde. De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: 'Vrede zij u. Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u'. Na deze woorden blies Hij over hen en zei: 'Ontvangt de H. Geest' ´. (Joh. 20:19-22) . Alle bijzonderheden van deze sleuteltekst van het evangelie van Johannes hebben hun eigen betekenis, speciaal als wij ze lezen onder verwijzing naar de woorden die uitgesproken zijn in het cenakel aan het begin van het Paasgebeuren.

    Dit gebeuren – het triduum sacrum van Jezus die de Vader gewijd heeft door de zalving en in de wereld gezonden – komt tot voleinding. Christus die als Mensenzoon en Lam Gods 'de geest gegeven had' op het kruis, gaat, eenmaal verrezen, naar de apostelen om 'over hen te blazen' met de kracht waarover de brief aan de Romeinen spreekt. De komst van de Heer vervult de aanwezigen met vreugde: 'Hun droefenis verkeert in vreugde', zoals Hij zelf reeds beloofd had voor zijn lijden. En vooral de voornaamste belofte van de afscheidsrede wordt vervuld: als het ware een nieuwe schepping beginnend 'brengt' de verrezen Christus de H. Geest aan de apostelen. Hij brengt Hem tegen de prijs van zijn 'heengaan'; Hij geeft hun deze Geest om zo te zeggen door de wonden van zijn kruisiging: 'Hij toonde hun zijn handen en zijn zijde'. Het is uit kracht van deze kruisiging dat Hij hun zegt: 'Ontvangt de H. Geest'.

    Zo wordt er een nauwe band gevestigd tussen de zending van de Zoon en de zending van de H. Geest. De H. Geest wordt (na de erfzonde) niet gezonden zonder het kruis en de verrijzenis: 'Als Ik niet heenga, zal de Helper niet tot u komen' (Joh. 16:7) . Ook in de verlossing wordt een nauwe band gevestigd tussen de zending van de H. Geest en de zending van de Zoon. De zending van de Zoon vindt in zekere zin haar ´voltooiing¡ in de verlossing. De zending van de H. Geest ´put¡ uit de verlossing: 'Hij zal u verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft' (Joh. 16:15) . De verlossing wordt geheel bewerkt door de Zoon als de Gezalfde die gekomen is en gehandeld heeft uit kracht van de H. Geest en zich tenslotte als offer aangeboden heeft op het hout van het kruis. En deze verlossing wordt tegelijk voortdurend bewerkt in het hart en het geweten van de mensen – in de geschiedenis van de wereld – door de H. Geest die de 'andere Helper' is.

    7 De H. Geest en de tijd van de Kerk

    25 “Toen het werk voltrokken was dat de Vader aan zijn Zoon op aarde had opgedragen, werd op Pinksteren de H. Geest gezonden, opdat deze de Kerk voortdurend zou heiligen en de gelovigen door Christus in de ene Geest toegang tot de Vader zouden verkrijgen. Hij is de Geest van het leven, de bron van het water dat tot eeuwig leven opspringt. Door Hem maakt de Vader de mensen die door de zonde gedood waren, weer levend, om eens ook hun sterfelijk lichaam in Christus te doen verrijzen”.

    Op deze wijze spreekt het Tweede Vaticaans Concilie over de geboorte van de Kerk op Pinksteren. Het pinkstergebeuren vormt de definitieve openbaring van wat reeds op Paaszondag geschied was in het cenakel. De verrezen Christus kwam en “bracht” aan de apostelen de H. Geest. Hij gaf Hem aan het zeggende: “Ontvangt de H. Geest”. Wat toen binnen het cenakel, “achter gesloten deuren”, gebeurd was, openbaart zich later, op Pinksteren, ook naar buiten, ten overstaan van de mensen. De deuren van het cenakel gaan open en de apostelen wenden zich tot de bewoners van Jeruzalem en de pelgrims die er waren bij gelegenheid van het feest, om getuigenis af te leggen over Christus in de kracht van de H. Geest. Zo wordt vervuld wat aangekondigd was: “Hij zal getuigenis over Mij afleggen. Maar ook gij moet getuigen, want vanaf het begin zijt gij bij Mij” (Joh. 15:26s)

    In een ander document van het Tweede Vaticaans Concilie lezen wij:

    “De H. Geest was ongetwijfeld reeds in de wereld werkzaam, voordat Christus verheerlijkt werd. Op de dag van het Pinksterfeest echter kwam Hij over de leerlingen, om voor altijd bij hen te blijven; de Kerk werd openbaar bekendgemaakt ten overstaan van de menigte en de verspreiding van het evangelie onder de volkeren nam een aanvang door de prediking”. 

    De tijd van de Kerk heeft een aanvang genomen met de “komst”, dat wil zeggen met de neerdaling van de H. Geest over de apostelen die bijeengekomen waren in het cenakel samen met Maria, de Moeder van de Heer. De tijd van de Kerk is aangevangen op het ogenblik waarop de beloften en aankondigingen die zo uitdrukkelijk betrekking hebben op de Helper, op de Geest der waarheid, in alle kracht en duidelijkheid verwerkelijkt begonnen te worden over de apostelen. Hierdoor werd de Kerk geboren. De Handelingen van de Apostelen spreken er uitgebreid over in vele passages waaruit blijkt dat volgens het bewustzijn van de eerste gemeenschap waarvan Lucas de geloofsovertuigingen uitdrukt, de H. Geest de onzichtbare – maar in zekere zin “waarneembare” – leiding op zich genomen heeft van hen die zich na het heengaan van de Heer Jezus geheel verweesd achtergelaten voelden.

