De grote
waarde van het H. Kruisteken

Het H. Kruisteken maken wij veel te vaak onnadenkend. Met
deze uitleg hoop ik, dat wij bewust
worden, hoe grote betekenis het maken van het Kruisteken is.
Het Kruisteken is een akte van geloof. Als wij zeggen ¥In
de naam van..." betekent dat : voor, op last van, ten bate van... Met de
woorden van het kruisteken geven wij dus te kennen dat wij iets voor de
drie-ene God willen doen ; en dat kunnen wij krachtens de opdracht van ons
doopsel waarin God, de Vader, de Zoon en de heilige Geest Zich aan ons weg
schonken en wij aan hen gingen toebehoren.
Hierdoor verrichten we een grote akte van het Geloof in
God, een akte van hoop op God, en …zo wij het willen … ook een akte
van liefde tot God.
Wij belijden door het Kruisteken, ons H. Geloof en bereiken
meteen de H.Drieëenheid of worden in haar goddelijke tegenwoordigheid gesteld.
Wij willen het verrichten ¥in hun naam", dat is zonder
meer in Hen, in de Vader, de Zoon, en de heilige Geest, in hun tegenwoordigheid
verwijlend, opgenomen zoals wij zijn in het leven van de drie goddelijke
personen die hun verblijf in ons hebben genomen.
Wij spreken Hen niet rechtstreeks aan met het Kruisteken.
Toch blijft het uitspreken van hun namen niet in ons besloten. Wij worden ons
van hun tegenwoordigheid bewust en wij weten dat zij ons horen. Het noemen van
hun namen bereikt Hen. Er is contact, vluchtig, maar genoeg om even de
grauwheid van de dag met de vreugde van het indachtig worden van hun
onuitsprekelijk innig nabij-zijn te doorbreken ; genoeg om wat wij met een Kruisteken
beginnen, aan hen op te dragen en daardoor onszelf aan Hen toe te wijden.
Beschouwd in de woorden die wij erbij uitspreken, is het Kruisteken
een toewijding aan de heilige Drievuldigheid. Het is telkens een concreet
bijtreden van onze in het doopsel ontvangen bestemming om aan de drie-ene God
toe. te behoren, om ons voortdurend aan Hem weg te schenken : uit wederliefde
tot Hem toch, die — grenzeloze liefde is het — ons deelachtig maakte aan zijn
leven van Vader, Zoon en heilige Geest. Door het Kruisteken dragen wij telkens
weer, en stuk voor stuk, onze dagelijkse werkzaamheden en kortere
tijdsgedeelten van ons leven aan Hen op.
Daarbij vouwen wij onze handen niet zoals voor het gebed.
Het handgebaar dat ik maak tekent het kruis. Het brengt mij Jezus' Kruisoffer
te binnen. En ik verneem de uitnodiging die daarvan uitgaat. Bij elk Kruisteken
dat ik maak, word ik opgeroepen tot het offer. En dat teken over mij leggend
geef ik, als volgeling van Jezus, aan mijn God te kennen, het offer te willen
brengen dat van mij wordt gevraagd zowel om mijn éénheid met Jezus, als om het
onschatbaar bezit van de heilige Drievuldigheid dat Hij door zijn Kruis voor
ons heeft verdiend.
Hoe treffend horen dan ook in het Kruisteken de
trinitarische formule en het teken samen. Immers, terwijl wij God noemen, de
Vader, de Zoon en de heilige Geest, terwijl wij beluisteren wat onze intimiteit
met Hen aan uitnodiging behelst en wij ons derhalve aan Hem toewijden, tekenen
wij ons met het Kruis. En zie, het antwoord op de uitnodiging, die zoals reeds
gezegd, ook daarin, nl. in dat zich tekenen en terugdenken aan Jezus' Kruisoffer,
ligt bevat, kan niet anders, dan weer een toewijding zijn : wij schenken ons
weg aan de Vader, de Zoon en de heilige Geest door bereid te zijn Hen ook in
het pijnlijk offer toe te behoren.
Zo is dus het Kruisteken een toewijding aan de heilige
Drievuldigheid, zowel .om de woorden die wij erbij uitspreken als om het
handgebaar dat wij maken. Er is geen dissonantie tussen beide. De twee
elementen kunnen in één blik van onze aandacht worden omvat.
Ieder Kruisteken als toewijding gemaakt, zendt ons telkens
opnieuw de richting uit waarin wij bij ons doopsel werden geplaatst. Het is
telkens het beamen van onze bestemming die wij toen hebben ontvangen. Het
bevestigt ons in ons gericht staan, niet slechts op God, maar op onze God van
liefde; want alles is altijd bestemd geweest zonder meer voor God. Thans echter
zijn wij als zijn uitverkorenen bestemd voor de Drie-ene, dat is voor de God
die Zich in liefde aan ons heeft meegedeeld.
