De 7
woorden aan het Kruis
Uit: De Oogst van de Eeuwige Liefde -
www.maria-domina-animarum.net
Jezus hangt gedurende drie eindeloze uren aan het Kruis.
Vanaf Zijn nageling tot een ogenblik vóór Zijn Dood zal Hij zeven gezegende
Woorden spreken. God drukt in deze Woorden alles uit, waardoor elke ziel in
zichzelf de Verlossing kan voltooien. Laten wij deze Woorden even bekijken:
1. "Vader, vergeef het hen, want zij weten
niet wat zij doen"
Jezus spreekt deze Woorden terwijl Hij aan het Kruis wordt
genageld. De zondige mens nagelt zijn
God aan het Kruis om er te sterven. De beulen staan symbool voor de zondige
mensheid, die in elke zonde Jezus opnieuw geselt, met doornen kroont, met een
zwaar kruis belast en Hem in het Hart treft, zodat Hij, indien Hij niet God
was, dagelijks ontelbare malen zou sterven. Niettemin verwenst Jezus
Zijn beulen niet, Hij vraagt voor hen totale vergeving. God leert de
zielen hier, dat Gods Barmhartigheid onvoorstelbaar groot is, doch ook, dat God
vergeeft mits Hij er kan van uitgaan, dat de ziel werkelijk niet weet wat zij
doet. Indien de ziel weet dat zij aan het zondigen is, of dit kan weten,
breekt zij bewust en gewild Gods Wet.
De eerste zaligmakende les voor de zielen luidt
dus: Vergeef Uw medezielen, opdat zij voor de
Verlossing ontsloten kunnen worden, want hun zondigheid houdt hen vast in de
slavernij jegens de grote vijand van God. Het is in Gods ogen zeer
verdienstelijk wanneer een ziel, jegens wie zwaar onrecht is bedreven, niettemin
de balsem van Gods Barmhartigheid afsmeekt voor de schuldige die haar heeft
gekruisigd door beproevingen. Wanneer een ziel haar medemens niet vergeeft,
wordt de schuld van die medemens jegens deze ziel als het ware in een kluis
opgesloten, zodat zij deze schuld blijft dragen en deze niet toegankelijk is
voor het Licht. De ziel die niet
vergeeft, sluit ook zichzelf op in diezelfde kluis, want zij houdt vast aan de
schuld van haar medemens (of aan de schuld waarvan zij meent dat haar
medemens die jegens haar heeft). Hierdoor snijdt ook deze ziel zichzelf af van
het Licht dat Verlossing brengt. Vergeving is de sleutel voor de Verlossing van
alle partijen die deel hebben aan een onenigheid.
2. "Vandaag nog zult gij met Mij in het
Paradijs zijn"
Jezus is op Golgotha geflankeerd door twee misdadigers. De
ene vervloekt en lastert tot de dood toe, de andere vraagt aan Jezus dat Hij
aan hem zou denken wanneer Hij in het Paradijs aankomt. De diepe betekenis
hiervan is deze: Er zullen steeds
twee zijden zijn, namelijk zij die tot in de beproevingen God vervloeken, en
zij die in de beproevingen tot inkeer komen, hun schuld bekennen en om Gods
erbarmen vragen. God stelt hier het teken van Zijn totale vergeving aan
deze laatsten, omdat zij rouwmoedig zijn, hun geloof in Christus
als de Verlosser belijden en blijk geven van Ware Hoop. God
toont hier de ziel eveneens dat de Hoop, het Geloof en de Liefde nog in het
stervensuur (zij het eventueel pas na een loutering in het vagevuur) voor haar
de Hemel kunnen ontsluiten.
De tweede zaligmakende les voor de zielen luidt
dus: Erken de eigen zondigheid en zwakheid,
de eigen schulden jegens God (zowel de schulden rechtstreeks jegens God als
deze jegens de medeschepselen, waardoor God eveneens wordt getroffen).
