DE HEER KOMT WELDRA
Vertrouwen en
vreugde
Hoe troostend is het, na het verheven programma van
heiliging te hebben gezien waarnaar wij moeten streven, de prachtige teksten te
beschouwen van de liturgie van vandaag. Zij vormen een uitnodiging tot het
grootste vertrouwen op Gods hulp. Weldra
zal uw redding komen, waarom wordt ge door onrust verteerd? Ik zal u redden, Ik
zal u bevrijden, vrees niet... Zoals een moeder haar kinderen troost, zo zal Ik
u vertroosten, zegt de Heer. De Heer wil in ons geen angst of ontmoediging
opwekken. Hij stelt ons een verheven weg van heiligheid voor, maar laat ons ook
niet alléén. Hij snelt ons te hulp om ons te ondersteunen.
De Mis van vandaag geeft duidelijk Jezus' bedoeling te
kennen: niet alléén het volk van Israël redden, een klein getal uitverkorenen,
maar ook de heidenen en zelfs alle mensen. Zie
de Heer komt om de volkeren te redden. Laat ons dus vertrouwen hebben en
ons verheugen, volgens de wens van de H. Paulus: ‘Moge de God van de hoop u
vervullen met alle vreugde en vrede die het geloof u kan schenken, zodat gij
overvloeit van hoop door de kracht van de heilige Geest' (Rom. 15, 13). En om
onze hoop in Christus door tastbare feiten te prikkelen, toont het Evangelie
ons de grootheid van zijn werken: ...blinden zien, kreupelen gaan, melaatsen
worden gereinigd, doven horen, doden verrijzen, en aan armen wordt het
Evangelie verkondigd.
Er is geen enkele stoffelijke of zedelijke ellende die
Jezus niet kan genezen. Het enige dat Hij vraagt is dat we met geloof en met
verruimd hart tot Hem komen, vol vertrouwen op zijn almachtige en barmhartige
liefde.
Ingetogenheid en
versterving
In het Evangelie van vandaag stelt Jezus ons de sterke en
strenge figuur van de Doper voor ogen: Wat
zijt ge in de woestijn gaan zien?... Een man in zachte klederen gedost?...
Als wij onze harten op de komst van de Verlosser willen
voorbereiden, moeten wij ons van de aardse goederen onthechten, zoals de H.
Johannes de Doper. Johannes had alles verlaten en had zich in de woestijn
teruggetrokken, waar hij een leven van boetvaardigheid leidde. Zijn voorbeeld
nodigt ons uit ons terug te trekken in de inwendige woestijn van ons hart, ver
van de schepselen, om de komst van Jezus af te wachten in diepe ingetogenheid,
in stilte en eenzaamheid - voor zover onze plichten van staat dit toelaten.
Zelfs in dorheid of neerslachtigheid moeten wij in die verwachting volharden: Zie de Heer zal zich tonenÿ - zo zingen de
getijden van de dag - ,en Hij zal zijn belofte houden: als Hij wat talmt, laat
ons op Hem wachten, want Hij zàl komen en niet uitblijven.
Voegen we bij de inwendige ingetogenheid een sterkere geest
van boete en versterving: één of andere versterving in voedsel, rust of
kleding; één of ander lastig werk of iets wat onze natuur tegenstaat.
Als wij de zoete vreugden van Kerstmis willen smaken,
moeten wij er ons op voorbereiden door de gesteltenissen die de Kerk ons juist
vandaag uitnodigt te vragen: ‘Wij smeken U, Heer, ons te leren... de aardse
goederen te verachten en de hemelse lief te hebben'.
Heer, breng mij tot
zwijgen...
Gij, mijn Woord, mijn
Zaligmaker, hoe kan ik eraan twijfelen dat Gij op aarde komt om mij zalig te
maken en te heiligen? Zou ik niet vol hoop en vertrouwen tot U gaan, tot U die
niets hebt nagelaten om mij toch vooral maar uw oneindig barmhartige liefde te
betuigen? Uw menswording, uw geschrei als pasgeboren Kindje, uw nederig en
verborgen leven, uw apostolaat, uw wonderen, uw smartelijk lijden en uw dood,
uw bloed dat Gij vergoten hebt, is dat alles niet voldoende om mij aan uw
liefde te doen geloven en mijn hart voor het volledigste vertrouwen open te
stellen?
Mijn God, ik begrijp uw liefde voor mij wel... Ik
voel het, al had ik alle misdaden op mijn geweten die bedreven kunnen worden,
dan zou ik toch niets van mijn vertrouwen verliezen; met een hart dat breekt
van berouw zou ik mij in de armen van mijn Verlosser werpen. Ik weet dat Hij de
verloren Zoon liefheeft, ik heb zijn woorden tot Magdalena, tot de overspelige
vrouw en tot de Samaritaanse vrouw gehoord.
Neen, niemand kan mij schrik aanjagen, ik weet wat
ik van zijn barmhartige liefde moet denken. Ik weet dat dit ontelbaar aantal
beledigingen in een oogwenk zou verdwijnen, als een druppel water in een
brandende vuurpoel .
Met dit vertrouwen, Jezus, wil
ik mijn weg voortzetten en opnieuw met mijn povere pogingen beginnen.
Gij nodigt mij in deze advent
uit tot meer ingetogenheid, meer in- en uitwendige stilte, om naar uw stem te
luisteren en mij op uw komst voor te bereiden. Breng in mij tot zwijgen dat
voortdurend bezig zijn met nutteloze dingen, die tegenstrijdige stemmen van de
natuur, die eigenliefde en overgevoeligheid, heel dat verstrooiende drukke
gedoe van de verbeelding en alle nutteloze gedachten en zorgen.
Ik erken dat mijn geest en mijn
hart vaak lijken op een woeste zee, waarvan de golven zonder ophouden met
oorverdovend geraas heen en weer rollen. En toch, zo Gij het wilt, is één teken
van U voldoende om de kalmte te doen terugkeren en alles tot rust te brengen.
Ja, Gij leert mij begrijpen dat
inwendige stilte de onthechting van zichzelf en van de schepselen vereist en
zowel in- als uitwendige versterving gebiedt. Uit liefde tot U wil ik de
nieuwsgierigheid van ogen, oren, gedachten en verbeelding bedwingen en mijn
hartstochten tot zwijgen brengen.
Gij, eeuwig Woord, mijn
Verlosser, trek al mijn krachten tot U, houd mijn inwendige blik vast op U
gericht, zodat ik niets meer kan zoeken en beluisteren dan U, Eeuwig Woord van
mijn eeuwige God!
Br. Hendrikus o.c.d.
Karmelgemeenschap-Bierbeek
Bron: Van Hart tot Hart, 1962
Gabriel van de H. Maria
Magdalena o.c.d.
|