Elk Kruisteken tast aldus onze zelfzucht aan, dat
wanordelijke gericht zijn op onszelf. Ons de liefde van onze God voor de geest
brengend, lokt het telkens een nieuw antwoord van wederliefde uit. Elk Kruisteken
maakt telkens edelmoedigheid vrij, zoveel als nodig is om eens te meer aan onze
zelfzucht te ontkomen. Daarom moest ieder Kruisteken voldoende zijn om
momenteel de bekoring te verdrijven, om al het troebele in ons op te lossen en
een opdracht van liefde en innerlijke vrede op te bouwen.
Wanneer wij het Kruisteken bewust als een toewijding maken,
stellen wij eenzelfde godsdienstige daad als de eerste christenen, toen deze
zich met de wijsvinger of met de duim een kruisje op het voorhoofd schreven. Zij
kenden rondom zich het gebruik van het merken. Het was over de hele oude wereld
verspreid. Slaven droegen het zegel van hun meester gebrandmerkt, bij voorbeeld
op de arm, zodat zij bij ontvluchting herkend en gegrepen konden worden. Ook in
de heidense godsdiensten was het merken veelvuldig toegepast. Om zich bij
voorbeeld aan Baal of Dionysius openlijk toe te wijden, kerfden de aanhangers
van deze erediensten het teken van hun god op het voorhoofd of in de hand. (waar
doet dat ons aan denken?) Zij verklaarden zich daardoor tot eigendom van deze
godheden en stelden zich meteen onder hun bescherming. Het was een echt
godsdienstige daad, vanuit een dwalende godskennis. Hoe vanzelfsprekend moet
het dan voor de eerste christenen niet geweest zijn, dat zij zich het teken van
h u n God, het Kruis, als zijn zegelmerk, in geestelijke zin op het
voorhoofd gingen drukken . Zij gaven erdoor te kennen dat zij zijn dienaars
waren en Hem toebehoorden als zijn eigendom, zoals slaven hun meester. (denk
ook aan het teken van het askruisje)
Dat begrip was hun vanuit het Oude Testament zeer
vertrouwd. Zij vonden het o.a. terug in Ezechiëls visioen van de man in wit
gewaad met het schrijfgerief, die de dienaars van Jahwe, tot hun behoud, op het
voorhoofd merkte met de Tau (Ez. 9, 4-6). Deze Hebreeuwse letter werd met twee
elkaar snijdende lijntjes geschreven, als een kruisje dus, de eenvoudigste
figuur, die op de eerste plaats als teken en merk dienst doet, waarom deze
letter dan ook Tau, d.i. ¥teken" werd genoemd. Eigenlijk had het in
Ezechiëls visioen dan ook om het even welk teken kunnen zijn. Voor de
christenen echter was het letterteken, de kruisfiguur. De joden vroegen zich af
waarom het kruis het teken van God zou zijn. Zij vonden het antwoord niet.

Franciscus leerde het Tau-teken waarschijnlijk kennen bij
de Antoniusbroeders. Dat waren melaatsenverplegers die een grote Tau op hun
kleed droegen als teken van hun toewijding aan God en aan de mensen. Tau is de
laatste letter van het Hebreeuwse alfabet, die de vorm van een kruis had. In
1215 plaatste paus Innocentius III de kerkelijke vernieuwing van zijn tijd
onder dit teken: "De Tau heeft de vorm van het kruis voordat Pilatus er
het opschrift op liet aanbrengen. De Tau is het teken van de mensen die in hun
leven de uitstraling van het kruis laten zien." Dat was voor Franciscus
waarschijnlijk het motief om zelf de Tau te gaan gebruiken.
In het Boek der Openbaring komt de beeldspraak van het
bezegelen herhaaldelijk voor. Maar hier wordt dat teken van God, zijn
zegelmerk, meestal gezegd een naam te zijn, de naam van God, van de stad Gods,
van het hemelse Jeruzalem, enz. ". Teken en naam komen echter op hetzelfde
neer. Daarom was ook voor de christenen het teken van het Kruis en de naam van
God hetzelfde. Ons kan het verwonderen en omwille van de rijkdom van gedachten.
die het oproept als een geniale zet voorkomen, dat zij het Kruisteken met een
trinitarische formule zijn gaan verbinden; voor hen was dat vanzelfsprekend.
Het ene zowel als het andere voelden zij duidelijk aan als het eigendomszegel
van God waarmee zij te kennen gaven dat zij zich algeheel aan Hem wegschonken.