Geef zelfs wanneer de beproeving haar toppunt heeft bereikt (zoals bij de goede
moordenaar, kort vóór zijn dood) de hoop op de Eeuwige Gelukzaligheid niet op,
en geloof dat Jezus voor elke ziel het Paradijs kan ontsluiten, en dit
ook zal doen indien de ziel de wil opbrengt om in de
Verlossing, en in Gods Werken in het algemeen, te geloven. Vele zielen geven
hun geloof in God op omdat de veelheid van hun beproevingen hen laat menen dat
God niet bestaat, of dat Hij geen God van Liefde kan zijn. Deze zielen hebben
het Verlossingsmysterie niet begrepen, hebben niet begrepen waartoe de mens op
aarde is, en hebben niet begrepen dat God de ziel geen grotere schat kan geven
dan de beproeving. De beproevingen (de kruisen van het leven), en niets anders,
kopen de ziel vrij uit de collectieve schuld van de hele mensheid en uit de
individuele schuld van haar eigen zonden, misstappen, fouten, nalatigheden en
onverschilligheden. De goede moordenaar is een teken van Hoop voor de ziel die
een zondig leven heeft geleid, hierdoor bijna het Ware Leven (de toegang tot de
Gelukzaligheid) verliest, doch niettemin het hart voldoende weet te openen om
God en Zijn Werken te herkennen, en God te willen toebehoren ('denk aan mij,
vanuit de Hemel – want ik zou daar bij U willen zijn').
3. "Vrouw, ziedaar Uw zoon; zoon, ziedaar
uw Moeder"
Jezus ziet vanaf het Kruis hoe Maria, hoewel Zij waardig en
uiterlijk schijnbaar vredig naar Hem opziet, staat te sterven van Smart, met
Johannes als enige van Zijn apostelen naast Haar. Johannes vertegenwoordigt
hierdoor:
- de
weinige zielen die Jezus ook in de beproevingen, wanneer alles de schijn
wekt dat God stervende is, trouw blijven;
- de
priesters die, ondanks de verpletterende druk vanuit de wereld waardoor
men zou kunnen menen dat God stervende is, hun ogen op de Christus
gevestigd houden, in geloof in de verlossende macht van de Eucharistie, en
aan de zijde van Maria. Johannes
is hier de priester zonder enige belangstelling voor de wereld, die blijft
opkijken naar Jezus, Maria in zijn hart sluit ('en de leerling nam Haar
bij zich in huis'), en zijn Geloof niet laat ondermijnen door het
menselijk opzicht (de velen die achter hem staan te lasteren en hun
vijandschap jegens Christus en de Zijnen niet verbergen). Johannes
wordt hierdoor voorbeeld voor de traditionele priester,
die slechts kijkt naar Christus en Zijn Werken, niet naar de wereld en
zijn belangen. Hij vlucht niet voor zijn roeping, ook niet wanneer hij
ertoe wordt geroepen, op de top van Golgotha aan de voet van het Kruis te
getuigen van zijn geloof in de Christus en zijn Vuur voor de Christus en
Zijn Werken. Zijn leven is voor hem van geen waarde, het krijgt slechts
waarde door de nabijheid van de Christus.
Met
dit derde Kruiswoord vertrouwt Jezus de hele mensheid, alle zielen, aan Maria
toe. Hij openbaart hier de uiteindelijke eeuwigdurende opdracht van Maria:
Moeder en Meesteres van alle zielen te zijn. Hij vertrouwt ook omgekeerd Maria
aan de zielen toe, opdat de zielen hun zielengroei steeds door en met Haar zouden
trachten te voltooien, en zij zich helemaal aan Haar zouden toevertrouwen
(totale toewijding! – waarbij de ziel Maria 'bij zich in huis neemt', in de
kern van haar wezen).
Jezus maakt mij deelachtig aan de verzuchting die op dit
ogenblik uit Zijn Hart naar de Eeuwige Vader toe opwelt:
Gebed: Vader,
moge Zij, zoals Wij het voor alle tijden hebben beschikt, nu Diegene zijn, Die
Mijn rol voor de zielen verder zal zetten. Moge Zij nu voor alle tijden Mijn
Werken in hen voltooien, in de mate waarin zij zich vrijwillig aan Haar zullen
geven. Moge Zij, Die tot deze opdracht als Medeverlosseres met Uw Christus is
gezalfd, nu in deze hoedanigheid worden verzegeld, en moge Zij het Heil van
alle zielen van goede wil ontsluiten op kracht van de sleutel der Verlossing,
die Ik thans in hen allen heb gelegd en waarover Zij, Mijn eeuwigdurende
Moeder, de Dochter van Uw welbehagen en Bruid van Onze Geest, alle macht zal
hebben, omdat de onfeilbare Wet van Onze Barmhartigheid dit voor alle tijden zo
heeft beschikt. Moge op grond van Mijn Offer met eeuwigdurende geldigheid, en
van Haar heilige volharding in deze Smart, Haar vlekkeloos Hart het Licht van
de Hoop en de Liefde wekken in alle zielen die geloven dat Ik voor hen de
sleutel tot de Eeuwige Gelukzaligheid heb vrijgekocht, en dat Mijn Moeder door
Ons is gekozen als de gouden Wegwijzer naar de Poort waarop deze sleutel past.
En de leerling nam Haar bij zich in huis... Geen woorden
kunnen ooit beschrijven, hoezeer Jezus in deze ogenblikken heeft verlangd dat
alle zielen Maria in zich (in het huis van hun ziel) zouden opnemen
door totale toewijding aan Maria, waarbij Zij in de ziel kan leven en
heersen, omdat Zij van God de macht en de Wijsheid heeft gekregen om elke ziel
naar de poort van het Eeuwig Heil te leiden.
De derde zaligmakende les voor de zielen luidt
dus: Wijd U volkomen aan Maria toe, opdat Zij
U moge kunnen begeleiden, beschermen, zuiveren, heiligen, omvormen. In
Haar verkondiging als de Meesteres van alle zielen zal Maria twintig eeuwen na
Golgotha verklaren dat God Haar de macht heeft gegeven om zielen die zich
totaal aan Haar weggeven, te helpen voeren naar een staat van volkomen
heiligheid door 'compensatie' van de effecten van de erfzonde in de ziel. Zo zal Zij als Meesteres van alle zielen
Haar oorspronkelijke roeping volbrengen, die eruit bestaat dat Zij elke ziel,
die bereid is om zich volkomen aan Haar weg te geven, van binnen uit zal
begeleiden naar de voltooiing van de Verlossingswerken van Christus in zich,
terwijl Zij de ziel in elk aspect van haar wezen zal trachten om te vormen
opdat deze ontvankelijk zou worden voor de volheid van het Licht, of
anders uitgedrukt: opdat haar akker klaar moge zijn om het Goddelijk zaad van
Verlossing in zich op te nemen en te laten rijpen, als haar eigen bijdrage tot
de Oogst van de Eeuwige Liefde.
4. "Ik heb dorst"
Ik heb er reeds op gewezen dat Jezus vanaf het Laatste
Avondmaal geen slok vloeistof meer tot Zich had genomen. Wegens het overvloedig
bloedverlies vanaf de Hof van Gethsemani (het bloedzweten!) via de geseling, de
doornenkroning en de Kruisweg tot en met de uren aan het Kruis, en de
overvloedige transpiratie vanaf het Laatste Avondmaal (waar Hij in een
koortsige transpiratie leek te baden), was Jezusÿ Lichaam op het ogenblik
waarop Hij aan het Kruis werd opgeheven, reeds in heel verregaande mate
uitgedroogd. Hij leed hierdoor een intense dorst. De dorst van Jezus reikte
echter oneindig veel verder dan deze van het Lichaam: de Verlosser had dorst naar zielen, die Zijn Verlossingswerken in
zich tot bloei zouden laten komen.
Het Goddelijk Leven wordt door de Meesteres van alle zielen
vaak vergeleken met water voor de ziel, in vergelijking met de leven
schenkende, reinigende en verfrissende eigenschappen van water voor het
lichaam. Water kan een uitgeput lichaam een gevoel van wedergeboorte geven.
Voor het water van Goddelijk Leven geldt dit letterlijk. Aan het Kruis verlangt
Jezus er vurig naar, dat Zijn dorst ontelbare zielen in alle tijden water van
Goddelijk Leven zal bereiden, en dat al Zijn vergoten Bloed als Water van
Goddelijk Leven de dorst van vele zielen naar het Ware Leven, de Ware Liefde en
het Ware Geluk voor eeuwig zal lessen. Door Zijn verlangen naar vloeistof,
trekt Jezus in wezen op het spiritueel vlak het water van Goddelijk Leven naar
alle zielen toe, die Hij in de Hof van Gethsemani op de meest intense wijze in
Zich heeft getrokken. Hierdoor opent Hij de stroom van dit 'Water' voor alle
zielen die doorheen alle eeuwen met Hem verenigd zullen willen zijn, en laaft
Hij tezelfdertijd Zichzelf met zielen.
In Jezusÿ Hart welt het volgend gebed op:
Gebed: O
Vader, ontsluit toch nu de Bronnen der Eeuwige Genade, die Ik thans met al Mijn
Bloed heb gevuld. Moge geen ziel meer dorst hebben, tenzij naar de vervulling
van Uw Wil, die het Ware Leven geeft. O geef Mij zielen, opdat Ik hen kan dopen
in het Water van Goddelijk Leven, dat voor eeuwig zal stromen door de offerande
van Mijn Bloed. De Goddelijke ruil, o Mijn Vader... Mijn Bloed voor hun
Verlossing... Mijn dorst voor hun lafenis.
Er
wordt Jezus nu een spons op de lippen gedrukt, die is gedrenkt in een zure
vloeistof, en die Hem (omdat Hij hoog aan het Kruis hangt) wordt aangereikt
door middel van een hysopstengel. Het is opmerkelijk dat hysop een dubbele
spirituele betekenis heeft: kleinheid (nederigheid) en zuivering. Jezus wordt
gering geacht (kleinheid), volbrengt Zijn Goddelijke roeping in de allerdiepste
nederigheid (de God-Mens verloochent Zichzelf totaal voor de zielen), en doet
dit voor de diepe zuivering van de zielen. De
vloeistof die Hem op de lippen wordt gedrukt, is zo zuur, dat zij in Zijn verdroogde
en gekloven lippen brandt en Hem niet laaft, doch kwelt: Er wordt een hoge
prijs betaald voor elke ziel die de Christus zal volgen. Het water van
Goddelijk Leven zal wel naar de zielen stromen, doch zal in vele
zielen slechts met de grootste moeite worden opgenomen.
De vierde zaligmakende les voor de zielen luidt
dus: God verlangt van elke ziel dat zij
onophoudelijk dorst zou hebben naar de verwezenlijking van Gods Heilsplan. De
ziel die door deze dorst wordt gedreven, stelt haar leven in dienst van Gods
Werken, en leeft elk detail van haar leven zodanig dat al haar daden, woorden,
gedachten, gevoelens en verlangens het Water van Goddelijk Leven voor haar
medeschepselen helpen bereiden. De stroming van het Water van Goddelijk Leven,
drager van de Goddelijke Liefde, wordt niet alleen bepaald door de Wil van God,
doch ook door het verlangen van de zielen naar God en naar hun Verlossing. Dit
verlangen zuigt als het ware het Water van Goddelijk Leven naar de ziel toe,
zodat de stroming versnelt. Hoe meer zielen een dergelijk verlangen koesteren,
des te krachtiger wordt de stroom van de Liefde doorheen de Schepping en des te
vlugger kan Gods Heilsplan zijn voltooiing bereiken.
5. "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij
Mij verlaten"
Het
Lichaam van de Christus is letterlijk bijna leeg gebloed: Het Bloed der
Verlossing, drager van het Water van Goddelijk Leven, wordt druppel na druppel
uit Zijn Lichaam geperst, en elke druppel bevat de volheid der Goddelijke
Verlossingskracht, omdat de Messias geen ogenblik ophoudt, dit proces van Zijn
lichamelijk sterven bewust te verbinden met Zijn volmaakte Liefde en Zijn vaste
Wil om dit alles te voltooien. Terwijl vele mensenzielen hun
leed draaglijker trachten te maken door het zo veel mogelijk uit hun bewustzijn
te verbannen, beleeft de lijdende Christus Zijn lichamelijke en geestelijke
gewaarwordingen juist zo bewust mogelijk, opdat Hij Zich letterlijk in elke
seconde van het Lijden totaal moge kunnen ontledigen, en elke druppel van Zijn
Bloed actief zou worden geladen met Zijn Wil om te verlossen, en met Zijn
Liefde, die het Ware Leven brengt.
Teneinde
dit Lijden zijn maximale vruchtbaarheid binnen Gods Heilsplan te verlenen,
wordt in de God-Mens de Goddelijke natuur in deze uren meer dan ooit verborgen,
en leeft in Jezus de actieve Wil om 'door en door mens te zijn'. Hij
stelt hier het ultieme bewijs voor de onbegrensdheid en volmaaktheid van Zijn
Liefde: Hij wil mens zijn om deze beproeving der beproevingen honderd
procent als mens te doorstaan en te ervaren. Welk nut en welke waarde zou het
Verlossend Lijden hebben, indien het als God, vanuit een Goddelijke
ervaring, zou worden beleefd? De Goddelijke natuur kan zich immers boven alle
lijden verheffen, want God is Meester over alle gewaarwordingen.
Zo ervaart Jezus hier de gewaarwording, die vrijwel elke
mensenziel in bepaalde uren van het leven op aarde gedurende kortere of langere
tijd ervaart: de eenzaamheid, het gevoel van zelfs 'door God verlaten te zijn'.
Terwijl Jezus deze woorden uitstoot, lijdt Hij intens onder het feit dat vele
zielen geen oog hebben voor de noden van hun medeschepselen, zodat op aarde
talloze schepselen zich zelfs door God verlaten voelen. Telkens een ziel
verzuimt, een andere ziel te troosten, haar te helpen, bij haar te zijn in haar
nood of in haar eenzaamheid, verzuimt zij in werkelijkheid, in deze andere ziel
het gevoel en het Geloof te wekken, dat God tegenwoordig is. Het maakt deel uit
van de roeping van elke ziel op aarde, God tegenwoordig te
stellen jegens haar medeschepselen. Op deze wijze moet elke ziel ertoe
bijdragen, de Tegenwoordigheid van God op aarde voelbaar te houden. Jezus heeft
Zijn kreet "Eloi, Eloi, lama sabakthani?" dus ook
geslaakt tot eerherstel en uitboeting voor elke ziel die een medeschepsel (mens
of dier) het gevoel geeft dat God niet bestaat, dat God het niet liefheeft, of
dat er geen Liefde bestaat.
Uit het Hart van Jezus wellen in stilte vol droefheid de
woorden op:
Gebed: O
Vader, hebben Wij de mensenziel niet voorzien als Onze vertegenwoordigster naar
elk schepsel toe? Waarom dan, zullen in Onze Schepping zovele schepselen het
gevoel hebben dat Wij niet bestaan, of dat Wij onverschillig zijn voor hun lot?
O moge dit Lijden de zielen de Liefde instorten, die hen in staat zal stellen
en hen met de wil zal vervullen, hun medeschepselen te laten voelen dat deze
Schepping door de Liefde wordt bestuurd, en dat God geen enkel
van Zijn schepselen ooit verlaat. Mogen zij, in Mijn navolging, elk
medeschepsel met de vreugde van Onze Tegenwoordigheid vervullen, die door hen
heen doorheen de Schepping zal stromen naarmate hun eigen Geloof, Hoop en
Liefde, en hun eigen wil om één met Ons te zijn, zullen groeien.
De vijfde zaligmakende les voor de zielen luidt
dus: Drink zo intens het Licht van Christus
in U op, dat U voor de hele Schepping een spiegel van God kunt
zijn, zodat elk schepsel in Uw nabijheid de Tegenwoordigheid van God kan
ervaren door gevoelens van Vrede, vreugde, geborgenheid, moed, vertrouwen, Hoop
en Liefde.
6. "Het is volbracht"
De
Christus is op de wereld gekomen om de voltooiing van Gods Heilsplan voor te
bereiden en mogelijk te maken, om de zielen de sleutel te geven waardoor zij
hun eigen kerker zullen kunnen openen, mits zij bereid zijn om Jezus na te
volgen in het concreet voorbeeld van Zijn handelingen en innerlijke
gesteldheden. Zijn hele Leven had Hij in dienst van deze
opdracht gesteld, geen ogenblik liet Hij verloren gaan om dit Goddelijk zaad
uit te strooien. De hele tijd van het Lijden was voor Hem de ware bekroning, de
voltrekking van de heilige bruiloft met het Kruis, en door het Kruis, met de
lijdende mensheid – lijdend in lichaam (door de vele beproevingen van elk
mensenleven) en ziel (door de slavernij jegens de zonde, die de Eeuwige
Gelukzaligheid onmogelijk maakt). De
Messias was in de wereld gezonden om de ketenen van deze slavernij te breken,
niet om de mensheid uit het lichamelijk lijden te bevrijden. Het
lichamelijk lijden zou voor alle mensenzielen van alle tijden het groot middel
tot ontsluiting van het zaad van het Verlossingswerk van Jezus blijven.
Ware navolging van Christus betekent: Zo leven, dat alles
waartoe de ziel in de wereld is gezonden, volbracht kan worden. De ziel moet
elk ogenblik van haar leven op aarde op haar ware roeping gericht blijven,
opdat zij elke dag dichter bij de volbrenging van haar levenstaak kan komen.
De zesde zaligmakende les voor de zielen luidt
dus: Doorheen
Jezusÿ smachtende verzuchting "Het is volbracht" roept God elke ziel
ertoe op, dat zij zich over haar ware roeping, haar ware levenstaak, zou
bezinnen, en haar hele leven tot in de details zo zou inrichten dat
zij deze opdracht met een zo hoog mogelijke vruchtbaarheid kan
volbrengen. In de praktijk komt dit neer op een leven in volkomen dienst
aan God, voor een volkomen heiliging van de eigen ziel en een maximale bijdrage
tot de volbrenging van Gods grote Heilsplan voor alle zielen van alle tijden. In deze Laatste Tijden leert God de
zielen, dat de gouden weg hiertoe deze is van de totale, onvoorwaardelijke en
eeuwigdurende toewijding aan Maria als de Meesteres van alle zielen, in
toepassing van Haar onderrichtingen in de Wetenschap van het Goddelijk Leven. Er
is geen vruchtbaarder weg naar een rijke oogst dan deze.
Luisteren wij naar de verzuchting in het Hart van de
Verlosser:
Gebed: O
Vader, Mijn hele Leven als de Mensenzoon op deze aarde heb Ik geleid in het
volle bewustzijn dat Ik van U ben uitgegaan en dat Ik niet naar U terug zou
keren alvorens Ik alles zou hebben volbracht waartoe Ik in de wereld was
gezonden. Niets heb Ik achterwege gelaten om de mensenzielen Mijn Liefde te
bewijzen, deze Liefde in hen te zaaien, en het zaad te begieten met de Tranen
van Mijn verlangen naar hun Ware Geluk. Thans weet Ik dat het
volbracht is, want Ik heb alles gegeven wat Mijn Lichaam aan Goddelijk Leven in
Zich had gekregen, en Mijn Hart zal zich voor alle eeuwen over het zaad blijven
uitstorten. Geen werk van duisternis, of het zal ooit door Ons Licht worden
ontmaskerd en ontkracht. Geen ellende, of zij zal ooit worden opgenomen in de
Eeuwige Gelukzaligheid en Vrede, en in de Liefde waarin Ons Rijk op aarde
gedrenkt zal zijn. Het is volbracht voor alle tijden, en het zal volbracht zijn
in elke ziel, die met een oprecht hart zal verlangen om Ons toe te behoren, en
om van harte te kiezen voor het kruis in verloochening van de verlokkingen en
de dwaallichten der wereld.
7. "In Uw handen beveel Ik Mijn
Geest"
De
laatste ogenblikken van Jezusÿ Leven op aarde naderen. Hij heeft alles gegeven
wat Hij had. Op grond van Zijn Goddelijke natuur betekent dit, dat Hij de
mensheid letterlijk de volheid van Gods Gaven heeft bereid. Er is niets groters
dan de Verlossing, want zij opent voor de ziel de Eeuwige Gelukzaligheid. Jezus
geeft ook zichtbaar alles: Hij geeft Zichzelf aan de mensheid. Zoals
Hij de vorige avond Zijn Tegenwoordigheid bij de zielen heeft vereeuwigd in de
instelling van de Eucharistie, zo bekrachtigt Hij nu dit Sacrament door het
vergieten van Zijn laatste druppel Bloed, en door Zijn Lichaam prijs te geven
aan het Kruis, dat symbool staat voor de beproevingen van elk mensenleven op
aarde, voor de enige en Eeuwige Waarheid van God, voor de Verlossing, en voor
de dood van de zonde.
De laatste ogenblikken van Jezus aan het Kruis symboliseren
derhalve de volheid van de overgave van God aan Zijn mensenzielen, de volheid
van Zijn Liefde, en de belofte van de volmaakte en restloze overgang van het
sterfelijk mens-zijn in de vereniging met God: De lijdende mens kan precies
doorheen de kruisen van zijn levensweg één worden met God en met de volheid van
de ervaring van de ware, vlekkeloze Liefde.
In het bewustzijn dat Hij alles heeft volbracht, leert
Jezus de zielen nu het enige wat elk leven op aarde zijn ware zin geeft: de totale overgave aan God. In
Zijn woorden "Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn Geest" toont Jezus
dat de waarde van het mensenleven met al zijn beproevingen wordt ontsloten door
de toewijding van de ziel en van de hele voorbije levensweg, die zij in zich
heeft opgenomen, aan God. God zal deze leerstelling in deze Laatste
Tijden via Maria laten herhalen in Haar onderrichtingen over de Mariatoewijding
als gouden weg naar God. In de totale toewijding aan Maria als Meesteres van
alle zielen geeft de ziel gevolg aan de oproep van Jezus tot toewijding aan
Maria en tot overgave van de ziel aan God. De lijdende Verlosser Zelf
bekrachtigt in Zijn woorden, uitgesproken tijdens de bereiding van de
Verlossing, dat de waarde van een mensenleven wordt bekroond wanneer de ziel
zich met heel haar wezen en haar hele levensweg totaal aan Maria, en via Haar
aan God geeft. Alleen zo kan ook de ziel aan het einde van haar leven op aarde
zeggen: "Het is volbracht" en "in Uw handen beveel ik mijn geest
= alles wat ik ben, wat ik heb, en elk detail van het voorbije leven, dat ik
helemaal voor U heb geleefd".
De zevende zaligmakende les voor de zielen
luidt dus: Het leven
van de ziel op aarde verkrijgt zijn ware vruchtbaarheid slechts wanneer
dit leven aan God wordt opgedragen. De zielen die de lessen vanwege de
Meesteres van alle zielen in acht nemen, weten dat er geen betere weg bestaat
om dit te doen, dan de totale toewijding van hun hele leven en van hun hele
wezen aan Maria, Die deze allesomvattende offerande zal bekrachtigen en
aanvullen met Haar oneindige Liefde, en het geheel van dit dubbele offer aan
God overdraagt. De offerande van de ziel aan God maakt haar leven
vruchtbaar, maar wanneer Maria de ziel in Gods handen legt,
draagt deze offerande bovendien nog de geur van Mariaÿs heiligheid, en Haar
handtekening. Gods Barmhartigheid wordt op geen enkele wijze zo krachtig gewekt
dan door de offerande van een mensenleven en een ziel die onder Mariaÿs
heerschappij zijn gesteld, want Maria is het symbool voor de volkomen
overwinning op de duisternis en voor de volmaakte Liefde tot God.
Samenvatting
van de richtlijnen:
Zo leren wij uit de zeven Kruiswoorden van de Verlosser de
lessen die voor de zielen moeten dienen als richtlijnen op hun weg naar
de ontsluiting van de schat der Verlossing in zichzelf:
1.
Schenk totale en onvoorwaardelijke vergeving
aan hen die jegens U misdoen.
2.
Erken Uw eigen zwakheid, zondigheid en schuld
jegens God, wees rouwmoedig, geloof in Christus als de Verlosser, en koester
een oprechte hoop op de uiteindelijke Verlossing.
3.
Wijd U totaal en onvoorwaardelijk aan Maria
toe.
4.
Verlang onophoudelijk naar de voltooiing van
Gods Heilsplan.
5.
Wees in alle omstandigheden jegens al Uw
medeschepselen een spiegel van God, en maak Zijn Tegenwoordigheid voor hen
voelbaar.
6.
Bezin U over Uw ware roeping en levenstaak, en
tracht deze met de hoogste vruchtbaarheid te verwezenlijken.
7.
Gedenk Uw hele leven lang, maar vooral in Uw stervensuur,
dat U God toebehoort, en dat U naar Hem terugkeert door Hem Uw verlangen
daartoe te kennen te geven.
|