Troy Black: Ik zag
een vijver en er waren gevallen blaren op het heldere water, maar er was niets
in het water dat het water bezoedelde. Er was een aanlegsteiger en ik keek in
het water en ik zag duizenden en duizenden vissen die allen hetzelfde
eruitzagen in het water. Ze zwommen rond in het midden van de bodem van de
vijver. Er was een vorm van een kruis op de bodem te zien, en ze zwommen rond
dit kruis. Ik keek rond mij en aan de rechterkant stond op een heuvel een grote
machine met motoren. Maar ik zag dat de machine volledig verroest was. Er
werkte niets meer. De grote machine rolde tot in de vijver tot ze volledig
ondergedompeld was. Ik voelde dat de H. Geest mij zei dat de machine de
religieuze geest was in het Lichaam van Christus. Het is de religieuze
denkrichting dat we toegestaan hebben ons te leiden. Het heldere water dat ik
zag was het levende Water waar Jezus over sprak. De enige manier waarin we
kunnen leven is in dat water. Al de vissen die daar zwommen deden me denken aan
de profetie van Ezechiël 47:
Ezechiël
had gezien dat er water uit de tempel kwam. Het begon als een miezerig
stroompje, maar het werd een kolkende en bruisende rivier. De profeet zag dat
dit water leven geeft. Aan de vissen in de rivier, aan de bomen op de oevers en
zelfs aan de Dode Zee. Dit tempelwater heeft levenskracht.
De man
zei tegen Ezechiël: Dit water stroomt door de oostelijke landstreek, dan naar
beneden de Jordaanvallei in, en mondt uit in de Dode Zee. Wanneer het de zee in
stroomt wordt het water daar zoet. Het zal er wemelen van levende wezens,
overal waar de rivier stroomt komt leven, er zal vis zijn in overvloed. Als dit
water in de Dode Zee aankomt wordt het water daar zoet; overal waar de rivier
stroomt komt leven. Van Engedi tot En-Egaïm zullen er vissers staan, en er
zullen droogplaatsen voor netten zijn. Er zullen net zoveel soorten vis zijn
als in de Grote Zee.
Dit
levend water is eerst en vooral voor degenen die wedergeboren zijn en die Jezus
Christus, hun Heer en Redder hebben gemaakt.
Ten
tweede krijgen we dit enkel op dagelijkse basis wanneer we voor God komen,
gebaseerd op Zijn genade en niet op wat we hebben gedaan. Onze werken geven
geen toegang tot de Vader. (Noot Claudia: het zijn niet onze werken die tellen,
maar wat God in ons bewerkt en in onze daden volgens Zijn Wil (zie Luisa
Piccarreta))
Ten
derde moeten we er ons van bewust zijn dat we gered zijn DOOR HET BLOED VAN
JEZUS CHRISTUS VOOR ONS. Wij kunnen niets zonder Gods genade en wij moeten
beginnen met onze nietigheid te erkennen. En wat onze zondige wegen betreft
moeten we de hulp van de H. Geest inroepen om verandering, bekering teweeg te
brengen.
|