Het Kruisteken is geen meditatie. Toch mogen wij het niet
te vlug maken. Anders kunnen onze geest en ons hart niet volgen. Zulke
waardevolle dingen mogen wij niet door gewoonte laten afstompen. De zorg die
wij eraan besteden zal ons niet vermoeien. Integendeel, elk Kruisteken roept
ons even een halt toe in het ondoordacht voorthollen door de dag. Het laat ons
toe onze krachten weer te verzamelen. En hoe zou iemand zijn werk aan de
heilige Drievuldigheid kunnen opdragen en slecht werk presteren?
Op één aspect van het Kruisteken moge nog bondig gewezen
worden. Het Kruisteken is een opdracht aan de drie-ene God, zo werd gezegd. Wij
schenken ons aan Hem weg. Wij erkennen dat wij Hem algeheel toebehoren;
niet slechts als schepsels maar tevens als verlosten, door Jezus' Kruisoffer
vrijgekocht van de slavernij van de zonde. Tegelijk daarmee kunnen wij ons aan
zijn almachtige bescherming wegschenken. Terwijl wij ons aan de drie-ene God
toewijden, kunnen wij een beroep op Hem doen, die toch zijn verblijf in ons
heeft genomen en met het Bloed van de Zoon ons heeft verlost, dat Hij ons
behoedt voor alle gevaren, tegen alle bedreiging naar lichaam en ziel en
tenslotte tegen de duivel, die de zonde in de wereld bracht en daarmee de
oorzaak van alle kwaad. Wat een heilzame discipline heeft de Kerk met het Kruisteken
ons ter beschikking gesteld!
Tertullianus drukte dan ook zijn geloofsbroeders op het
hart: ¥Bij iedere schrede, bij het binnentreden en het buitengaan, bij het
kleden, het aantrekken van onze schoenen, bij het baden, aan tafel, bij het
ontsteken van het licht, bij het slapen gaan, bij het gaan zitten, bij elke
beweging laten wij ons het 'teken' op het voorhoofd schrijven" . En op de
vraag ¥Wanneer behoort men het heilig Kruisteken te maken?", antwoordde de
oude ¥Mechelse Catechismus met uitleg": ¥Vóór het opstaan, slapen gaan en
alle andere werken, vóór en na het eten en niet het minst als men enige
kwelling of bekoring heeft of gevoelt". De taal is wat verouderd, de
waarheid die het uitdrukt niet. Door zijn eenvoud, zijn rijke betekenis en door
het veelvuldig gebruik is het Kruisteken van aard ons christelijk leven machtig
ten goede te beïnvloeden.
Het Kruisteken herinnert ons ten slotte aan de zin van ons
leven:
Want de uiteindelijke zin van ons leven is
God te kennen, te beminnen en te dienen, zoals de
catechismus zegt,
om daardoor het eeuwig leven te verkrijgen en voor altijd
bij God gelukkig te zijn.
Het gebaar van het Kruisteken maakt ook dit duidelijk;
Voor het kennen van God wijzen wij op het
hoofd,
voor het beminnen van God op het hart
en voor het dienen op de schouders of armen.
(Gedeelte uit het tijdschrift
Emmaus 1983 nr 6)
Het ritueel gebaar van het H.Kruisteken,
volgens Kan. Aug.Croegaert;
In de eerste christen eeuwen placht men het H. Kruisteken
te maken op het voorhoofd met één vinger, namelijk de rechterduim of
wijsvinger.
Reeds sinds de II eeuw was het Kruisteken in de Liturgie
gebruikelijk geworden.
De Apostolische Verordeningen (IVe eeuw) zijn de eerste
getuigen van het H. Kruisteken in de H. Mis, namelijk bij de aanvang van de
dankzegging door de bisschop.
Betreffende het groot Latijnse Kruisteken, zoals wij het
plachten te maken, dagtekent het oudste tot nog toe bekende getuigenis uit een
Gebedenboek.
Paus Innocentius III († 1216) beschrijft zeker het groot Kruisteken
waar hij zegt : « a superiori descendat in inferius et a dextra transeat ad
sinistram ». ( laten we het van boven naar beneden afdalen en van rechts naar
links)
Hieruit blijkt dat in die tijd de dwarslijn van het Kruisteken
getrokken werd niet van de linker- naar de rechterschouder, maar omgekeerd,
zoals de Orthodoxen in het oosten heden nog doen.
Nochtans, was toen reeds onze doen wijze van de linker-
naar de rechterschouder in zwang en deze wordt officieel voorgeschreven door het
Missaal.
Belijdenis van geloof en vertrouwen.
Als dusdanig is het ritueel gebaar van het Kruisteken een
verheven belijdenis van geloof en van vertrouwen.
Immers, het Kruis betekent Christus de Gekruiste,
het mensgeworden Woord, de Zaligmaker, die de wereld verlost heeft al
stervend op het Kruis.
Door zijn Kruis heeft de Heer voor ons alle
genadeschatten verdiend.
En op die oneindige verdiensten van zijn
Kruisdood doen wij gelovig en betrouwvol beroep.
Wij beelden die Kruisdood van de Zoon Gods uit op ons zelf
vóór Gods aanschijn en zodoende herinneren wij de Vader eraan dat « Hij
de wereld zozeer heeft liefgehad, dat Hij zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft
opdat al wie in Hem gelooft, niet zou omkomen maar eeuwig leven hebben » (Joh.3,
16). Wij herinneren de Zoon eraan, dat Hij uit liefde voor ons gestorven
is, om ons deelachtig te maken aan zijn godheid. Wij herinneren de H. Geest
eraan, dat het door Hem is dat de Zoon Gods Zichzelf onbesmet aan God heeft
opgedragen, om ons geweten te reinigen van dode werken en de levende God te
dienen. (Hebr. 9, 14).
Door het Kruisteken op onszelf uit te beelden belijden wij
dat wij gedompeld, « gedoopt »
werden in Christus de Gekruiste en ook de Verrezene, d.w.z. dat wij in
Hem waarlijk gestorven zijn aan de erfzonde en aan alle kwaad en
verrezen zijn tot zijn goddelijk genadeleven; dat wij als gedoopte tot zijn
levende ledematen en medebroeders geworden zijn, solidair met het Hoofd, met
Christus gekruisigd op het hout (Gal. 2, 20), voortaan « van Hem zijnde,
ons vlees willen kruisigen met zijn driften en begeerlijkheden » (Gal. 5,
24) ten einde eens met Hem zijn glorie te delen in de Hemel.
Genade, leven, verlossing, eeuwig heil, lidmaatschap met
Christus en goddelijk Kindschap door het H. Doopsel, door de deelachtigheid aan
de verlossende Kruisdood en de heilwekkende opstanding van de voor ons
mensgeworden tweede Persoon der H. Drievuldigheid : wat al verheven mysteriën
in één wenk opgewekt, met diep geloof beleden en onwankelbaar vertrouwen
vooropgezet in het eenvoudig gebaar van het H. Kruisteken !
In de Dooprites zegt de priester: ´Ontvang het teken van
het Kruis, zowel op het † voorhoofd als op het † hart; omhels het geloof
der hemelse geboden, en gedraag u zo, dat gij voortaan Gods tempel kunt zijn...»
(Rit. Rom.)
Overheerlijk luiden deze wijdingsformule, die gans het
programma van het christelijk leven afwikkelen:
- Ik teken u
op het voorhoofd, opdat gij het Kruis van de Heer zal ontvangen,
- Ik teken u
op de oren, opdat gij de goddelijke geboden zal horen,
- Ik teken u
op de ogen, opdat gij Gods heerlijkheid zal aanschouwen,
- Ik teken u
op de neus, opdat gij de zoete geur van Christus zal ruiken,
- Ik teken u
op de mond, opdat gij de woorden des levens zal spreken,
- Ik teken u
op de borst, opdat gij in God zal geloven,
- Ik teken u
op de schouders, opdat gij het juk van zijn dienst zal opnemen,
- Ik teken u
geheel in de naam van de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest, opdat
gij het eeuwig leven zal bezitten en leven in de eeuwen der eeuwen Amen.
Laten we nog eens deze plechtigheid tot ons doordringen en
zie de verheven betekenis van het Kruisteken.
Indrukwekkend is de hulde, bij aanvang van de H.Mis, van de
H.Drievuldigheid, waarmee het H. Kruisteken gebaard gaat en daarom moeten wij
daar ook bijzondere aandacht aan schenken.
Eigenlijk begint de H.Mis met het maken van het Kruisteken
bij aanvang van het Introïtus.
Vroeger werden de voetgebeden in de sacristie gedaan. Bij
het concilie is daar eenheid in gekomen.
Dus voortaan niet maar zoals we vliegenvangen, maar met
meer eerbied en doordacht het H. Kruisteken maken. Dus niet haastig, verminkt
gebaar, waarvan men niet weet wat het eigenlijk moet betekenen. En maak dit
Kruisteken ook bij het eten in een restaurant, getuig van uw christen zijn.
Velen schamen zich.
Romano Guardini concludeert in zijn boekje over de symbolen
(1922-1923);
Concentreer je. Leg al je gedachten en je hele gemoed in
dit teken, zoals het gaat van voorhoofd tot borst, van schouder tot schouder.
Dan voel je: het omvat je helemaal, met lichaam en ziel. Het maakt je één, het
zegent je, heiligt je. Waarom? Het is het teken van het Al en het teken van de
verlossing. Aan het Kruis heeft onze Heer alle mensen verlost; de geschiedenis,
de wereld.
Br. Hendrikus dec. 2021
Karmelgemeenschap-Bierbeek
|