    Met de komst van de Geest hebben zij zich in staat gevoeld de hun toevertrouwde zending te vervullen. Zij hebben zich vol kracht en sterkte gevoeld. Juist dit heeft de H. Geest in hen bewerkt en Hij bewerkt het voortdurend in de Kerk in hun opvolgers. Want de genade van de H. Geest die de apostelen door de handoplegging aan hun medewerkers gegeven hebben, wordt steeds weer doorgegeven door de bisschopswijding. Door het sacrament van het priesterschap maken de bisschoppen de gewijde dienaren deelachtig aan deze geestelijke gave en zij zorgen ervoor dat allen die wedergeboren zijn uit water en Geest door het sacrament van het vormsel hiermee gesterkt worden; en zo wordt op zekere wijze de pinkstergenade in de Kerk bestendigd.

    Zoals het Concilie schrijft:

    “De Geest woont in de Kerk en in het hart van de gelovigen, als in een tempel; in hen bidt Hij en geeft Hij getuigenis van hun aangenomen kindschap). De Kerk, die Hij naar de volle waarheid voert en in de gemeenschap en de bediening één maakt, richt Hij in en geleidt Hij door de verscheidenheid van de hiërarchische en charismatische gaven en Hij siert haar met zijn vruchten. Door de kracht van het evangelie maakt Hij de Kerk steeds weer jong en vernieuwt Hij haar voortdurend en brengt Hij haar naar de volkomen vereniging met haar bruidegom”. 

    26 De geciteerde teksten van de constitutie Lumen Gentium van het Concilie zeggen ons dat met de komst van de H. Geest de tijd van de Kerk begonnen is. Zij zeggen ons ook dat deze tijd, de tijd van de Kerk, voortduurt. Hij duurt voort door de eeuwen en geslachten heen. In onze eeuw waarin de mensheid aan het eind van het 2e millennium na Christus gekomen is, heeft deze tijd van de Kerk zich op speciale wijze uitgedrukt door middel van het Tweede Vaticaans Concilie, het Concilie van onze eeuw. Men weet dat dit Concilie in het bijzonder een “ecclesiologisch” Concilie is geweest: een Concilie over het thema van de Kerk. Tegelijk is het onderricht van dit Concilie wezenlijk “pneumatologisch”: doordrongen van de waarheid over de H. Geest als ziel van de Kerk. Wij kunnen zeggen dat het Tweede Vaticaans Concilie in zijn rijk onderricht precies alles bevat “wat de Geest tot de kerken zegt” met betrekking tot de huidige fase van de heilsgeschiedenis.

    Het Concilie dat de leiding van de H. Geest heeft gevolgd en samen met Hem getuigenis heeft afgelegd, heeft op bijzondere wijze de aanwezigheid van de H. Geest-Helper bevestigd. Het heeft Hem in zekere zin opnieuw “tegenwoordig” gesteld in ons moeilijke tijdperk. In het licht van deze overtuiging begrijpt men beter het grote belang van alle initiatieven die de verwezenlijking van het Tweede Vaticaans Concilie, van zijn onderricht en van zijn pastorale en oecumenische richtlijnen nastreven. In deze zin dienen ook de opeenvolgende vergaderingen van de bisschoppensynode beschouwd en beoordeeld te worden, die er naar streven dat de vruchten van de waarheid en de liefde – de echte vruchten van de H. Geest – een duurzaam goed van het volk Gods worden op zijn aardse pelgrimstocht in de loop der eeuwen.

    Dit werk van de Kerk dat streeft naar het realiseren en bevestigen van de heilsvruchten die de geest op het Concilie heeft uitgedeeld, is onmisbaar. Hiervoor moet men ze nauwkeurig weten te “onderscheiden” van alles wat daarentegen allereerst van de “vorst van deze wereld” kan komen. Dit onderscheidingsvermogen is des te meer noodzakelijk bij de verwezenlijking van het werk van het Concilie, omdat dit zich wijd opengesteld heeft voor de huidige wereld, zoals duidelijk blijkt uit zijn belangrijke constituties Gaudium et Spes en Lumen Gentium .

    Wij lezen in de pastorale constitutie:

    “Hun gemeenschap (van de leerlingen van Christus) wordt... gevormd door mensen die, verenigd in Christus door de H. Geest worden geleid op hun tocht naar het rijk van de Vader en die de heilsboodschap hebben ontvangen die aan allen verkondigd moet worden. Daarom voelt de Kerk zich werkelijk intiem verbonden met het mensdom en zijn geschiedenis”.
    “De Kerk weet waarachtig, dat alleen God, die zij dient, een antwoord kan geven op de diepste verlangens van het menselijk hart, dat door de aardse spijs nooit volledig kan worden verzadigd”.
    “De Geest van God ... regelt in wonderlijke voorzienigheid de loop der tijden en vernieuwt het aangezicht van de aarde”.



    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)



    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs